Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Voorne aan Zee 2024

De burgemeester van de gemeente Voorne aan Zee,

 

Gelet op;

 

  • de Algemene Plaatselijke Verordening Voorne aan Zee 2024 artikel 2:59;

  • de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3 lid 4, Titel 4.3 (beleidsregels), Titel 5.3 (herstelsancties);

  • de Gemeentewet, artikel 125 lid 3;

Overwegende dat;

 

  • onder beleidsregel wordt verstaan een bij besluit vastgestelde algemene regel omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

  • de burgemeester op grond van artikel 4:81, eerste lid, Awb beleidsregels vast kan stellen met betrekking tot een hem toekomende bevoegdheid;

  • de burgemeester van deze mogelijkheid met deze beleidsregels gebruik maakt;

  • er in de gemeente meermaals (bijt)incidenten met honden hebben plaatsgevonden;

  • het om die reden gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Voorne aan Zee 2024, hierna APV;

En overwegende dat;

 

  • dit beleid onverlet laat dat de burgemeester naast de in deze beleidsregel uitgewerkte bevoegdheden op grond van artikel 172, derde lid, Gemeentewet bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde;

  • deze beleidsregels expliciet niet zien op deze bevoegdheid;

  • dit beleid onverlet laat dat in artikel 6:1 APV een strafbepaling is opgenomen voor het overtreden van artikel 2:59 APV. Op grond van dit artikel wordt overtreding van artikel 2:59 APV gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie;

  • dit beleid slechts ziet op het bestuursrechtelijke traject en onverlet laat dat er ten aanzien van (incidenten met) hinderlijke en gevaarlijke honden ook civielrechtelijke mogelijkheden (op grond van het Burgerlijk Wetboek) en strafrechtelijke mogelijkheden (op grond van het Wetboek van Strafrecht) bestaan.

BESLUIT

 

vast te stellen de Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Voorne aan Zee 2024.

Artikel I Begrippen

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Licht incident: van een licht incident is sprake:

    • 1.

      als de hond geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken of een persoon of ander dier agressief benadert en/of aanraakt waarbij sprake is van geen of gering letsel.

    • 2.

      als een hond een ander dier of persoon bijt of in plaats daarvan een voorwerp bijt, waarbij sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

    • 3.

      als de hond anderszins overlast en/of ongemak veroorzaakt (bijvoorbeeld doordat een hond ontsnapt uit een woning, tuin of vanaf een erf en daarbij op enige wijze passanten en/of andere dieren lastigvalt, dan wel als een hond tijdens het uitlaten of anderszins losbreekt en passanten en/of andere dieren lastigvalt).

    • 4.

      in andere gevallen waarin de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers bepaalt dat sprake is van een licht incident.

  • b.

    Ernstig incident: van een ernstig incident is sprake:

    • 1.

      als een hond of een hinderlijke hond een persoon of dier letsel toebrengt en die persoon of dat dier als direct gevolg daarvan overlijdt.

    • 2.

      als een hond of een hinderlijke hond (ernstig) letsel, waarbij medische behandeling noodzakelijk is, toebrengt aan een persoon of dier.

    • 3.

      als een hond of een hinderlijke hond meer dan geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken.

    • 4.

      in andere gevallen waarin de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers bepaalt dat sprake is van een ernstig incident.

  • c.

    (Ernstig) letsel: wanneer bij een persoon of dier een medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van een incident.

  • d.

    Hinderlijke hond in de zin van artikel 2:59 APV: een hond die een licht incident heeft veroorzaakt.

  • e.

    Gevaarlijke hond in de zin van artikel 2:59 APV: een hond of een hinderlijke hond die een ernstig incident heeft veroorzaakt.

  • f.

    Aanlijngebod: de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1.50 meter.

  • g.

    Muilkorfgebod: de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, te voorzien van een muilkorf die:

    • -

      vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen; en

    • -

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • -

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • h.

    Bestuurlijke waarschuwing: Een waarschuwing vanuit de burgemeester die gebaseerd is op de beleidsregel ‘Gevaarlijke en hinderlijke honden Voorne aan Zee 2024’. Deze waarschuwing is een sanctiemiddel en waarschuwt dat er bij een volgende overtreding bestuurlijk kan worden opgetreden.

