Gemeenteblad van Gemert-Bakel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gemert-Bakel | Gemeenteblad 2024, 116559 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gemert-Bakel | Gemeenteblad 2024, 116559 | beleidsregel |
Beleidsregel Opiumwet 13b Gemert-Bakel 2024
In het protocol staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bestuurlijke maatregelen bij overtreding van de Opiumwet. In dit protocol staan de verschillende, in zwaarte oplopende, in te zetten middelen beschreven. Dit betekent dat in het kader van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit de burgemeester eerst moet putten uit minder vergaande maatregelen. Daarom is gekozen voor een getrapt optreden.
In het kader van de integrale aanpak wordt samengewerkt met politie en het Openbaar Ministerie. Ook hun inzet is inzichtelijk gemaakt.
De rechtspraak rondom sluitingen van woningen op basis van Opiumwet 13b is in ontwikkeling. Vooral bij woningsluitingen toetst de rechter steeds meer of een sluiting wel proportioneel is. Het evenredigheidsbeginsel speelt een steeds grotere rol hierbij mede in verband met het Europese woonrecht.
Dit vraagt een steeds betere motivering waarom tot directe sluiting van de woning overgegaan wordt. Daarnaast wordt een beleid, waarin geen waarschuwingsstap opgenomen is bij een eerste overtreding van de aanwezigheid van een kleinere hoeveelheid softdrugs, niet meer zondermeer geaccepteerd als het gaat om een (huur)woning.
Bij de verruiming van de sluitingsbevoegdheid per 1 januari 2019 gaat het om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene, die het voorwerp of de stof in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. De burgemeester heeft daarmee de bevoegdheid om een pand te sluiten zodra het een schakel vormt in de productie of distributie van drugs, ook als er (nog) geen directe gevolgen zijn voor de lokale woon- of leefomgeving. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of het, gezien de door de politie geconstateerde feitelijke omstandigheden, voldoende aannemelijk is dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. Ook moet de burgemeester kunnen uitleggen dat de sluiting van het pand niet verder gaat dan nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. De toepassing van deze bevoegdheid vergt een goede afweging van alle bij de maatregel betrokken belangen. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. De burgemeester zal zich daarbij baseren op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld en per casus afwegen of overgegaan wordt tot tijdelijke sluiting van het pand. In onderstaande beleidsregel is hiervoor geen matrix opgenomen.
Door artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles) heeft de burgemeester de bevoegdheid om op grond van artikel 13b van de Opiumwet bestuursdwang toe te passen indien een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
De bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang geldt zowel voor publieke lokalen, zoals winkels en cafés, als voor lokalen die niet voor publiek toegankelijk zijn, zoals loodsen, bedrijfsruimten en voor woningen.
De volledige tekst van artikel 13b van de Opiumwet luidt:
Het bestuurlijk handhavingsbeleid ten aanzien van artikel 13b is onderverdeeld in de volgende categorieën:
De bestuursrechter eist van de burgemeester een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels, in geval van toepassing van last onder bestuursdwang van lokalen of woningen op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Vanaf 1 januari 2023 geldt een landelijk lachgasverbod. Lachgas (distikstofmonoxide (N2O)) is verboden door plaatsing op lijst II (softdrugs) van de Opiumwet, behoudens voor technische doeleinden en als voedingsadditieven.
Dit verbod ziet op oneigenlijke toepassing van lachgas als (recreatieve) softdrug. Het doel van het verbod is om de brede beschikbaarheid van lachgas voor recreatief gebruik terug te dringen en daarbij het aanbod te beperken. Het gebruik op zich van lachgas (recreatief als roesmiddel) valt niet onder het verbod.
Het verbod op handelingen met lachgas, zoals beschreven in artikel 3 van de Opiumwet, is niet van toepassing als deze stof bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief. Om deze oorspronkelijke toepassingen van lachgas buiten de reikwijdte van het verbod op grond van de Opiumwet te houden, gelden er uitzonderingen op het lachgasverbod (artikel 15a van de Opiumwetbesluit).
