Gemeenteblad van Gemert-Bakel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gemert-Bakel | Gemeenteblad 2023, 63775 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gemert-Bakel | Gemeenteblad 2023, 63775 | beleidsregel |
Nota welstand en beeldkwaliteit gemeente Gemert-Bakel
De raad van de gemeente Gemert-Bakel;
gelet op de door de gemeenteraad vastgestelde ‘Kadernota omgevingskwaliteit (welstand en beeldkwaliteit), gemeente Gemert-Bakel, augustus 2017;
gelet op artikel 12a van de Woningwet en artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 15 november 2022;
vast te stellen de volgende nota:
Nota welstand en beeldkwaliteit
De nieuwe Nota welstand en beeldkwaliteit is opgesteld om samen met bewoners en initiatiefnemers te kunnen werken aan de kwaliteit van de leefomgeving. De nota bevat uitgangspunten en randvoorwaarden om te sturen op identiteit en sfeer. Daarbij is gekozen om te dereguleren waar mogelijk. Alleen in de beelddragende delen van de gemeente zullen voor welstand randvoorwaarden gelden, de overige gebieden zijn welstandsvrij (met excessenregeling). Wel blijft voor een aantal ontwikkelingsgebieden een beeldkwaliteitsplan geldig. De nota geeft daarmee richting aan een uitvoering, die recht doet aan deregulering zonder de kwaliteiten van de beelddragende delen van Gemert-Bakel uit het oog te verliezen.
Het uiterlijk van bouwwerken is onderdeel van de publieke ruimte en van belang voor de identiteiten van de dorpen en het landelijk gebied van Gemert-Bakel. Met deze nota wil de gemeente de omgevingskwaliteit stimuleren. Daarmee geeft de gemeente invulling aan één van de drie maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. Daar waar het dorp of landschap van belang is voor de publieke beleving wil de gemeente samen met initiatiefnemers de identiteit herkenbaar houden. Sturen op omgevingskwaliteit is nodig om de ambities zoals vastgelegd in visies en programma's waar te maken.
De eigenheid en diversiteit van landelijk gebied, dorpsranden, bedrijventerrein, recreatieparken, beeldbepalende routes en erfgoed wil de gemeente herkenbaar maken en houden. Dit zijn de beelddragers van Gemert-Bakel. Het doel is initiatiefnemers ruimte te geven om op een passende manier invulling te geven aan de uitstraling en identiteit van de gemeente. Hoe hoger de ambitie, hoe hoger de omgevingskwaliteit. Omgekeerd is er in gebieden met een lage ambitie ten aanzien van omgevingskwaliteit ruimte voor deregulering.
Omgevingskwaliteit is een begrip, dat niet los is te zien van de ruimtelijke context. Een gebouw staat nooit op zichzelf, een route maakt deel uit van een gebied en het landschap loopt door tot in de dorpen. Daarom is gekozen om te werken met beelddragers: de gebieden, routes en objecten die van belang zijn voor de identiteit van de gemeente. In de nota ligt de nadruk op het beheer van de omgeving. Op de locaties waar het nodig is om een nieuwe kwaliteit tot stand te brengen werkt de gemeente met beeldkwaliteitplannen, die wat betreft het uiterlijk van bouwwerken samen met deze nota worden gehanteerd.
Bij nieuwe ontwikkelingen die een ingrijpende wijziging van de ruimtelijke structuur tot gevolg hebben is het welstandsbeleid in de nota vaak niet toereikend. Daarom wordt dan in eerste instantie een projectgebonden beeldkwaliteitsplan op- en vastgesteld. Een beeldkwaliteitsplan gaat verder dan alleen de criteria voor de bebouwing, het doet ook uitspraken over onder andere aspecten die van invloed zijn om de inrichting van onder andere de openbare ruimte en de groenvoorziening. Een beeldkwaliteitsplan heeft daarmee een meer ontwikkelingsgericht karakter dan de meer op beheer van bebouwings- en contextgerichte welstandsnota. De criteria in de beeldkwaliteitsplannen zijn gericht op de verschijningsvorm van de gebouwde omgeving en moeten als vervanging voor de criteria in de welstandsnota worden beschouwd voor de duur van het project. Een beeldkwaliteitsplan wordt dan ook vastgesteld als zijnde welstandsbeleid, naast dat het gekoppeld wordt aan het vigerende bestemmingsplan. Een beeldkwaliteitsplan zal binnen een nader te bepalen duur na afronding van de ontwikkelfase, komen te vervallen. Het ‘beeldkwaliteitsplan buitengebied gemeente Gemert-Bakel, oktober 2016’ is hierop een uitzondering. Het ‘beeldkwaliteitsplan buitengebied gemeente Gemert-Bakel, oktober 2016’ blijft van toepassing met uitzondering van niet-agrarische bedrijfslocaties, waarvoor de criteria uit de ‘Nota welstand en beeldkwaliteit, gemeente Gemert-Bakel van toepassing zijn’. Zie het stroomschema 'toetsing welstand en beeldkwaliteit' in bijlage 3.
Voor de inpassing van initiatieven wordt voor elke beelddrager een handreiking gedaan. Deze beschrijft het doel voor de drager, de eigenschappen die van belang zijn voor de identiteit, de uitgangspunten voor het inpassen van veranderingen en de randvoorwaarden die de gemeente hanteert bij de beoordeling of het plan op zijn plaats is. Doel is de identiteit te versterken en waar nodig in redelijkheid bij te sturen.
De randvoorwaarden zijn bedoeld om te werken als een zeef in verschillende lagen: identiteit, bouwmassa, uitwerking en kleur en materiaal zijn de lagen. Bij het maken of bekijken van een plan bepalen ze de volgorde. Een bouwplan moet een bijdrage leveren aan de identiteit van de omgeving en een bouwmassa hebben afgestemd op de ruimtelijke context. Pas als dat in orde is, komen een passende architectonische uitwerking en een afgewogen gebruik van materiaal en kleur om de hoek kijken.
De ruimtelijke identiteit van Gemert-Bakel ligt verankerd in het samenspel tussen landschap en dorpen. Streekeigen architectuur wordt door veel mensen gewaardeerd. Sfeer en traditie zijn aantrekkelijk voor bewoners en bezoekers. De gemeente wil de beeldkwaliteit stimuleren en tegelijkertijd initiatiefnemers de gelegenheid geven zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de leefomgeving.
Wie Gemert-Bakel doorkruist, ziet traditionele dorpen en een landschap met veel streekeigen bebouwing. De gemeente is trots op zijn identiteit en ziet mogelijkheden die te versterken. De beelddragende plekken en structuren zijn de aandacht waard. Niet alles is in regels te vatten. De gemeente kiest er dan ook voor om initiatiefnemers uit te nodigen hun omgeving goed te bekijken. De Nota welstand en beeldkwaliteit is een handreiking om plannen te maken, die rekening houden met de context. De omgeving laat veel toe, maar kan niet alles verdragen.
Vanuit de gedachte dat iedereen een bijdrage kan leveren aan de ruimtelijke kwaliteit, zoekt de gemeente naar een evenwicht tussen bouwmogelijkheden enerzijds en de kwaliteit van dorpen en landschap anderzijds. De basisgedachte is, dat er vrijheid moet zijn zonder het algemeen belang uit het oog te verliezen. Het toetsen van het uiterlijk van bouwwerken moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. In de gebieden die bepalend zijn voor de identiteit, is er sprake van algemeen belang.
Gemert-Bakel is een landelijke gemeente. Het buitengebied is belangrijk voor de identiteit. Het landschap is het resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waaraan eeuwenlang beheer is af te lezen en waaraan steeds nieuwe elementen zijn toegevoegd. Het overwegend open landschap is een goed behouden samenspel van landbouw, natuur, water en wegen. De dorpen en gehuchten hebben een agrarische oorsprong en zijn sterk verbonden met het landschap. Dit samenspel is van grote waarde voor de beleving van de gemeente. Het is afhankelijk van goed beheer en dus van passend gebruik.
