Gemeenschappelijke Regeling Regio De Vallei (01-04-2024)

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALINGEN

  • a.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de regio.

  • b.

    Colleges: de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de regio.

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland.

  • e.

    Gemeenten: de rechtspersonen achter de deelnemende bestuursorganen, bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • f.

    Raden: de raden van de gemeenten waarvan de colleges deelnemer zijn aan deze regeling.

  • g.

    Regio: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2.

  • h.

    Voorzitter: de voorzitter van Regio De Vallei.

  • i.

    Regiosecretaris: de secretaris van het bestuur als bedoeld in artikel 39 van deze regeling.

ARTIKEL 2 OPENBARE LICHAAM

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd "Regio De Vallei".

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Ede.

  • 3.

    Het werkgebied van de regio omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

ARTIKEL 3 DOEL EN TAKEN

  • 1.

    De regio regio heeft tot doel in het belang van de deelnemende gemeenten een doelmatige en uit oogpunt van milieuhygiëne verantwoorde wijze van verwerking van huishoudelijke afvalstoffen en grondstoffen.

  • 2.

    De regio heeft tot taak:

  • a.

    het gezamenlijk aanbesteden, contracteren, beheren en beëindigen van contracten ten aanzien van de daarvoor door de deelnemende gemeenten aan te wijzen onderdelen van de verwerking van huishoudelijk afval;

  • b.

    het afstemmen en in samenwerking ontwikkelen van beleid, uitwisselen van kennis en ervaring en adviseren over huishoudelijk afval ten behoeve van de deelnemende gemeenten.

ARTIKEL 4 BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Aan het bestuur van de regio worden geen bevoegdheden overgedragen.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen bevoegdheden worden overgedragen, indien alle deelnemers daartoe eensluidend besluiten en het algemeen bestuur instemt met de overdracht van bevoegdheden.

  • 3.

    Voor de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 3 kunnen de colleges mandaat verlenen aan het bestuur van de regio, alsmede aan de regiosecretaris. Het betreffende bestuursorgaan stemt in met de mandaatverlening. Voor mandaatverlening aan de regiosecretaris is de instemming van het algemeen bestuur vereist, onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL 5 ZIENSWIJZEN

  • 1.

    1. Voorgenomen besluiten van het algemeen bestuur, die politiek en/of maatschappelijk gevoelige beleidsvoornemens bevatten en/of voor de deelnemende gemeenten ingrijpende financiële gevolgen kunnen hebben, worden door het dagelijks bestuur voor zienswijzen voorgelegd aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    2. Het dagelijks bestuur stelt een redelijke termijn voor het geven van zienswijzen door de gemeenteraden.

ARTIKEL 6 INSPRAAK

  • 1.

    Gezien de aard van de regeling, waarin geen bevoegdheden door de gemeentebesturen zijn overgedragen aan het bestuur van de Regio, en gezien de mogelijkheid van het indienen van wensen en bedenkingen en zienswijzen door de raden op grond van artikel 11, wordt de regeling van inspraak voor ingezetenen van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid overgelaten aan de gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd petities van ingezetenen van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten in ontvangst te nemen en te betrekken bij de voorbereiding van besluiten.

  • 3.

    Indien petities betrekking hebben op bevoegdheden of taken van andere bestuursorganen, leidt het algemeen bestuur deze door naar de betreffende bestuursorganen.

ARTIKEL 7 BESTUURSORGANEN

De regio kent de volgende bestuursorganen:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter.

ARTIKEL 8 SAMENSTELLING EN STEMRECHT ALGEMEEN BESTUUR

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit vijf leden.

  • 2.

    Ieder college van de deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 4.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 5.

    Voor ieder lid van het algemeen bestuur wijst het betreffende college tevens een plaatsvervangend lid uit zijn midden aan.

ARTIKEL 9 BEËINDIGING LIDMAATSCHAP EN OPVOLGING

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur houdt op lid te zijn, wanneer hij ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 2.

    Het college kan het lid dat het heeft aangewezen ontslag verlenen.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats in het algemeen bestuur openvalt, beslist het betreffende college zo spoedig mogelijk over de aanwijzing van een nieuw lid.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

ARTIKEL 10 VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt, of het door tenminste twee leden van het algemeen bestuur schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren worden gesloten wanneer een van de aanwezige leden daarom verzoekt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

ARTIKEL 11 IMMUNITEIT

De leden van het bestuur van de regio en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.

