Gemeenteblad van 's-Hertogenbosch
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2024, 107400 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2024, 107400 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening straattaxivervoer ’s-Hertogenbosch 2024
De raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 januari 2024, nr. 15321493, inzake de Verordening straattaxivervoer ’s-Hertogenbosch 2024;
gelet op de artikelen 82, 82a, 82c en 87 van de Wet Personenvervoer 2000 en artikel 149 van de Gemeentewet;
de “Verordening straattaxivervoer ’s-Hertogenbosch 2024” als volgt vast te stellen.
Hoofdstuk 3 Bosch Taxivergunning (BTx-vergunning)
Artikel 7. Weigeringsgronden BTx-vergunning
Hoofdstuk 5 Toezicht, handhaving en strafbepaling
Artikel 14. Schorsen, van rechtswege vervallen en intrekken BTx-vergunning
Het college kan een BTx-vergunning intrekken of schorsen indien:
De chauffeur de Wet Personenvervoer 2000, het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 (RVV), het Wetboek van strafrecht of een andere wettelijke regeling niet naleeft, voorzover hierdoor de kwaliteit van het lokale taxivervoer naar het oordeel van het college is of kan worden geschaad, of een klant van de chauffeur in gevaar is of had kunnen worden gebracht.
Een overtreding van artikel 3, lid 2 en 3, artikel 11, 12 of 13 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1 onder 4°van de Wet op de economische delicten, voor zover de overtreding niet al ingevolge andere wettelijke regelingen als een strafbare gedraging gesanctioneerd wordt.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Het college is bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Artikel 20. Intrekken oude regeling
De “Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi's 's-Hertogenbosch 2015”, vastgesteld op 15 december 2015, wordt ingetrokken.
Artikel 21. Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi's 's-Hertogenbosch 2015” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
In 2019 is de “Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi's 's-Hertogenbosch 2015” geëvalueerd door een onafhankelijk bureau.1 De conclusie van deze evaluatie luidt:
“De Taxiverordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi’s ’s-Hertogenbosch heeft – ondanks een voortvarende start in 2016 – geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het bevorderen van structureel hoogwaardig, betrouwbaar taxivervoer dat past bij een gastvrije stad. Feitelijke resultaten zijn uitgebleven en ook belanghebbenden ervaren geen verbetering in de kwaliteit van het taxivervoer op de opstapmarkt. In het huidige systeem bestaan onvoldoende prikkels voor kwaliteitsverbetering”
Op basis van de evaluatie worden vier beleidsopties gezien door het bureau, namelijk:
In een raadsbrief van 2 juli 2019 is geopteerd om de beleidsoptie met de ‘light verordening’ als uitgangspunt te nemen bij de denkrichting voor de nieuwe verordening.
Mede op basis van de evaluatie zijn de volgende drie uitgangspunten gehanteerd bij het opstellen van de nieuwe verordening:
Beperkte sturing op kwaliteit: kwaliteitsverbetering wordt voor een groot deel aan de markt zelf gelaten. Enkel kwaliteitsaspecten die ook eerlijk en veilig taxivervoer betreffen krijgen plaats in de nieuwe regels. Kwaliteitsregels zoals het verbod op eten achter het stuur of het dragen van schone kleding, zijn voorbeelden van kwaliteitsregels die we aan de markt zelf laten.
Duidelijkheid door regie bij één partij; de gemeente: Uit de evaluatie bleek dat de rolverdeling tussen gemeenten en de SBK in de praktijk onduidelijk was. De SBK is waardevol geweest bij de totstandkoming en implementatie van de verordening in 2015. Het beleid gaat nu echter een andere fase in, namelijk van de opstartfase en het pionieren met nieuwe juridische mogelijkheden op grond van de Wet personenvervoer 2000, naar een beheerfase. Deze beheerfase vraagt om een andere verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden, zodat de onduidelijkheid daarover uit de opstartfase kan worden weggenomen en er één partij goede regie kan voeren op de uitvoering.
Een centralere rol voor de klant: Uiteindelijk draait het om het verbeteren van de kwaliteit voor de klant van de taxibranche. Het is daarom opmerkelijk dat juist die klant geen rol heeft bij de kwaliteitsverbetering (dat geldt overigens voor de meeste taxiverordeningen in het land). In de nieuwe verordening krijgt de klant een nadrukkelijkere rol. Door middel van een klantbeoordelingssysteem, dat in principe verplicht is (mits er een systeem beschikbaar is), organiseren we transparantie over de kwaliteit van de chauffeurs. Chauffeurs moeten bij zo’n klantbeoordelingssysteem zijn aangesloten als deze in ’s-Hertogenbosch straattaxivervoer willen aanbieden. De klant kan de kwaliteit van de chauffeur vervolgens op een laagdrempelige manier beoordelen en kan beoordelingen raadplegen voordat de hij instapt. Door deze transparantie te organiseren streven we naar zelfregulering van de kwaliteitsverbetering door de branche en diens klanten zelf. Voor zover bekend is dit nieuw in gemeentelijk taxibeleid in Nederland. Bij de toelichting op het artikel hierover wordt stilgestaan bij de eventuele risico’s.
