Eerste wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023

 

De raad van L a n d g r a a f ;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

 

overwegende dat het abonnementstarief voor de Wmo per 1 januari 2024 geïndexeerd wordt door het Ministerie;

 

overwegende dat het wenselijk is om beleid te formuleren omtrent het verstrekken van sportvoorzieningen;

 

overwegende dat rechtspraak over het toekennen van een voorziening met terugwerkende kracht in lijn moet zijn met onze verordening;

 

gelet op artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

 

b e s l u i t:

 

Artikel I Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    De aanhef van artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

  • Het college onderzoekt in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorg of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding

  •  

  • B.

    Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

    • i.

      op eigen kracht;

    • ii.

      met gebruikelijke hulp;

    • iii.

      met mantelzorg;

    • iv.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • v.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen;

    • vi.

      of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

    • 2.

      Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen op eigen kracht;

      i. met gebruikelijke hulp;

      ii. met mantelzorg;

      iii. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      iv. of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 4.

    Het college kent een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget toe als is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid en tevens is vastgesteld dat:

    • a.

      cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel zijn vertegenwoordiger, zijn PGB-belangen begrijpt en daarvoor kan opkomen dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      door cliënt is gemotiveerd dat hij een persoonsgebonden budget wenst;

    • c.

      de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

  • 5.

    Het college kan een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekken ten behoeve van vervoerskosten, aanpassing eigen auto, verhuis- en inrichtingskosten en sportvoorzieningen.

  • 6.

    Het college stelt nadere regels inzake de aard, inhoud en omvang van de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, persoonsgebonden budgetten, de financiële tegemoetkomingen en de toegang daartoe als bedoeld in dit hoofdstuk.

  •  

  • C.

    Artikel 11 komt te luiden:

 

  • Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.

    b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.

    c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen.

    d. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

    f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan een cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of tenzij de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

    g. voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

    h. voor zover een cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg op grond van de Wet langdurige zorg, dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.

    i. indien een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

    j. als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    a. als deze niet langdurig noodzakelijk is.

    b. indien de cliënt geen ingezetene is van gemeente Landgraaf.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    a. indien cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    b. indien er geen sprake is van beperkingen in het normale gebruik van de woning;

    c. voor zover de beperkingen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

    d. ten behoeve van hotels/pensions, woonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers.

    e. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte.

    f. indien de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is.

    g. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor zover de cliënt met een maatwerkvoorziening in natura de beperkingen kan wegnemen.

  • 5.

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt indien de cliënt niet voldoet aan artikel 8, lid 3, of indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels als bedoeld in artikel 10, vijfde lid van deze Verordening.

  • 6.

    Een cliënt kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een financiële tegemoetkoming dan wel persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.

 

  • D.

    Artikel 13, vierde lid, komt te luiden

  • 4. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor diensten wordt, met inachtneming van het bepaalde in de leden 5, 6 en 7, als volgt vastgesteld:

    • a.

      hulp bij het huishouden:

      • 1°.

        een bedrag per uur voor hulp bij het huishouden, indien de zorg wordt geleverd door niet- professionele hulp op basis van de volgende componenten:

        • i.

          de kosten van de zorgverlener (conform CAO VVT salarisschaal HbH periodiek 5);

        • ii.

          vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO VVT, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

        • iii.

          eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO VVT, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

        • iv.

          vakantiedagen (conform CAO VVT);

        • v.

          indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO VVT);

        • vi.

          reis- en opleidingskosten (2 %).

      • 2°.

        een bedrag per uur voor hulp bij het huishouden, indien de zorg wordt geleverd door professionele hulp op basis van de volgende componenten:

        • i.

          de kosten van de beroepskracht (conform CAO VVT salarisschaal HbH periodiek 5);

        • ii.

          vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO VVT, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

        • iii.

          eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO VVT, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

        • iv.

          vakantiedagen (conform CAO VVT);

        • v.

          indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO VVT);

        • vi.

          reis- en opleidingskosten (2 %);

        • vii.

          werkgeverslasten.

    • b.

      persoonlijke begeleiding:

      • 1°.

        een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis, indien uitgevoerd door niet-professionele hulp, op basis van de volgende componenten:

        • i.

          de kosten van de zorgverlener (Conform CAO GHZ FWG40);

        • ii.

          vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

        • iii.

          eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

        • iv.

          vakantiedagen (conform CAO GHZ);

        • v.

          indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO GHZ);

        • vi.

          reis- en opleidingskosten (2 %).

