Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee

 

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

overwegende dat het ten behoeve van de uitvoering van het leerlingenvervoer wenselijk is beleidsregels vast te laten stellen;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee;

 

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder verordening: de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee.

  • 2.

    Voor de overige begrippen wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van de verordening.

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1.

    Deze beleidsregels hebben als doel duidelijkheid te geven over hoe burgemeester en wethouders omgaan met de bevoegdheden die zij op grond van de verordening hebben.

  • 2.

    Bij de uitvoering van de verordening hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitgangspunten: zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en cliëntgerichtheid.

Artikel 3 Bevorderen zelfstandig reizen

Waar mogelijk stimuleren burgemeester en wethouders het vervoer per fiets of met het openbaar vervoer. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig naar school te fietsen of gebruik te maken van het openbaar vervoer of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er, in overleg met de scholen en ouders, gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot.

Artikel 4 Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Voor het bepalen van de juiste vervoersvoorziening zal op er individueel niveau een beoordeling plaatsvinden om de juiste vervoersvoorziening voor de leerling te kunnen bepalen. Hierbij spelen de volgende factoren een rol:

  • a.

    Leeftijd van de leerling;

  • b.

    De medische mogelijkheden en beperkingen van de leerling; en

  • c.

    De infrastructurele mogelijkheden op de route woning-school en vice versa.

  • 2.

    Bij de beoordeling welke vervoerswijze past bij de eigen kracht van de leerling, die valt binnen de verordening, kan advies ingewonnen worden bij deskundigen, of er kan gebruik worden gemaakt van een externe adviseur. De beoordelingsrichtlijn hierbij is als volgt:

  • a.

    Leerlingen van het basisonderwijs van negen jaar of ouder: zelfstandig met het openbaar vervoer of met de fiets of met het openbaar vervoer of de fiets met begeleiding;

  • b.

    Leerlingen van het speciaal basisonderwijs in het laatste schooljaar: zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets of met openbaar vervoer of de fiets met begeleiding;

  • c.

    Leerlingen in het speciaal onderwijs: aangepast vervoer;

  • d.

    Leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs: zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets of openbaar vervoer of de fiets met begeleiding;

  • e.

    Als op grond van de medische situatie van de leerling het openbaar vervoer of de fiets niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aangepast vervoer toegekend;

  • f.

    Uit de medische indicatie moet blijken of er uitzicht is op zelfstandig reizen of onder begeleiding reizen met het openbaar vervoer of de fiets in de toekomst en zo ja, op welke termijn en of herindicatiestelling nodig is.

  • 3.

    De adviseur gaat uit van bovenstaande beoordelingsrichtlijnen. De kosten van het onafhankelijk advies zijn voor rekening van de gemeente. Eventuele kosten voor door de ouders niet nagekomen of niet tijdig afgezegde afspraken worden aan de ouders doorberekend.

Artikel 5 Afgeven meerjarenbeschikking

Op grond van artikel 5, vijfde lid van de verordening is het mogelijk om meerjarenbeschikkingen af te geven. In het kader van vermindering van de regeldruk en vanuit het oogpunt van lastenverlichting voor de inwoner is het wenselijk om, indien mogelijk, voor een langere periode dan een schooljaar de vervoersvoorziening toe te kennen.

Artikel 6 Berekening van de afstanden

  • 1.

    De afstand tussen woning en school wordt bepaald met gebruik van de ANWB-routeplanner (https://www.anwb.nl/verkeer/routeplanner) volgens de kortste route met de auto.

  • 2.

    Bij afstanden tot zes km wordt uitgegaan van de kortste route per fiets.

Artikel 7 Vaststellen van de reistijd

  • 1.

    Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de informatie van de Reisinformatiegroep die wordt weergegeven via www.9292.nl.

  • 2.

    Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner, waarbij gekozen wordt voor de optie snelste route voor de betreffende reistijd.

Artikel 8 Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de beschikbaar gestelde informatie op www.9292.nl.

Artikel 9 Berekening drempelbedrag

Voor het vaststellen van het drempelbedrag als bedoeld in artikel 22 van de verordening wordt uitgegaan van het tarief aan het begin van het schooljaar. Het wordt berekend op basis van het goedkoopste jaarabonnement voor zes kilometer.

