Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2023

Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;

 

overwegende dat het wenselijk is om nadere regels te stellen in verband met de zorg voor maatschappelijke ondersteuning;

 

gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, het beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2022-2028 gemeente Landgraaf en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023;

 

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de volgende

 

Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2023

Artikel 1. Definities

  • 1.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;

    • Verordening Wmo: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2023;

    • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

  • 2.

    De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wet, de Verordening Wmo of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Wat betreft het persoonsgebonden budget voor diensten, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub b van de Verordening Wmo, wordt een onderscheid gemaakt tussen het tarief voor professionele en niet-professionele hulp :

    • a.

      Voor zorg die wordt geleverd door professionele hulp gelden de volgende tarieven:

      • hulp bij het huishouden: €29,93

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis: €38,82 per uur;

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging plus: € 42,62 per uur;

      • dagbesteding en groepsbegeleiding: €11,30 per uur, €15,80 per 2 uur, €20,13 per 3 uur, €24,51 per 4 uur.

      • kortdurend verblijf- en respijtzorg: €117,94 per etmaal (max. 3 etmalen per week);

      • vervoer van en naar de dagbesteding: €12,45 per dag.

    • b.

      Voor zorg die wordt geleverd door niet-professionele hulp gelden de volgende tarieven:

      • hulp bij het huishouden: €21,68 per uur;

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis: €21,68 per uur;

  • 2.

    De tarieven genoemd in het eerste lid worden met ingang van 1 januari 2024 jaarlijks aangepast conform de geldende CAO of tarief van de Wet langdurige zorg, waarbij als peildatum 1 september van het daaraan voorafgaande jaar wordt gehanteerd. De nieuwe tarieven gaan in op 1 januari van het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet-professionele hulp in het kader van persoonlijke begeleiding plus/ persoonlijke verzorging plus en dagbesteding en groepsbegeleiding omdat deze zorg niet geleverd wordt door een niet-professional.

  • 4.

    Voor de uitbetaling van het persoonsgebonden budget geldt dat dit exclusief bemiddelingskosten, administratiekosten, eenmalige uitkering en feestdagenuitkering is, maar inclusief reiskosten en eventueel maandloon van de zorgverlener, maar inclusief feestdagenuitkering en reiskosten. Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen voor uitbetaling van de zorgverlener op basis van declaratie of factuur. Uitbetaling op basis van maandloon is niet toegestaan.

  • 5.

    Het persoonsgebonden budget voor voorzieningen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub a van de Verordening Wmo is, voor zover noodzakelijk (en van toepassing), inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuw hulpmiddel.

  • 6.

    Het door het college te verstrekken persoonsgebonden budget voor een voorziening als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub a van de Verordening Wmo wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de normale afschrijvingstermijn van de voorziening.

Artikel 3. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Degene aan wie een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en/of een niet- bouwkundige en niet-woontechnische voorziening is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2.

    Degene aan wie een persoonsgebonden budget voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat het persoonsgebonden budget werd verleend dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget:

    • a.

      voor bouwkundige woonvoorzieningen vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

    • b.

      voor overige voorzieningen vindt plaats nadat de bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanschaf heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

  • 4.

    Het college is bevoegd de aanvrager van een woningaanpassing al dan niet gefaseerd een voorschot te verlenen van maximaal 80% van het te verstrekken bedrag.

Artikel 4. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

  • 1.

    Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in de meest recente Ergolijst (opgesteld door Casadata), dan kan die voorziening tegen het in de Ergolijst opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte te overleggen.

  • 2.

    Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel in de Ergolijst opgenomen, dan dient de aanvrager voorafgaand ten minste één offertes aan het college te overleggen.

Artikel 5. Verhuisprimaat

  • 1.

    Het college beoordeelt conform artikel 10 en 11 van de Verordening Wmo de noodzaak tot aanpassing van de woning. Indien de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld en de kosten van de woningaanpassing € 10.000,- of meer bedragen, dient de aanvrager te verhuizen naar een voor hem geschikte en beschikbare woning die voldoet aan het programma van eisen.

  • 2.

