Beleidsregels locaties boven- en ondergrondse verzamelcontainers gemeente Coevorden

Het college van de gemeente Coevorden;

 

gelet op;

 

een uitspraak van de Raad van State in 2018, moet het college kunnen aantonen dat zij bij het bepalen van een locatie van een boven- of ondergrondse container betekenis heeft toegekend aan de betrokken belangen, zoals de gevolgen voor de omwonenden en de verkeersveiligheid;

 

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

 

artikel 7 van de Afvalstoffenverordening gemeente Coevorden 2024 en artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit krachtens de Afvalstoffenverordening gemeente Coevorden 2024;

 

overwegende dat;

 

in het beleidsplan Afval en Grondstoffen 2023-2027 de plaatsing van meerdere boven- en ondergrondse verzamelcontainers voor bij hoogbouwlocaties, in de binnenstad van Coevorden en in de vorm van ondergrondse mini-sorteerstraten is opgenomen, evenals bovengrondse containers voor luiers op wijkniveau;

 

de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie, Area Reiniging, een locatiekeuzedocument en opleveringsdocument met controlepunten hanteert bij de locatiebepaling en oplevering van ondergrondse verzamelcontainers in de gemeente Coevorden;

 

besluit vast te stellen de

 

Beleidsregels locaties boven- en ondergrondse verzamelcontainers gemeente Coevorden

Artikel 1. Doel beleidsregels

Met deze beleidsregels wordt invulling gegeven aan het gebruik door het college van de bevoegdheid tot aanwijzing van boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen.

 

Bij het bepalen van een locatie voor boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Om deze belangenafweging consistent en transparant te doen plaatsvinden, zijn deze beleidsregels opgesteld. Daarbij gaat het algemeen belang boven het individueel belang. Het algemeen belang is dat er een optimale verdeling van de locaties van de boven- en ondergrondse containers is, zodat er sprake is van een logisch, dienstverlenend en kostenefficiënt netwerk.

 

Bij de locatiebepaling worden alle criteria zoals opgesomd in artikel 3 betrokken. Soms zal blijken dat niet aan alle criteria gelijktijdig voldaan kan worden en dat er weinig speelruimte is voor alternatieve locaties. In dat geval kiest de gemeente voor de meest optimale of meest aanvaardbare oplossing.

 

De teamleider Vastgoed & Infrastructuur is conform het Algemeen Mandaatbesluit Coevorden gemandateerd tot het zorgvuldig laten plaatsen van de inzamelvoorzieningen conform de genoemde criteria in artikel 3. De gemandateerde bevoegdheid wordt ingekaderd door deze beleidsregels. Het uitgangspunt is dat het aanwijzen van locaties voor de plaatsing van boven- en/of ondergrondse inzamelvoorzieningen geschiedt met toepassing van de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het aanwijzen van locaties voor de plaatsing van één of enkele containers, tot en met een maximum van 5 containers, zal de reguliere bezwarenprocedure worden gevolgd.

Artikel 2. Locatiekeuze

Algemeen belang versus het individueel belang

De gemeente beoogt het inwoners zo gemakkelijk mogelijk te maken om afval te scheiden door een goede infrastructuur van inzamelvoorzieningen te bieden. Ook wil de gemeente de locaties van de voorzieningen met de juiste betrokkenheid van inwoners bepalen. Bij de locatiebepaling vindt daarom per locatie een zorgvuldige afweging plaats op basis van een aantal randvoorwaarden en/of criteria. Deze zijn uitgewerkt in een (niet-limitatieve) lijst in artikel 3. In sommige gevallen zal blijken dat niet aan alle criteria gelijktijdig voldaan kan worden en dat er weinig speelruimte is voor alternatieve locaties. In dat geval kiest de gemeente voor de meest optimale of meest aanvaardbare oplossing. Het algemeen belang gaat daarbij in beginsel voor op het individueel belang. Hierbij valt te denken aan doelmatige inzameling, optimale verdeling van de locaties voor een gebiedsdekkend en kostenefficiënt netwerk, het creëren van een veilige situatie, het behoud van bomen en onmogelijkheden om te plaatsen wegens kabels en leidingen. Het individueel belang is dat de aanwezigheid, het gebruik en het legen van de containers zo min mogelijk hinder geeft voor de omwonenden.

 

Het aantal containers en de frequentie van lediging beïnvloeden de kosten van aanschaf, onderhoud en het ledigen van de containers. Omdat de totale kosten van de inzameling van huishoudelijk afval de hoogte van de afvalstoffenheffing bepalen, is een kostenefficiënt systeem van belang.