Door plaatsing van lachgas op lijst II van de Opiumwet hebben burgemeesters de mogelijkheid om maatregelen te treffen als er in woningen of lokalen (zoals horeca) of op een daarbij behorend erf lachgas wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, of als voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het bereiden van lachgas. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet kan een burgemeester een waarschuwing geven, een last onder dwangsom opleggen of een pand of bijbehorend erf sluiten met toepassing van bestuursdwang. Een burgemeester kan dus bijvoorbeeld tot sluiting van een woning of pand overgaan wanneer in dat pand in lachgas wordt gehandeld en betrokkene niet in het bezit is van een ontheffing voor het verrichten van handelingen met lachgas op grond van de artikelen 6 en 8 van de Opiumwet, of het lachgas niet bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief.
Uitzonderingen: technische doeleinden en voedingsadditief 1
Rechtmatige eindgebruikers REACH
De handel in lachgas in gasflessen voor een technische toepassing geschiedt in de praktijk alleen via directe levering van de producent aan de eindgebruiker (al dan niet via een depothouder). Er bestaat geen consumententoepassing van lachgas in gasflessen (of enige andere vorm) dat bestemd is gemaakt voor gebruik in een technische toepassing in gasflessen. Daarvan bestaat alleen een professionele toepassing. De handel in lachgas dat is bestemd voor technische doeleinden beperkt zich daarom tot bedrijven welke het lachgas nadrukkelijk gebruiken voor in REACH (Europees systeem van Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen) opgenomen technische toepassingen. Bij de levering van lachgas in gasflessen dat is bestemd voor technische doeleinden wordt in de praktijk altijd een (digitale) verklaring van de eindgebruiker gevraagd en een (digitaal) afschrift van een uittreksel uit het Handelsregister van de KvK. Wanneer de handel in lachgas op een andere wijze geschiedt dan hiervoor omschreven, dan is dat een aanwijzing dat de handel in lachgas niet is bestemd voor technische doeleinden als bedoeld in het Lachgasbesluit.
Er geldt een maximale hoeveelheid voor de (ver)koop en bezit van lachgas als voedingsadditief in ampullen.
Aangewezen eindgebruikers voedingsadditief (bijv. restaurants)
Aangewezen eindgebruikers mogen maximaal 5 verpakkingen van maximaal 50 ampullen in bezit hebben voor de toepassing van lachgas als voedingsadditief. Het bezit van een grotere hoeveelheid ampullen is een aanwijzing dat het lachgas niet bestemd is als voedingsadditief als bedoeld in het Lachgasbesluit, en derhalve van strafbaar handelen op basis van artikel 3 van de Opiumwet.
Particuliere gebruikers voedingsadditief
Het normale gebruik van lachgasampullen onder thuiskoks en thuisbakkers is zeer beperkt. Daarom is bij particulieren het bezit van meer dan 10 ampullen een (sterke) aanwijzing dat het lachgas niet is bestemd als voedingsadditief als bedoeld in het Lachgasbesluit, en derhalve van strafbaar handelen op basis van artikel 3 van de Opiumwet.
Een interessant aspect van de uniforme aanpak is dat het OM een “gedoogde gebruiksgrens” hanteert (oftewel de grens waaronder niet strafrechtelijk wordt opgetreden). Deze bedraagt 1 ampul of 1 ballon lachgas. Dat is opvallend omdat in de hierboven aangehaalde nota van toelichting bij het lachgasbesluit lijkt te worden aangenomen dat die grens op 10 ampullen ligt.
Dit handhavingsprotocol heeft tot doel:
Op grond van artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 5:32 Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet wordt er niet voor gekozen om de optie van dwangsom tot uitgangspunt voor beleid te verheffen. Gelet op de aard van de overtreding en de te beschermen belangen, wordt een beleid voorgestaan, waarbij de overtreding onmiddellijk wordt beëindigd. Een feitelijke sluiting wordt door de burgemeester gezien als het meest geëigende middel om de beleidsdoelen te bereiken.
Uit het oogpunt van eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is er gekozen voor een getrapt optreden. Er is voor een uitgewerkt protocol bij het aantreffen van drugs gekozen waarbij de zwaarte van de sanctie aansluit op de ernst van de overtreding. De getrapte sanctionering wordt in de matrix weergegeven. Een vervolgstap uit de matrix wordt genomen indien de overtreding plaatsvindt binnen vijf jaar na de eerdere overtreding. Er zijn echter situaties die dermate ernstig zijn, dat van het getrapt optreden kan worden afgeweken.