Artikel 10 Declareren vervoerskosten

  • 1.

    Leerlingen die bij aanvang van het schooljaar een voorziening op basis van openbaar vervoer beschikt krijgen, ontvangen een vergoeding op basis van de goedkoopste vervoersvoorziening in het openbaar vervoer voor het gehele schooljaar. Deze vergoeding wordt bij aanvang van het schooljaar in één keer uitbetaald.

  • 2.

    Bij leerlingen die gedurende het schooljaar instromen, wordt naar evenredigheid van het aantal maanden dat zij nog naar school gaan in het betreffende schooljaar de goedkoopste vervoersvoorziening in een keer voor het resterende deel van het schooljaar uitbetaald.

  • 3.

    De eenmalige kosten voor de aanschaf van een OV-chipkaart worden niet vergoed en komen voor rekening van de ouders.

  • 4.

    Bij het toekennen van een kilometervergoeding voor de fiets of voor eigen vervoer wordt de vergoeding telkens voor een periode van drie maanden bij voorschot uitbetaald.

  • 5.

    De hoogte van de kilometervergoeding voor de fiets en eigen vervoer wordt vermenigvuldigd met het aantal vervoersdagen.

  • 6.

    Er hoeft achteraf geen verantwoording plaats te vinden.

Artikel 11 Opstapplaatsen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van opstapplaatsen.

  • 2.

    Aan de opstapplaats worden de volgende eisen gesteld:

  • a.

    De opstapplaats ligt op maximaal 4 kilometer van de woning;

  • b.

    De opstapplaats is bij voorkeur gesitueerd bij een bestaande bushalte of op een locatie die als halte kan worden aangemerkt;

  • c.

    De opstapplaats is goed bereikbaar. Als de leerling toezicht nodig heeft bij de opstapplaats of hulp nodig heeft bij het oversteken, dan zijn de ouders hiervoor verantwoordelijk. De leerling dient zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door burgemeester en wethouders aangewezen opstapplaats.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders delen de ouders in de beschikking mee of voor het vervoer van de leerling gebruik zal worden gemaakt van een opstapplaats. Als dit het geval is, wordt de locatie van de opstapplaats in de beschikking genoemd.

Artikel 12 Structureel naschools tweede opvangadres

Als aanspraak bestaat op aangepast vervoer dan is vervoer van school naar de opstapplaats van de buitenschoolse opvang of een ander door ouders aangewezen structureel opvangadres, anders dan de woning, mogelijk als:

  • a.

    Het vervoer naar de opstapplaats van de buitenschoolse opvang of het opvangadres een structureel karakter heeft, dat wil zeggen voor een periode van tenminste drie maanden en volgens een vast schema; en

  • b.

    De opstapplaats of het opvangadres ligt op een route die al gereden wordt voor het leerlingenvervoer.

Artikel 13 Af- en aanwezigheidsmeldingen

  • 1.

    Als de leerling zonder kennisgeving niet op het overeengekomen tijdstip op de afgesproken opstapplaats aanwezig is, wordt contact gezocht met de ouders van de betreffende leerling om de reden van afwezigheid vast te stellen.

  • 2.

    Als een leerling thuis wordt opgehaald en niet instapt, wordt dit vastgelegd. De betreffende leerling zal tot nader order niet worden vervoerd.

  • 3.

    Bij de ouders ligt de verantwoordelijkheid om te melden dat een leerling weer mee zal rijden of dat een leerling afwezig is.

Artikel 14 Structurele handicap

Een handicap van ten minste drie maanden waardoor de leerling geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding, wordt gezien als structureel.

Artikel 15 Ernstige benadeling van het gezin

  • 1.

    Van ernstige benadeling als bedoeld in artikel 18, onder c, van de verordening kan sprake zijn als:

  • a.

    Er structurele medische redenen zijn van de ouder(s) die langer dan drie maanden duren en die beide ouders belemmeren hun kind te begeleiden. Ouders moeten ter onderbouwing een medische verklaring meesturen van een medisch deskundige niet zijnde de eigen huisarts;

  • b.

    De reistijd van de begeleidende ouder om de betrokken leerling naar school of terug naar huis te begeleiden meer dan een uur per enkele reis bedraagt; of

  • c.