    Indien aan de aanvrager het verhuisprimaat zoals bedoeld in lid 1 is opgelegd, komt hij in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 4580,-. Deze tegemoetkoming wordt éénmalig verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing worden verstrekt indien:

    • a.

      er medische redenen zijn waarom een verhuizing niet mogelijk is;

    • b.

      er andere redenen zijn waardoor het redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden gevergd om te verhuizen;

    • c.

      een passende woning niet binnen 12 maanden nadat de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld, voor de aanvrager beschikbaar is.

  • 4.

    Indien de aanvrager om persoonlijke redenen, niet zijnde de redenen als bedoeld in lid 3, niet wenst om te verhuizen terwijl een geschikte woning beschikbaar is, komt de aanvrager in aanmerking voor de financiële tegemoetkoming ter hoogte van de gebruikelijke verhuiskosten zoals bedoeld in het tweede lid, mits de aanvrager de kosten van de aanpassing van de woning die hoger zijn dan het te vergoeden bedrag dan voor eigen rekening neemt. Deze tegemoetkoming wordt éénmalig verstrekt

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het college beoordeelt conform artikel 10 en 11 van de Verordening Wmo de noodzaak tot het verstrekken van een individuele vervoersvoorziening. De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening geldt hierbij als een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Indien een collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van de aanvrager compenseert, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht:

    • a.

      voor een aanpassing van de eigen auto éénmaal per 7 jaar, dan wel een persoonsgebonden budget ter hoogte van maximaal de aanpassingskosten van de eigen auto. Er wordt altijd gekeken naar de oplossing die het goedkoopst-adequaat is. Indien de aanvrager een duurdere oplossing wenst, zijn de extra kosten voor eigen rekening;

    • b.

      indien de aanvrager geen eigen auto heeft, voor een tegemoetkoming in de taxikosten van €602,- per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor de taxikosten, de hoogte van de tegemoetkoming voor beiden wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget ten behoeve van een autoaanpassing voor de eigen auto, zoals bedoeld in lid 2, sub a. wordt bepaald aan de hand van tenminste 1 door de aanvrager aan het college te overleggen offerte.

Artikel 7. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De aanbieder of de instelling waarvoor (of in wiens opdracht) een PGB-hulpverlener werkt en de PGB-hulpverlener zelf moeten meewerken aan een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 16 van de Verordening Wmo en daarvoor de benodigde informatie verstrekken.

  • 2.

    De aanbieder of de instelling waarvoor (of in wiens opdracht) een PGB-hulpverlener werkt en de PGB-hulpverlener zelf levert deskundige zorg, handelt in overeenstemming met alle vigerende wettelijke bepalingen en maakt zich niet schuldig (en heeft zich in de afgelopen drie jaren niet schuldig gemaakt) aan overtredingen op de hierna genoemde terreinen:

    • de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo);

    • de Jeugdwet en Uitvoeringsbesluiten Jeugdwet;

    • de Participatiewet;

    • de Wet marktordening gezondheidszorg;

    • de Wet toelating zorginstellingen (WTZi);

    • de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz);

    • de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG);

    • de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);

    • de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG);

    • de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz);

    • de Mededingingswet (Mw);

    • de Governancecode Zorg 2022;

    • de Regeling verslaggeving WTZi;

    • de Wet normering topinkomens.

  • Het college heeft de mogelijkheid om in het geval van niet-professionele zorg van het in dit lid genoemde af te wijken.

  • 3.

    De PGB-hulpverlener begaat geen strafbare feiten, heeft in de afgelopen drie jaren geen strafbare feiten begaan en heeft in de afgelopen drie jaar:

    • geen verslavingsproblematiek gehad (zoals drugs-, alcohol- of gokverslaving);

    • geen fraude gepleegd, valse verklaringen afgelegd of de mededinging vervalst;

    • geen onjuiste gegevens verstrekt of gegevens niet verstrekt;

    • niet in staat van faillissement verkeerd;

    • het belang van de zorg voor een cliënt niet ten koste laten gaan van andere (eigen) belangen;

    • zich niet schuldig gemaakt aan onrechtmatige beïnvloeding, of giften of beloften gedaan of een dienst aangeboden in ruil voor tegenprestaties buiten de zorgverleningsrelatie om.

  • 4.

    De aanbieder of de instelling waarvoor (of in wiens opdracht) een PGB-hulpverlener werkt beschikt voor de uitvoering van de overeenkomst over:

    • a.

      een inschrijving in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden;

    • b.