In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sanctie ten opzichte van de overtreding. Indien de situatie dermate ernstig is, kan de burgemeester besluiten de eerste stap over te slaan en direct overgaan naar stap twee.
De burgemeester kan ook overgaan naar stap 1 uit de matrix, indien er
In deze situaties zijn de volgende aanvullende indicatoren van belang bij de afweging:
Indicatoren van enige professionaliteit: de professionaliteit wordt afgemeten aan de aanwezigheid van attributen in woning/lokaal/bijbehorend erf die wijzen op regelmatige handel in verdovende middelen - zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, verpakkings- en versnijdingsmaterialen etc. – of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
De genoemde indicatoren zijn niet limitatief: ook andere hier niet genoemde indicatoren kunnen meewegen bij de beslissing af te wijken van de matrix.
In het uiterste geval van sluiting voor onbepaalde tijd zijn er ook gevolgen voor een eventuele alcoholwetvergunning en exploitatievergunning. Op grond van artikel 31 eerste lid onder c van de Alcoholwet wordt de alcoholwetvergunning ingetrokken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan op grond van de Alcoholwet. Een exploitatievergunning wordt door de burgemeester ingetrokken op grond van de Algemene plaatselijke verordening. Beide herstelsancties zijn mede betrokken in de matrix.
Het is van belang dat slagvaardig kan worden opgetreden in het geval van overtredingen door coffeeshops, dan wel illegale verkoop op andere plekken, en in gevallen dat drugs en/of hennepplanten worden aangetroffen. Door adequaat handhavingsbeleid is het sneller mogelijk om over te gaan tot sluiting. Met onderliggend beleid zal de rechter eerder een sluiting accepteren.
I. Al dan niet voor publiek toegankelijk lokalen en bijbehorende erven
Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de niet gedoogde verkooppunten van drugs: drugshandel en hennepteelt, in al dan niet voor het publiek toegankelijke lokalen, dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven. Het betreft panden zoals winkels en horecabedrijven, loodsen, schuren, magazijnen of (andere) bedrijfsruimten.
Overtredingen softdrugs voor lokalen en bijbehorende erven:
Softdrugs verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel daartoe aanwezig. ≥ 5 lachgasfles(sen) bij rechtmatige eindgebruikers REACH of > 5 verpakkingen van 50 ampullen per verpakking bij aangewezen eindgebruikers of |
Constatering overtreding en inbeslagname van de drugs. De politie maakt een bestuurlijke rapportage2 op conform de beleidsafspraken tussen OM en politie. Deze rapportage wordt binnen vijf werkdagen aan de burgemeester gestuurd. |
Onderzoek en waar mogelijk strafrechtelijke vervolging instellen conform de Aanwijzing Opiumwet. |
1e keer: sluiting voor de duur van 6 maanden 2e keer: Sluiting voor de duur van 12 maanden 3e keer: Sluiting voor onbepaalde tijd en – indien aanwezig- intrekking van de exploitatie- en alcoholwetvergunning. |
Overtredingen harddrugs voor lokalen en bijbehorende erven:
Harddrugs verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel daartoe aanwezig. ≥0,5 gram3 |
Constatering overtreding en inbeslagname van de drugs. De politie maakt een bestuurlijke rapportage op conform de beleidsafspraken tussen OM en politie. Deze rapportage wordt binnen vijf werkdagen aan de burgemeester gestuurd. |
Onderzoek en waar mogelijk strafrechtelijke vervolging instellen conform de Aanwijzing Opiumwet. |
1e keer: Sluiting voor de duur van 12 maanden 2e keer: Sluiting voor onbepaalde tijd en - indien aanwezig - intrekking van de exploitatie- en alcoholwetvergunning. |
Sluiting is gerechtvaardigd ter bescherming van de openbare orde en het woon– en leefklimaat. Om de naamsbekendheid teniet te doen en de aanloop eruit te krijgen is een termijn van twaalf maanden nodig.