Voor het beheer van het bestaande landschap is het nodig veranderingen in te passen met behoud van gebruik, structuur en belevingswaarde. In het buitengebied is de samenhang tussen erf en landschap als uitgangspunt genomen voor kwaliteitsverbetering. Voor de landschappelijke inpassing ligt de nadruk op groen en de ordening van de bebouwing op de erven. Daarbij worden situering en vormgeving van gebouwen samen met landschappelijke en natuurlijke elementen gezien als ingrediënten voor verbetering. De ordening van de bebouwing gaat uit van de voorerven met woningen en eventuele recreatieve functies en agrarische bedrijfsgebouwen op achtererven. Grote (agrarische) bebouwing wordt door inplanting met bomen en struiken zoveel mogelijk aan het oog onttrokken. Deze uitgangspunten zijn in deze nota vertaald.
Omdat de dorpen grenzen aan het buitengebied wordt voor de dorpsranden gezocht naar inpassing. Goed geplaatste bebouwing kan een overgang vormen naar het buitengebied. Een meanderende rand met kleinschalige woningbouw in afwisselende architectuur is een mogelijkheid. De nadruk wordt daarbij gelegd op het silhouet van panden met een lage goot en een overheersende kap, dat wordt ontleend aan traditionele boerderijen. De scheiding tussen dorp en landschap kan ook worden gemarkeerd door de weg voor de woningen langs te leggen, zodat er geen achtererven naar het buitengebied zijn gericht. Deze principes en varianten daarop zijn op meerdere plekken toepasbaar. De uitgangspunten zijn in deze nota vertaald.
Landschappelijke en stedenbouwkundige structuren zijn vaak sterk verweven. De dorpen zijn daarmee te zien als verbijzonderingen in het landschap op plekken waar lijnen elkaar kruisen of verschillende soorten gebruik elkaar raken. Wegen, water en groen lopen vanuit de omgeving door in de dorpen en gehuchten.
De dorpen zijn net als het landschap het zichtbare resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waarbij vooral in de naoorlogse periode van groei veel is veranderd. Samen met de van oorsprong landschappelijke structuren liggen functies en gebouwen aan de basis van de stedenbouwkundige structuur. Elke kern is een samenspel van bebouwing, openbare ruimte, groen en water met eigen kenmerken en bijzonderheden. Iedere kern heeft daarbij een eigen sfeer gekregen. De inrichting van de openbare ruimte binnen de kernen hangt samen met het gebruik en gebiedskarakter.
Voor het beheer van de stedenbouwkundige waarden is het van belang veranderingen in te passen met respect voor gebruik, structuur en belevingswaarde. In deze nota is uitgegaan van het beheer van bestaande bebouwingspatronen. Veranderingen moeten worden afgestemd op de aanwezige structuur. De maat en schaal van de nieuwe bebouwing vraagt om inpassing, die deels door de architectuur kan worden geborgd.
Voor de ontwikkeling van nieuwe gebieden en inbreidingen maakt de gemeente gebruik van beeldkwaliteitsplannen. Ook na de vaststelling van deze nota blijft een deel daarvan gelden.
De context is bepalend voor de randvoorwaarden, die voor het uiterlijk van bouwwerken worden gehanteerd. Deze worden per beelddrager uitgewerkt in een raamwerk met eigenschappen, uitgangspunten en overwegingen met criteria. Daarin wordt mede vanwege het wettelijke kader en dus de redelijkheid bij interpretatie gezocht naar een evenwicht tussen randvoorwaarden (verplicht) en criteria (afweging).
De bij deze nota behorende kaart is een weergave van de beelddragers binnen de gemeente Gemert-Bakel en laat zien waar het uiterlijk en karakter van bouwwerken van belang is voor de sfeer, identiteit en beleving van de omgeving.
De ingetekende routes zijn de dragers van de identiteit in de dorpen. Ze zijn bepalend voor de beleving van de bebouwingskernen. Ze bestaan uit de dorpslinten, doorgaande wegen en het centrum van Gemert en Bakel.
Het landelijk gebied is ingetekend als beeldragend gebied, waarbij ook de dorpsranden zijn meegenomen als begrenzing van het groen. De bedrijventerreinen en recreatieparken zijn ook als gebied aangeduid.
Het gebouwde erfgoed van de gemeente is in de kaart aangeduid inclusief de betreffende kavel en wordt getoetst aan de hand van de criteria voor erfgoed.
Welstandsvrij (behoudens excessen)
Een aanzienlijk deel van de gemeente is welstandsvrij. Het gaat om gebieden zoals woonwijken, die van ondergeschikt belang zijn voor de identiteit van de gemeente. Voor deze gebieden zijn geen regels voor het uiterlijk van bouwwerken uitgeschreven in het vertrouwen, dat initiatiefnemers zelf invulling geven aan hun verantwoordelijkheden. Hier wordt alleen op basis van de algemene criteria bekeken of een plan geen exces is. Het welstandvrije gebied omvat een groot deel van de bebouwing. Binnen welstandsvrije gebieden kunnen zich nieuwe ontwikkelingen voordoen waarvoor een beeldkwaliteitsplan van kracht is. Verder blijven de regels uit het onderliggende bestemmingsplan uiteraard wel van kracht.
In de beeldkwaliteitplannen zijn beschrijvende teksten en referentiebeelden vastgelegd, waarmee de ontwikkelingen worden aangestuurd. Deze gelden gedurende de ontwikkeling van het gebied en gelden als aanvullend beleid. Zie in bijlage 2 het overzicht van de geldende beeldkwaliteitsplannen.
Afhankelijk van de identiteit en gewenste beeldkwaliteit zijn voor de beelddragers van de gemeente eigenschappen, uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven. Deze dienen als uitgangspunt voor een gesprek over en voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken.
De beelddragende routes betreffen:
Het centrum van Gemert heeft een herkenbare sfeer. De straten met winkels, woningen en voorzieningen vormen een levendig hart. Het Ridderplein, de Kerkstraat en de Nieuwstraat geven het dorp een onmiskenbaar eigen karakter, waaraan een lange historie is af te lezen. Tegelijkertijd kan niet worden ontkend, dat het centrum ook met de tijd is meegegaan. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het sfeervolle karakter met historische panden en traditionele bebouwing, waarin op een aantal plekken ruimte is voor verbetering.
Gemert centrum heeft een afwisselend karakter met karakteristieke bebouwing uit verschillende perioden, die vrijwel aaneengesloten langs de straat staat. Op het oog vormen deze panden een doorgaande straatwand, die direct aan de openbare ruimte grenst en onregelmatig doorbroken wordt door de kenmerkende steegjes naar het achtergelegen gebied. Komende vanaf de Haageijk begint bij de Nieuwstraat een gebied met een kleinstedelijk karakter, wat past bij de functie als winkelgebied. De oostelijke straatwand loopt door langs de Kerkstraat en het Ridderplein, waarvandaan meerdere horecagelegenheden ruim zicht geven op het groen van het kasteel. Verder naar het zuiden gaat het groen over in de beplanting van het Binderseind. De achterterreinen langs deze as door Gemert bieden ruimte aan andere centrumfuncties waaronder grotere winkels, woningen, appartementen en parkeergelegenheid. Het is daarmee een gevarieerd gebied met meerdere functies.