      één van de volgende documenten:

      • een vigerend branche-specifiek kwaliteitscertificaat (bijv. HKZ/ISO) of een certificaat dat voldoet aan de door de branchevereniging gestelde kwaliteitscriteria. Indien de aanbieder onderdeel is van een samenwerkingsvorm geldt deze eis voor elk lid van die samenwerkingsvorm; of

      • een kwaliteitscertificaat, opgesteld door een onafhankelijke instantie, NEN ISO 9001:2015 of gelijkwaardig;

      • of een eigen kwaliteitshandboek, indien de aanbieder niet beschikt over een certificaat en zich ook niet in een certificeringtraject bevindt. Het dient een actueel en geldig kwaliteitshandboek te zijn, waarin zijn opgenomen de maatregelen die de aanbieder treft om de kwaliteit te waarborgen en te controleren, voorzien van een beleidsverklaring van het management waaruit blijkt dat het management deze maatregelen onderschrijft en controleert;

      • of een bewijs van het stadium waarin het nieuwe certificeringstraject zich bevindt in de met de certificerende instelling overeengekomen planning, indien de aanbieder nog niet dan wel niet meer beschikt over een geldig certificaat maar zich wel in een certificeringstraject bevindt.

  • 5.

    Een professionele PGB-hulpverlener beschikt voor de uitvoering van de overeenkomst over:

    • a.

      een inschrijving in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) ten aanzien van de voor het PGB uit te voeren taken/werkzaamheden;

    • b.

      relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken (minimaal MBO-niveau 4);

    • c.

      een verklaring omtrent gedrag (VOG).

  • 6.

    Voor een niet-professionele PGB-hulpverlener gelden de volgende eisen:

    • a.

      de hulpverlener is in staat om de gevraagde ondersteuning te bieden;

    • b.

      er zijn geen redenen om aan te nemen dat de hulpverlener overbelast is of dreigt te geraken;

    • c.

      er is een begeleidingsplan met vermelding van doelen en termijnen;

    • d.

      er is een afspraak over het melden van calamiteiten en geweld;

    • e.

      een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG);

  • 7.

    Voor een PGB-hulpverlener gelden, in aanvulling op het bepaalde in de voorgaande leden, de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      als de cliënt het budgetbeheer door een vertegenwoordiger laat uitvoeren, mag deze niet tevens de zorgverlener van de cliënt zijn, tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend;

    • b.

      om belangenverstrengeling te voorkomen mag de PGB-hulpverlener geen familie zijn van de vertegenwoordiger van de cliënt, tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend. Onder familie wordt verstaan familie tot in de vierde graad.

  • 8.

    Voor een persoonsgebonden budget geldt dat de cliënt moet controleren dat de betrokken hulpverlener(s) voldoet/voldoen aan de kwaliteitseisen zoals genoemd in de leden twee tot en met zeven.

  • 9.

    Voor een persoonsgebonden budget geldt dat de cliënt, indien hij geen vertegenwoordiger heeft aangesteld, de PGB-belangen moet begrijpen en hiervoor moet kunnen opkomen. Dit betekent dat de cliënt onder andere de volgende, aan een persoonsgebonden budget verbonden, taken op verantwoorde wijze moet kunnen uitvoeren:

    • a.

      het doorlopen van het aanvraagtraject: hiervoor moet een cliënt o.a. kennis hebben van het persoonsgebonden budget in het domein waaronder hij of zij valt. Een cliënt moet bijvoorbeeld een (her-) indicatie kunnen aanvragen en een PGB-plan op kunnen stellen.

    • b.

      inkopen zorg: hiervoor moet een cliënt o.a. zijn eigen zorgbehoefte kunnen uitdrukken en kennis hebben van het zorgaanbod. Cliënt moet zelf zorgverleners zoeken en contracteren. Cliënt moet kunnen beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is.

    • c.

      goed werkgeverschap: de cliënt moet kennis hebben van arbeidsrecht en zijn of haar rechten en plichten als werkgever kennen. Activiteiten die vallen onder deze taak zijn onder andere het inwerken van zorgverleners, plannen/roosteren en monitoren of de doelstellingen uit het opgestelde zorgplan behaald worden.