Artikel 2 – Hinderlijke hond

  • 1.

    Bij een incident waardoor een hond als hinderlijk kwalificeert, legt de burgemeester op:

    • -

      Een bestuurlijke waarschuwing;

    • -

      een aanlijngebod; of

    • -

      een aanlijngebod én een muilkorfgebod.

  • 2.

    Als (een van) de in het eerste lid bedoelde geboden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal of zullen worden overtreden, legt de burgemeester, naast het gebod of de geboden bedoeld in het eerste lid, een preventieve last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 5:7 Awb. De hoogte van de dwangsom bedraagt €500,- per overtreding van het gebod met een maximum van €1.500,.

  • 3.

    De maatregelen bedoeld in het eerste en tweede lid gelden – onverminderd het bepaalde in artikel 6, eerste lid – voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 – Gevaarlijke hond

  • 1.

    Bij een incident waardoor een hond als gevaarlijk kwalificeert, legt de burgemeester een aanlijngebod en een muilkorfgebod op.

  • 2.

    Als (een van) de in het eerste lid bedoelde geboden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal of zullen worden overtreden legt de burgemeester, naast de geboden bedoeld in het eerste lid, een preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang op als bedoeld in artikel 5:7 Awb. De hoogte van de dwangsom bedraagt €1.000 per overtreding van het gebod met een maximum van €3.000.

  • 3.

    De maatregelen bedoeld in het eerste en tweede lid gelden – onverminderd het bepaalde in artikel 6, eerste lid – voor onbepaalde tijd.

Artikel 4 – Niet naleven geboden

  • 1.

    Bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 legt de burgemeester aan de eigenaar of houder van de hond een last onder dwangsom op om herhaling van de overtreding te voorkomen. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 500,- per overtreding van het gebod met een maximum van € 1500,-.

  • 2.

    Wanneer het aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 niet wordt nageleefd en de opgelegde last onder dwangsom als bedoeld in het eerste lid maximaal is verbeurd, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. De in de last op te nemen bestuursdwang bestaat uit inbeslagname van de hond.

  • 3.

    Bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 en 3 legt de burgemeester aan de eigenaar of houder een last onder bestuursdwang op ter voorkoming van herhaling van de overtreding. De in de last op te nemen bestuursdwang bestaat uit inbeslagname van de hond.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen waarin de eigenaar of houder van een hond die op grond van artikel 2 of 3 als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert in strijd handelt met een opgelegd aanlijngebod en/of muilkorfgebod en de hond een nieuw (ernstig) incident veroorzaakt, kan de burgemeester toepassing geven aan artikel 5:29 jo. 5:31 Awb en overgaan tot toepassing van spoedbestuursdwang bestaande uit onmiddellijke inbeslagname van de hond.

Artikel 5 - Na onvrijwillige inbeslagname

  • 1.

    Bij de in artikel 4, tweede, derde en vierde lid bedoelde inbeslagname van de hond geeft de burgemeester – na ommekomst van een periode van minimaal twee weken na inbeslagname – de opdracht de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest. Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). De gedragstest dient te worden afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar (zoals een door de Raad van Beheer op Kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester). Een gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring.

  • 2.

    Als uit de gedragstest blijkt dat de hond, eventueel onder te stellen (resocialisatie)voorwaarden, kan worden teruggeplaatst bij de houder of eigenaar, plaatst de burgemeester de hond terug.

  • 3.

    Als uit de gedragstest blijkt dat de hond niet kan worden teruggeplaatst bij de houder/eigenaar, onderzoekt de burgemeester of de hond, al dan niet na resocialisatie, kan worden herplaatst bij een andere eigenaar.

  • 4.

    De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, een gedragstest, resocialisatie en eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventuele kosten voor het uitvoeren van euthanasie komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond en worden op hem of haar verhaald.

Artikel 6 – Opheffen geboden en/of (preventieve) last onder dwangsom of last onder bestuursdwang - gedragstest

  • 1.