Verduurzaming van de taxibranche en/of het reguleren van zero emissie maakt geen onderdeel uit van deze verordening. Op grond van artikel 82 van de Wet personenvervoer 2000 kunnen bij gemeentelijke verordening regels worden gesteld in het belang van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer. In artikel 82a van de wet is nader uitgewerkt waarop die regels betrekking kunnen hebben. Verduurzaming en of het reguleren van zero emissie wordt daar niet genoemd. Eventuele verduurzaming van de taxibranche of het reguleren van zero emissie voor taxivoertuigen kan separaat geregeld worden in (uitbreiding van) de milieuzone.
In het kader van een gelijk speelveld voor taxi’s op de opstapmarkt, bel- en bestelmarkt en groeps- en contractvervoer is het ook wenselijk om dit in breder verband te regelen dan uitsluitend voor de opstapmarkt, waarop deze verordening ziet. In de nadere regels kan wel worden bekeken of er kleine stimulerende regelingen mogelijk zijn, zoals herkenbaarheid van zero emissievoertuigen of gereserveerde plekken op de taxistandplaatsen.
In dit artikel zijn de begrippen, die in de verordening worden gebruikt, uitgelegd. Een aantal daarvan wordt in deze toelichting nader toegelicht. Niet nader toegelichte definities spreken voor zich.
De taxibranche is verdeeld in drie segmenten, namelijk het straattaxivervoer (opstapmarkt) waarover deze verordening gaat, besteld taxivervoer (belmarkt) en het contractvervoer. Bij straattaxivervoer worden de diensten op de openbare weg aangeboden. In tegenstelling tot de andere twee segmenten is vooraf niet bekend welke klant met welke taxi meerijdt. Dat beslist de klant ter plaatse op basis van het beschikbare aanbod. Dat kan op een aangewezen taxistandplaats zijn, maar het aanbieden van straattaxivervoer kan ook rijdend op de openbare weg plaatsvinden. Als een klant een taxi ziet rijden, die straattaxivervoer mag aanbieden op de openbare weg, kan hij deze aanhouden voor een taxirit.
In de definitie is opgenomen dat het kennelijke doel van de vervoerder of chauffeur om consumenten te werven al voldoende is om te spreken van straattaxivervoer. Van dit kennelijke doel is in ieder geval sprake als een chauffeur in de buurt van een taxistandplaats of een drukbezochte plaats geparkeerd staat of rondrijdt en niet kan aantonen dat hij een andere bestemming heeft, waaronder begrepen het ophalen van klanten van de bestelmarkt (zie hieronder).
Een andere vorm van taxivervoer, die soms lastig te onderscheiden is van straattaxivervoer, is besteld taxivervoer. Bij besteld taxivervoer heeft de klant vooraf een afspraak gemaakt met de chauffeur om zich te laten ophalen op een bepaalde plaats en tijd. In de praktijk is het op het eerste gezicht soms lastig te zien of een chauffeur staat te wachten op een klant met wie hij een afspraak heeft of dat hij toch straattaxivervoer staat aan te bieden. Als de toezichthouder het vermoeden heeft dat sprake is van het (illegaal) aanbieden van straattaxivervoer of tijdens een algemene controle kan hij om bewijsstukken vragen waarmee de chauffeur aantoont dat hij op een klant op afspraak wacht. De chauffeur moet op enige wijze tenminste kunnen aantonen wat de naam van de klant is en wat de afgesproken plaats en tijd van ophalen zijn. De wijze waarop hij dit aantoont is in beginsel vormvrij omdat ook de wijze waarop de chauffeur afspraken met de klant maakt vormvrij is. Afspraken kunnen bijvoorbeeld ook telefonisch gemaakt worden. Schriftelijk of digitaal bewijs (bijvoorbeeld Whatsapp) van de afspraak is dan niet mogelijk. In die gevallen kan de klant worden gebeld ter bevestiging van de afspraak.
Wanneer een taxi geparkeerd staat op de openbare weg en de chauffeur een bevestiging van de afspraak toont, die is gemaakt nadat de controle is gestart, wordt dit in ieder geval niet aangemerkt als een bewijsstuk dat sprake is van het aanbieden van besteld taxivervoer. De taxi stond immers reeds geparkeerd op het moment dat de afspraak werd gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat chauffeurs elkaar Whatsapp berichten sturen met afspraken van taxiritten, op het moment dat handhavers de straat in komen lopen.
Onder wangedrag wordt elk gedrag verstaan waardoor het aanzien van het straattaxivervoer schade wordt toegebracht. Daarbij doet niet ter zake of het gedrag is gericht naar (potentiële) klanten, andere chauffeurs, toezichthouders of andere personen. Elke vorm van wangedrag is ongewenst. De opsomming met voorbeelden van wat hieronder wordt verstaan is niet uitputtend.