II. Woningen en bijbehorende erven
Sinds 1 november 2007 wordt in artikel 13b Opiumwet gesproken over zowel lokalen als woningen. Hiermee wordt het mogelijk op te treden tegen dealers die vanuit woonhuizen opereren. Het gaat hierbij om het verkopen, afleveren, verstrekken of daartoe aanwezig hebben van softdrugs of harddrugs.
Woningcorporaties hebben in de huurcontracten bepalingen opgenomen m.b.t. overlast en hennep e.d. waarbij het huurcontract wordt ontbonden. De burgemeester hoeft in dat geval niet over te gaan tot sluiting van de woning, maar hij kan dit wel doen. Indien sluiting van een woning door de burgemeester noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld aanvullend bij ontbinding of bij particuliere verhuur, kan de burgemeester besluiten dat de sluiting wordt opgeheven op het moment dat het huurcontract met de betreffende overlast gevende huurder is ontbonden.
Het uiteindelijk sluiten van een woning is een uiterst middel om de openbare orde te herstellen. De overheid maakt hiermee inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM).
De mogelijkheid tot woningsluiting brengt met zich dat alle bewoners van de woning, dus ook minderjarige kinderen, gedurende een bepaalde periode niet meer ter plekke kunnen verblijven. Gelet het Verdrag van de rechten van het kind, zal er indien tot sluiting wordt besloten, extra aandacht zijn voor kinderen die bij de situatie betrokken zijn.
Van een waarschuwing op een eerste overtreding gaat onvoldoende preventieve werking uit en het werkt calculerend gedrag van overtreders in de hand. Deze handelwijze biedt daarom onvoldoende slagkracht om de aanwezigheid van drugs voor drugshandel tegen te gaan. Om daadkrachtiger op te kunnen treden, wordt daarom het uitgangspunt gehanteerd dat ook woningen bij een eerste overtreding kunnen worden gesloten.
Gelet op de impact die het sluiten van een woning heeft voor de bewoner(s) en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens), wordt rekening gehouden met de ernst van het feit. Bij minder ernstige feiten zal bij een eerste overtreding niet worden overgegaan tot sluiting van de woning, maar volgt een waarschuwing.
Onder minder ernstige feiten wordt begrepen: verkoop/ aflevering/ verstrekking dan wel de aanwezigheid van een kleine hoeveelheid softdrugs in een woning of op het bijbehorende erf. Voor lokalen geldt het woonrecht niet en kan bij een eerste overtreding overgegaan worden tot tijdelijke sluiting van het lokaal.
Met een kleine hoeveelheid drugs wordt hier bedoeld hennep (producten) vermeld op Lijst II Opiumwet voor zover het betreft een hoeveelheid van minder dan 30 hennepplanten of 150 gram of minder dan 10 ampullen lachgas. De aanwezigheid van middelen vermeld op lijst I Opiumwet wordt aangemerkt als een ernstig feit en hiervoor kan bij een eerste overtreding direct overgegaan worden tot tijdelijke sluiting van het pand.
Indien in woningen of bij de woningen behorende erven een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet (softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, met een handelsvoorraad vanaf 6 planten of 30 gram, vanaf 10 ampullen of één of meer lachgasfles(sen), of bij aanwezigheid van indicatoren van enige professionaliteit, worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
Overtredingen softdrugs voor woningen of op het bijbehorende erf:
Indien in woningen of bij de woningen behorende erven een middel als bedoeld in als bedoeld in lijst I van de Opiumwet (harddrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, met een handelsvoorraad vanaf 0,5 gram of 5 ml, waarbij geen sprake meer is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
Overtredingen harddrugs voor woningen of op het bijbehorende erf:
Harddrugs verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel daartoe aanwezig. ≥ 0,5 gram4 |
Constatering overtreding en inbeslagname van de drugs. De politie maakt een bestuurlijke rapportage op conform de beleidsafspraken tussen OM en politie. Deze rapportage wordt binnen vijf werkdagen aan de burgemeester gestuurd. |
Onderzoek en waar mogelijk strafrechtelijke vervolging instellen conform de Aanwijzing Opiumwet. |
1e keer: sluiting voor 4 maanden |
Sluiting is gerechtvaardigd ter bescherming van de openbare orde en het woon– en leefklimaat. Om de naamsbekendheid teniet te doen en de aanloop eruit te krijgen is een termijn van twaalf maanden nodig.
