Programma Externe veiligheid gemeente Cranendonck

Voorwoord

 

Met de invoering van de Omgevingswet gaat de wetgeving rondom externe veiligheid op de schop. Een aantal landelijke wet- en regelgeving zal geïmplementeerd moeten worden in gemeentelijk beleid. Voor de huidige beleidsstukken rondom externe veiligheid, zoals de huidige beleidsvisie externe veiligheid uit 2010 en het borgingsdocument externe veiligheid uit 2016, geldt dat deze bij de invoering van de Omgevingswet niet meer passen bij de wetgeving. Doordat er meer verantwoordelijkheden bij de gemeente komen te liggen, zal er een nieuw beleidskader rondom externe veiligheid gevormd moeten worden. In de structuur van de Omgevingswet passen gerichte beleidskeuzes het beste in een programma. Om flexibiliteit in te bouwen in de besluitvorming rondom locaties voor milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s is het nodig om gemotiveerde beleidskeuzes te kunnen maken. Daarnaast zal dit programma externe veiligheid gerichte beleidskeuzes maken die aanvullend zijn op het tijdelijk omgevingsplan. Ook vormen deze beleidskeuzes de basis voor goede omgevingsplanregels voor het definitieve omgevingsplan. Daarom vormt dit programma externe veiligheid het beleidsstuk voor de gemeente Cranendonck in het kader van externe veiligheid.

 

Externe veiligheid behandelt de risico’s voor de leefomgeving die ontstaan als gevolg van transport, opslag van of het werken met gevaarlijke stoffen. Enerzijds gaat het daarbij over de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven/activiteiten of transportroutes). Anderzijds gaat het over de risico-ontvangers (personen, gebouwen en locaties die niets met de activiteiten met gevaarlijke stoffen te maken hebben).

 

Binnen en nabij de gemeente Cranendonck zijn verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelegen. Al deze activiteiten zijn zichtbaar via www.atlasleefomgeving.nl. Zo doorkruist Rijksweg A2 en ook twee spoorlijnen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd de gemeente Cranendonck. Daarnaast zijn (ondergrondse) buisleidingen aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals aardgasbuisleidingen en een productleiding (PPS-leiding) Ook zijn er verschillende MBA’s met externe veiligheidsrisico’s aanwezig waarop Bkl bijlage VII t/m bijlage X van toepassing is. De aandachtsgebieden van deze milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s liggen verspreid over een groot deel van het grondgebied van de gemeente Cranendonck. Men moet dan denken aan bijvoorbeeld propaantanks, Seveso-inrichtingen (voorheen BRZO), LPG-tankstations en bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden op- en overgeslagen. Hierdoor heeft men bij veel (ruimtelijke) ontwikkelingen met externe veiligheid te maken.

 

Dit programma schetst de huidige externe veiligheid situatie van de gemeente Cranendonck. Daarnaast vormt het programma een beleidskader hoe we als gemeente met externe veiligheid omgaan, met name bij ruimtelijke ordening en omgevingsvergunningen.

 

1 Inleiding

 

Het uitgangspunt van de Omgevingswet is dat (decentrale) overheden, zoals de gemeente Cranendonck, bij hun plannen in een zo vroeg mogelijk stadium kijken naar veiligheid. Zo kan de gemeente een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Daarom is het belangrijk voor de gemeente Cranendonck om beleid te hebben op dit gebied: waar zijn welke nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving mogelijk, rekening houdend met externe veiligheid? In dit programma is het beleid van de gemeente Cranendonck met betrekking tot externe veiligheid opgenomen.

 

Met de invoering van de Omgevingswet past eerder vastgesteld beleid rondom externe veiligheid niet meer bij de nieuwe uitgangspunten van de wetgeving. Hierdoor wordt de gemeente Cranendonck gedwongen om de doelstelling en ambities rondom het aspect externe veiligheid opnieuw af te wegen, rekening houdend met het ambitieniveau uit de Omgevingsvisie.

 

Momenteel heeft de gemeente Cranendonck nog geen Omgevingsvisie vastgesteld. Dit programma sorteert momenteel voor op het ambitieniveau dat nog geformuleerd moet worden in de Omgevingsvisie.

