Verordening tot wijziging van de Erfgoedverordening Groningen 2020

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van Groningen d.d. 14 november 2023.

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Erfgoedverordening Groningen 2020.

Artikel 1 Wijzigingen Erfgoedverordening

 

Onderdeel A

Oud

Nieuw

Aanhef

gelet op de artikelen 149 Gemeentewet, 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Erfgoedverordening gemeente Groningen 2020.

Aanhef

gelet op de artikelen 149 Gemeentewet, 3.16 van de Erfgoedwet en 38 van de Monumentenwet;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Erfgoedverordening gemeente Groningen 2020.

 

Onderdeel B

Oud

Nieuw

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

gemeentelijk monument light: een gemeentelijk monument waarvan de te beschermen bestanddelen limitatief zijn benoemd;

minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

college: het college van burgemeester en wethouders;

gemeentelijke archeologische verordeningskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde;

archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische verordeningskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;

gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

gemeentelijk monument light: een gemeentelijk monument waarvan de te beschermen bestanddelen limitatief zijn benoemd;

minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

college: het college van burgemeester en wethouders;

hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie.

 

Onderdeel C

Oud

Nieuw

Artikel 2. Gemeentelijk Erfgoedregister

1. Het college houdt een door een ieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

b. gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 2. Gemeentelijk Erfgoedregister

1. Het college houdt een door een ieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

b. gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

c. gegevens over door burgemeester en wethouders van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.

 

Onderdeel D

Oud

Nieuw

§ 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

1.Het college kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

2.Het college kan ambtshalve besluiten om een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

3……

4.Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

5.Dit artikel is niet van toepassing op:

a. beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid van de Erfgoedwet.

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermd verzameling

1. Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

2. Het college kan besluiten om een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

3……

4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit.

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid van de Erfgoedwet.

6. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel E

Oud

Nieuw

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

1.Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2.Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3.Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

1. Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel F

Oud

Nieuw

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1……

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten, en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1……

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten, en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

 

Onderdeel G

Oud

Nieuw

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

1.Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

2…….

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

2……

 

Onderdeel H

Oud

Nieuw

Artikel 7. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6 is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 7. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel I

Oud

Nieuw

Artikel 8. Advies monumentencommissie

[vervallen]

Artikel 8. Advies commissie ruimtelijke kwaliteit

1. Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening commissie Ruimtelijke Kwaliteit Groningen

2. De commissie ruimtelijke kwaliteit betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

 

Onderdeel J

Oud

Nieuw

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na ontvangst van de aanvraag.

2……

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten twaalf weken na ontvangst van het advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na ontvangst van de aanvraag.

2……

 

Onderdeel K

Oud

Nieuw

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

1……

2. Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

1……

2. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel L

Oud

Nieuw

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

1. In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de monumentencommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing als bedoeld in artikel 5.

3. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

1. In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de commissie ruimtelijke kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

3. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Onderdeel M

Oud

Nieuw

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

2……

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

2……

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel N

Oud

Nieuw

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1…….

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

b. inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

3…….

4.De commissie als bedoeld in artikel 8 (monumentencommissie) kan desgevraagd advies uitbrengen bij de verlening van een omgevingsvergunning.

5……

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1……

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

b. alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument, dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

c. het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

1˚. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

2˚. doen van begravingen of asbijzettingen, of

3˚. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument

3……

4. De commissie als bedoeld in artikel 8 (commissie ruimtelijke kwaliteit) kan desgevraagd advies uitbrengen bij de verlening van een omgevingsvergunning.

5……

 

Onderdeel O

Oud

Nieuw

Artikel 15. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid kan door het college worden ingetrokken indien:

- de vergunninghouder daar om heeft verzocht;

- blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

- blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning niet naleeft;

- de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

- binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

- tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen;

- voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 15. Intrekken van de omgevingsvergunning

(Vervallen)

 

Onderdeel P

Oud

Nieuw

Artikel 16. Weigeringsgronden

1……

2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Artikel 16. Weigeringsgronden

1……

2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

Onderdeel Q

Oud

Nieuw

§ 5. Rijksmonumenten

Artikel 17. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Het college zendt onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Rijksmonumenten

(Vervallen)

Artikel 17. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

(Vervallen)

 

Onderdeel R

Oud

Nieuw

§ 6. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 18. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

2……

3……

4……

5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

6. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

7. Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

8. Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

§ 6. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 18. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezicht aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

2. Het college zendt het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

6. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

7. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 5.4 van de Omgevingswet.

 

Onderdeel S

Oud

Nieuw

Artikel 19. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

b. beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 19. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet

3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Onderdeel T

Oud

Nieuw

Artikel 20. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

1. Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

2……

3. De artikelen 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

Artikel 20. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

1. Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

2……

3. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

Onderdeel U

Oud

Nieuw

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, of artikel 23 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, of artikel 23 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

 

Onderdeel V

Oud

Nieuw

§ 8. Instandhouding van archeologische verwachtingsgebieden

Artikel 23. Instandhoudingsbepaling

1. Het is verboden om zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften in een archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

2. Het verbod in het vorige lid is niet van toepassing indien

a. het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke verordeningskaart en waarbij die verstoring plaatsvindt:

- in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde, of;

- in een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij het te verstoren oppervlak minder is dan 200 m²;

- in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren oppervlak minder is dan 50 m² en niet dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld;

b. in het geldende bestemmingsplan is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;

c. in een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

d. in een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (sloopvergunning in beschermd stads- en dorpsgezicht) voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

e. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidskaart;

f. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

- de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

- er in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

3. Het college kan van de aanvrager aanvullende gegevens verlangen, zoals de rapportage van een archeologisch onderzoek.

 

Artikel 24. Vergunningverlening archeologisch verwachtingsgebied

1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 23.

2. Het college kan de in het vorige lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan in kennis stelt binnen de in het vorige lid genoemde termijn.

3. Indien het college niet voldoet aan het eerste of tweede lid, wordt de vergunning geacht van rechtswege te zijn verleend.

 

Artikel 25. Intrekken van de vergunning archeologisch verwachtingsgebied

Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 23 intrekken indien:

- de vergunninghouder daar om heeft verzocht;

- blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

- blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning niet naleeft;

- de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

- binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

- tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.

 

Artikel 26. Weigeringsgrond van de vergunning archeologisch verwachtingsgebied

De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

§ 8. Instandhouding van archeologische verwachtingsgebieden

(Vervallen)

 

Onderdeel W

Oud

Nieuw

Artikel 28. Overgangsrecht

1……

2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de toepasselijke verordening als genoemd in artikel 27.

Artikel 28. Overgangsrecht

1…….

2. Aanvragen om omgevingsvergunningen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de toepasselijke verordening als genoemd in artikel 27.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023

De voorzitter,

Koen Schuiling

de griffier,

Josine Spier

Naar boven