BELEIDSREGEL INZAKE PARTICIPATIE BIJ OMGEVINGSDOCUMENTEN, GEMEENTE BRUMMEN

Kenmerk Z043716 / D363790

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 10.2, 10.7 en 10.8 van het Omgevingsbesluit;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 07 september 2021 met kenmerk D363789;

 

Overwegende dat, bij het vaststellen van een omgevingsvisie, programma en omgevingsplan (omgevingsdocumenten) wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn;

 

Overwegende dat, bij het vaststellen van een omgevingsdocument wordt aangegeven in hoeverre aan de beleidsregels over het betrekken van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen is voldaan;

 

Gehoord het behandeladvies van het Forum Ruimte van 30 september 202;

 

Heeft besloten:

  • 1.

    Het ‘Delegatiebesluit omgevingsplan gemeente Brummen’ vast te stellen

 

 

Artikel 1. Definitie

  • -

    Omgevingsdocument: een omgevingsvisie, programma of omgevingsplan.

  • -

    Participatie: Betrekken van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen.

  • -

    Bestuursorgaan: het bestuursorgaan dat bevoegd is het omgevingsdocument ten behoeve waarvan participatie wordt uitgevoerd, vast te stellen.

 

Artikel 2. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Bij ieder voornemen om een omgevingsdocument vast te stellen, wordt participatie toegepast.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde onder 1, wordt participatie in de volgende gevallen niet toegepast:

  • a.

    bij het opnemen van bestaand beleid en/of bestaande (verordenings)regels in omgevingsdocumenten;

  • b.

    bij het doorvoeren van beleid of instructieregels van Rijk en provincie;

  • c.

    bij het doorvoeren van administratieve wijzigingen of wijzigingen van ondergeschikte aard waarbij geen belangen van derden aan de orde zijn;

  • d.

    indien het een geval betreft dat onder een in bijlage 1 opgenomen categorie valt.

 

Artikel 3. Procedure participatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2.

    Als participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit, en legt dit vast in een participatienota:

  • a.

    doel participatie;

  • b.

    beïnvloedingsruimte van participatie;

  • c.

    kaders voor participatie;

  • d.

    wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

  • e.

    wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

  • f.

    wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op wijzigingen van het omgevingsplan die worden opgesteld door of op verzoek van initiatiefnemers niet zijnde bestuursorganen.

  • 4.

    In de situatie bedoeld in het derde lid geeft de initiatiefnemer bij zijn aanvraag aan het eerste lid van artikel 2 (participatieplicht).

 

Artikel 4. Eindverslag participatie

  • 1.

    Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    In de situatie bedoeld in het derde lid van artikel 3 maakt de initiatiefnemer ter afronding van de participatie een eindverslag op.

  • 3.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

  • a.

    een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

  • b.

    een weergave van de wijze waarop de uitkomsten van de participatieprocedure zijn betrokken bij het beleidsvoornemen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

 

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregel inzake participatie bij omgevingsdocumenten.

 

 

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 14 oktober 2021.

De gemeenteraad van Brummen,

De griffier, D.D. Balduk

De voorzitter, A.J. van Hedel

 

 

Nota van toelichting

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

In de artikel 10.2, 10.7 en 10.8 van het Omgevingsbesluit staat een motiveringsverplichting voor het bevoegde gezag om bij de vaststelling van een omgevingsvisie, een programma en een omgevingsplan aan te geven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. In de genoemde bepalingen staat tevens dat bij de vaststelling van een omgevingsvisie, programma of omgevingsplan wordt aangegeven in hoeverre aan de beleidsregels over het betrekken van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen is voldaan.

 

Om te kunnen voldoen aan deze bepalingen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een beleidsregel participatie vaststelt.

 

In de context van de hierboven genoemde bepalingen van het Omgevingsbesluit staat participatie voor het betrekken van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen.

Het samenstel van de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan wordt door de Omgevingswet en in deze beleidsregel ook wel aangeduid als omgevingsdocumenten.