    De houder of eigenaar van een hond kan na ommekomst van een jaar nadat een aanlijn- en/of muilkorfgebod als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 en 3 is opgelegd, de burgemeester schriftelijk verzoeken om het aanlijn- en/of muilkorfgebod op te heffen. Vereist is dat in de periode waarin een aanlijn- en/of muilkorfgebod van kracht is geweest, geen incidenten met de hond hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    De houder of eigenaar van een hond kan na ommekomst van een jaar nadat een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang is opgelegd de burgemeester schriftelijk verzoeken een last onder dwangsom op te heffen. Vereist is dat in de periode waarin een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang van kracht is geweest, geen incidenten met de hond hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    De houder of eigenaar dient bij het schriftelijke verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid een gedragstest (risico-assessment) te overleggen waarmee wordt aangetoond dat het gedrag van de hond structureel verbeterd is en de hond in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid geen nieuwe (lichte of ernstige) incidenten zal veroorzaken waarmee een hond als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Als de burgemeester op basis van een dergelijke gedragstest van oordeel is dat de hond niet langer als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert, kan hij het verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid inwilligen.

  • 4.

    Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), een agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). De gedragstest dient te worden afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar (zoals een door de Raad van Beheer op Kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester). Een gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring. De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest zijn voor rekening van de eigenaar of de houder van de hond.

Artikel 7 – Hardheidsclausule

De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel, gelet op het te beschermen belang, leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregel is bepaald.

Artikel 8 – Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: ‘Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Voorne aan Zee 2024’.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 20 maart 2024.

De burgemeester van Voorne aan Zee

Dr. J.P. (Peter) Rehwinkel

Toelichting Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden Voorne aan Zee 2024

Binnen de gemeente zijn er de afgelopen jaren diverse (bijt)incidenten met honden plaatsgevonden. Het is gewenst om bij incidenten met honden op te treden en een gevaarlijke situatie te beëindigen. Hierbij gaat het niet alleen om bijtincidenten. Ook wanneer niemand gebeten wordt, kan aanleiding bestaan om handhavend op te treden. Hierbij is van belang dat er een goede afweging gemaakt wordt tussen zorg en veiligheid voor de omgeving, (potentiële) slachtoffers, de hond en de eigenaar of houder van de hond.

 

Op grond van artikel 2:59 Algemene Plaatselijke Verordening Voorne aan Zee 2024 kan de burgemeester, als een hond in verband met zijn gedrag kwalificeert als gevaarlijk of hinderlijk, de eigenaar of houder van die hond een aanlijn- en/of muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

 

Toelichting op algemene onderdelen

Ten behoeve van het overzicht en om herhaling te voorkomen worden hieronder eerst een aantal algemene onderdelen van de Beleidsregel toegelicht.

 

Overtreding aanlijn- en/of muilkorfgebod

Van een overtreding van het aanlijn- en/of muilkorfgebod is sprake als er een lijn en/of muilkorf wordt gebruikt die niet voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden in artikel 2:59 APV en artikel 1 sub f en g van de Beleidsregel of als in zijn geheel geen lijn en/of muilkorf wordt gebruikt.

 

Last onder dwangsom

Onder last onder dwangsom wordt in de Beleidsregel verstaan de verplichting tot het aanlijnen en/of muilkorven van de hond, waarbij het niet voldoen aan de last leidt tot het betalen van een geldbedrag.

 

Last onder bestuursdwang

Onder last onder bestuursdwang wordt in de Beleidsregel verstaan de verplichting tot het aanlijnen en/of muilkorven van de hond, waarbij het niet voldoen aan de last leidt tot het in beslagnemen van de hond.

 

Toepassen van bestuursdwang

Onder het toepassen van bestuursdwang wordt verstaan het in beslagnemen van de hond.