Veel gebouwen hebben een herkenbare historische waarde, maar ook andere panden dragen bij aan de sfeer. Er is sprake van een bandbreedte, die veel maar niet alles kan verdragen. De bebouwingsstructuur met panden van één, meestal twee en soms drie lagen met kap is drager van het straatbeeld. Tussen de individuele panden staan ook enkele dubbele panden en kleine ensembles. Deze zorgen voor een waardevolle afwisseling in maat en schaal, maar zetten tegelijk de kleinschaligheid onder druk. De meer complexmatige bebouwing en een aantal winkelpanden met een beperkte geleding uit de afgelopen decennia doen onvoldoende recht aan de kwaliteit van het centrum.
De overwegende architectuur van het centrum is traditioneel dorps met aandacht voor geleding en ornamenten. Gevels bestaan overwegend uit metselwerk en hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Natuursteenelementen, spekbanden en stucornamenten zijn veelvuldig ingezet om de architectuur te verfijnen. Winkels en horeca verlevendigen met hun entrees en etalages de straatwanden.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De kappen zijn gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Bijzondere gebouwen die herkenningspunten zijn in het dorp zijn onder meer het kasteel, de Sint Janskerk, het gemeentehuis, de Latijnse school en het kloostercomplex. Deze dragen bij aan de identiteit en beleving van het dorp.
Van een afwijkende opzet is de complexmatige bebouwing met winkels en appartementen aan de zijde van de Komweg. Deze gebouwen hebben een andere schaal en massavorm dan het traditionele dorp en worden gekenmerkt door een afwijkende architectuur. Ter hoogte van de Amstelgang raken ze de Nieuwstraat. Ook zijn er vernieuwingen van een aantal decennia geleden, die afwijken zoals enkele twee- en drielaags blokken met plat dak in een afwijkende architectuur. Deze bebouwing draagt ondanks een prominente positie onvoldoende bij aan de beleving van het centrum. Verder staan er onder meer langs de Komweg en de Vondellaan seriematige woningen, die het karakter van het centrum niet ondersteunen maar die door hun positie er ook geen afbreuk aan doen.
Gemert centrum is een gebied met een kleinstedelijk en levendig karakter, dat getuigt van een lange en rijke geschiedenis. Het centrum wordt gekenmerkt door afwisselende gebouwen in een verzorgde architectuur, die straatwanden vormen en de openbare ruimte omlijsten. Plannen moeten op een vanzelfsprekende wijze passen in deze structuur en een bijdrage leveren aan het straatbeeld. Dit vraagt bij eventuele nieuwbouw om terughoudende inpassing met panden van een passende maat en schaal, zodat de kwaliteit van de gegroeide identiteit een nieuwe impuls krijgt. Wat betreft de architectuur is het bij verbouwing van bestaande gebouwen het bestaande uiterlijk uitgangspunt. Veranderingen moeten leiden tot een evenwichtig resultaat, waarbij verbetering van het uiterlijk als onderdeel van het dorp niet uit de weg moet worden gegaan. De traditionele context is daarbij uitgangpunt. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinstedelijke en representatieve karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het traditionele straatbeeld:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
De routes van Gemert zijn dorpse wegen met daarlangs afwisselende bebouwing. Vrijstaande woningen en tweekappers worden afgewisseld met historische bebouwing zoals langgevelboerderijen, maar ook bedrijfspanden en winkels komen voor. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het afwisselend karakter met overwegend kleinschalige bebouwing.
De routes van Gemert vormen een afwisselend geheel. Vlak buiten het centrum zijn het straten met bebouwing tot aan het trottoir, meer naar buiten zijn het routes begeleid door het groen van laanbomen en voortuinen. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes. De panden zijn georiënteerd op de weg.
De bebouwing is in het algemeen kleinschalig. Nieuw en oud staan naast elkaar. Kenmerkend zijn individuele woningen en tweekappers in een halfopen verkaveling met smalle percelen in de buurt van het centrum en bredere percelen aan de randen van het dorp. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat soms uit één, vaak twee lagen met kap. De nokrichting wisselt. Dakkapellen komen veel voor. Op verschillende plekken zijn rijwoningen of appartementen gerealiseerd, die in de regel aansluiten op de schaal en vorm van de belendingen. Hier en daar wordt de bebouwingsstructuur doorbroken door een winkel of bedrijfspand met een afwijkende schaal of massavorm. Complexmatige en seriematige bouw komen beperkt voor.
De architectuur is in het algemeen dorps en terughoudend zonder accenten. Gevels bestaan uit metselwerk. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor waaronder uitkragende goten en schoorstenen.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn in het algemeen van baksteen. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen en vormen komen voor, maar zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
De routes van Gemert hebben een dorps en afwisselend karakter. Ze worden gekenmerkt door gevarieerde bebouwing met een overwegend terughoudende architectuur. Veranderingen moeten op een vanzelfsprekende wijze worden afgestemd op de bestaande structuur met aandacht voor de maat en schaal van de belendingen. Wat betreft de architectuur zijn er binnen de bestaande bandbreedte voldoende mogelijkheden om ontwerpen af te stemmen op het straatbeeld. Plannen moeten worden ingepast zonder contrast met de omgeving. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het afwisselende karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in de omgeving en is overwegend dorps van karakter:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
Bakel centrum is een afwisselend dorpshart op een kruispunt van routes. Historische panden, vrijstaande woningen, winkels en voorzieningen bepalen samen met het aanwezige groen de sfeer in de openbare ruimte. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het gegroeide karakteristieke beeld met overwegend traditionele bebouwing.
Bakel centrum heeft een afwisselend karakter met bebouwing uit verschillende perioden. Centraal herkenningspunt is de kerk. Het straatbeeld is vanwege de plaatsing van de panden aan de staat stenig, maar heeft door de vele bomen toch een groen aanzien. Het straatbeeld is gevarieerd. De rooilijn volgt de weg losjes en maakt ter hoogte van de kerk ruimte voor een plein.
Bakel is een gegroeid dorp met overwegend individuele bebouwing, die vrijwel aaneengesloten langs de straat staat. De historie is herkenbaar in bebouwing waaronder het parochiehuis, de voormalige pastorie, de oude school en een aantal langgevelpanden. Daartussen staat dorpsbebouwing met een kleine schaal en een traditionele massavorm bestaande uit huizen en winkels, die het verloop van de bestaande wegen volgt. Op een aantal plekken is bebouwing gerealiseerd met een meer seriematig karakter. De gebouwen zijn georiënteerd op de weg. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één of twee lagen met kap. Hier en daar is een hoogteaccent geplaatst. De nokrichting wisselt.
De architectuur is dorps. Gevels bestaan uit metselwerk en hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Winkels en horeca verlevendigen met hun entrees en etalages de straatwanden.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De kap is gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Van een afwijkende schaal en opzet is de complexmatige bebouwing met voorzieningen en appartementen ter hoogte van de Bernhardstraat. Deze gebouwen voegen zich niet in de oude structuur van het dorp, hebben een andere massavorm en worden gekenmerkt door een afwijkende architectuur. Ze zijn door de ligging achter de kerk en het plein niet nadrukkelijk aanwezig in het dorpsbeeld.
Bakel heeft een kleinschalig en tegelijkertijd levendig karakter. Het centrum wordt gekenmerkt door afwisselende gebouwen in een verzorgde architectuur, die straatwanden vormen en de openbare ruimte begeleiden. Plannen moeten op een vanzelfsprekende wijze passen in deze structuur en zijn afgestemd op de bestaande panden. Dit vraagt bij nieuwbouw om terughoudende inpassing met panden van een vergelijkbare maat en schaal, zodat de gegroeide identiteit de boventoon blijft voeren. Wat betreft de architectuur is bij verbouwingen het bestaande pand uitgangspunt, waarbij verbetering van het straatbeeld niet uit de weg moet worden gegaan. Eventuele nieuwbouw moet recht doen aan de traditionele context. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en representatieve dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
De routes van Bakel zijn groene wegen met daarlangs vrijstaande panden en tweekappers in een dorpse architectuur. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het karakter met kleinschalige bebouwing waarin het groen en de afwisseling de sfeer bepalen.