    • d.

      coördinatie zorgverleners, familie en mantelzorgers: een belangrijke activiteit die onder deze taak valt is het voeren van afstemmingsgesprekken met betrokkenen. Hiervoor is het belangrijk dat de cliënt communicatief vaardig is.

    • e.

      administratie voeren: een belangrijk onderdeel van het beheren van een persoonsgebonden budget is de administratie. Hiervoor moet een cliënt financiële vaardigheden hebben zodat deze de facturen kan controleren en het budget in de gaten kan houden.

    • f.

      verantwoording: om aan deze taak te kunnen voldoen is het nodig dat een cliënt kennis heeft van de wetgeving en aansprakelijkheid.

    • g.

      coördinatie/Algemeen: in het algemeen is het van belang dat de cliënt de Nederlandse taal machtig is en over ICT-vaardigheden beschikt.

  • 10.

    Voor een persoonsgebonden budget gelden voorts de volgende eisen:

    • a.

      de cliënt zelf, niet de vertegenwoordiger, moet de keuze hebben gemaakt voor persoonsgebonden budget in plaats van zorg in natura;

    • b.

      de volgende omstandigheden mogen, tenzij de cliënt een vertegenwoordiger heeft aangesteld, niet op de cliënt van toepassing zijn:

      • aantoonbare schuldenproblematiek;

      • aantoonbare verslaving, zoals gok-, alcohol- of drugsverslaving;

      • aantoonbare fraude in het verleden;

      • aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid;

      • medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/verstandelijke beperking/psychische stoornis;

      • het leiden van een zwervend bestaan.

  • 11.

    Als de cliënt het persoonsgebonden budget niet zelf kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert en de verantwoordelijkheid draagt voor dat financieel beheer. Ook kan een vertegenwoordiger worden aangesteld die de verantwoordelijkheid draagt (eventueel naast de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer) voor het veilig, doeltreffend en cliëntgericht inzetten van de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde. De vertegenwoordiger dient te voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      de vertegenwoordiger moet over de vaardigheden beschikken zoals genoemd in het negende lid van dit artikel;

    • b.

      de vertegenwoordiger toont aan dat ondanks de fysieke afstand tot de cliënt kan worden voldaan aan de taken een verantwoordelijkheden en de vertegenwoordiger woont op redelijke afstand;

    • c.

      de vertegenwoordiger van cliënt wordt niet uit het persoonsgebonden budget betaald;

    • d.

      het aanstellen van een vertegenwoordiger is een vrijwillige en bewuste keuze van de cliënt en is niet onder druk van de vertegenwoordiger gebeurd;

    • e.

      de vertegenwoordiger mag zelf niet onder bewind of curatele staan;

    • f.

      de vertegenwoordiger mag niet in detentie zijn;

    • g.

      de vertegenwoordiger mag niet meer dan 3 cliënten bedienen;

    • h.

      de volgende omstandigheden mogen niet op de vertegenwoordiger van toepassing zijn:

      • aantoonbare schuldenproblematiek;

      • aantoonbare verslaving, zoals gok-, alcohol- of drugsverslaving;

      • aantoonbare fraude in het verleden;

      • aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid;

      • medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/verstandelijke beperking/psychische stoornis;

      • het leiden van een zwervend bestaan.

    • i.

      de vertegenwoordiger is aanwezig bij een afstemmingsgesprek, keukentafelgesprek en/of het huisbezoek;

    • j.

      er zijn ten aanzien van de vertegenwoordiger geen gegronde bezwaren ten aanzien van diens integriteit, diens onafhankelijkheid of het dienen van het cliëntbelang in ruime zin.

  • 12.

    Als het niet voldoen aan de eisen zoals bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid en in het zevende lid het gevolg is van verwijtbaar handelen of als er sprake is van voortdurende wanprestatie, dan kan het college een waarschuwing geven dan wel besluiten de PGB hulpverlener of de instelling waarvoor (of in wiens opdracht) de PGB-hulpverlener werkt niet meer te accepteren in het kader van een persoonsgebonden budget.

  • 13.

