Gemeenteblad van Barendrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2023, 69177 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2023, 69177 | beleidsregel |
Beleidsregels leefgeld ontheemden Oekraïne gemeente Barendrecht
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne die in 2022 uitbrak, zijn vele mensen Oekraïne ontvlucht en onder meer naar Nederland uitgeweken. Als gevolg van deze toestroom aan mensen is de Wet verplaatsing bevolking (Wvb) geactiveerd. De Wvb is de grondslag voor de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) die in maart 2022 tot stand kwam. In de RooO wordt de opvang van ontheemden uit Oekraïne door burgemeesters in hun gemeenten geregeld. Daarbij is onder meer de hoogte van de maandelijkse financiële toelage (eet- en leefgeld) geregeld die de ontheemden ontvangen om in hun levensbehoeften te kunnen voorzien.
De burgemeester acht een financiële ondersteuning aan ontheemden uit Oekraïne wenselijk en noodzakelijk, voor zover deze ontheemden niet via inkomsten uit arbeid of uitkering zelf in hun bestaan kunnen voorzien.
Na evaluatie heeft herziening van de RooO plaatsgevonden. Een deel van de herziening is van kracht geworden op 1 december 2022 en een ander deel wordt van kracht per 1 februari 2023. De herziene tekst van de RooO maakt lokale invulling van de gegeven regels mogelijk. Artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de burgemeester de mogelijkheid om beleidsregels vast te stellen. De burgemeester wil met onderhavige beleidsregels voorzien in de geboden mogelijkheid tot lokale invulling waar de RooO die toestaat.
De BELEIDSREGELS LEEFGELD ONTHEEMDEN OEKRAÏNE GEMEENTE BARENDRECHT
De aanvraag kan worden gedaan door één meerderjarig gezinslid namens zijn gehele gezin. De meerderjarige gezinsleden (in de regel is dat enkel de partner) hoeven niet afzonderlijk een aanvraag in te dienen.
Via een aanvraag krijgen we de informatie die nodig is om het recht op en de hoogte van het leefgeld te bepalen. Als gevolg van de aanvraag zal de afhandeling van het leefgeld onder het regime van de Awb komen. Daarom zal de belanghebbende een beschikking krijgen, en alle rechten en plichten die uit de Awb voortvloeien (o.a. mogelijkheid tot bezwaar). Een aanvraag plus beschikking is ook in lijn met de inlichtingenplicht voor Oekraïners.
Deze inlichtingenplicht is nog niet in een wettelijke regeling opgenomen, omdat daar (nog) geen juridische grondslag voor is. Ter vergelijking: de inlichtingenplicht van de Participatiewet heeft zijn grondslag in de Wet SUWI.
Ondanks het ontbreken van een wettelijke inlichtingenplicht is het wel wenselijk om de belanghebbende te bewegen om de benodigde inlichtingen te verstrekken. Een verplichting om inlichtingen te verstrekken vraagt ook om een termijn waarbinnen dit dient te gebeuren. De termijn van 14 dagen wordt redelijk geacht, aangezien de benodigde informatie voor de beoordeling tamelijk beperkt is en er geen – lastig te verkrijgen – documenten worden gevraagd.
De inschrijving in de BRP biedt een verificatie dat de belanghebbende ook zijn verblijf in de gemeente heeft en een datum van het begin van zijn verblijf.
Ingevolge de Regeling wordt gesteld, dat de belanghebbende die zelf in zijn huisvesting kan voorzien geen behoefte heeft aan een financiële ondersteuning.
Een belanghebbende die ook de Nederlandse nationaliteit bezit kan niet als vluchteling worden aangemerkt. Hij verblijft immers in zijn eigen land.
Analoog aan diverse inkomensregelingen (zoals de Participatiewet) geldt ook hier dat bij verblijf in detentie geen recht op financiële toelagen bestaat.
De minister belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 200 oordeelt over de toepassing van het artikel 28. Samengevat stelt het artikel 28 van de Richtlijn, dat een lidstaat een persoon bescherming mag weigeren als er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat hij i) een oorlogsmisdadiger is, ii) hij een ernstig niet-politiek misdrijf heeft gepleegd, of iii) zich schuldig heeft gemaakt aan daden die in strijd zijn met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties.
Een verdere reden voor weigering kan zijn als hij een gevaar vormt voor het land van opvang.
Artikel 5 Aanvang van het leefgeld
Het leefgeld wordt verstrekt met ingang van de eerste dag van de maand van aanvraag.
Ongeacht het moment van de aanvraag, aan het begin of aan het eind van de maand, wordt het leefgeld verstrekt met ingang van de eerste dag van de maand van aanvraag. Dit hangt samen met artikel 6 lid 2.
Artikel 6 Hoogte van het leefgeld
De Regeling bepaalt dat de hoogte van het leefgeld wordt berekend op basis van de samenstelling van het gezin.