De routes van Bakel hebben een afwisselend straatbeeld met laanbomen en voortuinen. De rooilijn volgt de weg losjes. De panden zijn georiënteerd op de weg. Er staan enkele historische panden, maar het grootste deel van de bebouwing heeft geen beeldbepalende waarde.
De bebouwing is in het algemeen kleinschalig. Kenmerkend zijn individuele woningen en tweekappers. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één of twee lagen met kap, waaraan een dakkapel of schoorsteen is toegevoegd. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg. Op een aantal plekken zijn daartussen rijwoningen of appartementengebouwen gerealiseerd, die aansluiten op de kleine schaal en vorm van de kermerkende woonbebouwing van twee lagen met kap. Tussen de woonbebouwing staat hier en daar een winkel of bedrijfspand. Deze wijken in massavorm deels af van de naastgelegen bebouwing, maar zijn in maatvoering en door een plaatsing op enige afstand van de weg voldoende ingepast geen breuk te vormen in de bebouwingsstructuur.
De architectuur is in het algemeen dorps en terughoudend zonder accenten. Gevels bestaan uit baksteen metselwerk. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor waaronder uitkragende goten en schoorstenen.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn in het algemeen van baksteen. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
De routes van Bakel hebben een dorps karakter. Ze worden gekenmerkt door laanbomen en afwisselende bebouwing met een terughoudende architectuur. Veranderingen moeten op een vanzelfsprekende wijze passen in de bestaande structuur. Wat betreft de architectuur is onnadrukkelijke afstemming op het groene straatbeeld en de belendingen op zijn plaats. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het dorpse karakter:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
Handel is een kleinschalig lintdorp. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het gegroeide karakter met afwisselende bebouwing waarin de kerk, enkele voormalige boerderijen en historische panden de sfeer bepalen.
Handel heeft een afwisselend kleinschalig karakter met bebouwing uit verschillende perioden. De route is een brede weg begeleid door laanbomen en afgezoomd met tuinen. Deze weg brengt de sfeer van het groene buitengebied van beide zijden de kern in. De toon in het oude deel wordt gezet door individuele panden, meer naar buiten staan ook tweekappers en enkele korte rijen woningen. Centraal in het dorp staat de kerk met processiepark, die in maat en schaal boven de andere bebouwing uitsteekt. Daar omheen zijn historische panden te vinden waaronder voormalige winkels en boerderijen met een representatieve architectuur, maar ook oudere woonhuizen met een meer terughoudende uitwerking. Het is deze beeldbepalende afwisseling met representatieve bebouwing, die het behouden waard is. Plannen moet daartussen op een vanzelfsprekende wijze worden ingepast.
Het is een gegroeid dorp. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes. De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en overwegend individueel karakter. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één laag met kap, waaraan een dakkapel of schoorsteen is toegevoegd. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg.
De architectuur is overwegend landelijk met lage gevels in bruinrode baksteen en overheersende kap met rode of grijze pannen. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor als uitkragende goten en schoorstenen.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen met name bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen voor, maar zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals kerkelijk erfgoed, en scholen. Deze staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Vaak hebben deze gebouwen meerdere voorkanten.
Handel is een afwisselend dorp, waarin de bestaande structuur met kleinschalige bebouwing en laanbomen beeldbepalend is. Plannen moeten terughoudend worden ingepast tussen de oude panden, zodat de historische identiteit op de voorgrond blijft staan. Wat betreft het uiterlijk is aandacht nodig voor een architectuur, die het vanzelfsprekende van de traditionele bouwwijze combineert met het karakter van de overwegend individuele bebouwing. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en representatieve dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
De Mortel is een kleinschalig lintdorp. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het gegroeide karakter met afwisselende bebouwing waarin landelijke woningen, historische panden en de kerk de sfeer bepalen.
De Mortel heeft een afwisselend kleinschalig karakter met bebouwing uit verschillende perioden. De sfeer langs de route wordt gezet door individuele panden met daartussen enkele winkelpanden en tweekappers. De woningen staan in het zicht vanwege het stenige straatprofiel. Bepalend voor De Mortel is de kleine schaal van de panden en de verzorgde baksteenarchitectuur. Aan de noordzijde van het dorp staat de kerk, die in maat en schaal boven de andere bebouwing uitsteekt. Het is de beeldbepalende afwisseling met een kleine maat en schaal, die het behouden waard is en waar plannen op een vanzelfsprekende wijze moeten worden ingepast. Op een aantal plekken is daartussen in de loop der jaren een bedrijf of voorziening geplaatst met een afwijkende schaal of architectuur, die aanleiding kunnen zijn voor nieuwe ontwikkelingen met een meer dorps karakter.
Het is een gegroeid dorp. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes en staat veelal op een ruim kavel. De bebouwing is georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en overwegend individueel karakter. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één laag met kap, waaraan een dakkapel of schoorsteen is toegevoegd. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg.
De architectuur is landelijk met lage gevels in bruinrode baksteen en overheersende kappen met rode of grijze pannen. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen en soms een winkelpui. De detaillering van de gebouwen is verzorgd en eenvoudig met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor als uitkragende goten en schoorstenen.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of deels gepleisterd in een lichte tint. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen met name bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen voor, maar zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals kerkelijk erfgoed en voorzieningen. Deze staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Vaak hebben deze gebouwen meerdere voorkanten.
De Mortel is een afwisselend dorp, waarin de bestaande structuur met kleinschalige bebouwing op ruime kavels beeldbepalend is. Plannen moeten terughoudend worden ingepast tussen de bestaande panden, zodat de landelijke identiteit op de voorgrond blijft staan. Wat betreft het uiterlijk is aandacht nodig voor een architectuur, die het vanzelfsprekende van de traditionele bouwwijze combineert met het karakter van de overwegend individuele bebouwing. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het landelijke en traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
Milheeze is een kleinschalig lintdorp. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het gegroeide karakter met afwisselende bebouwing waarin traditionele woningen, historische panden en goed ingepaste vernieuwingen de sfeer bepalen.
Milheeze heeft een afwisselend kleinschalig karakter met panden uit verschillende perioden. De route is een weg begeleid door laanbomen en afgezoomd met tuinen. Deze weg brengt de sfeer van het groene buitengebied van beide zijden het dorp in. Het straatbeeld is verzorgd. De toon wordt gezet door historische panden met een vaak representatieve architectuur en door individuele woonhuizen en tweekappers van een meer recente datum in een verzorgde architectuur.
Het is een gegroeid dorp met overwegend individuele bebouwing, waaronder veel panden terug te voeren zijn op de landelijke oorsprong. Het straatbeeld is gevarieerd. De rooilijn volgt de weg losjes en maakt ter hoogte van de kerk ruimte voor een plein. Een uitzondering in de structuur is de school, die met een open hoek en een nadrukkelijke ronde vorm met hoge gevel een eigen accent zet. De overige bebouwing met een grotere maat en schaal zoals appartementengebouwen voegen zich met veel minder nadruk in de dorpse structuur. De gebouwen zijn georiënteerd op de weg. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één of twee lagen met kap, waaraan een dakkapel of schoorsteen is toegevoegd. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg.
De architectuur is dorps en landelijk. Gevels bestaan uit metselwerk en hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen. De detaillering van de gebouwen is verzorgd met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor waaronder uitkragende goten en schoorstenen.
Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Verspreid langs de route staan gebouwen met een grotere maat zoals de kerk, de school en enkele wooncomplexen. Deze voegen zich onnadrukkelijk langs de route en zijn in zowel schaal als architectuur afgestemd op het dorpse karakter.