Naast artikel 13b van de Opiumwet geeft ook artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten bij (ernstige vrees) voor verstoring van de openbare orde (wet Victoria). Bij gebruik van artikel 13b van de Opiumwet hoeft er bij de dossiervorming geen overlast aangetoond worden, bij gebruik van artikel 174a Gemeentewet moet dit wel. Er moet sprake zijn van langdurige vormen van overlast. Naast drugsoverlast kan er ook sprake zijn van activiteiten zoals gokken, wapenhandel, prostitutie, geweldsdelicten, burengerucht of andere illegale dan wel overlast veroorzakende activiteiten. Hiervoor kan het stappenplan voor de procedure tot sluiting van een woning o.g.v. artikel 174a van de Gemeentewet van het centrum criminaliteitspreventie veiligheid (CCV) worden gevolgd.
De wet Victor (artikel 14 van de Woningwet) regelt het na-traject van een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet dan wel artikel 174a van de Gemeentewet. Leegstaande panden kunnen aantasting van de leefbaarheid in de omgeving veroorzaken. De wet Victor geeft mogelijkheden hiertegen op te treden. Er worden geen beleidsregels vastgelegd voor het na-traject. Welke stappen in het na-traject worden ondernomen zal afhangen van de specifieke situatie.
Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen
De burgemeester is op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen verplicht om een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 13b van de Opiumwet dan wel op artikel 174a van de Gemeentewet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster).
In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. De burgemeester kan (ten voordele van een belanghebbende) afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in dit beleid, indien dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de zogenoemde inherente afwijkingsbevoegdheid). De burgemeester beziet of de omstandigheden alleen of tezamen in een concreet geval tot onevenredige gevolgen leiden.
Er kunnen zich ook situaties voordoen die dermate ernstig zijn dat van de hierboven beschreven matrixen moet worden afgeweken. Ook kan er aanleiding zijn van de matrixen af te wijken indien er geen sprake van is van herhaling van dezelfde overtreding, maar bij het tweede of derde vergrijp een overtreding uit een andere (matrix)categorie wordt begaan.
Uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid kan dus in bepaalde gevallen door de burgemeester, op grond van zijn discretionaire bevoegdheid, gemotiveerd worden afgeweken van de in de matrix vastgelegde sanctionering. Dat kan betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen of acute bedreiging van veiligheid een stap wordt overgeslagen of een lokaal of woning voor een langere periode wordt gesloten dan de matrix aangeeft.
Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen op een voorgenomen besluit tot sluiting. Belanghebbenden krijgen hiervoor een termijn van zeven dagen.
Van het vragen van zienswijzen kan, op grond van artikel 4:11 van de Awb, worden afgezien indien vereiste spoed zich daartegen verzet.
Belanghebbenden krijgen ingevolge artikel 5:24, tweede lid, van de Awb een begunstigingstermijn van 7 dagen. Bij de aanwezigheid van minderjarige bewoners, wordt een begunstigingstermijn gegeven van 14 dagen. Na de begunstigingstermijn gaat de gemeente ertoe over om het pand tijdelijk te sluiten en te verzegelen. De belanghebbenden kunnen de begunstigingstermijn gebruiken om de tijdelijke sluiting voor te bereiden.
Afhankelijk van de aard en de ernst van de feiten kan spoedshalve bestuursdwang worden toegepast en hoeft geen termijn te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Er wordt toezicht gehouden door de politie. Eventuele handhavingstrajecten en strafrechtelijke handhaving op basis van artikel 13b van de Opiumwet worden op basis van de politierapportages en processen-verbaal opgestart.
Deze beleidsregel is ter kennisgeving aangeboden aan het Driehoeksoverleg Peelland van 7 februari 2024 (overleg tussen de burgemeesters van de Peelgemeenten, de officier van justitie en de districtschef van politie). Elk van de partijen committeert zich aan de uitvoering van de afspraken en draagt er zorg voor dat binnen de eigen organisatie zorg wordt gedragen voor de effectuering van de afspraken.
Deze beleidsregel is op 27 februari 2024 door de burgemeester vastgesteld en treedt in werking op de eerste dag na de datum van de bekendmaking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-116559.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.