 

Hoogte van de dwangsommen

De hoogte van de in de Beleidsregel genoemde dwangsommen staat volgens de burgemeester in redelijke verhouding tot de zwaarte van de geschonden belangen en tot de beoogde werking van de dwangsom. Het geschonden belang in deze is de veiligheid en gezondheid van inwoners (en diens bezoek) en dieren en het belang dat een ieder zich vrij in de gemeente moet kunnen bewegen zonder dat honden letsel, schade, overlast of ongemak veroorzaken. Van de dwangsom moet een preventieve werking en (financiële) prikkel uitgaan dat de geboden zullen worden nageleefd. Gekozen is voor een last onder dwangsom ter hoogte van € 500,- per overtreding met een maximumbedrag van € 1.500,-. Voor een gevaarlijke hond is gekozen voor het dubbele bedrag van € 1.000 euro per overtreding met een maximum van € 3.000 euro. De burgemeester acht het redelijk om bij gevaarlijke honden een hogere dwangsom vast te stellen dan bij hinderlijke honden, omdat de veiligheid en gezondheid bij (incidenten veroorzaakt door) gevaarlijke honden doorgaans meer in gevaar is dan bij (incidenten veroorzaakt door) hinderlijke honden.

 

Toelichting op artikel 1 – Begrippen

 

Onderscheid lichte en ernstige incidenten / hinderlijke en gevaarlijke honden

 

In de gemeente Voorne aan Zee zijn afgelopen jaren verschillende incidenten geweest met honden. Naast incidenten waar een persoon of dier is gebeten door een hond, zijn er ook situaties waarbij een hond hinderlijk gedrag vertoond. Bijvoorbeeld honden die agressief gedrag vertonen naar anderen, zonder dat dit gepaard gaat met (ernstige) incidenten. Verder zijn er ook incidenten waarbij nauwelijks of gering letsel plaatsvindt. Dit soort incidenten kunnen de veiligheid van personen of andere dieren in gevaar brengen en/of anderszins schade, overlast of ongemak veroorzaken. De burgemeester vindt het gewenst om tegen verschillende incidenten (op passende wijze) op te kunnen treden. In de Beleidsregel is daarom onderscheid gemaakt tussen lichte en ernstige incidenten en daarmee tussen hinderlijke en gevaarlijke honden, zodat tegen deze incidenten (naar evenredigheid) kan worden opgetreden.

 

Er kan – naast de reeds opgesomde incidenten in artikel 1 sub a en b van de Beleidsregel – ook sprake zijn van een licht of ernstig incident in andere gevallen waarin de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers bepaalt dat sprake is van een licht of ernstig incident. Bij het al dan niet kwalificeren van een incident als ernstig incident weegt de burgemeester bijvoorbeeld mee dat meer dan één keer binnen twee jaar een licht incident plaatsvindt met dezelfde (hinderlijke) hond of een andere hond van dezelfde eigenaar of houder.

 

Toelichting op artikel 2 en 3 – Hinderlijke en gevaarlijke honden

 

Aan eigenaren en houders van hinderlijke en gevaarlijke honden kunnen geboden worden opgelegd. Dit is geregeld in artikel 2 en 3 van de Beleidsregel.

 

Artikel 2 lid 1 - Hinderlijke hond: aanlijngebod of aanlijn- én muilkorfgebod

 

Op grond van artikel 2:59 APV kan de burgemeester aan de eigenaar of houder van een hinderlijke hond een aanlijn- en/of muilkorfgebod opleggen. De burgemeester vindt het wenselijk om bij lichte incidenten naar aanleiding waarvan een hond als hinderlijk kwalificeert te kiezen voor óf een aanlijngebod óf een aanlijn- én muilkorfgebod. Deze keuze is onder meer afhankelijk van het incident, de gevolgen daarvan en de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden. De bij deze keuze betrokken belangen (zoals het beschermen van de veiligheid en gezondheid en het voorkomen en beperken van overlast enerzijds en het belang dat de hond zich zo vrij mogelijk moet kunnen bewegen tijdens het uitlaten anderzijds) weegt de burgemeester in een concreet geval af.

 

Zo is het denkbaar dat in het geval de hond een ander dier of persoon probeert te bijten, maar in plaats daarvan een voorwerp bijt, waarbij sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is, het desalniettemin gewenst is om zowel een aanlijn- als een muilkorfgebod op te leggen. In het geval een hond overlast veroorzaakt door tegen een passant op te springen, kan de burgemeester een aanlijngebod bijvoorbeeld voldoende achten.