Milheeze is een dorp met een goed bewaard kleinschalig karakter. De route wordt gekenmerkt door laanbomen en afwisselende bebouwing in verzorgde architectuur op ruime kavels met groene voortuinen. Plannen moeten op een vanzelfsprekende wijze passen in de structuur en bij de bestaande panden. Dit vraagt bij nieuwbouw om terughoudendheid, zodat de gegroeide identiteit op de voorgrond blijft staan. Wat betreft het uiterlijk is aandacht nodig voor een architectuur, die het vanzelfsprekende van de traditionele bouwwijze combineert met het karakter van de overwegend individuele bebouwing. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en overwegend representatieve dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
De Rips is een groen dorp, waar twee routes elkaar kruisen. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het groene karakter waarin dorpse woningen de sfeer bepalen.
De Rips heeft een kleinschalig karakter met overwegend traditionele woonbebouwing. De sfeer wordt gezet door individuele panden en tweekappers met daartussen een enkele winkel of voorziening. De woningen staan op ruime kavels langs een breed en groen straatprofiel. Bepalend is de kleine schaal van de panden en de verzorgde baksteenarchitectuur, waarin rood metselwerk en pannendaken voor een vriendelijk straatbeeld zorgen. Het is de kleine maat en schaal, die het behouden waard is en waar plannen op aan moeten sluiten. Op een aantal plekken staat een bedrijf of voorziening met een afwijkende schaal of architectuur, die geen aanleiding moeten zijn voor nieuwe ontwikkelingen.
Het is een dorp met een recht stratenpatroon. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes en staat op enige afstand van de openbare ruimte op een ruime kavels. De bebouwing is georiënteerd op de weg. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat op een enkele uitzondering na uit één of twee lagen met kap. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg, wat het profiel van de openbare ruimte nog meer maat geeft. Het individuele pand is de standaard en worden afgewisseld met tweekappers.
De architectuur is landelijk met gevels in bruinrode baksteen en daken met rode of grijze pannen. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen en soms een winkelpui. De detaillering van de gebouwen is verzorgd en eenvoudig met metselwerkaccenten.
Materialen en kleuren zijn terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of deels gepleisterd in een lichte tint. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
De Rips is een kleinschalig dorp met overwegend individuele panden, waarin de bestaande structuur met kleinschalige bebouwing op ruime kavels beeldbepalend is. Plannen moeten terughoudend worden ingepast tussen de bestaande panden, zodat de landelijke identiteit op de voorgrond blijft staan. Wat betreft het uiterlijk is aandacht nodig voor een architectuur, die het vanzelfsprekende van de traditionele bouwwijze combineert met het karakter van de overwegend individuele bebouwing. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het landelijke en traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
Elsendorp is een landelijk dorp bij een kruising van twee routes door het buitengebied. Doel van het welstandsbeleid is het behoud van het groene karakter, waarin vrijstaande woningen en tweekappers worden afgewisseld met enkele bedrijven en winkels.
Elsendorp heeft een kleinschalig karakter met overwegend woonbebouwing. De sfeer wordt bepaald door individuele panden en tweekappers. De panden staan op ruime kavels langs een breed en groen straatprofiel. Bepalend is de kleine schaal van de panden en de verzorgde baksteenarchitectuur, die voor een vriendelijk straatbeeld zorgen. Het is de kleine maat en schaal, die het behouden waard is en waar plannen op aan moeten sluiten. Op een aantal plekken staat een bedrijf of voorziening met een afwijkende schaal of architectuur, die geen aanleiding moeten zijn voor nieuwe ontwikkelingen.
Het is een dorp met een recht stratenpatroon. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes en staat op enige afstand van de openbare ruimte op een ruime kavels. De bebouwing is georiënteerd op de weg. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat op een enkele uitzondering na uit één of twee lagen met kap. Het individuele pand is de standaard en worden afgewisseld met tweekappers.
De architectuur is landelijk met gevels in bruinrode baksteen en daken met rode of grijze pannen. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen en soms een winkelpui. De detaillering van de gebouwen is verzorgd en eenvoudig met metselwerkaccenten.
Materialen en kleuren zijn terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of deels gepleisterd in een lichte tint. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal zijn in het gebiedsbeeld ondergeschikt.
Elsendorp is een kleinschalig dorp met overwegend individuele panden en tweekappers, waarin de bestaande structuur met kleinschalige bebouwing op ruime kavels beeldbepalend is. Plannen moeten terughoudend worden ingepast tussen de bestaande panden, zodat de landelijke identiteit op de voorgrond blijft staan. Wat betreft het uiterlijk van bouwwerken is aandacht nodig voor een architectuur, die op een vanzelfsprekende manier aansluit bij traditionele van de bestaande bebouwing. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het kleinschalige en dorpse karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het landelijke en traditionele dorp:
Traditionele materialen en kleuren die passen in het straatbeeld:
Afhankelijk van de identiteit en gewenste beeldkwaliteit zijn voor de beelddragers van de gemeente eigenschappen, uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven. Deze dienen als uitgangspunt voor een gesprek over en voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken.
De beelddragende gebieden betreffen:
Het landelijk gebied is van grote waarde voor de groene identiteit van de gemeente. Het buitengebied heeft mede vanwege de afwisseling tussen landbouw en natuur een hoge belevingswaarde. De bebouwing in de gehuchten en op de groene erven is onderdeel van het landschap zonder op de voorgrond te treden.
Het landelijk gebied is een groen gebied met overwegend agrarisch gebruik. Het is mede vanwege de cultuurhistorische waarde en de grote hoeveelheid natuur van belang voor de recreatie en aantrekkelijk als woonomgeving. De toon wordt gezet door boerderijen en agrarische woningen met de bijbehorende loodsen en stallen. Verder staan er landelijke woningen op ruime erven omzoomd door groen. Op enkele plekken is de bebouwing zodanig aaneengesloten, dat er sprake is van een gehucht.
De toon wordt wat betreft de bebouwing gezet door individuele panden met bijgebouwen in het groen. Verspreid over het gebied zijn cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig waaronder langgevelboerderijen. De meeste gebouwen staan op een ruim kavel op enige afstand van de weg. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg losjes of is gerelateerd aan de verkavelingsrichting. Kenmerkend voor het bebouwingsbeeld zijn vooral de (pannen)daken, die boven het groen rond het erf van grote afstand zichtbaar zijn. De massaopbouw is eenvoudig en bestaat veelal uit één laag met kap, waaraan een dakkapel of schoorsteen is toegevoegd. De veelal gemetselde gevels van de boerderijen en woningen zijn beeldbepalend voor de beleving op kortere afstand.
De gemeente onderscheidt meerdere landschapstypen. Het eerste type is het beekdallandschap. Hier ontwikkelen de erven zich in de diepte van de smalle verkaveling met aan beide zijden dichte beplanting.
Het tweede type is het kampenlandschap. Hier variëren de eigenschappen van reliëf en verkaveling, zodat de richtingen verschillen van locatie tot locatie. Ook het gebied rond de oude akkers hoort tot het tweede type. Hier is veelal sprake van met groen omzoomde erven, die zich hoofdzakelijk in de breedte ontwikkelen. Deze twee landschappen hebben een lange geschiedenis met deels oudere bebouwingstypen.
Het derde type bestaat uit het peelontginningslandschap en het landbouwontwikkelingsgebied. Hier zijn rechthoekige kavels met functionele inrichting gekoppeld aan rechte wegen. Dit is een jonger landschap met nieuwere bebouwing.