Dit artikel is samen met artikel 3 de basis voor het reguleren van het Bossche straattaxivervoer. In dit artikel is geregeld dat het aanbieden van straattaxivervoer in beginsel alleen is toegestaan voor degenen die daarvoor een vergunning hebben. Artikel 3 regelt de plaatsen waar die vergunninghouders het straattaxivervoer mogen aanbieden. Het vergunningenstelsel, nader uitgewerkt in hoofdstuk 3, is in het belang van bevordering van de kwaliteit van het taxivervoer gewenst om toe te laten chauffeurs vooraf te beoordelen op in deze verordening bepaalde (kwaliteits)aspecten.
Het tweede lid regelt dat er een uitzondering kan worden gemaakt om zonder vergunning straattaxivervoer aan te bieden tijdens evenementen en volksfeesten. Dat aanbieden van straattaxivervoer moet dan wel plaatsvinden op daartoe aangewezen plaatsen. Dit lid is toegevoegd naar aanleiding van de ervaring met carnaval.
Tijdens carnaval proberen chauffeurs zonder vergunning illegaal straattaxivervoer aan te bieden in ’s-Hertogenbosch. Omdat zij zich niet aan regels houden, staan zij soms gunstiger opgesteld dan de chauffeurs met vergunning, die op de taxistandplaatsen staan. Hierop wordt gehandhaafd. De betreffende chauffeurs worden weggestuurd en krijgen eventueel een sanctie opgelegd. Tegelijkertijd is de vraag naar taxi’s zo groot dat de chauffeurs met vergunning niet aan deze vraag kunnen voldoen. Dat is niet in het belang van de klant die op dat moment naar huis wil. Om dat te voorkomen kan op dergelijke dagen extra taxistandplaatsen worden ingericht voor chauffeurs zonder vergunning. Zo wordt er naast het handhaven op de illegale situatie tevens een alternatief geboden voor deze chauffeurs die mede kunnen voorzien in de grote vraag naar taxiritten op dat moment.
Het besluit om zo’n extra standplaatsplaats aan te wijzen wordt enkel genomen als de verwachting is dat de vraag naar taxiritten groter is dan verzorgd kan worden door de chauffeurs met vergunning. De extra standplaats zal ook zo gelegen zijn dat bezoekers van het evenement eerst de reguliere taxistandplaats passeren voordat zij bij de extra taxistandplaats komen. Zo wordt voorkomen dat de chauffeurs met vergunning nadeel ondervinden van de extra taxistandplaats. Voor het gebruik van de extra taxistandplaats geldt uiteraard wel dat de chauffeur in het bezit moet zijn van een volledige chauffeurskaart. Anders mag immers het beroep van taxichauffeur niet worden uitgeoefend.
Artikel 3. Locaties waar het aanbieden van straattaxivervoer is toegestaan
In dit artikel is geregeld dat het is toegestaan om (met vergunning zoals geregeld in artikel 2) straattaxivervoer aan te bieden:
De meest voorkomende vorm van het aanbieden van straattaxivervoer is stilstaand vanaf een taxistandplaats. Het kan echter voorkomen dat een chauffeur onderweg is en door een klant wordt aangehouden (bijvoorbeeld vanaf de kant van de weg door het opsteken van een hand). Het is chauffeurs met een vergunning toegestaan om deze klanten ook mee te nemen, zodat zij niet doorverwezen hoeven te worden naar een taxistandplaats. Dit is geregeld in lid 4.
Het tweede lid regelt dat taxistandplaatsen voor een bepaald tijdstip als taxistandplaats kunnen worden aangewezen, bijvoorbeeld alleen tijdens ‘stapavonden’.
Waar lid 1 regelt waar wel stilstaand straattaxivervoer mag worden aangeboden, regelt lid 3 waar het verboden is (ook voor chauffeurs met een vergunning).
In lid 5 is bepaald dat het verboden is om vanaf een taxistandplaats besteld taxivervoer aan te bieden. Voor dit verbod zijn twee redenen:
Allereerst bezet een chauffeurs daarmee een plaats die op een bepaald moment schaars kan zijn. Bij de taxistandplaats bij het station staan regelmatig chauffeurs te wachten in de bufferzone. Het is niet gewenst dat er enerzijds chauffeurs in de bufferzone wachten als er tegelijkertijd chauffeurs op de taxistandplaats staan en geen straattaxivervoer aanbieden voor de voorbijlopende klanten.
In het eerste lid is de vergunningsduur geregeld. In Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi's 's-Hertogenbosch 2015 was deze maximaal één jaar. Alle vergunningen liepen af per 1 januari. Vergunningen werden doorgaans zonder inhoudelijke toets opnieuw verleend. Mede daarom is er in deze nieuwe verordening voor gekozen om vergunningen voor langere tijd te verlenen. Tevens worden daarmee de administratieve lasten verminderd.
Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag wordt voornamelijk getoetst op kwaliteiten van de chauffeur zoals het voldoen aan opleidingseisen en het kunnen overleggen van een VOG. Daarom zijn vergunningen persoonsgebonden. Als logisch gevolg daarvan zijn vergunningen niet overdraagbaar. Persoonsgebonden vergunningen moeten worden aangevraagd door chauffeur zelf, de vergunning wordt op zijn/haar naam gesteld en de factuur voor het betalen van leges voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag gaat ook naar de chauffeur zelf (bijvoorbeeld niet naar de onderneming bij wie hij/zij in dienst is).