 

Artikel 3 lid 1 – Gevaarlijke hond: aanlijngebod én muilkorfgebod

 

Op grond van artikel 2:59 APV kan de burgemeester aan de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond een aanlijn- en/of muilkorfgebod opleggen. De burgemeester vindt het noodzakelijk om bij incidenten naar aanleiding waarvan een hond als gevaarlijk kwalificeert te kiezen voor een aanlijn- én muilkorfgebod. In deze situaties is immers altijd sprake geweest van een ernstig incident, waarbij doorgaans letsel of schade is ontstaan. In die gevallen weegt de veiligheid en de gezondheid van personen en dieren zwaarder dan de beperking van de bewegingsvrijheid van de hond.

 

Artikel 2 lid 2 en artikel 3 lid 2 – Mogelijkheid opleggen preventieve last

 

Als het aanlijn- en/of muilkorfgebod door de eigenaar of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden overtreden, legt de burgemeester conform artikel 2 lid 2 en artikel 3 lid 2 van de Beleidsregel een preventieve herstelsanctie op als bedoeld in artikel 5:7 Awb. Te denken valt onder meer aan de situatie dat de eigenaar of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond bij voorbaat aangeeft zich niet aan het gebod of de geboden te zullen houden.

 

Bij een hinderlijke hond kiest de burgemeester vanwege de beperktere ernst van het incident voor een last onder dwangsom. Bij een gevaarlijke hond beoordeelt de burgemeester de omstandigheden van het geval. Of gekozen wordt voor een preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang is onder meer afhankelijk van het incident, de gevolgen daarvan en de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden. Ook kan de houding van de eigenaar of houder van de hond en de eventuele dreiging van toekomstige ernstige schade of letsel bij deze afweging een rol spelen.

 

Artikel 2 lid 4 en artikel 3 lid 4 – Geboden en/of preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang in beginsel voor onbepaalde tijd

 

Vaak is onzeker of het gedrag van de hond na verloop van tijd niet meer hinderlijk of gevaarlijk zal zijn. Om de veiligheid en gezondheid van personen en dieren zo goed mogelijk te kunnen beschermen, acht de burgemeester het dan ook noodzakelijk dat het aanlijn- en/of muilkorfgebod en/of de preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang daarom in beginsel voor onbepaalde tijd geldt. Om aan de belangen van de eigenaar of houder van de hond tegemoet te komen bestaat uiteraard de mogelijkheid voor de eigenaar of houder om de burgemeester conform artikel 6 lid 1 van de Beleidsregel te verzoeken om het gebod of de geboden op te heffen. Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van een rapport van een deskundige zoals in de Beleidsregel omschreven, waaruit blijkt dat de hond naar alle waarschijnlijk niet een nieuw incident zal veroorzaken.

 

Toelichting op artikel 4 – Niet naleven geboden

 

Het is denkbaar dat ondanks de waarschuwing dat bij niet naleving van de opgelegde geboden een boete wordt opgelegd en wordt of kan worden overgegaan tot het opleggen van een herstelsanctie, een of meer van de opgelegde geboden toch wordt of worden overtreden. Artikel 4 bepaalt hoe in die situaties wordt gehandeld.

 

Artikel 4 lid 1 en 2 – Overtreding aanlijngebod en/of muilkorfgebod – hinderlijke hond

 

Bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 (dus als sprake is van een hinderlijke hond) legt de burgemeester conform artikel 4 lid 1 van de Beleidsregel aan de eigenaar of houder een last onder dwangsom op. Gelet op dat bij incidenten waardoor een hond als hinderlijk kwalificeert doorgaans met name sprake is van overlast, ongemak, lichte schade en/of gering letsel (en doorgaans geen sprake is van ernstig letsel waardoor de gezondheid of veiligheid direct in het geding is), acht de burgemeester de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom evenredig en afdoende.

