Gemeenteblad van Haarlem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2024, 113712 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2024, 113712 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Haarlem 2024
De raad van de gemeente Haarlem;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 januari 2024;
gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Bestuur;
gelet op het beleidskader participatie;
overwegende dat het van belang is lokale besluitvorming en uitvoering door participatie van inwoners en andere betrokkenen te verrijken, de samenwerking te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Haarlem 2024
Artikel 2. Onderwerp van burgerparticipatie
Burgerparticipatie wordt toegepast wanneer het redelijkerwijze is te verwachten dat er belanghebbenden zijn bij het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer redelijkerwijs te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid of besluit.
Artikel 4. Gebruik BRP gegevens
Artikel 9. Onderwerp van overheidsparticipatie
Initiatiefnemers die de samenwerking zoeken met de gemeente nemen contact op via het initiatievenloket van de gemeente.
Artikel 10. Procedure overheidsparticipatie
Artikel 12. Procedure uitdaagrecht
Artikel 13. Evaluatie en monitoring
Over de uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar bij de bestuursrapportage gerapporteerd. Daarbij wordt ingegaan op de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk met een reflectie of de gestelde doelen van de participatie gehaald zijn en wat hier wel en niet aan heeft bijgedragen.
Inspraak, participatie en ontwerpwetsvoorstel
De raad is op grond van artikel 150 Gemeentewet verplicht om een inspraakverordening vast te stellen. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om deze inspraak uit te breiden naar ‘participatie’ en eventueel ook ‘uitdaagrecht’. Het gaat hier om het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau (voluit: Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in verband met de participatieverordening en het uitdaagrecht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen).
Het ontwerpwetsvoorstel is op 26 oktober 2023 aangenomen door de Tweede Kamer en ligt voor behandeling in de Eerste Kamer.
De gemeente Haarlem wil graag vooruit lopen op de afronding van behandeling van dit wetsvoorstel en heeft daarom het participatiebeleid aangepast en uitgewerkt in een participatieverordening die de inspraakverordening uit 2011 vervangt.
Omdat het om een ontwerpwetsvoorstel gaat, is naast artikel 150 van de Gemeentewet ook artikel 149 van de Gemeentewet (met de autonome verordeningsbevoegdheid van de raad) als grondslag voor de verordening toegevoegd.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
De gemeente neemt het initiatief en doet voorstellen voor nieuw beleid of voor een omgevingsplan voor een nieuwe ontwikkeling. Dit initiatief verrijken we met inbreng vanuit onze inwoners en noemen we burgerparticipatie. Burgerparticipatie vindt plaats in de periode voorafgaand aan het moment van terinzagelegging van een ontwerpbesluit over het beleid of de ontwikkeling. Op dat moment is er nog ruimte voor invloed. De mate van invloed kan variëren: meedenken, meedoen en meebeslissen.
Bij de omschrijving van burgerparticipatie is aangesloten bij de tekst van het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau waarbij een wijziging van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet is voorzien. Hierin is bepaald dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken.
De omschrijving van participatiegerechtigden (ingezetenen en belanghebbenden) vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb, zoals deze verordening.
Bewoners en ondernemers willen steeds vaker bijdragen aan maatschappelijke opgaven en ontplooien daartoe concrete initiatieven. De overheid kan dan meedoen in de initiatieven van bewoners of (sociaal) ondernemers. Het initiatief komt vanuit de samenleving, maar er is ondersteuning en/of goedkeuring vanuit de gemeente nodig. Dit gaat bijvoorbeeld om bewonersinitiatieven, maar ook om initiatieven van commerciële partijen, zoals ontwikkelaars, waarbij de gemeente de rol van participant kan innemen. Met andere woorden ‘de overheid’ doet mee met de plannen vanuit de samenleving. Dit noemen we overheidsparticipatie.
Het is van wezenlijk belang dat decentrale overheden ruimte bieden voor initiatieven van onderop en dat aan de samenleving een grote rol wordt toebedeeld bij het ontwikkelen van initiatieven voor algemene voorzieningen. Inwoners kennen hun buurt en hun gemeente, weten wat er leeft en spelen daarop in. Deze maatschappelijke initiatieven kunnen aanvullend zijn op de gemeentelijke initiatieven of kunnen sommige gemeentelijke initiatieven vervangen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van gemeentelijke taken bij het gemeentebestuur zelf berust.