Artikel 5. Aanvraag BTx -vergunning en indieningsvereisten
Dit artikel regelt dat een vergunning moet worden gedaan door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Daarnaast regelt het artikel dat het college in nadere regels vastlegt welke documenten daarbij ingediend moeten worden om te toetsen aan de weigeringsgronden uit artikel 7.
Artikel 6. Beslissen op de aanvraag
De beslistermijn voor het behandelen van vergunningaanvragen is acht weken. Dit is een redelijke termijn waarbinnen het college de aanvraag beoordeeld moet kunnen hebben. Mocht dat in incidentele gevallen niet binnen de gestelde termijn lukken, dan kan die termijn worden verlengd met nog eens acht weken.
Artikel 7. Weigeringsgronden BTx -vergunning
In dit artikel wordt onderscheid gemaakt in twee typen weigeringsgronden. Lid 1 bevat weigeringsgronden waarbij de vergunning per definitie niet wordt verleend. Bij de weigeringsgronden in lid 2 kan worden geweigerd en dus ook kan worden verleend. De beoordeling van de specifieke situatie en bijbehorende belangenafwezig bepalen of de vergunning wordt geweigerd of verleend.
In het eerste lid is geregeld dat de chauffeur of de onderneming waarvoor de chauffeur werkt moet beschikken over een klachtenregeling. In nadere regels moet het college eisen stellen waaraan die klachtenregeling moet voldoen. Als alternatief kan men aangesloten zijn bij een landelijk erkende klachtenregeling. Een landelijke klachtenregeling van KNV en TX keur is per 1 januari 2023 opgehouden te bestaan. Desondanks blijft de mogelijkheid om aangesloten te zijn bij een landelijk erkende klachtenregeling in deze verordening staan. Dit voor het geval dat er een alternatieve landelijke klachtenregeling komt. De bevoegdheid om regels te stellen aan het indienen en behandelen van klachten van consumenten over taxivervoer wordt ontleend aan artikel 82a, lid 1 onder c van de Wet personenvervoer 2000.
Tevens is geregeld dat de chauffeur moet voldoen aan door het college gestelde opleidingseisen. De bevoegdheid om dit te regelen wordt ontleend aan artikel 82a, lid 1 onder b van de Wet personenvervoer 2000. De opleidingseisen moeten zien op de bevordering van de kwaliteit van het taxivervoer.
De chauffeur moet voor het verkrijgen van een vergunning aantonen dat hij/zij überhaupt het beroep van taxichauffeur mag uitoefenen. Dit dient aangetoond te worden door het overleggen van een volledige chauffeurskaart, een landelijke kaart voor taxichauffeurs.
De kwaliteit van het straattaxivervoer wordt voor een groot deel bepaald door het gedrag van de chauffeurs. Daarom is het kunnen overleggen van een VOG een vereiste voor het verkrijgen van een vergunning. Het screeningsprofiel waaraan de VOG moet voldoen is vanzelfsprekend het screeningsprofiel voor de taxibranche.
In aanvulling op de eis om een VOG te overleggen, mag een chauffeur niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Bij de VOG wordt alleen getoetst op veroordelingen, terwijl een toets op slecht levensgedrag verder gaat. In het belang van de kwaliteit van de taxibranche is het wenselijk om deze diepgaandere toets uit te voeren. De toets op slecht levensgedrag levert tevens informatie op voor het uitvoeren van het onderzoek in het kader van de Wet Bibob (weigeringsgrond uit lid 2)
De informatie die het college mag betrekken bij zijn beoordeling, kunnen feiten en omstandigheden zijn die blijken uit politie-informatie, politie -adviezen en/of bestuurlijke rapportages. Ook eerdere waarschuwingen en handhavingsacties met betrekking tot overtredingen van vergunningvoorschriften en deze verordening kunnen betrokken worden bij de beoordeling. Rapportages van Bijzondere opsporingsambtenaren (Boa's) en andere (gemeentelijke) toezichthouders zijn eveneens relevant.
Ook informatie in het kader van een onderzoek ingevolge de Wet Bibob kan, binnen de kaders van deze beoordeling, meegewogen worden en kan leiden tot de conclusie dat de betrokkene in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
Bij de toets of een chauffeur in enig opzichte van slecht levensgedrag is, wordt getoetst aan feiten zoals fraude, bedrog, diefstal, oplichting, drugshandel, zedendelicten, geweldsdelicten, verboden wapenbezit, rijden onder invloed, verkeersovertredingen, belediging van ambtenaar in functie en ander gedrag dat niet gewenst is op een taxistandplaats of bij het vervoeren van personen.
Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag, wordt getoetst aan de hand van de verstrekte gegevens. Onjuiste gegevens kunnen tot andere besluiten leiden en daarom is het verstrekken van onjuiste gegevens als weigeringsgrond opgenomen. Met de bepaling in sub g wordt ‘schijnbeheer’ tegengegaan.