    Het college behoudt zich het recht voor om, zoals genoemd in artikel 16 van de Verordening Wmo, te onderzoeken of het persoonsgebonden budget doelmatig wordt gebruikt en of de kwaliteit van de geboden hulp adequaat is.

Artikel 8. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Landgraaf handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

  • Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

  • Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

  • 2.

    Elke daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt, ondertekend binnen veertien dagen na een het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3.

    De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

  • Meldingsformulieren met de genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 4.

    In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag, vindt altijd, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 9. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje.

Artikel 10. Mantelzorgcompliment

  • 1.

    In d dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum en Landgraaf (ISD BOL).

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf.

    • c.

      mantelzorger: persoon die mantelzorg verleent.

    • d.

      mantelzorg: langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een zorgvrager/hulpvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

    • e.

      zorgvrager / hulpvrager: iemand die zorg of hulp nodig heeft.

  • 2.

    Dit artikel is van toepassing op het verstrekken van een eenmalige bijdrage aan mantelzorgers van zorgvragers/hulpvragers woonachtig in de gemeente Landgraaf. De mantelzorger hoeft niet woonachtig te zijn in de gemeente Landgraaf.

  • 3.

    Het doel van dit artikel is om jaarlijks een blijk van waardering uit te spreken voor de zorg en inzet van mantelzorgers ten behoeve van zorgvragers/ hulpvragers woonachtig in de gemeente Landgraaf.

  • 4.

    Het Landgraafs mantelzorgcompliment wordt slechts verleend indien is voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      De zorgvrager/hulpvrager woont in de gemeente Landgraaf op de datum van de aanvraag;

    • b.

      De mantelzorger heeft gedurende het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week mantelzorg verleend;

    • c.

      De mantelzorger staat als mantelzorger geregistreerd bij het Steunpunt voor Mantelzorgers Parkstad Limburg;

  • 5.
    • a.

      De aanvraag voor het mantelzorgcompliment kan door de mantelzorger worden ingediend gedurende de periode van 1 oktober tot 1 januari in het kalenderjaar waarvoor de aanvraag geldt.

    • b.

      Aanvragen die na de onder sub a genoemde periode binnenkomen kunnen buiten behandeling gesteld worden.

  • 6.
    • a.

      Het Landgraafs mantelzorgcompliment wordt geweigerd indien de mantelzorger reeds een mantelzorgcompliment voor hetzelfde kalenderjaar op grond van dit artikel heeft ontvangen.

    • b.

      Indien een mantelzorger tevens zorgvrager is in het kader van een andere aanvraag mantelzorgcompliment op basis van deze regeling wordt het mantelzorgcompliment geweigerd.

  • 7.

    Het Landgraafs mantelzorgcompliment bestaat uit:

    • a.

      een geldbedrag van € 100,- per mantelzorger;

    • b.

      een tegoedbon van het Theater Landgraaf of van de Oefenbunker Landgraaf ter hoogte van € 25,-, te gebruiken voor voorstellingen naar keuze uit het komende (theater)seizoen tot een maximum van het genoemde bedrag. De tegoedbon voor Theater Landgraaf of de Oefenbunker Landgraaf wordt alleen verstrekt als bij de aanvraag wordt aangegeven dat de mantelzorger deze bon wil ontvangen.

  • 8.
    • a.

      De uitvoering van dit artikel is door het College opgedragen aan het dagelijks bestuur.

    • b.

      De aanvraag voor het mantelzorgcompliment wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

    • c.

      Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de uitvoering gebruik maken van een vastgesteld formulier en/of nadere regels stellen.

  • 9.

    Bij de aanvraag hoeven geen bewijsstukken aangeleverd te worden, waaruit blijkt dat de mantelzorger aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in lid 4. Op basis van lijsten die door het Steunpunt Mantelzorg Parkstad worden aangeleverd vindt controle op inschrijving bij het steunpunt plaats. Daarnaast vindt een steekproefsgewijze controle plaats of voldaan wordt aan de hier beschreven voorwaarden.

  • 10.

    Het dagelijks bestuur kan voor die gevallen waarin onverkort toepassen van dit artikel zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid ten gunste van de mantelzorger afwijken van de bepalingen in dit artikel.

Artikel 11. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    De Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022 worden ingetrokken.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget dat op grond van de Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022 wordt uitbetaald op basis van maandloon, kan tot de einddatum van de indicatie verder worden uitbetaald op basis van maandloon.