Bij de uitvoering van beleid is het uitdaagrecht – ook wel Right to Challenge – een bijzondere vorm van betrokkenheid van inwoners en lokale maatschappelijke partijen. Deze vorm houdt in dat inwoners van de gemeente of lokale maatschappelijke partijen de gemeente kunnen verzoeken om de feitelijke uitvoering van een taak van de gemeente over te nemen als zij denken deze taak beter en/of goedkoper te kunnen uitvoeren.
Het uitdaagrecht berust bij ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen. In de begripsomschrijving is ‘lokale’ ter verduidelijking toegevoegd; afhankelijk van de lokale omstandigheden kan het bijvoorbeeld gaan om lokale verenigingen of stichtingen, buurtcomités, woongroepen, vrijwilligersorganisaties, een maatschappelijke organisatie, sociale bedrijven zonder winstoogmerk of een georganiseerd collectief van inwoners die geen formele rechtsvorm hebben.
Onder uitdaagrecht wordt ook het zogenaamde samenwerkingsrecht begrepen. Er is geen werkelijk onderscheid tussen deze twee begrippen.
Artikel 2. Onderwerp van burgerparticipatie
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of burgerparticipatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval raad, burgemeester en wethouders en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan burgerparticipatie onderwerpen, of niet. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger is als burgerparticipatie geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden wordt geregeld.
In het tweede lid is bepaald dat burgerparticipatie altijd mogelijk is als een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.
In het derde lid is opgenomen wanneer geen burgerparticipatie wordt verleend.
Met dermate spoedeisend wordt bijvoorbeeld bedoeld dat de volksgezondheid of veiligheid in het gedrang komt. Het te laat starten en plannen van participatie valt niet onder spoedeisend.
Artikel 3. Procedure burgerparticipatie
In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Hier is anders bepaald door de bepaling dat het bestuursorgaan bij de start van een participatieprocedure bekendmaakt hoe de participatie wordt vormgegeven.
Het bestuursorgaan legt in een participatieparagraaf in de startnotitie een aantal zaken vast met betrekking tot de participatie. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, somt het tweede lid hiertoe op dat moet worden ingegaan op: doel van de participatie, beïnvloedingsruimte, kaders, communicatie, werkwijze, tijdspad, democratische waarborgen en begroting van de kosten van de procedure.
De mate van invloed wordt omschreven als: meeweten (informeren plus eventueel suggesties ophalen), meedenken (actief op zoek naar nieuwe inzichten), meedoen (samen op zoek naar nieuwe oplossingen) of meebeslissen (participanten krijgen zeggenschap over de uitkomst).
Kaders zijn bijvoorbeeld de inhoudelijke, financiële en procedurele kaders voor de participatie en eerder vastgesteld beleid.
Bij het vaststellen van de aanpak wordt ook bepaald of en welke gegevens uit de BRP nodig zijn. Bepaalde vormen van participatie kunnen hierom vragen. Artikel 4 gaat nader in op hoe hier mee om gegaan moet worden. Hiervoor is het van belang dat ook vastgesteld worden om welke persoonsgegevens het per geval zou gaan.
Artikel 4. Gebruik BRP gegevens
Voor verschillende soorten participatieprojecten kunnen verschillende selecties van het BRP nodig zijn. Denk aan:
Op grond van de Beheerregeling BRP van de gemeente Haarlem beslist de informatiebeheerder BRP over verzoeken van organen van de gemeente over het verkrijgen van gegevens uit de BRP.
Het verstrekken van gegevens uit de BRP is op grond van de AVG voor overheidsinstanties alleen toegestaan voor het vervullen van een taak van algemeen belang. Hiervoor is een rechtsgrond nodig. Door het opnemen van een verwerkingsgrond in deze verordening wordt deze rechtsgrond verleend.