ARTIKEL 12 ONVERENIGBARE BETREKKINGEN

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege de regio dan wel door of vanwege een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Deze bepaling is niet van toepassing op:

  • 1.

    ambtenaren van de burgerlijke stand;

  • 2.

    hen die als vrijwilliger niet bij wijze van beroep hulpdiensten verrichten;

  • 3.

    onderwijzend personeel.

ARTIKEL 13 BESLUITVORMING ALGEMEEN BESTUUR

  • 1.

    In de vergadering van het algemeen bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 6.

    Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel dan beslist de stem van de voorzitter.

ARTIKEL 14 REGLEMENT VAN ORDE ALGEMEEN BESTUUR

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

ARTIKEL 15 SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, te weten de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur houdt op lid te zijn wanneer hij het lidmaatschap van het algemeen Bestuur verliest.

ARTIKEL 16 VERGADERINGEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal.

  • 2.

    De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

  • 3.

    De voorzitter maakt dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.

  • 4.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 5.

    Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

ARTIKEL 17 BESLUITVORMING DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste twee leden tegenwoordig zijn.

  • 2.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 3.

    Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 5.

    Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur aan de leden van het algemeen bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzagelegging kan worden volstaan.

ARTIKEL 18 REGLEMENT VAN ORDE DAGELIJKS BESTUUR

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

ARTIKEL 19 TIJDELIJKE COMMISSIES VAN ADVIES

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het algemeen bestuur van advies dienen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het dagelijks bestuur van advies dienen.

  • 3.

    De voorzitter kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij hem van advies dienen.

ARTIKEL 20 BEVOEGDHEDEN ALGEMEEN BESTUUR

  • 1.

    Regelingen worden, onverminderd het bepaalde in artikel 4, door het algemeen bestuur vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door het algemeen bestuur krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

ARTIKEL 21 OVERDRACHT VAN BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur zijn bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in elk geval niet de bevoegdheid overdragen tot:

  • a.

    het vaststellen of wijzigen van de begroting, bedoeld in artikel 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    het vaststellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de regio;

  • d.

    het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de regio.

  • 3.

    Het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid, verbindt niet dan wanneer het is bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door het dagelijks bestuur door plaatsing in de gemeentebladen van de gemeenten, dan wel, bij gebrek daarvan, door opneming in een andere door de gemeenten algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.

  • 4.

    Het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid ligt voor een ieder kosteloos ter inzage op de gemeentesecretarie van de verschillende gemeenten of op een andere door het algemeen bestuur te bepalen plaats.

  • 5.

    Een ieder kan op zijn verzoek een afschrift verkrijgen van het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL 22 VERANTWOORDINGS- EN INFORMATIEPLICHT GEMEENTERADEN

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur voorziet de raden van de deelnemende gemeenten van alle inlichtingen die zij voor de uitoefening van hun taken nodig hebben.

  • 2.

    Vragen van raadsleden worden door het Dagelijks Bestuur binnen vier weken schriftelijk beantwoord.

  • 3.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen, de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen over het door hem gevoerde beleid.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de gemeente waartoe het college behoort dat het lid heeft aangewezen.

  • 6.

    Aan de verplichtingen op grond van het eerste, derde, vierde en vijfde lid wordt uitvoering gegeven aan de hand van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad dan wel het college van de betreffende deelnemer.

ARTIKEL 23 BEVOEGDHEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de bevoegdheden van artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regio berust bij het dagelijks bestuur voor zover niet bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

ARTIKEL 24 RECHTSGEDINGEN

  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen, tot het procederen in eerste aanleg in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de regio of aan het bestuur van de regio hetzij een recht van beroep hetzij een recht van bezwaar toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van de aangevochten beslissing of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 4.

    Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt. Het algemeen bestuur heeft deze mogelijkheid, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat.

ARTIKEL 25 INFORMATIE EN VERANTWOORDINGSPLICHT AAN ALGEMEEN BESTUUR

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

ARTIKEL 26 BEVOEGDHEDEN VOORZITTER

  • 1.

    De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de regio.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte. Hij kan met instemming van het dagelijks bestuur de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.

ARTIKEL 27 INRICHTING JAARSTUKKEN

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gestelde regels.

ARTIKEL 28 INHOUD BEGROTING

  • 1.

    Voor alle taken en activiteiten brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die het naar verwachting kan aanwenden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.