    Meerdere kinderen binnen het gezin niet zelfstandig kunnen reizen en op dezelfde tijdstippen naar een school moeten worden gebracht en de scholen op een grotere afstand dan 500 m van elkaar zijn gelegen.

  • 2.

    Er is geen sprake van ernstige benadeling van het gezin als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders wegens werkzaamheden of andere bezigheden hun kind niet kunnen begeleiden.

Artikel 16 Maximale afstand bij stagevervoer

De in artikel 14, derde lid, onder d, van de verordening genoemde maximale straal waarbinnen het stageadres gelegen dient te zijn is 30 kilometer, gerekend vanaf de woning van de leerling.

Artikel 17 Wachttijden op school

De maximale wachttijd op school, zoals genoemd in artikel 12, tweede lid, van de verordening is twee klokuren.

Artikel 18 Overstap van vso-leerlingen van aangepast vervoer naar openbaar vervoer

Om leerlingen die een VSO-school bezoeken, die een voorziening voor aangepast vervoer hebben gekregen en die de potentie hebben om zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen, te stimuleren de overstap naar het openbaar vervoer te maken om hun zelfredzaamheid te vergroten, verstrekken burgemeester en wethouders een voorziening om zelfstandig te leren reizen gedurende een bij beschikking vast te stellen periode, alsmede een vergoeding van 100% voor de kosten van het openbaar vervoer gedurende het eerstvolgende schooljaar dat de leerling de VSO-school bezoekt.

Artikel 19 Consequenties van onaanvaardbaar wangedrag

  • 1.

    In geval dat de vervoerder of de ouders melden dat een leerling of een ouder zich schuldig maakt aan gedrag dat:

  • a.

    De verkeersveiligheid of de veiligheid van de chauffeur of medepassagiers in gevaar brengt;

  • b.

    In strijd is met de omgangsvormen;

worden de ouders en de school van dit gedrag door de gemeente op de hoogte gebracht.

  • 2.

    Bij herhaling van het gedrag als bedoeld in het eerste lid, binnen een maand na de eerdere gedraging, wordt er een schriftelijke waarschuwing verstuurd en/of worden de ouders van de leerling uitgenodigd voor een gesprek. Indien noodzakelijk wordt hierbij ook een medewerker of docent van de school gevraagd. In dit gesprek worden afspraken gemaakt over de te nemen maatregelen om te komen tot een oplossing. Ieders rol wordt hierin benoemd. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Als de ouders niet op gesprek wensen te komen of van de geboden mogelijkheid geen gebruik wensen te maken, wordt de leerling een besluit tot schorsing van 1 dag uit het aangepast vervoer opgelegd.

  • 3.

    Als het onaanvaardbaar gedrag voortduurt, worden de ouders en indien noodzakelijk een medewerker of docent van de school opnieuw uitgenodigd voor een gesprek. Hierin worden de eerder gemaakte afspraken geëvalueerd en wordt bezien waar aanpassing nodig is. Afspraken over verder te nemen maatregelen en rollen worden wederom op papier gezet. Als de ouders niet op gesprek wensen te komen of van de geboden mogelijkheid geen gebruik wensen te maken zal een besluit tot schorsing van 5 dagen uit het aangepast vervoer worden opgelegd.

  • 4.

    Wanneer er nadien nogmaals onaanvaardbaar gedrag plaatsvindt, worden de ouders en de school wederom uitgenodigd voor een gesprek. Hierin wordt de (nieuwe) vorm van leerlingenvervoer besproken en bezien wordt welke aanpassingen hierop nog mogelijk zijn voor een verbetering van de situatie. Als de ouders van deze mogelijkheid geen gebruik wensen te maken kan de leerling definitief uit het leerlingenvervoer worden geschorst.

  • 5.

    Afhankelijk van de ernst van de onaanvaardbare gedraging en de mate van verwijtbaarheid is afwijking van de hiervoor omschreven volgorde en perioden van schorsing gerechtvaardigd.

  • 6.

    Ook tijdens de perioden van schorsing zijn ouders verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen en dienen zij te zorgen voor het vervoer naar school.

Artikel 20 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2017 worden ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 22 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee.

Aldus vastgesteld op door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch, mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Naar boven