  • 4.

    Deze regels worden aangehaald als: “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2023”.

Landgraaf, 20 december 2022

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer

 

TOELICHTING

 

Algemeen

 

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening Wmo ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Enkel deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden.

 

In de Wet wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de Wet is: eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

De compensatieplicht vervalt en deze wordt vervangen door een zorgplicht in de vorm van een stelsel van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budget.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

Voor een deel worden hier definities gehanteerd die ook in de Wet en/of in de verordening Wmo gehanteerd worden.

Artikel 2. Persoonsgebonden budget

Indien de aanvrager kiest voor een persoonsgebonden budget, dan kan het college aan de hand van het bepaalde in artikel 2 hiertoe besluiten.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een persoonsgebonden budget voor een dienst en persoonsgebonden budget voor een voorziening.

Bij een persoonsgebonden budget voor diensten (zoals hulp bij het huishouden of begeleiding) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget, het bedrag dat is afgesproken met de gecontracteerde aanbieders. Gemeenten mogen variëren met hun tarieven al naar gelang de professionaliteit van de met het persoonsgebonden budget ingekochte ondersteuning. Voor een niet-opgeleid persoon geldt een lager tarief dan voor een opgeleide hulpverlener.

Bij een persoonsgebonden budget voor een voorziening (bijvoorbeeld een traplift) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de persoonsgebonden budget, het bedrag dat de voorziening nieuw zou hebben gekost en indien van toepassing, onder aftrek van de in een offerte van de gecontracteerde leverancier vaste contractueel overeengekomen korting. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte meegerekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening. In lid 6 is geregeld dat geen nieuw persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor hetzelfde middel als het middel nog niet is afgeschreven (levensduur is gelijk aan de afschrijvingstermijn). Dat betekent overigens niet dat een voorziening automatisch na de afschrijvingstermijn vervangen moet worden. Als het middel nog voldoet is er geen reden om dit te vervangen. Er zijn uitzonderingen om een nieuw persoonsgebonden budget eerder toe te kennen. Deze zijn beschreven in de verordening onder artikel 11, lid 1f.

 

Artikel 3. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.

Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.

 

Artikel 4. Verkorte p rocedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een verkorte woonprocedure. Indien het een eenvoudige woningaanpassing betreft, waarvan de voorzieningen zijn opgenomen in de meest recente Ergolijst, hoeft een klant geen offerte aan te vragen. Door het hanteren van de Ergolijst wordt het proces voor de klant eenvoudiger.

 

Artikel 5. Verhuisprimaat

Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ervaart in het gebruik van zijn woning, kunnen aanpassingen aan een woning noodzakelijk zijn. Indien de kosten van aanpassing van de woning hoger zijn dan een bedrag van € 10.000,- (zijnde een bedrag hoger dan de gemiddelde aanpassingskosten voor een woning), dan kan het college het primaat van de verhuizing opleggen. Een passende woning moet dan wel binnen een periode van 12 6 maanden beschikbaar zijn. Als een kleine aanpassing van die woning nog nodig is, kan het college daartoe overgaan. Is een geschikte of tegen een geringe kosten geschikt te maken woning niet beschikbaar dan komt alsnog de aanpassing van de woning voor vergoeding in aanmerking. Hierbij geldt wel dat een klant een eigen verantwoordelijkheid en inspanningsplicht heeft bij het zoeken naar een woning. Indien het niet lukt om een woning te vinden, dient de klant dit te kunnen aantonen.

 

Er kan niet automatisch het primaat van verhuizen worden opgelegd. Bij het bepalen of het verhuisprimaat van toepassing is moeten de individuele belangen van de aanvrager worden afgewogen. Hierbij wordt rekening gehouden met diverse factoren, zoals:

Sociale omstandigheden: Denk hierbij aan de binding met de buurt, de aanwezigheid van familie en/of vrienden en de mantelzorg die door verhuizing zou wegvallen;

Woonlastenconsequenties: er moet een vergelijking worden gemaakt tussen de woonlasten bij het aanpassen van en blijven wonen in de huidige woning en het verhuizen naar een andere woning. De gemeente moet bepalen welke woonlastenstijging acceptabel is. Daarbij geldt dat de persoon met beperkingen de woonlastenstijging moet kunnen opbrengen;

Snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden. Een belangrijk aspect is de termijn waarbinnen de verhuizing kan worden gerealiseerd en of die termijn medisch aanvaardbaar is. Dat zal veelal moeten blijken uit medisch advies. Als binnen de medisch aanvaardbare termijn geen woning beschikbaar is, kan niet worden gezegd dat verhuizen een compenserende oplossing is.