Ten behoeve van een vereenvoudigde uitvoering wordt het leefgeld steeds voor een volledige maand verstrekt. Er wordt geen berekening gemaakt naar het aantal dagen van de maand vanaf de datum aanvraag.
Artikel 7 Beëindiging van het leefgeld
[Artikel 7 lid 3 en lid 4 treden in werking met terugtredende kracht tot 1 december 2022.]
Vanaf 1 februari 2023 geldt de regel dat het leefgeld voor het gehele gezin stopt wanneer ten minste één van de meerderjarige gezinsleden gaat werken of een uitkering ontvangt (waarbij in eerste instantie te denken is aan een WW- of ZW-uitkering).
Wanneer een minderjarig kind gaat werken (dit kan b.v. ook een krantenwijkje zijn), dan eindigt enkel het leefgeld voor dit kind. De rest van het gezin blijft leefgeld ontvangen.
De hoogte van het leefgeld voor dit gezin wordt berekend naar de gezinsgrootte zonder dit kind.
Een gezin heeft recht op leefgeld in de gemeente waar het verblijft. Bij een vertrek uit de gemeente houdt dan ook het leefgeld op voor die gemeente.
De Regeling suggereert een maximum van 28 dagen alvorens te besluiten dat de belanghebbende niet meer in de gemeente verblijft.
Het is niet altijd of vanzelfsprekend duidelijk vanaf welke datum een belanghebbende of het gezin voor het laatst op de opvangvoorziening aanwezig was. Er worden geen dagelijkse presentielijsten bijgehouden. Daarom kan het zijn, dat b.v. een beheerder pas na enkele dagen merkt dat hij het gezin al een tijdje niet meer heeft gezien. Mogelijk weet de beheerder niet met zekerheid op welke datum hij het gezin voor het laatst heeft gezien. En dan nog, als hij het weet, dan wil dat niet zeggen dat dat ook de laatste dag van aanwezigheid is.
Daarom wordt gesteld, dat de termijn van 28 dagen aanvangt vanaf de dag van constatering van afwezigheid.
Artikel 9 Beperking van het leefgeld
Het kan zijn dat de belanghebbende parttime werk verricht en daaruit minder inkomsten verkrijgt dan hij (en zijn gezin) in totaal aan leefgeld ontvangt. Desondanks kan het leefgeld in zijn geheel worden beëindigd (artikel 13 lid 2 van de Regeling)
We vinden het redelijk om rekening te houden met lage inkomsten, maar we willen voorkomen dat er – elke maand – opgaven van inkomsten moeten worden verstrekt en er verrekeningen van inkomsten moeten plaatsvinden. Daarom kiezen we ervoor om, bij wijze van praktische middenweg, bij aanvang van het werk via een opgave van de belanghebbende vast te stellen of zijn inkomsten hoger of lager zijn dan 50% van het totaal aan leefgeld dat aan zijn gezin wordt verstrekt.
Als het lager is dan 50% wordt het dan nog uit te keren leefgeld gesteld op 25% om de belanghebbende te stimuleren om meer inkomsten te verwerven (b.v. door meer uren te gaan werken).
Er wordt dan gekeken naar het totaal aan inkomsten van alle meerderjarige gezinsleden.
De belanghebbende wordt ingevolge zijn inlichtingenplicht (art. 3) geacht te melden wanneer er iets in zijn werksituatie of inkomen wijzigt. Bijvoorbeeld als hij meer uren gaat werken. Wanneer zijn inkomsten boven de 50% komen, wordt het leefgeld in zijn geheel beëindigd.
Er kunnen situaties zijn waar een belanghebbende niet meer uren kan werken, bijvoorbeeld vanwege beperkingen of wanneer het werk vooral een therapeutisch doel heeft. In dat geval kan onder toepassing van de hardheidsclausule worden afgeweken van de beperking bedoeld in het eerste lid en kan het inkomen worden aangevuld tot het leefgeld niveau. De uitvoering hiervan moet zo praktisch mogelijk worden geregeld.
Artikel 10 Langdurig verblijf in (zorg)instelling
[artikel 10 treedt in werking met terugtredende kracht tot 1 december 2022.]
Een langdurig verblijf is een verblijf van ten minste 5 weken.
Bij een zorginstelling is te denken aan een ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis, een instelling voor gehandicaptenzorg of een ggz-instelling. De belanghebbende verblijft in deze instelling ingevolge de Regeling Medische zorg Asielzoekers. Het is voor de toepassing van deze bepaling niet van belang of er sprake is van een Wlz -indicatie.
De vergoeding gaat in vanaf de tweede maand.
De belanghebbende wordt op 16 maart opgenomen. 5 weken daarna is 20 april. Dus vanaf 20 april kan een langdurig verblijf worden gesteld.
De vergoeding gaat dan in vanaf 1 mei.
De vergoeding is aanvullend op het leefgeld en gaat in terugwerkend vanaf de dag van opname, zodra de periode van 5 weken is bereikt.
De vergoeding stopt vanaf de dag van ontslag uit de instelling.