  • 3.

    Ten laste van de regio kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

  • 4.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

ARTIKEL 29 ONTWERPBEGROTING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient de algemene en financiële kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regio en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting vóór 15 april en twaalf weken voordat de begroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    De ontwerpbegroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raden zijn aangeboden, voor eenieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennisgegeven. De colleges zijn hiervoor verantwoordelijk.

ARTIKEL 30 VASTSTELLING BEGROTING

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting vergezeld van de in artikel 28, tweede en vierde lid, bedoelde stukken, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

ARTIKEL 31 WIJZIGING VAN DE BEGROTING

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    De artikelen 29, derde en vierde lid, en 30, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Als de begrotingswijziging niet leidt tot een verandering van de in de begroting vastgestelde financiële verplichtingen van de gemeenten jegens de Regio of het betreft een begrotingswijziging ten behoeve van het verwerken van bij voorafgaande besluitvorming door de gemeenten uitdrukkelijk aanvaarde financiële verplichtingen jegens de Regio De Vallei, blijft lid 2 buiten toepassing.

ARTIKEL 32 VERPLICHTE UITGAVEN

  • 1.

    Verplichte uitgaven van de regio zijn:

  • a.

    de renten en aflossingen van de door de regio aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet of deze regeling aan de regio zijn opgelegd.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur weigert verplichte uitgaven op de begroting te brengen, doen Gedeputeerde Staten dit.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur bovendien weigert in voldoende dekking van in het eerste lid bedoelde uitgaven te voorzien, verminderen Gedeputeerde Staten daartoe hetzij het bedrag voor onvoorziene uitgaven, hetzij indien dit bedrag niet toereikend is, overige niet-verplichte uitgaven.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten dragen zo nodig aan de bevoegde ambtenaar de betaling op ten laste van de regio van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

ARTIKEL 33 JAARREKENING en JAARVERSLAG

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten de voorlopige jaarrekening en het jaarverslag van het voorgaande jaar.

  • 3.

    Het algemeen bestuur legt de in het eerste lid, alsmede de in artikel 34, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is, voor eenieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennisgegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

ARTIKEL 34 VASTSTELLING JAARREKENING EN JAARVERSLAG

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de regio.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat de in de jaarrekening opgenomen baten, lasten balansmutaties, die niet rechtmatig tot stand zijn gekomen, aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staan, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het algemeen bestuur binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij het algemeen bestuur gerezen bedenkingen.

  • 4.

    Indien het dagelijks bestuur een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt het algemeen bestuur de jaarrekening niet vast dan nadat het heeft besloten over het voorstel.

ARTIKEL 35 DECHARGE

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

ARTIKEL 36 INZENDING GEDEPUTEERDE STATEN

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van de overige in artikel 38 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan Gedeputeerde Staten. Het dagelijks bestuur voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van het algemeen bestuur over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 33, derde lid.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het dagelijks bestuur de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 33 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan Gedeputeerde Staten.

ARTIKEL 37 FINANCIELE REGELING

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze regeling waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De regeling bevat in ieder geval:

  • a.

    regels voor waardering en afschrijving van activa;

  • b.

    regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

ARTIKEL 38 CONTROLEREGELING

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regeling waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 33 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3.

    De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

  • a.

    de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

  • b.

    de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

  • c.

    de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 37 en

  • d.

    het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.

  • 4.

    Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

  • a.

    de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en

  • b.

    onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur en een afschrift daarvan aan het dagelijks bestuur.

ARTIKEL 39 INZENDING AAN GEDEPUTEERDE STATEN

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de regelingen, bedoeld in de artikelen 37 en 38, binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in artikel 37, eerste lid, worden gevoerd.

ARTIKEL 40 REGIOSECRETARIS

  • 1.

    Er is een regiosecretaris.

  • 2.

    De regiosecretaris wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing overgaan. Het dagelijks bestuur doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de regiosecretaris.

  • 4.

    De rechtspositieregelingen van de gemeente Ede zijn van overeenkomstige toepassing op de regiosecretaris.

ARTIKEL 41 TAKEN REGIOSECRETARIS

  • 1.

    De regiosecretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De regiosecretaris is in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 3.

    De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de regiosecretaris medeondertekend.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan aan de regiosecretaris of een andere regioambtenaar is opgedragen.