Daarnaast is het per geval noodzakelijk om te beoordelen of de verstrekking gerechtvaardigd is. Dit wordt beoordeeld aan de hand van:
Om dit te kunnen beoordelen bevat het verzoek de volgende informatie:
In het geval een persoon een indicatie geheimhouding gegevens heeft, worden deze gegevens niet verstrekt.
Artikel 5. Participatieverslag
Er is hier niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb. In artikel 3:17 van de Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de procedure mondeling naar voren is gebracht.
Artikel 6. Onderwerp van inspraak
Het bestuursorgaan legt in een participatieparagraaf in de startnotitie vast of er na de participatiefase nog een formele inspraakperiode komt. Participanten en anderen, die nog niet eerder hun zienswijzen kenbaar hebben gemaakt, kunnen dan alsnog hun punt kenbaar maken.
In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Hier is anders bepaald door de bepaling dat het bestuursorgaan bij de start van een participatieprocedure bekendmaakt hoe de participatie en de inspraak wordt vormgegeven.
Artikel 8. Verwerking van de inspraak: nota van beantwoording
De nota van beantwoording dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke zienswijzen. In de nota van beantwoording kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Als het sluitstuk van inspraak wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
Artikel 9. Onderwerp van overheidsparticipatie
Initiatiefnemers blijven eigenaar van hun eigen initiatief. Initiatiefnemers zijn inwoners, maatschappelijke organisaties, (sociale) ondernemingen en andere belanghebbenden.
Artikel 10. Procedure overheidsparticipatie
De mate van ondersteuning wordt in overleg tussen initiatiefnemer en bestuursorgaan bepaald.
Een vaste contactpersoon betekent dat de verzoeker een vaste begeleider krijgt. Deze persoon kan bijvoorbeeld een ambtenaar zijn die ervaring heeft met soortgelijke initiatieven.
Artikel 11. Onderwerp van uitdaagrecht
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen taken besluit of het uitdaagrecht mogelijk is. Het zal hier meestal gaan om taken van burgemeester en wethouders als in de regel het verantwoordelijke bestuursorgaan voor de uitvoering van gemeentelijke taken (artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet).
Bij het overnemen van gemeentelijke taken, na een succesvolle ‘uitdaging’, gaat het in de regel om de feitelijke uitvoering van een taak van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders – als de verantwoordelijken voor de uitvoering van de betreffende taak of taken – beslissen naar aanleiding van een verzoek of ‘uitdaging’ of de feitelijke uitvoering van die taak of taken aan inwoners of de lokale maatschappelijke partij kan worden gelaten.
In het derde lid is opgenomen voor welke taken het niet mogelijk is om de uitvoering van het gemeentebestuur over te nemen. Er kan ten aanzien van deze taken dus geen uitdaagrecht worden toegepast.
Onder lopende uitvoeringstrajecten vallen ook taken die al zijn aanbesteed of gecontracteerd.
Als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt, geldt dat in die gevallen aanbesteding is vereist.
Artikel 12. Procedure uitdaagrecht
Het in het eerste lid genoemde bestuursorgaan betreft uiteraard het bestuursorgaan dat de betreffende taken uitvoert. Meestal zijn dat burgemeester en wethouders en een verzoek om overname van hun taken dient dus bij hen te worden ingediend.
De mate van ondersteuning wordt in overleg tussen verzoeker en bestuursorgaan bepaald.
Een vaste contactpersoon betekent dat de verzoeker een vaste begeleider krijgt. Deze persoon kan bijvoorbeeld een ambtenaar zijn die ervaring heeft met soortgelijke uitvoeringstrajecten.
Artikel 13. Evaluatie en monitoring
Over de uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar gerapporteerd in de bestuursrapportage (verantwoording aan de raad).
Het kader en de verordening worden aangepast mocht dat blijken uit de evaluatie.
Artikel 14. Intrekking oude regeling
Met deze bepaling wordt de bestaande Inspraakverordening uit 2011 ingetrokken. Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de Verordening participatie en uitdaagrecht in werking treedt (zie artikel 15).
Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking acht dagen na publicatie op overheid.nl
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-113712.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.