De architectuur van de woningen is overwegend landelijk met lage gevels in bruinrode baksteen en overheersende kappen met rode of grijze pannen. In de beekdalen en het kampenlandschap komen van oudsher ook rieten daken voor. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met staande ramen. De detaillering van de gebouwen is verzorgd en eenvoudig met metselwerkaccenten. Hier en daar komen accenten voor als uitkragende goten en schoorstenen. De schuren en agrarische bijgebouwen zijn architectonisch vaak een vereenvoudigde versie van de hoofdgebouwen of zijn uitgevoerd als moderne stal.
Materialen en kleuren zijn terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonplinten en plaatmateriaal komen met name bij agrarische bijgebouwen voor, maar zijn mede vanwege de landschappelijke inpassing en kleurstelling ondergeschikt in het gebiedsbeeld.
Het landelijk gebied is groen met afwisselende bebouwing op ruime erven met een opgaand groen. Plannen moeten worden ingepast in de landschappelijke structuur. De kenmerkende historische gebouwtypen zijn uitgangspunt voor nieuwbouw, waarbij een terughoudende eigentijdse interpretatie tot de mogelijkheden behoort. Wat betreft het uiterlijk van bouwwerken is, in zoverre grenzend aan de openbare ruimte, een kleinschalige architectuur met lage goten en overheersende kappen uitgangspunt. Voor loodsen en stallen met agrarische functies is een terughoudende vormgeving met gedekte kleuren en een gedegen inpassing met opgaand groen het uitgangspunt. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand. Het beeldkwaliteitsplan buitengebied is bij herontwikkeling aanvullend van toepassing.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het landelijk en groen karakter:
Bouwmassa (bedrijfs)woning sluit aan op het karakter van de omgeving en de kenmerkende historische bouwtypen:
De architectuur past in het landelijk beeld:
Traditionele materialen en kleuren die zonder contrast passen in het landschap:
DORPSRANDEN AAN HET OPEN LANDSCHAP
De dorpsranden zijn zichtbaar vanuit het landelijk gebied en daarmee van invloed op de groene identiteit van de gemeente.
Langs de randen van de dorpen staan overwegend woningen en enkele bedrijfspanden. Er is vaak sprake van een losse ordening met vrijstaande panden of van bijgebouwen op het achtererf, waarbij hoofdgebouwen veelal een (tweede) voorkant aan het landschap hebben. In een aantal gevallen betreft het seriematige woningbouw. Het landelijk gebied is vanwege het groene open karakter aantrekkelijk als woonomgeving. De bebouwing aan de rand van de dorpen staat op de overgang naar het landschap. Wie hier woont kan vaak ver kijken, maar wordt ook van ver af gezien.
Het landelijk gebied is groen. Het is van belang voor de beleving van de gemeente. De bebouwing langs de dorpsranden is de grens van het landschap. De massavorm, materiaal en kleur zijn goed te zien. De architectuur van de gebouwen is minder van invloed, maar speelt ook een rol in de beleving. Veranderingen mogen niet leiden tot contrasten in het landschap. Wat betreft de architectuur is onnadrukkelijke afstemming op het groene gebiedsbeeld op zijn plaats. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Behoud van het landelijk en groen karakter:
Bouwmassa sluit aan op het karakter van de omgeving:
De architectuur past in het landelijk beeld:
Traditionele materialen en kleuren die zonder contrast passen in het landschap:
Op meerdere locaties in de gemeente liggen bedrijventerreinen. Het zijn gebieden met bedrijfshallen en kantoren van verschillende formaten en met verschillende functies.
Wat betreft de opzet van de bedrijventerreinen is onderscheid te maken tussen traditionele en moderne terreinen.
Op de moderne terreinen is meer samenhang en staat representatieve bedrijfsbebouwing. Deze terreinen hebben een meer verzorgde openbare ruimte, waarin representatieve bebouwing tot zijn recht kan komen. De gebouwen hebben gevels met een heldere opzet en een detaillering die varieert van eenvoudig tot representatief. Het materiaalgebruik is overwegend modern en duurzaam. Gevels van gevouwen metaalplaat komen veel voor, net als glaspuien en baksteen. De openbare ruimte is hier in de regel niet alleen doelmatig, maar is ook zorgvuldiger ingericht met bomen en groenstroken.
Traditionele terreinen hebben een eenvoudige hoofdstructuur, een sobere inrichting van de openbare ruimte en dicht op elkaar staande loodsen en hallen zonder veel samenhang. De bebouwing op deze terreinen is hoofdzakelijk functioneel. Soms staan er ook woningen, die hoofdzakelijk zijn uitgevoerd in een eenvoudige en overwegend traditionele architectuur. Het aanzien is vaak verouderd.
Uitgangspunt voor moderne bedrijventerreinen is het tot stand brengen en beheren van een goede ruimtelijke kwaliteit, waarbij de bebouwing moet passen in een verzorgd straatbeeld. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand. Afstemming in plaatsing, massavorm en architectuur is gewenst om te komen tot samenhang in de straatwanden. Voor traditionele terreinen is het voorkomen van achteruitgang uitgangspunt. Hier ligt de nadruk op beheer van een basiskwaliteit en het voorkomen van excessen.
Voor de randen van zowel de moderne als de traditionele bedrijventerreinen is de beoordeling ook gericht op het voorkomen van landschappelijke contrasten en op de inpassing in de omgeving.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Gebouwen dragen bij aan een verzorgd en functioneel straatbeeld:
Gebouwen zijn individueel en afwisselend:
De architectonische uitwerking en detaillering zijn evenwichtig:
Materialen en kleuren afstemmen op omgeving:
De recreatieparken liggen in het landelijk gebied en zijn daarmee van invloed op de beleving van het groene karakter van de gemeente. Ze hebben een eigen sfeer en zijn, in zoverre niet omgeven, door groen zichtbaar aanwezig in het landschap.
Recreatieparken zijn terreinen met huisjes, (sta)caravans en andere nachtverblijven met bijbehorende voorzieningen. De bezoekers maken gebruik van de landschappelijke ligging en de groene omgeving. Een goede inpassing is gewenst om de aantrekkelijkheid van het omringende landschap te behouden.
Het landelijk gebied is groen. Het is van belang voor de beleving van de gemeente. De hoofdgebouwen van de terreinen, de bijbehorende voorzieningen en de vakantieverblijven hebben een eigen schaal en sfeer. Deze kunnen de kwaliteit van de omgeving beïnvloeden. Contrast met het landschap moet worden voorkomen. Beplanting kan daarbij een goede rol vervullen. Wat betreft de architectuur is onnadrukkelijke afstemming op het groene gebiedsbeeld op zijn plaats. Verbouwingen voegen zich naar de architectuur van het bestaande pand.
Het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschreven eigenschappen en uitgangspunten gewogen aan de hand van de volgende randvoorwaarden (verplicht) en de daaronder opgesomde criteria (afweging):
Recreatieparken zijn ingepast in de landschappelijk context:
Gebouwen hebben een individuele verschijningsvorm:
De architectonische uitwerking is evenwichtig:
Ingetogen materiaal en kleurgebruik:
MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCH WAARDEVOLLE BEBOUWING
Historische bouwwerken zoals boerderijen, kerken en woningen kunnen zijn aangewezen als monument of hebben de status cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Het doel daarvan is de cultuurhistorische waarde van deze bouwwerken te beschermen. Uitgangspunt voor de omgang met monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is behoud voor de toekomst.
Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing herinneren op verschillende manieren aan het verleden. Een historische langgevelboerderij kan worden gezien vanuit de ontwikkeling van het boerenbedrijf en het landschap, maar ook een bijzondere waarde hebben vanwege de vroegere bewoners of deel uitmaken van een gehucht met een lange geschiedenis. Een gebouw als een kerk of klooster representeert een heel ander verleden en heeft bijvoorbeeld vanuit het religieuze gebruik een interieur met een grote kunsthistorische waarde.
Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing hebben veel eigenschappen, die van pand tot pand op een andere manier van belang zijn. Aan de buitenkant van een pand is de waarde meestal goed af te lezen, zoals bij oude gevels met fraaie kozijnen en mooi metselwerk. Vaak is ook in het interieur veel historie bewaard gebleven, bijvoorbeeld de inrichting van een woning of de gebinten van een boerderij. De omgeving mag ook niet worden vergeten, zoals een erf of tuin maar ook de samenhang met panden in de omgeving of het landschap. Al deze eigenschappen worden gewogen aan de hand van waarderingscriteria voor erfgoed:
Bij ingrepen aan monumenten of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing staat respect voor erfgoedwaarde voorop. Bescherming van het monument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en behoud van historisch materiaal is uitgangspunt. Soms kan het nodig zijn om te restaureren of een nieuwe bestemming in te passen. Veranderingen dragen bij aan behoud, maar moeten zo terughoudend mogelijk zijn en de waarde van het monument of de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing respecteren.
De redengevende omschrijving is het startpunt bij het maken van plannen. Dit soort beschrijvingen is niet uitputtend. Vaak is aanvullend onderzoek nodig om te bepalen hoe in praktijk met de waarde van een monument of de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kan worden omgegaan. Hierbij kan gedacht worden aan cultuurhistorische, historisch geografische, bouwhistorische, archeologische of restauratietechnische onderzoeken. Aan de hand van de uitkomsten daarvan is aan te geven wat van belang is voor de waarde van een monument of de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De resultaten van bijvoorbeeld bouwhistorisch onderzoek kunnen worden gehanteerd als richtinggevende aanwijzingen bij herbestemming of verduurzaming.
Bij de weging van plannen gelden de volgende randvoorwaarden:
Conserveren heeft altijd de voorkeur. Bewaar en onderhoud het bestaande. Eventuele ingrepen dienen alleen om het verval te stoppen of verdere aantastingen te voorkomen, zoals reinigen of het aanbrengen van beschermende middelen.
Beschadigingen kunnen zo nodig worden gerepareerd, bijvoorbeeld het plaatselijk vernieuwen van voegwerk of het opstoppen van riet. Daarbij moet geen materiaal worden vervangen of toegevoegd als dat niet nodig is. Reparaties moeten zwakker zijn dan het historisch materiaal. Voer ingrepen degelijk uit, zodat ze lang meegaan.
Als het te laat is om te repareren, kan het nodig zijn te vernieuwen of vervangen. Als het mogelijk is, heeft het de voorkeur te vervangen met een kopie zonder verbeteringen of aanpassingen. Gebruik waar mogelijk hetzelfde materiaal of een materiaal met dezelfde eigenschappen. Als traditionele methoden niet toereikend zijn, is imitatie met gebruik van moderne methoden en technieken denkbaar op voorwaarde dat deze doeltreffend zijn en uit ervaring blijkt dat er geen schade ontstaat.
Soms kan het nodig zijn om over te gaan op een verbetering met behoud van het bestaande beeld. Zoals het aanpassen van een onderdeel aan eisen op het gebied van akoestische, thermische isolatie of inbraakwering. Een voorbeeld is achter-zetbeglazing bij vensters met bijzondere detaillering. Eventueel kan bij vervanging van detonerende onderdelen beter worden aangesloten bij het historische karakter van een pand, maar historiseren is geen uitgangspunt.
Respect voor historische gelaagdheid
Erfgoed is niet alleen van gisteren. Het is door de jaren heen tot stand gekomen. Verschillende generaties gebruikers hebben lagen toegevoegd aan de geschiedenis. Een object, plek of gebied is daardoor te zien als een levend archief. Terug restaureren naar een ‘oorspronkelijke’ versie is veelal een ontkenning van deze gelaagde geschiedenis en daarmee ongewenst. De historische context en de bouwsporen van een monument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing hebben een eigen waarde en moeten afleesbaar blijven, landschappelijke elementen zijn niet los te zien van eeuwenoud beheer waarvan het veranderend gebruik zichtbaar moet blijven. De historische gelaagdheid is een waarde op zich.
Erfgoed is niet los te zien van zijn context. Een monumentaal woonhuis bijvoorbeeld komt niet tot zijn recht op een groot parkeerterrein, een brug kan niet zonder water en een glas-in-lood raam is meer op zijn plaats in een oude kerk dan in een schuur. De context is meer dan een waarde op zichzelf, het draagt bij aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van het erfgoed.
Herkenbaarheid nieuwe elementen
Om een gebouw, plek of een gebied te kunnen blijven gebruiken, kan het nodig zijn aanpassingen te doen of om nieuwe elementen toe te voegen aan een monument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Dat kan een entree zijn bij een kerk of een schuur in een historische tuin. Dit soort veranderingen moeten harmonieus aansluiten op de omgeving en de historische gelaagdheid. Reconstructie van verdwenen bouwwerken is niet gewenst. Nieuwe toevoegingen mogen herkenbaar zijn. Een ontwerp kan bijvoorbeeld aansluiting zoeken in maat, schaal en stijl van detailleren, maar door materiaalgebruik en uitvoering een eigen uitdrukking krijgen. Zo kan met respect voor de historische eigenschappen het nieuwe een herkenbare laag zijn. Het aanbrengen van nieuwe elementen moet wel zoveel mogelijk ook omkeerbaar zijn. Veranderingen moeten zonder schade weer verwijderd kunnen worden.
Een monument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en de onderdelen daarvan hebben een (functionele) context. Dit is het schaalniveau van de objecten. Deze context kan zo groot zijn als een gebied of zo klein als een interieur. Zowel de grote context van het monument of de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in de omgeving als de kleine context van een interieurelement in een ruimte zijn van essentieel belang voor het behoud van de cultuurhistorische waarde. Het uitgangspunt is, dat het geheel in zijn context behouden blijft. Een hooiberg blijft op zijn plaats, een schoorsteen met schouw wordt niet verplaatst, decoraties worden niet verwijderd.
Als behoud van onderdelen van een monument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing onmogelijk blijkt in de bestaande context, moet er binnen het object of de omgeving daarvan een oplossing worden gezocht. Daarbij moet zichtbaar zijn dat er een wijziging is opgetreden, een nieuwe laag een de geschiedenis van het object is toegevoegd. Ook de verplaatsing van een geheel object is niet toegestaan, tenzij het voortbestaan ervan wordt bedreigd of behoud op een andere manier niet mogelijk is.
Kenmerkende bouwwerken zoals boerderijen, kerken en woningen kunnen zijn aangewezen als beeldbepalend pand. Het doel daarvan is de karakteristiek van deze bouwwerken te behouden.
Beeldbepalende panden zijn bouwwerken, waarvan het uiterlijk van waarde is. In de regel gaat het om oude panden. Ze houden de herinnering aan het verleden levend, maar zijn niet zodanig van waarde voor de historie dat ze een hoge mate van bescherming nodig hebben.
Een langgevelboerderij heeft een andere vorm dan een stal of schuur. Een arbeiderswoning is geen villa of notariswoning. Elk pand heeft zijn eigen kenmerken. Het gaat dan om de hoofdvorm van gevels en daken. Ook de architectuur is van belang inclusief beeldbepalende details en materialen. Bijzondere elementen zoals entrees, raamindelingen, schoorstenen, metselwerkverbanden en hekwerken horen daar ook bij. Samen bepalen ze het beeld.
Bij een beeldbepalend pand moet het karakter van het gebouw in stand blijven. Daarbij gaat het om het exterieur. De redengevende omschrijving is het startpunt bij het maken van plannen. Dit soort beschrijvingen is niet uitputtend. Behoud van het aanzien van het bestaande pand is het doel en gaat voor vernieuwing. Het gaat om zowel de hoofdvorm als architectuur en de detaillering. Behoud van oud materiaal zoals metselwerk is gewenst, omdat bij vervanging het patina verloren gaat. Verandering is niet het uitgangspunt.