 

Indien het verhuisprimaat van toepassing is, kan de aanvrager hiervoor éénmalig een financiële tegemoetkoming krijgen. De financiële tegemoetkoming is niet bedoeld als een vergoeding voor personen die wensen te verhuizen en zich om die reden bij de gemeente melden voor een verhuiskostenvergoeding. Er worden ook geen verhuiskosten vergoed als een persoon verhuist vanuit een geschikte woning en er op grond van de beperkingen geen noodzaak bestaat voor die verhuizing. Tenslotte zal de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 2 aan de aanvrager beschikbaar worden gesteld na overlegging van desbetreffende betaalwijzen.

 

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen

Het college beoordeelt of een aanvrager voldoende gecompenseerd kan worden met een individuele vervoersvoorziening. Hieronder valt het collectief vraagafhankelijk (rolstoel)vervoer.

Indien collectief vraagafhankelijk vervoer het probleem van de aanvrager voldoende compenseert, heeft dit het primaat boven een andere verstrekking. Indien het probleem om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet gecompenseerd kan worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht voor aanpassing van de auto (in natura of in de vorm van een persoonsgeboden budget) of een financiële tegemoetkoming in de taxikosten. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op het maximale aantal kilometers waarvan aangetoond is dat een klant voldoende wordt gecompenseerd (2.000 km) afgezet tegen de maximale variabele autokosten (conform Nibudprijs van het voorafgaande jaar).

Een persoonsgebonden budget ten behoeve van een autoaanpassing wordt ten hoogste éénmaal per 7 jaar verstrekt (normale afschrijvingstermijn).

 

Artikel 7. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In dit artikel is geregeld aan welke kwaliteitseisen de beroepskracht/hulpverlener moet voldoen.

Met de leveranciers van de verschillende voorzieningen zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

 

In het negende lid is aansluiting gezocht bij de 10-puntenvaardigheid die is opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De vaardigheden genoemd in het negende lid moeten dan ook uitgelegd worden in de lijn van onderstaande 10-puntenvaardigheid van het Ministerie. Daarnaast worden deze 10 punten meegenomen in de beoordeling of iemand het persoonsgebonden budget kan beheren.

 

1. U heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag en heeft een goed overzicht van uw eigen situatie;

2. U bent op de hoogte van regels en verplichtingen die horen bij het pgb;

3. U bent in staat om de administratie rondom het pgb overzichtelijk bij te houden;

4. U bent voldoende vaardig om te communiceren (met de gemeente of andere instanties);

5. U bent in staat om zelfstandig te handelen en zelf voor zorgverleners te kiezen;

6. U bent in staat om afspraken te maken en vast te leggen;

7. U kunt beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

8. U kunt de inzet van zorgverleners coördineren;

9. U bent in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen;

10. U weet wat u moet doen als werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener.

 

Artikel 8. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

 

Artikel 9. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt dan minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje. Ook andere vormen van een blijk van waardering ten behoeve van de mantelzorgers mogen/kunnen worden georganiseerd/uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is een bloemenbon voor mantelzorgers.

 

Artikel 10. Mantelzorgcompliment

Om blijk te geven van de waardering die we als gemeente hebben voor de mantelzorgers is het mantelzorgcompliment ingevoerd. Deze bestaat uit een geldbedrag van € 100,- en een tegoedbon van € 25,- van Theater Landgraaf of de Oefenbunker (op aanvraag). Een voorwaarde voor het verkrijgen van een mantelzorgcompliment is dat de mantelzorgers zijn ingeschreven bij het Steunpunt Mantelzorg. De uitvoering van het mantelzorgcompliment is gemandateerd aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst – Landgraaf omdat zij ervaring hebben met de uitvoering van diverse regelingen.

Naar boven