In het tweede lid is bepaald dat de vergunning kan worden geweigerd als deze in het laatste jaar vóór de aanvraag is ingetrokken op grond van artikel 10, lid onder c of artikel 14. Wanneer de vergunning op grond van een van deze bepalingen is ingetrokken is sprake van een ongewenste situatie. Voorbeelden daarvan zijn het verstrekken van onjuiste gegevens voor het verkrijgen van de vergunning, schorsing van het rijbewijs of het overtreden van regels uit deze verordening. Om te voorkomen dat direct na de intrekking van de vergunning een nieuwe vergunning wordt aangevraagd en de ongewenste situatie zich na het eventueel verlenen van die vergunning kan voortzetten of herhalen, is geregeld dat er voor de periode van één jaar geen vergunning wordt verleend.
Voor de andere intrekkingsgronden uit artikel 10 geldt deze periode van een jaar niet omdat de intrekking op eigen verzoek is (sub a), berust op een administratieve fout (sub b, voor zover het betreft niet langer voldoen aan artikel 8) of buiten de schuld om van de vergunninghouder om (sub d en e).
In het tweede lid sub b is opgenomen dat een chauffeur in principe een vaste woon- en verblijfplaats moet hebben. Deze verplichting is opgenomen in het belang van de handhaving. Een chauffeur die ernstige (verkeers)overtredingen begaat en wegrijdt, kan dan mogelijk thuis worden bezocht.
De weigeringsgrond uit lid 2, sub c maakt het mogelijk om de vergunning te weigeren in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). In de beleidsregels over toepassing van die wet kan nader worden uitgewerkt in welke gevallen deze wet wordt toegepast bij BTx-vergunningen.
Artikel 8. Klantbeoordelingssysteem
Een belangrijk nieuw element in de verordening is het klantbeoordelingssysteem. Daarmee wordt beoogd dat het bevorderen van de kwaliteit van de taxibranche meer aan de markt zelf wordt overgelaten. Klanten kunnen chauffeurs op de opstapmarkt beoordelen zodat andere klanten vooraf kunnen weten bij wat voor een chauffeur ze instappen. Dit moet er weer toe leiden dat chauffeurs gemotiveerd worden om de kwaliteit te verbeteren of hoog te houden. Als gemeente reguleren we de transparantie, door middel van ‘verplichtstelling’ van het klantbeoordelingssysteem. Voor de verdere beoordeling van de kwaliteit doen we een stap terug (ten opzichte van de vorige verordening en de regels in andere steden). Deze lijn past bij het uitgangspunt dat her verbeteren van de kwaliteit van een branche, voornamelijk aan die branche zelf is.
Het aangesloten zijn bij een klantbeoordelingssysteem is in beginsel verplicht en daarom als weigeringsgrond voor het verkrijgen van een vergunning opgenomen. In het tweede lid maken we daarbij wel belangrijke uitzondering, namelijk dat die verplichting niet geldt als er geen goedgekeurd klantbeoordelingssysteem is. Ondanks dat je tegenwoordig op veel plaatsen bedrijven kan beoordelen of reviews kan achterlaten, is dit voor de opstapmarkt in de taxibranche (als verplichting vanuit een gemeentelijke verordening) nog onbekend. Of er (tijdig) een leverancier voor zo’n systeem zal zijn is daarom nog niet zeker. Daarom is in lid 2 een voorbehoud opgenomen. Als er geen systeem is kan deze ook niet verplicht worden gesteld.
Het derde lid regelt dat het college nader moet uitwerken aan welke eisen zo’n klantbeoordelingssysteem moet voldoen. Naast eisen aan het systeem moeten ook eisen gesteld worden aan de aanbieder. Onderlaatst genoemde kan bijvoorbeeld worden verstaan dat het om een onafhankelijke partij moet gaan.
Artikel 9. Voorschriften en beperkingen
Dit artikel regelt dat het college voorschriften aan de vergunning kan verbonden en dat deze logischerwijs moeten worden nageleefd door de vergunninghouder.
Artikel 10. Intrekken of wijzigen BTx -vergunning
Dit artikel regelt in welke gevallen de vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd. Het woord “kan” geeft aan dat hier enige beoordelingsruimte zit voor het college. Per casus zal beoordeeld moeten worden of de vergunning ook daadwerkelijk wordt ingetrokken of gewijzigd.
Toelichting per intrekkings-/ wijzigingsgrond:
Om uitvoering te geven aan deze intrekkings-/wijzigingsgrond kan het zijn dat er tussentijds getoetst wordt getoetst aan de weigeringsgronden uit de artikelen 7 en 8 van de verordening. Daarbij kan dan ook tussentijds informatie bij de vergunninghouder worden opgevraagd om aan te tonen dat hij/zij nog aan de gestelde eisen voldoet. Aan de chauffeur kan daarom bijvoorbeeld tussentijds worden gevraagd om een actuele VOG of geldige volledige chauffeurskaart te overleggen. Met deze tussentijdse toetsing wordt terughoudend omgegaan omdat dit ook weer een administratieve last voor de vergunninghouder met zich meebrengt. Bijvoorbeeld bij een redelijk vermoeden dat niet langer aan de vereisten wordt voldaan, wordt de chauffeur gevraagd om dat tussentijds aan te tonen.