Bij de weging gelden in aanvulling op de criteria voor de route of het gebied de volgende randvoorwaarden en daaronder opgesomde wegingscriteria:
Materialen en kleuren die passen bij het beeldbepalende karakter:
In de zones met beelddragers komen kleine bouwwerken voor, die met een aantal eenvoudige criteria kunnen worden afgestemd op de directe context. Het gaat daarbij om ondergeschikte kleine bouwwerken: aanbouwen, bijgebouwen, dakkapellen en dakramen, erfafscheidingen, installaties en reclame. Als deze op welstand worden getoetst zal gebruik worden gemaakt van dit hoofdstuk.
Als handreiking bij het maken van plannen zijn hiervoor vereenvoudigde criteria opgesteld, die in de meeste gevallen tot een goede uitkomst leiden. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt kan worden gehanteerd. Ook als deze enigszins afwijkt van de criteria voor kleine bouwwerken. Het zijn plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is met aandacht voor de architectonische verhoudingen, materiaal en kleur. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een oorspronkelijke optie is in de regel een standaardplan en van toepassing op een bouwblok, (voormalige) ontwikkelingslocatie of een groter gebied.
Bij de criteria is er onderscheid in de voor- en de achterkant:
Een aanbouw is een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een directe toevoeging aan een hoofdgebouw zoals een erker, garage of uitbouw. Het zijn ondergeschikte bouwwerken in een vormgeving die afgestemd is op het hoofdgebouw en die passend is in het straatbeeld of bij de omgeving.
Aanbouwen staan op de achtergrond en hebben een terughoudende vormgeving. Uitzondering hierop zijn erkers, die als ondergeschikte toevoeging tegen een voorgevel kunnen zijn gebouwd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte of het landschap is de uitvoering traditioneel. De vormgeving is afgestemd op het hoofdgebouw en de directe omgeving.
Aanbouwen worden gewogen aan de hand van onderstaande criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Een bijgebouw is vrijstaand bijbehorend bouwwerk zoals een schuur of garage in de tuin of op het erf van een hoofdgebouw. Het zijn ondergeschikte bouwwerken in een eenvoudige vormgeving, die niet opvallen in het straatbeeld of het landschap.
Bijgebouwen staan op de achtergrond en hebben een terughoudende vormgeving. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte of het landschap is de uitvoering traditioneel. De vormgeving is afgestemd op het hoofdgebouw en de directe omgeving.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Bijgebouwen worden gewogen aan de hand van onderstaande criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in een kap. Dakkapellen zijn sterk bepalend voor het straatbeeld. Een dakraam is een venster in een dakvlak en is ondergeschikt in het straatbeeld.
Dakkapellen moeten worden uitgevoerd als een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak. De vormgeving is traditioneel en is afgestemd op het hoofdgebouw en de directe omgeving. De vormgeving is afgestemd op het hoofdgebouw en de directe omgeving.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Dakkapellen worden gewogen aan de hand van onderstaande criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Een erfafscheiding is bedoeld om een erf af te bakenen. Erfafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte of het landschap zijn bepalend voor de omgeving.
Erfafscheidingen treden niet visueel op de voorgrond. Ze hebben een terughoudende vormgeving en kleurgebruik. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte of het landschap is de uitvoering groen of traditioneel. De vormgeving is afgestemd op het hoofdgebouw en de directe omgeving.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Erfafscheidingen worden gewogen aan de hand van onderstaande criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Installaties zoals buitenunits van warmtewisselaars en luchtbehandelingskasten kunnen van grote invloed zijn op het aanzien van een gebouw. Daarom gaat de voorkeur uit naar een plaatsing in het pand of uit het zicht met een ingetogen vormgeving.
Installaties zo goed mogelijk uit het zicht plaatsen van de openbare ruimte en direct omwonenden. De vormgeving afstemmen op het hoofdgebouw en de directe omgeving.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Installaties worden gewogen aan de hand van onderstaande criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen.
Reclames worden gemaakt om aandacht te trekken. Ze hebben vaak een opvallende vormgeving, maar moeten wel voldoende zijn afgestemd op de omgeving om geen (visuele) hinder te veroorzaken. Gezien de identiteit van gemeente als landelijk met overwegend traditionele architectuur moet bij het plaatsen van reclames in maat terughoudendheid uitgangspunt.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt tevens gebruik maakt van de criteria voor beelddragers en objecten danwel de algemene criteria.
Reclames worden gewogen aan de hand van onderstaande verplichte criteria:
Als er een standaardplan is voor een locatie of een type bouwwerk, dan moet dit worden herhaald en gelden onderstaande criteria niet. Voorbeelden hiervan zijn oorspronkelijke opties voor bouwwerken in gebieden gerealiseerd met een beeldkwaliteitsplan. Hier gaat het beleid uit van afstemming op de belendingen of het ensemble.
Plaatsing (uitgezonderd bedrijventerrein)
Plaatsing (alleen bedrijventerrein)
De algemene criteria zijn de basis voor de weging van het uiterlijk van bouwwerken. Deze criteria richten zich op het vakmanschap, dat van ontwerpers en bouwers mag worden verwacht bij het maken van plannen. Ze zijn de grondslag van de nota. De uitwerkingen voor beelddragers en objecten zijn hierop gebaseerd en te lezen als een handreiking voor de interpretatie van de algemene criteria in de (ruimtelijke) context van een plan.
Als de andere criteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria:
Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of de omgeving groter is.
Bij ernstige mate van strijdigheid met redelijke eisen van welstand is er sprake van een exces. Een exces is verboden, daardoor kunnen burgemeester en wethouders een eigenaar aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Bij de beoordeling of er sprake is van een exces, wordt gebruik gemaakt van de algemene criteria. Daarbij worden ook de eigenschappen, uitgangspunten en criteria voor de omgeving in beschouwing genomen.
Bij de toepassing van de criteria hanteert voor de weging van excessen de gemeente het uitgangspunt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte en het belang voor de beeldkwaliteit groter is. Een aanbouw aan de achterzijde van een rijwoning is in de regel minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw op een hoek aan een doorgaande route of een bijgebouw op het voorerf van een monumentale boerderij in het landelijk gebied. Naarmate de invloed op de sfeer van de omgeving en de identiteit van de gemeente groter is, is er eerder sprake van een exces.
Vaak heeft hebben de toepassing van de criteria betrekking op:
Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is
Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren doordat de kenmerken hiervan teveel afwijken van wat gebruikelijk is.
Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden
Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architecto-nische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het uiterlijk ernstig in strijd is met redelijke eisen. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het oorspronkelijk karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk indien blijkt dat het nadrukkelijk negatief van invloed is op de ruimtelijke kwaliteit. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.
Het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische waarden
Het uiterlijk van een bouwwerk kan strijdig zijn met cultuurhistorische waarden van het object op zichzelf of van de omgeving. De reclame op de gevel van een winkel of de bouw van een garage vlak tegen een monumentaal huis kan een aantasting zijn van het uiterlijk van het pand of het aanzien van de straatwand. Ook kan een schuur op een erf naast een monumentale boerderij een inbreuk zijn op de erfgoedwaarde van de ruimtelijke context.
Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Dat geldt niet alleen voor extern aangebrachte reclames, maar ook voor intern aangebrachte reclames die het uiterlijk van een gebouw beïnvloeden zoals beplakte glazen puien. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 25 januari 2023.
de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
de griffier,
MCP Laurenssen
de voorzitter,
ing. M.S. van Veen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-63775.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.