 

Onder bestuursorgaan wordt in deze beleidsregel het bevoegde gezag voor de omgevingsvisie (gemeenteraad), programma (college van B&W) en omgevingsplan (gemeenteraad¹) verstaan.

 

¹Indien de bevoegdheid tot vaststelling van het omgevingsplan (voor een onderdeel) door de raad is gedelegeerd aan het college, is het college het bevoegde gezag.

 

Artikel 2. Onderwerp van participatie

In het eerste lid wordt de inzet van participatie voorgeschreven bij de totstandkoming van (een wijziging van) een omgevingsdocument. Het tweede lid bevat een uitzondering op deze voorgeschreven inzet door te bepalen dat participatie niet wordt toegepast in gevallen waar (nagenoeg) geen belangen van derden aan de orde zijn of deze belangen reeds eerder in besluitvorming zijn afgewogen. Het bepaalde onder sub d ziet op zogenaamde kruimelgevallen die ook als bijlage bij de beleidsregel inzake adviesrecht van de gemeenteraad van Brummen is opgenomen.

 

Artikel 3. Procedure participatie

In het eerste lid is bepaald dat het bestuursorgaan bij de start van een participatieprocedure bekendmaakt hoe de participatie wordt vormgegeven.

 

Het bestuursorgaan legt in een participatienota een aantal zaken vast met betrekking tot de participatie. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, soms het tweede lid hiertoe op dat moet worden ingegaan op: doel van de participatie, beïnvloedingsruimte, kaders, communicatie, werkwijze, tijdspad, democratische waarborgen en begroting van de kosten van de procedure. Deze participatienota kan onderdeel uitmaken van de bekendmaking van het eerste lid, maar kan ook later worden uitgewerkt en bekendgemaakt.

 

Tweede lid, onder b

Bij beïnvloedingsruimte kan worden gedacht aan en een keuze worden gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, of een combinatie daarvan.

 

Tweede lid, onder c

Kaders zijn bijvoorbeeld de inhoudelijke, financiële en procedurele kaders voor de participatie.

 

Tweede lid, onder f

Democratische waarden zijn bijvoorbeeld: gelijkheid, transparantie en verantwoording.

 

In het derde en vierde lid wordt geregeld dat participatie bij wijzigingen van het omgevingsplan die zijn aangevraagd door en/of worden opgesteld door of namens initiatiefnemers (niet zijnde bestuursorganen) niet onder de reikwijdte van het eerste en tweede lid vallen. In deze omstandigheden is participatie wel verplicht maar wordt het initiatief en de verantwoordelijkheid voor participatie bij de initiatiefnemer neergelegd. Hiermee wordt de regeling voor participatie door de initiatiefnemer die een aanvraag om wijziging van het omgevingsplan indient gelijkgetrokken met participatie door de initiatiefnemer die een aanvraag om omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit indient.

 

Artikel 4. Eindverslag participatie

Tweede lid

In het geval er door een initiatiefnemer een aanvraag om wijziging van het omgevingsplan is ingediend, is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de uitvoering van de participatie (zie het derde lid van artikel 3). Onder deze omstandigheid is het ook de initiatiefnemer die ter afronding van de participatie het eindverslag opstelt.

 

Derde lid, onder a

Onder overzicht van de gevolgde participatieprocedure wordt verstaan: He is de procedure feitelijk verlopen? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd, enz.

 

Derde lid, onder b

Het eindverslag dient een overzicht te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke participatiereacties. In het eindverslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. De schriftelijke participatiereacties kunnen aan het eindverslag worden gehecht. Bij het publiceren van het eindverslag dient de AVG in acht te worden genomen.

 

Derde lid, onder c

Als het sluitstuk van participatie wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

 

Vierde lid

De bekendmaking van de resultaten van de participatieprocedure is uitermate belangrijk. Dit rondt de participatieprocedure daadwerkelijk af. Het ligt voor de hand om degenen die hebben geparticipeerd een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website.

 

Als het aantal participanten omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is belangrijk om aan het begin van de participatieprocedure al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

 

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Naar boven