Vergunningen worden vanzelfsprekend niet ingetrokken als niet langer wordt voldaan aan de eis om aangesloten te zijn bij een goedgekeurd klantbeoordelingssysteem (artikel 8, eerste lid) als er geen goedgekeurd klantbeoordelingssysteem meer is (artikel 8, tweede lid). Omgekeerd geldt dat ook. Als er geen klantbeoordelingssysteem is ten tijde van het verlenen van de vergunning maar later wel, dan vormt het niet voldoen aan deze eis een intrekkingsgrond. Voorafgaand aan dat vergunningen op deze grond worden ingetrokken, krijgen chauffeurs de gelegenheid om zich aan te melden bij een klantbeoordelingssysteem.
De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt. Of de vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd en overeenstemming met de daadwerkelijke situatie wordt gebracht, zal mede afhangen van de mate waarin gegevens bewust onjuist zijn verstrekt. Bij het onbewust verstrekken van onjuiste gegevens kan een vergunning worden gewijzigd, terwijl bij het bewust verstrekken van onjuiste gegevens intrekking een logisch gevolg is.
Veranderende wet- en regelgeving, waaronder ook begrepen wijzigingen of intrekken van deze verordening, kunnen ertoe leiden dat vergunningen moeten worden ingetrokken of gewijzigd. Deze intrekkings-/ wijzigingsgrond maakt dit mogelijk. Wanneer daarvan gebruik gemaakt wordt zal het belang van het in tact laten van de vergunning worden afgewogen tegen het algemeen belang om de vergunningen te wijzigen.
Artikel 11. Herkenbaarheid van de chauffeur met een BTx -vergunning
Voor de werking van de verordening is het van belang dat zichtbaar is welke chauffeurs in het bezit zijn van een BTx-vergunning. Daarbij is ook van belang dat herkenbaar is welke chauffeur in welk voertuig zit. Dat is in de eerste plaats van belang zodat de consument ziet dat hij bij een chauffeur met vergunning instapt en welke chauffeur dat is. Laatstgenoemde is van belang voor de werking van het klantbeoordelingssysteem. Daarvoor moet je aan de buitenkant van de taxi kunnen zien welke chauffeur in de taxi zit, zodat men als consument er zich van kan vergewissen hoe deze chauffeur wordt beoordeeld.
Daarnaast is de zichtbaarheid ook van belang in het kader van het toezicht en de handhaving. Het toezicht is efficiënter uit te voeren als toezichthouders van buitenaf in één oogopslag kunnen zien dat er sprake is van een chauffeur met vergunning en wie in welk voertuig zit. Deze efficiency kost ook minder tijd van de chauffeurs.
In het belang van het bevorderen van de kwaliteit van de taxibranche is tevens van belang dat consumenten zien hoe ze klantbeoordelingen kunnen achterlaten. Als dit onvoldoende bekend is kan dat leiden tot te weinig gebruik van het systeem. Daarmee valt een belangrijk element van deze verordening weg. Daarom moet zichtbaar voor de klant zijn hoe zij klantbeoordelingen kunnen achterlaten. In het belang van het bevorderen van de kwaliteit van de taxibranche is transparantie over de klachtenregeling van belang. Ook deze moet daarom voor de klant zichtbaar zijn.
In het belang van de kwaliteit van het taxivervoer op de op stapmarkt in ’s-Hertogenbosch worden regels gesteld waaraan chauffeurs zich moeten houden. Dit artikel regelt dat het college die nadere regels opstelt. Een van de uitgangspunten die ten grondslag ligt aan deze verordening is dat het reguleren van de kwaliteit van de taxibranche in beginsel aan de branche zelf is. Daarom wordt terughoudend omgegaan met het stellen van regels in het belang van de kwaliteit. Met de regels over kwaliteit beperken we ons tot kwaliteitsaspecten die tevens betrekking hebben op aspecten zoals de eerlijk en veilig taxivervoer. Kwaliteitsregels zoals het verbod op eten achter het stuur of het dragen van schone kleding, zijn voorbeelden van kwaliteitsregels die we aan de markt zelf laten.
Omdat het zonder inzage in de vergunning niet goed mogelijk is om toezicht te houden, is het tonen daarvan verplicht. Het niet voldoen aan de toonplicht is een overtreding van deze bepaling uit de verordening. De toonplicht impliceert tevens dat de vergunning en andere genoemde bescheiden aanwezig moeten zijn in het voertuig. Door het tonen van de vergunning kan het toezicht ook efficiënt worden uitgevoerd, wat ook weer in het belang van de taxichauffeurs zelf is.
