Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Someren 2018

De raad van de gemeente Someren;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 december 2022;

 

overwegende dat:

- er sinds de laatste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Someren 2018 zich een aantal ontwikkelingen hebben voorgedaan waardoor de Algemene plaatselijke verordening gewijzigd dient te worden;

 

gelet op:

artikel 147, lid 1 van de Gemeentewet

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Someren 2018

 

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

 

Artikel 2:27 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • i.

        een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis; of

      • ii.

        elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

 

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

 

Artikel 2:34d Proeverijen in slijtlokaliteiten

  • 1.

    Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

  • 2.

    De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

 

Afdeling 8. Maatregelen tegen overlast, gevaar of schade

 

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het twee lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

 

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

  • a.

    aanwezig te hebben;

  • b.

    aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

  • c.

    aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of te voeren.

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

 

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • c.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • d.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • e.

    geluidsgevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • f.

    geluidsgevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • g.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt. Indien één of meer instrumenten versterkt worden, geldt de totale geluidsproductie als versterkte muziek.

  • h.

    Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;

  • i.

    Equivalente geluidsniveau LAeq: het equivalente geluidsniveau LAeq is het geluiddrukniveau, omvattende het gehele spectrum (LA) gedurende een bepaalde tijd T, in dB(A) op een nader te bepalen plaats.

 

Artikel 4:2 Collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen binnen de daarbij gestelde tijdsspanne.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen: Someren-Dorp, Someren-Eind, Someren-Heide en Lierop.

  • 4.

    Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 5.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de festiviteit, bedraagt niet meer dan 50 dB(A) en 65 dB(C), gemeten in gevoelige ruimten van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 75 dB(A) en 85 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen ter plaatse van geluidgevoelige ruimten.

  • 7.

    Bij de geluidswaarde, bedoeld in het vijfde en zesde lid, worden de bedrijfsduurcorrectie en muziekcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek -hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 te worden beëindigd conform nader vastgestelde regels;

  • 9.

    Het college kan bij aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

 

Artikel 4:3 Incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan op maximaal 5 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 binnen de gestelde tijdsspanne niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 2.

    Het college kan gemotiveerd afwijken van het in het eerste lid gestelde aantal incidentele festiviteiten.

  • 3.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 4.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 5.

    De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 6.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 7.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de festiviteit, bedraagt niet meer dan 50 dB(A) en 65 dB(C), gemeten in gevoelige ruimten van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 8.

    Het equivalente geluidsniveau (LAeq) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 73 dB(A) en 85 dB(C), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen ter plaatse van geluidgevoelige ruimten.

  • 9.

    Bij de geluidswaarde als bedoeld in het zevende en achtste lid worden de bedrijfsduurcorrectie en muziekcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 10.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 – op maandag tot en met vrijdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd en op zaterdag en zondag uiterlijk om 02.00 uur.

  • 11.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Artikel 4:6b Gehoorschade bij evenementen en festiviteiten zoals bedoeld in artikel 4.2 en 4.3

  • 1.

    Ter voorkoming van gehoorschade bij bezoekers, deelnemers en medewerkers van (kleine) evenementen en festiviteiten zoals bedoeld in artikel 4.2 en 4.3 van deze verordening, is het verboden om de volgende geluidsnormen te overschrijden tijdens de evenementen/festiviteiten:

  • a.

    voor muziekactiviteiten gericht op kinderen en jongeren tot en met 13 jaar mag een gemiddeld geluidsniveau niet meer bedragen dan 91 dB(A), te meten midden in de publieksruimte op een hoogte van 0,5 meter boven de hoofden van het publiek, gemeten over minimaal vijf minuten;

  • b.

    voor muziekactiviteiten gericht op kinderen en jongeren van 14 en 15 jaar mag een gemiddeld geluidsniveau niet meer bedragen dan 96 dB(A), te meten midden in de publieksruimte op een hoogte van 0,5 meter boven de hoofden van het publiek, gemeten over minimaal vijf minuten;

  • c.

    voor muziekactiviteiten gericht op personen van 16 jaar en ouder mag een gemiddeld geluidsniveau niet meer bedragen dan 102 dB(A), te meten midden in de publieksruimte op een hoogte van 0,5 meter boven de hoofden van het publiek, gemeten over minimaal vijf minuten.

  • 2.

    Het equivalente geluidsniveau (LAeq) uit lid 1 wordt gemeten midden in de publieksruimte waar de hoogste geluidsniveaus te verwachten zijn op een hoogte van 0,5 meter boven de hoofden van het publiek, zodra het eerste publiek aanwezig is. Het geluidsniveau wordt gedurende de muziekactiviteit bij voorkeur gemeten over meetperioden van 15 minuten, met een minimum van vijf minuten. Het geluidsniveau wordt gedurende de muziekactiviteit gemeten met geschikte apparatuur van ten minste klasse 2 (productindeling volgens internationale normen).

  • 3.

    Organisatoren dienen bij muziekactiviteiten vanaf 96 dB(A) bezoekers, deelnemers en medewerkers oordoppen (te koop) aan te bieden en hen te wijzen op het gevaar en de eventuele gevolgen van gehoorschade.

 

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod

 

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1.

    Het is verboden op de weg binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

  • a.

    langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • b.

    op de weg binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

  • 4.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:8 Grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4.

    Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt voor de bebouwde kom niet voor:

  • op de door de gemeente aangelegde parkeerterreinen voor genoemde grote voertuigen;

  • rijdende winkels;

  • wagens van kermisexploitanten;

  • sleepwagens e.d. welke ten behoeve van het wegverkeer terstond uit moeten kunnen rukken;

  • brandweer- en politievoertuigen;

  • autobussen in lijndienst;

  • voertuigen welke worden gebezigd bij de uitvoering van openbare werken en bij bouwwerkzaamheden voorzover zij in de onmiddellijke nabijheid van het werk worden geparkeerd;

  • campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

  • 6.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

(Vervallen)

 

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

  • 1.

    Het is verboden om op de weg binnen de bebouwde kom of op door het college aangewezen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan.

 

Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:5. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Someren 2018.

  • 2.

    De Algemene plaatselijke verordening Someren 2016 wordt ingetrokken als de Algemene plaatselijke verordening gemeente Someren 2018 in werking treedt.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  •  

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,

de raadsgriffier,

J. Oostdijk

de voorzitter,

D. Blok

Naar boven