 

Samenhangend netwerk van inzamelvoorzieningen

De locaties van de boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden op zodanige wijze bepaald dat een inwoner de mogelijkheid heeft om het afval op meerdere, voor de inwoner voor de hand liggende, logische locaties in een boven- of ondergrondse container te deponeren.

 

De boven- en ondergrondse containers op de verschillende locaties vormen een samenhangend netwerk. Wanneer op een beoogde locatie geen container wordt geplaatst, beïnvloedt dit de potentiële gebruikers van deze locatie. Zij moeten hun afval naar een andere, mogelijk voor hen minder gunstige, locatie brengen. Daar zal meer afval worden aangeboden dan oorspronkelijk was voorzien, waardoor deze container vaker geleegd moet worden of, in enkele gevallen, een extra container nodig is.

Artikel 3. Randvoorwaarden en/of criteria voor locatiebepaling

  • 1.

    Bij de locatiebepaling wordt bij voorkeur een centrale ligging gekozen om een doelmatig gebruik te bevorderen (zoveel mogelijk aansluitingen per container).

  • 2.

    Er wordt gestreefd naar aansluiting van maximaal 25 laagbouwwoningen of 40 hoogbouwwoningen per ondergrondse container voor restafval, PMD of GFT.

  • 3.

    De loopafstand naar een boven- of ondergrondse container voor restafval, PMD of GFT, gemeten van erfgrens tot container, bedraagt indien mogelijk maximaal 75 meter.

  • 4.

    Indien de meest logische locatie voor een boven- of ondergrondse container voor restafval, PMD of GFT niet voldoet aan één of meerdere randvoorwaarden en in de directe nabijheid van de logische locatie geen alternatieven voor handen zijn, kan de maximale loopafstand worden verlengd tot maximaal 200 meter. In overleg met belanghebbenden kan hiervan worden afgeweken.

  • 5.

    Voor boven- en ondergrondse containers voor alle andere afvalstromen zijn geen maximaal aantal aansluitingen of maximale afstanden vastgesteld. De betreffende containers worden bij natuurlijke aanlooproutes geplaatst, zoals nabij winkelcentra.

  • 6.

    Bij het bepalen van de locatie van de inzamelvoorzieningen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een zo kort mogelijke loopafstand vanaf seniorenwoningen.

  • 7.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zodanig geplaatst dat er bij de lediging minimale verkeershinder en oponthoud ontstaat.

  • 8.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zo geplaatst dat de inzamelvoertuigen veilig kunnen stoppen om de containers op een veilige manier te kunnen ledigen.

  • 9.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zodanig geplaatst dat het inzamelvoertuig bij het legen van de container geen hinder heeft van objecten (bijvoorbeeld verkeersborden of lantaarnpalen) en geparkeerde voertuigen.

  • 10.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zodanig geplaatst dat zich tussen het inzamelvoertuig en de locatie geen fietspad of parkeerplaats bevindt.

  • 11.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zo geplaatst dat het niet nodig is dat het inzamelvoertuig achteruit moet rijden of over moet steken om bij de locatie te komen of de locatie weer te verlaten.

  • 12.

    De ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zodanig geplaatst dat voetgangers, al dan niet met een rolstoel, rollator, scootmobiel of kinderwagen, niet worden belemmerd bij het gebruik van het trottoir.

  • 13.

    De ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zodanig geplaatst dat zij bereikbaar zijn voor mindervaliden.

  • 14.

    De ondergrondse inzamelvoorzieningen worden niet op een riolering geplaatst en bij voorkeur hoeven geen kabels en/of leidingen verlegd te worden. Hiervoor wordt een klic-melding verricht. Indien desondanks tijdens de plaatsing blijkt dat een kabel of leiding aanwezig is waardoor het plaatsen van de ondergrondse container niet mogelijk is, wordt een afweging gemaakt tussen een alternatieve locatie voor de ondergrondse container of het verleggen van de kabels en/of leidingen.

  • 15.

    De boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen worden bij voorkeur aan de openbare weg en op gemeentegrond geplaatst, langs gefundeerde verhardingen.

  • 16.

    Het college kan afwijken van punt 15 als dit op verzoek van of in overeenstemming met de Vereniging van Eigenaren of de woningbouwcorporatie is. Wanneer de container geplaatst wordt op particuliere grond, dan sluit de gemeente een overeenkomst tussen de grondeigenaar en de gemeente in verband met opstalrecht.