De toonplicht geldt, naast voor de vergunning, tevens voor de volledige chauffeurskaart en het rijbewijs. Deze twee documenten kunnen namelijk zijn geschorst, ingevorderd, ingenomen, of ingetrokken. Artikel 14 regelt dat in die gevallen de BTx-vergunning wordt geschorst, ingetrokken of van rechtswege komt te vervallen. Om uitvoering te kunnen geven aan artikel 14 moeten ook deze documenten getoond worden op eerste vordering.
Het certificaat levensreddend handelen heeft een beperkte geldigheidsduur van twee jaar. Het beschikken over een geldig certificaat is een vereiste uit artikel 7 van deze verordening. Artikel 10 regelt dat de vergunning kan worden ingetrokken als het certificaat niet langer geldig is (niet langer wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 7). Om uitvoering te kunnen geven aan artikel 10 is het van belang dat er een toonplicht geldt voor het certificaat levensreddend handelen.
Artikel 14. Schorsen, van rechtswege vervallen en intrekken BTx -vergunning
In aanvulling op artikel 11 zijn hier gronden benoemd op grond waarvan de vergunning kan worden ingetrokken. Het verschil met artikel 11 is dat de gronden in artikel 14 strafbepalingen zijn. Naast het intrekken van de vergunning, kan worden gekozen voor een minder zware sanctie, namelijk het schorsen van de vergunning. Het schorsen van de vergunning houdt in dat de vergunning enkele weken niet gebruikt mag worden en dus de chauffeur niet actief mag zijn op de opstapmarkt. Het artikel ziet tevens op situaties waarin de vergunning van rechtswege komt te vervallen.
In het eerste bepaald in welke situaties de vergunning van rechtswege is geschorst. Bij de drie genoemde situaties in dit lid kan de chauffeur tijdelijk het beroep van taxichauffeur simpelweg niet uitoefenen omdat hij tijdelijk niet beschikt over een rijbewijs of volledige chauffeurskaart, danwel een ontzegging besturen motorvoertuigen aan de chauffeur is opgelegd. Daarom wordt in die situaties de vergunning voor een gelijke periode van rechtswege geschorst.
Het tweede lid regelt wanneer de vergunning van rechtswege komt te vervallen. In tegenstelling tot de schorsing uit het eerste lid is het vervallen van de vergunning niet tijdelijk. De situaties waarbij de vergunning van rechtswege komt te vervallen, te weten een ongeldig verklaard rijbewijs of ingetrokken volledige chauffeurskaart, zijn namelijk ook niet tijdelijk.
Het derde lid regelt in welke situaties de vergunning kan worden ingetrokken. Dit derde lid is van toepassing op overtredingen van de regels uit deze verordening, door het college op te stellen nadere regels en vergunningvoorschriften. In dit lid staat dat het college de vergunning kan intrekken of schorsen. Hier is sprake van een zogenaamde ‘kan-bepaling’ wat inhoudt dat de vergunning in de genoemde gevallen niet automatisch wordt ingetrokken of geschorst. Of tot een van deze twee sancties wordt overgegaan, eerst een andere sanctie wordt genomen of een waarschuwing wordt gegeven, is ter beoordeling aan het college. Om invulling te geven aan deze beoordelingsruimte zal het college in nadere regels uitwerken welke vervolgstappen per overtreding worden genomen (lid 5).
Het derde lid, sub c regelt dat de vergunning kan worden ingetrokken wanneer de chauffeur andere wettelijke regels overtreedt. Daarbij geldt wel dat tevens sprake moet zijn van het schaden van de kwaliteit van het lokale taxivervoer. Overtredingen van het Wetboek van strafrecht die geheel los staan van de kwaliteit van het lokale taxivervoer, bijvoorbeeld een geweldsincident in de privésfeer, vormen geen grond om de vergunning in te trekken. Geweldsdelicten op de taxistandplaats zijn daarentegen bijvoorbeeld weer wel grond om de vergunning op basis van dit lid in te trekken. Deze bepaling heeft nadrukkelijk niet het doel om te handhaven op de naleving van de genoemde regelgeving, maar ziet op de kwaliteit van de lokale taxibranche. In alle gevallen moet het gaan om overtredingen waarvoor de chauffeur ook daadwerkelijk is veroordeeld.
De Wet Bibob vormt naast een weigeringsgrond tevens een grond om een verleende vergunning in te trekken. Dit is geborgd in het vierde lid.
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van de verordeningen straf stellen. Dit artikel regelt dat het niet naleven van de bepalingen in de genoemde artikelen een strafbaar feit oplevert.
De op te leggen straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 450 en van de tweede categorie € 4.500. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de raad gekozen boetecategorie.
Naast strafrechtelijke handhaving, kan bestuursrechtelijk worden opgetreden. Laatstgenoemde heeft de voorkeur.