      • 2°.

        een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis, indien uitgevoerd door professionele hulp, op basis van de volgende componenten:

        • i.

          de kosten van de beroepskracht (conform CAO GHZ FWG 40);

        • ii.

          vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

        • iii.

          eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

        • iv.

          vakantiedagen (conform CAO GHZ);

        • v.

          indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO GHZ);

        • vi.

          reis- en opleidingskosten (2 %);

        • vii.

          werkgeverslasten.

      • 3°.

        de kosten van de beroepskracht (conform CAO GHZ FWG 45);

        • i.

          een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding/ persoonlijke verzorging plus, indien uitgevoerd door professionele hulp, op basis van de volgende componenten:

        • ii.

          vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

        • iii.

          eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

        • iv.

          vakantiedagen (conform CAO GHZ);

        • v.

          indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO GHZ);

        • vi.

          reis- en opleidingskosten (2 %);

        • vii.

          werkgeverslasten.

    • c.

      dagbesteding en groepsbegeleiding:

      • i.

        de kosten van de beroepskracht (conform CAO GHZ gemiddelden van de salarisschalen 30 tot en met 45);

      een bedrag per uur, twee uur, drie uur of vier uur, voor dagbesteding en groepsbegeleiding, indien uitgevoerd door professionele hulp, op basis van de volgende componenten:

      • ii.

        vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

      • iii.

        eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

      • iv.

        vakantiedagen (conform CAO GHZ);

      • v.

        indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO GHZ);

      • vi.

        reis- en opleidingskosten (2 %);

      • vii.

        werkgeverslasten.

      • d.

        kortdurend verblijf- en respijtzorg:

        • 1°.

          een vergoeding (of financiële tegemoetkoming) van € 141,- per kalendermaand voor kortdurend verblijf / respijtzorg indien de ondersteuning wordt geboden door niet-professionele hulp.

        • 2°.

          een bedrag per etmaal voor kortdurend verblijf / respijtzorg, indien uitgevoerd door professionele hulp op basis van de volgende componenten:

          • i.

            de kosten van de beroepskracht (conform CAO GHZ gemiddelden van de salarisschalen 30 tot en met 45);

          • ii.

            vakantiegeld (8 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan vakantiegeld;

          • iii.

            eindejaarsuitkering (8,33 %); indien dit percentage leidt tot een bedrag dat lager is dan het minimumbedrag genoemd in de CAO GHZ, dan wordt rekening gehouden met dit minimumbedrag aan eindejaarsuitkering;

          • iv.

            onregelmatigheidstoeslag;

          • v.

            vakantiedagen (conform CAO GHZ);

          • vi.

            indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg (conform CAO GHZ)

          • vii.

            reis- en opleidingskosten (2 %);

          • viii.

            werkgeverslasten.

      • e.

        vervoer van en naar de dagbesteding:

        op basis van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg en rekening houdende met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren.

 

  • E.

    Artikel 17 komt te luiden:

  •  

  • Artikel 17 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of een persoonsgebonden budget zijn gelijk aan de kostprijs volgens het landelijk vastgestelde bedrag als bedoeld in de artikelen 2.1.4, derde lid en 2.1.4a, vierde lid van de wet, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor collectief vervoer € 0,91 per zone. Per rit geldt een instap-tarief ter hoogte van de kosten van één zone. Na de vijfde zone geldt een tarief van maximaal € 13,06 per zone. Voor een meereizende reisgenoot (zonder vervoerspas) geldt een tarief van € 2,92 per zone. Deze tarieven worden jaarlijks door het college van Burgemeester en Wethouders geïndexeerd.

  • 4.

    De kostprijs van:

    a. een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie op de markt of na overleg met de aanbieder;

    b. maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening (bruikleen);

    c. persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van het persoonsgebonden budget.

  • 5.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

 

  • F.

    Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Een cliënt is voor algemene voorzieningen de volgende eigen bijdragen verschuldigd:

    • a.

      voor de Landgraafbus: € 1,- per rit. Daarnaast dient de gebruiker lid te zijn van de Vereniging Bijzonder Vervoer. De contributie bedraagt € 1,75 per maand. Buiten Landgraaf gelden de volgende tarieven:

      • Zuyderland Medisch Centrum, Brunssum (gevestigd in Mijn, centrum voor medische zorg) €2,50 per rit;

      • Mitralis, Kerkrade €2,50 per rit;

    • b.

      de dagbesteding: € 0,-;

    • c.

      voor de algemene voorziening opvang, waarbij alle kosten voor bed, bad, brood en begeleiding voor rekening zijn van de organisatie die de opvang biedt, geldt per maand een door de cliënt te betalen bijdrage, die gelijk is aan het verschil tussen de uitkering op grond van de Participatiewet, die voor cliënt geldt of zou gelden en de in die wet benoemde “normen in inrichting”;

    • d.

      voor de algemene voorziening opvang, waarbij de kosten voor bad en brood voor rekening van de cliënt komen, geldt per maand een door de cliënt te betalen bijdrage, die gelijk is aan het verschil tussen het inkomen van de cliënt en de in de Participatiewet benoemde “normen in inrichting”. Deze bijdrage wordt verminderd met een bedrag van €325,-;

    • e.

      Wanneer vast staat dat de cliënt vanuit de opvang uitstroomt naar zelfstandige huisvesting is de cliënt voor de laatste maand dat hij gebruik maakt van de algemene voorziening opvang geen eigen bijdrage verschuldigd.

 

Artikel II Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als “eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 14 december 2023.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting

 

Artikel 10 Criteria voor maatwerkvoorzieningen, lid 5 en 6

In artikel 10 is een grondslag opgenomen voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening. In de nadere regels zelfredzaamheid en participatie wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming en de criteria om hiervoor in aanmerking te komen opgenomen.

 

Artikel 11 Weigeringsgronden, lid 1, onder e

Op basis van jurisprudentie is dit lid aangevuld. In sommige gevallen koopt of realiseert de cliënt een voorziening in de tijd tussen de aanvraag en het besluit en wilt de cliënt dat de gemeente die voorziening met terugwerkende kracht toekent. Het is van belang dat de verordening in lijn is met de rechtspraak, hetgeen inhoudt dat wij de voorzienbaarheid ook achteraf kunnen beoordelen en een voorziening met terugwerkende kracht kunnen toekennen. Er is geen noodzaak voor toekennen met terugwerkende kracht als de cliënt deze voorziening voor de aanvraag realiseerde (uitzondering: acute situatie, CRvB 11-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:433).

 

Artikel 13 Regels voor een pgb, lid 4

In de berekening van de Pgb-tarieven worden werkgeverslasten en onregelmatigheidstoeslag (ORT) meegenomen. Momenteel hebben wij de specifieke percentages in de verordening staan die zijn gebruikt bij de berekening van de Pgb-tarieven voor 2023. Deze percentages wijzigen regelmatig. Om de uitvoerbaarheid te waarborgen en de Pgb-tarieven in de toekomst sneller te kunnen vaststellen, worden de specifieke percentages uit de verordening gehaald . Dit verandert niets aan de uitleg hoe de hoogte van het Pgb wordt berekend. De percentages voor reis- en opleidingskosten, vakantiegeld en eindejaarsuitkering blijven wel in de Verordening staan, aangezien deze niet vaak wijzigen.

 

Artikel 17 Bijdrage in de kosten voor (overige) algemene voorzieningen, eerste lid, onder a en d

In lid 2 stond oorspronkelijk het bedrag van de eigen bijdrage genoemd (19 euro). Om te voorkomen dat de verordening bij iedere landelijke wijziging van de eigen bijdrage aangepast moet worden, is gekozen om te verwijzen naar het landelijk vastgestelde bedrag en geen concrete bedragen te noemen. Dit komt overeen met hetgeen de VNG heeft geadviseerd. In lid 3 zijn daarnaast de kosten van het collectief vervoer aangepast, aangezien deze geïndexeerd zijn.

 

Artikel 18 Bijdrage in de kosten voor (overige) algemene voorzieningen bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet

De tarieven voor de Landgraafbus buiten Landgraaf zijn voor de volledigheid toegevoegd in onderdeel a. In de praktijk bleek dat burgers hier vaak vragen over hadden en dat deze tarieven over het algemeen niet bekend waren.

In onderdeel d zijn de kosten die in mindering worden gebracht op de eigen bijdrage aangepast. Dit bedrag is gewijzigd om voor inflatie te corrigeren. De eigen bijdrage voor cliënten die gebruik maken van opvang wordt lager vanwege de stijging van de kosten voor bad en brood. De adviesraad Wmo en Jeugd heeft geadviseerd om cliënten te informeren over de verhoging van €300 naar €325 euro.

 

Naar boven