Artikel 11 Vergoeding vrijwilligerswerk
[artikel 11 treedt in werking met terugtredende kracht tot 1 december 2022.]
Het vrijwilligerswerk moet werk zijn dat wordt verricht “in en rondom de gemeentelijke opvangvoorziening” (art. 11a van de Regeling).
Wij hebben dit locatiebeginsel uitgebreid naar “voorziening”. Hierdoor kan het ook gaan om werkzaamheden die worden verricht op bijvoorbeeld de ontmoetingsruimtes. Het moet in ieder geval gaan om een locatie die is bedoeld voor Oekraïners.
Ook het werk of de activiteit zelf moet exclusief zijn gericht op of bedoeld zijn voor Oekraïners.
Tenslotte kunnen alleen Oekraïense vluchtelingen die in het kader van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming hier verblijven in aanmerking komen voor de vergoeding. Dus Oekraïners die hier al woonden (geen belanghebbende zijn in de zin van deze beleidsregels) en Nederlandse vrijwilligers kunnen geen vergoeding krijgen.
De bevoegdheden inzake het vrijwilligerswerk worden neergelegd bij de coördinator van de voorziening en de klantmanager. Beide personen kunnen afzonderlijk of – desgewenst – in overleg beslissen over het wel of niet toekennen van de vergoeding, en of een zelf aangedragen activiteit voor vergoeding in aanmerking komt.
We onderscheiden twee soorten vrijwilligerswerk:
Ingevolge de Regeling kan de burgemeester werkzaamheden aanwijzen en toewijzen aan vluchtelingen die in de betreffende voorziening verblijven.
Te denken is aan corveediensten, tuinonderhoud, koken, e.d. In het algemeen gaat het om werkzaamheden die de belanghebbenden niet reeds geacht worden te doen, maar die wel moeten worden gedaan en waar de gemeente anders kosten voor zou moeten maken.
Er kunnen ook werkzaamheden of activiteiten zijn die niet direct noodzakelijk zijn, maar die wel een positieve invloed hebben op het welzijn van de Oekraïners en de leefkwaliteit op de voorziening. Nadrukkelijk is op te merken, dat het niet alleen om werkzaamheden hoeft te gaan, maar dat het ook om het verzorgen van activiteiten kan gaan.
Bijvoorbeeld voor ontspanning, verbinding of saamhorigheid. In Barendrecht verzorgt b.v. een Oekraïense mevrouw eens in de 2 weken danslessen aan Oekraïners.
De vergoeding wordt uitgekeerd voor elke week waarin er ook daadwerkelijk vrijwilligerswerk is verricht.
De “andere kant” van het verstrekken van een tegemoetkoming is de terugvordering daarvan, wanneer de verstrekker, hier formeel de burgemeester, vindt dat de ontvanger er geen recht op had.
Artikel 8 van de Regeling bij een gemeentelijke opvang en artikel 14 van de Regeling bij een particuliere opvang geven de grond voor de terugvordering.
Met een terugvordering ontstaat een bestuurlijke schuld, waarmee de invordering kan plaatsvinden
Maar daadwerkelijke terugvordering, en zeker de invordering, kan problematisch blijken als de belanghebbende blijkt te zijn teruggekeerd naar de Oekraïne of te zijn vertrokken naar een ander land.
Daarom moet vooral pragmatisch naar elke situatie worden gekeken. Als de invordering naar inschatting complex is en pogingen daartoe futiel lijken te zijn, kan worden afgezien van terugvordering.
Ook de omstandigheden worden in beschouwing genomen. Terugvordering vindt enkel plaats wanneer er duidelijk sprake is van moedwillige, flagrante opzet, ofwel kwade wil. Te denken is aan een situatie waar een belanghebbende welbewust vervalste omstandigheden creëert om leefgeld te verkrijgen.
Het gaat niet zozeer om gevallen waar een belanghebbende reeds leefgeld ontvangt, vervolgens gaat werken en dit te laat bij ons meldt.
Het leefgeld wordt steeds verstrekt voor de volledige maand, zonder toerekening naar rato van het aantal dagen in die maand. Daarom wordt het terug te vorderen leefgeld ook bepaald op de volledige maand.
Het leefgeld is een netto uitkering, zodat brutering niet aan de orde is.
Een terug te vorderen bedrag dat lager is dan 2 maanden leefgeld wordt beschouwd als kruimelbedrag. Om redenen van efficiency wordt dan afgezien van terugvordering.
Zoals per definitie het geval is met een hardheidsclausule, moet hiermee zeer terughoudend worden omgegaan. “Schrijnend” is meer dan “behoeftig”.
Al naar gelang de situatie kan op elk onderdeel van deze beleidsregels afwijkend worden besloten.
Er kan ook alleen tijdelijk worden afgeweken. Omdat het hier een hardheidsclausule betreft, wordt hier geen maximale termijn aan verbonden: op basis van een redelijke of beredeneerde inschatting wordt gesteld dat de situatie zich binnen een beperkte termijn zal zijn opgelost.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-69177.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.