ARTIKEL 42 REGIOPERSONEEL

Het dagelijks bestuur is bevoegd om inhuur en/of detacheringsovereenkomsten af te sluiten met een van de deelnemende gemeenten of derden.

ARTIKEL 43 ARCHIEF PLICHT

  • 1.

    Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten wordt medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de regio.

  • 2.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van de regio.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de regio is de archiefbewaarplaats van de gemeente Ede aangewezen.

ARTIKEL 44 TOETREDING

  • 1.

    Een college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente kan tot deze regeling toetreden middels een daartoe strekkend besluit, na verkregen toestemming van zijn raad, overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Alle colleges moeten instemmen met de toetreding, na verkregen toestemming van hun raden, overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan algemene en specifieke voorwaarden verbinden aan toetreding. De algemene voorwaarden worden vastgelegd in een regeling.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de toetreding door de colleges alsmede het nieuw toetredende college is bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze.

ARTIKEL 45 UITTREDING

  • 1.

    Het voornemen tot uittreding van een college wordt bij aangetekende kennisgeving aan het Dagelijks Bestuur meegedeeld. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste 2 kalenderjaren in acht genomen vanaf het moment dat het besluit tot uittreden aan het Algemeen Bestuur is meegedeeld.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten.

  • 3.

    Op grond van het in het vorige lid bedoelde liquidatieplan besluit het college dat een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, of tot uittreding wordt overgegaan. Het college besluit hier niet toe dan nadat het toestemming heeft gekregen van zijn raad als bedoeld in artikel 1, vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Wanneer toepassing wordt gegeven aan het derde lid, stelt het Algemeen Bestuur het liquidatieplan vast. De in het liquidatieplan omschreven financiële verplichtingen zijn voor het uittredende college bindend met dien verstande dat een geschil over het liquidatieplan en de daarin omschreven financiële verplichtingen overeenkomstig artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen aan Gedeputeerde Staten kunnen worden voorgelegd.

  • 5.

    Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor hem omschreven financiële verplichtingen te voldoen.

  • 6.

    De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

ARTIKEL 46 WIJZIGING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de colleges.

  • 3.

    De colleges van burgemeester en wethouders zenden het ontwerp van de gewijzigde regeling aan de raden van de deelnemende gemeenten, die daarop binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen.

  • 4.

    Wijziging kan geschieden nadat alle colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 5.

    Een college kan slechts voor wijziging stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft gekregen, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6.

    De wijziging bepaalt zelf wanneer deze in werking treedt, met in acht neming van het hierom bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

ARTIKEL 47 OPHEFFING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot opheffing van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het voorstel aan de colleges.

  • 3.

    Opheffing kan geschieden nadat de colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 4.

    Een college kan slechts voor opheffing stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft verkregen als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op, dat bindend is voor de colleges.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de regio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 7.

    Het bestuur van de regio blijft, zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling, in functie voor zover dit tot vereffening van het vermogen noodzakelijk is totdat de liquidatie is voltooid. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.

ARTIKEL 48 DUUR VAN DE REGELING

De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

ARTIKEL 49 INWERKINGTREDING

  • 1.

    Deze herziening van de regeling treedt in werking op 1 april 2024.

  • 2.

    Het bestuur van de gemeente Ede zorgt voor bekendmaking van wijziging van de gemeenschappelijke regeling in alle deelnemende gemeenten door kennisgeving van de inhoud van de regeling in de Staatscourant.

ARTIKEL 50 INZENDING

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede is belast met de inzending van deze regeling aan het college van gedeputeerde staten van Gelderland.

 

Deze regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling Regio De Vallei".

 

Vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Barneveld

Namens deze,

J. van der Tak, burgemeester

W. Wieringa, gemeentesecretaris

Datum 25 maart 2024

Vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Ede

Namens deze

mr. L.J. Verhulst, burgemeester

drs. R.F. Groen MPA, gemeentesecretaris

Datum 5 maart 2024

Vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijkerk

Namens deze

G.D. Renkema, burgemeester

J.G. de Jager, gemeentesecretaris

Datum 12 maart 2024

Vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Scherpenzeel

Namens deze,

M. Theunissen, burgemeester

R. 't Hoen, gemeentesecretaris

Datum 26 maart 2024

Vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Wageningen

Namens deze,

F. Vermeulen, burgemeester

J. de Wit, gemeentesecretaris

datum 25 maart 2024

Naar boven