  • 17.

    Ondergrondse inzamelvoorzieningen worden zoveel mogelijk bij of naast bestaande ondergrondse inzamelvoorzieningen geplaatst.

  • 18.

    Bij het plaatsen van een boven- of ondergrondse container wordt direct zicht op de container vanuit de woonkamer van een woning zoveel mogelijk beperkt.

  • 19.

    Bij de ondergrondse container moet een vrije bovenruimte zijn van acht meter ten behoeve van het ledigen van de container.

  • 20.

    De afstand tussen een locatie en de rijweg is, in verband met de maximale reikwijdte van de kraan van het inzamelvoertuig, niet meer dan 4 meter.

  • 21.

    De afstand tussen een boven- of ondergrondse container (rand van de container) en de dichtstbijzijnde gevel is minimaal twee meter.

  • 22.

    Ondergrondse inzamelvoorzieningen worden bij voorkeur niet in de nabijheid van bomen geplaatst om schade aan het wortelstelsel van de boom te voorkomen. Er worden bij voorkeur geen bomen gekapt en in de buurt van bomen wordt rekening gehouden met de verwachte groei van de boom.

  • 23.

    Het aanwijzen van locaties voor boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen ten koste van parkeerplaatsen wordt zoveel mogelijk voorkomen.

  • 24.

    Locaties voor boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn goed verlicht.

  • 25.

    Bij situaties waarin het plaatsen van een ondergrondse container niet mogelijk is, kan (tijdelijk) een bovengrondse dan wel een semi-ondergrondse inzamelvoorziening met een toegangssysteem worden geplaatst.

Artikel 4. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Bestaande locatiebepalingen daterend van voor inwerkingtreding van deze beleidsregels blijven van kracht.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels locaties ondergrondse verzamelcontainers gemeente Coevorden.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Coevorden op 5 maart 2024.

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting  

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer verplicht de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijk afval bij of nabij elk perceel (10.21 Wm). De gemeente heeft hier derhalve geen keuzevrijheid. Bij en krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling moet geven aan deze verplichting. Het inzamelen van huishoudelijk afval via boven- en ondergrondse containers valt onder het inzamelen van afval nabij percelen (10.26 Wm).

 

Afvalstoffenverordening

Op basis van artikel 10.23 uit de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een Afvalstoffenverordening te hebben. In de Afvalstoffenverordening gemeente Coevorden 2024 en het Uitvoeringsbesluit krachtens de Afvalstoffenverordening gemeente Coevorden 2024 zijn de gemeentelijke regels vastgelegd met betrekking tot de huishoudelijke afvalinzameling. Volgens artikel 7, eerste lid van de afvalstoffenverordening kan de gemeente de inzamelmiddelen en -voorzieningen aanwijzen voor huishoudens. In het uitvoeringsbesluit is dit nader uitgewerkt.

 

Beleidsuitgangspunten

Het is de wettelijke taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat het huishoudelijk afval gescheiden wordt ingezameld. Het is de bevoegdheid van het college om te bepalen welke inzamelvoorzieningen hiervoor worden ingezet. In het beleidsplan Afval en Grondstoffen 2023-2027 is vastgelegd dat het aantal boven- en ondergrondse verzamelcontainers wordt uitgebreid ten aanzien van hoogbouwlocaties, de binnenstad van Coevorden en de laagbouw in de vorm van mini-sorteerstraten voor textiel, PMD, glas en oud papier en karton, evenals de plaatsing van bovengrondse containers voor luiermateriaal. Belangrijk is dat bij het plaatsen van de inzamelvoorzieningen gebruik wordt gemaakt van vaste richtlijnen, waaronder de keuze van een locatie voor een boven- of ondergrondse inzamelvoorziening.

 

Locatiekeuze

Bij de plaatsing van boven- en ondergrondse inzamelvoorzieningen moet bepaald worden welke locaties geschikt zijn om de inzamelvoorzieningen te realiseren. Daarbij moet rekening worden gehouden met type wijk, aanwezige parkeergelegenheid, technische en verkeerstechnische plaatsingseisen en de locatie-specifieke omstandigheden. In het kader van het efficiënt en effectief inzamelen van het huishoudelijk afval wordt bij het bepalen van de plaats van een inzamelvoorziening getracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande inzamellogistiek.

Naar boven