Artikel 16. Onmiddellijke beëindiging aanbieden straattaxivervoer
Dit artikel is bedoeld voor situaties waarin een chauffeur de normale gang van zaken op de opstapmarkt dermate verstoort dat het noodzakelijk is de persoon direct van de opstapmarkt te verwijderen. Het dermate verstoren van de normale gang van zaken kan plaatsvinden op de taxistandplaatsen, maar eveneens op de openbare weg bij het rijdend aanbieden van straattaxivervoer. Met de directe verwijdering van de opstapmarkt is sprake van spoedeisende bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:24, lid 6 van de Algemene wet bestuursrecht. In situaties waarin tevens een maatregel zoals bedoeld in artikel 14 of 15 van de verordening kan worden opgelegd, is het aan de toezichthouder om zorgvuldig af te wegen of de situatie dermate de normale gang van zaken op de opstapmarkt verstoort, dat niet voor een schorsing of een andere maatregel wordt gekozen, maar voor spoedeisende bestuursdwang. Met toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt terughoudend omgegaan. Voorbeelden van situaties waarin dit kan worden toegepast zijn:
Het schaden van de openbare orde of veiligheid door bijvoorbeeld ruzie en/of vechtpartijen of verkeersonveilig gedrag met het directe risico op schade of letsel bij derden. Onder laatstgenoemde wordt tenminste verstaan te harde rijden op de taxistandplaats en roekeloos aankomen of wegrijden van de taxistandplaats.
De onmiddellijke verwijdering is een besluit (bestuursdwang) dat achteraf zo spoedig mogelijk op schrift wordt gesteld.
Na verwijdering van de opstapmarkt mag de chauffeur nog wel besteld taxivervoer aanbieden.
In sub c is afgebakend dat het niet de handhaving van de openbare orde betreft waarvoor de burgemeester bevoegd is.
Verordening Wegsleepregeling ’s-Hertogenbosch 2020
Wanneer een voertuig (onbeheerd) wordt achtergelaten op een taxistandplaats kan deze op grond van de Verordening Wegsleepregeling ’s-Hertogenbosch 2020 (hierna: wegsleepregeling) worden weggesleept.
Dit wegslepen vindt echter niet plaats op grond van deze verordening. Het wegslepen van voertuigen is op grond van artikel 170 Wegenverkeerswet 1994 uitsluitend toegestaan wanneer een bij of krachtens die wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en verwijdering van het voertuig noodzakelijk is. Een overtreding van deze verordening is geen overtreding van een voorschrift dat bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 is vastgesteld. De juridische grondslag voor deze verordening wordt namelijk niet ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994 maar de Wet personenvervoer 2000.
Het wegslepen zal plaatsvinden op grond van artikel 170 Wegenverkeerswet 1994 J° artikel 2 onder d van het Besluit wegslepen van voertuigen.
Dit artikel regelt wie belast zijn met het toezicht op de naleving van de verordening. Onder sub a zijn ambtenaren van de politie (artikel 141 Wetboek van Strafvordering) en boa’s aangewezen (artikel 142 Wetboek van Strafvordering).
Daarnaast kan het college andere toezichthouders aanwijzen voor het toezicht (sub b), waaronder bijvoorbeeld mystery guests. Mysery guests zijn aangewezen toezichthouders die als klant meereizen met de taxi om anoniem toezicht te houden op het naleven van aspecten van de verordening die bij voorkeur of uitsluitend anoniem gecontroleerd kunnen worden.
In dit artikel is bepaald dat het college nadere regels opstelt waarin nadere invulling wordt gegeven aan een aantal onderwerpen uit deze verordening.
De nadere regels kunnen zowel beleidsregels als algemeen verbindende voorschriften bevatten. Een beleidsregel is uitsluitend het regelen van de wijze waarop een bestuursorgaan in voorkomende gevallen zal omgaan met de vrijheid die de wettelijke bevoegdheid biedt (bijvoorbeeld sanctiebeleid ten aanzien van overtredingen). Dergelijke “regels” binden alleen het bestuursorgaan zelf. De nadere regels, zijnde algemeen verbindende voorschriften, zijn juist bindend voor anderen zoals taxichauffeurs.
Er kunnen zich individuele gevallen voordoen waarin strikte toepassing van deze verordening onbedoeld en onvoorzien buitengewoon onbillijk uitwerkt. In die gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten om af te wijken van de bepalingen van deze verordening. Aard en strekking van de hardheidsclausule is zodanig dat deze slechts met uiterste terughoudendheid kan worden toegepast.
Artikel 20. Intrekken oude regeling
Dit artikel regelt de intrekking van de vorige verordening: “Verordening Kwaliteitskeurmerk Straattaxi's 's-Hertogenbosch 2015”.
Artikel 21. Overgangsbepalingen
Het eerste lid regelt dat vergunningen worden getoetst aan de nieuwe verordening. Dat betekent dat de weigeringsgronden uit deze verordening van toepassing zijn, maar eveneens de langere vergunningsduur.
Het tweede lid regelt dat BTx-vergunningen, verleend op grond van de ingetrokken verordening, nog zes maanden van kracht blijven. Deze termijn kunnen vergunninghouders gebruiken voor het aanvragen van nieuwe vergunningen (inclusief de termijn van behandeling).
Dit artikel regelt de datum waarop de verordening in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-107400.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.