 

Er zijn situaties denkbaar dat ook het opleggen van een of meer boetes of het verbeuren van de maximale dwangsom niet leidt tot het naleven van het aanlijn- en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2. In dat geval is sprake van een eigenaar of houder die drie keer een of meer van de geboden heeft overtreden. Daarmee is sprake van een voortdurende bedreiging van de veiligheid en gezondheid van personen en dieren. In dat geval kan de burgemeester conform artikel 4 lid 2 van de Beleidsregel overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder bestuursdwang strekt ertoe de eigenaar of houder er toe te zetten om de opgelegde geboden na te leven en zo niet, dat de burgemeester de overtreding zelf door inbeslagname herstelt.

 

Artikel 4 lid 3 – Overtreding aanlijngebod en/of muilkorfgebod – gevaarlijke hond

 

Op grond van artikel 4 lid 3 kan de burgemeester bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 3 (dus als sprake is van een gevaarlijke hond) een last onder dwangsom óf een last onder bestuursdwang opleggen. De burgemeester acht het bij gevaarlijke honden wenselijk om de keuze te hebben tussen het opleggen van een last onder dwangsom óf bestuursdwang. Deze keuze is onder meer afhankelijk van de houding van de eigenaar of houder van de hond, het incident, de gevolgen daarvan en de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 4 lid 4 – Overtreding aanlijngebod en/of muilkorfgebod in spoedeisende gevallen – hinderlijke en gevaarlijke honden

 

De burgemeester is op grond van artikel 5:31 Awb, eerste lid, bevoegd om in spoedeisende gevallen te besluiten dat bestuursdwang wordt toegepast zonder voorafgaande last (zogenaamde spoedbestuursdwang). Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan meteen bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt (artikel 5:31 lid 2 Awb; zogenaamde spoedbestuursdwang).

 

Artikel 4 lid 4 bepaalt daarom dat de burgemeester in spoedeisende gevallen waarin de eigenaar of houder van een hond die op grond van artikel 2 of 3 als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert in strijd handelt met een aanlijn- en/of muilkorfgebod en de hond een nieuw (ernstig) incident veroorzaakt, toepassing kan geven aan artikel 5:29 jo. 5:31 Awb en over kan gaan tot onmiddellijke inbeslagname van de hond. Het al dan niet toepassen van spoedbestuursdwang zal onder meer afhangen van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van dreiging dat de veiligheid of gezondheid wordt aangetast, van het incident, de gevolgen daarvan en de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden.

 

Toelichting op artikel 5 – Na onvrijwillige inbeslagname

 

Termijn gedragstest hond

 

Op grond van artikel 5 lid 1 geeft de burgemeester bij de in artikel 4, tweede, derde en vierde lid bedoelde inbeslagname van de hond na ommekomst van een periode van minimaal twee maanden de opdracht om de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest. De reden om niet binnen de eerste twee weken van de inbeslagname de opdracht te geven om een gedragstest uit te laten voeren is dat de hond deze periode nodig heeft om te acclimatiseren. Een gedragstest binnen de eerste twee weken kan de betrouwbaarheid van de test in gevaar brengen.

 

Terugplaatsen onder eventuele (resocialisatie)voorwaarden

 

Uit artikel 5 lid 2 volgt dat er bij de terugplaatsing van de hond bij de houder of eigenaar (resocialisatie)voorwaarden gesteld kunnen worden. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een gedragscursus of andere voorwaarden die kunnen volgen uit (aanbevelingen behorende bij) een afgelegde gedragstest.

 

Toelichting op artikel 6 – opheffen last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

 

In de situatie dat meer dan een jaar geleden een gebod en/of last is opgelegd als bedoeld in artikel 2 en 3 kan de houder of eigenaar van een hond verzoeken het gebod en/of de last op te heffen. Vereist is dat zich gedurende die periode zich geen incidenten met de hond hebben voor gedaan. Daarnaast is vereist dat de burgemeester op basis van een door de houder of eigenaar over te leggen gedragstest kan beoordelen of de hond nog kwalificeert als hinderlijk respectievelijk gevaarlijk. Deze bepaling is niet van toepassing op spoedeisende situaties waarin bestuursdwang is toegepast. Op die situaties ziet artikel 5 van de beleidsregel.

 

Naar boven