 

Daarnaast kent de wetgeving rondom externe veiligheid een aantal forse veranderingen. De regels omtrent de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (buisleidingen (Bevb, Revb)), basisnet spoor, weg en water (Bevt, Regeling Basisnet), risicovolle bedrijven Bevi, Revi) worden niet meer centraal vastgelegd onder de Omgevingswet. De omgang met en regels omtrent risicocontouren en aandachtsgebieden moeten in het decentrale beleid vastgelegd worden, in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en het in het omgevingsplan.

 

Om gerichte planregels te kunnen opnemen in het omgevingsplan en om externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te verantwoorden kiest de gemeente Cranendonck om dit programma externe veiligheid op te stellen.

1.1 Wat is externe veiligheid?

Externe veiligheid gaat over de kans om buiten de locatie van een activiteit met externe veiligheidsrisico’s te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de locatie van de activiteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Externe veiligheid gaat over de risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Cranendonck heeft te maken met diverse externe veiligheidsrisico’s.

 

Het gaat hierbij onder andere om risico’s die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, openbare wegen, hoge druk aardgastransportleidingen en risicovolle bedrijven (o.a. LPG-tankstations en industriële bedrijven). Dit zijn milieubelastende activiteiten (MBA’s) met externe veiligheidsrisico’s. De risico’s zijn veiligheidsrisico’s voor mensen die zich in de buurt van de milieubelastende activiteit bevinden. Het gaat om veiligheid voor de personen buiten de locatie van de milieubelastende activiteit: externe veiligheid.

1.2 Doel van dit programma

Het doel van het programma externe veiligheid is een veilige leefomgeving in gemeente Cranendonck. De gemeente Cranendonck heeft beleidsvrijheid om bepaalde functies, gebouwen en locaties en bepaalde activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wel of niet toe te laten in bepaalde delen van de gemeente. Uit het programma externe veiligheid volgen de beleidskeuzes van de gemeente Cranendonck over waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Verder is een verantwoordingskader ontworpen dat de gemeente kan toepassen bij de afweging of nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en nieuwe kwetsbare locaties voldoende veilig kunnen worden gerealiseerd en of de locatiekeuze geschikt is. Het verantwoordingskader is momenteel (vóór de intreding van de Omgevingswet) nog verankerd in landelijke wetgeving zoals in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Bij de in werkingtreding van de Omgevingswet zullen deze wetten komen te vervallen, waardoor het verantwoordingskader opgenomen moet worden in decentraal beleid. Dit programma externe veiligheid is hier een goed instrument voor.

 

Aangezien de huidige beleidsvisie externe veiligheid uit 2010 en het borgingsdocument externe veiligheid uit 2016 niet meer past bij de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en het ambitieniveau van de gemeente Cranendonck zal dit stuk beleidsvernieuwend werken in plaats van beleidsneutraal over te gaan.

1.3 Voor wie is dit programma bedoeld?

Dit programma is bedoeld voor zowel bestuurders en ambtenaren als voor burgers en bedrijven. Bij het realiseren van nieuwe en bestaande ruimtelijke ontwikkelingen kunnen initiatiefnemers in dit programma de kaders rondom het thema externe veiligheid terugvinden. Daarnaast hebben ook (bestuurs)partners zoals de provincie, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB), de buurgemeenten, de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant (VRBZO) en Rijkswaterstaat met dit document een duidelijk beeld van de ‘Cranendonckse’ visie op externe veiligheid.

1.4 Externe veiligheid in de Omgevingsvisie Cranendonck

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. De gemeente Cranendonck moet ook externe veiligheid meenemen bij hun afwegingen voor de omgevingsvisie. Het goed nadenken over de inrichting van een gebied kan mensen die in dat gebied wonen, werken of recreëren beschermen tegen de gevaren van een brand, explosie of een gifwolk. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer.

 

Momenteel heeft de gemeente Cranendonck nog geen omgevingsvisie opgesteld, deze is in voorbereiding. Belangrijk is, wanneer deze er wel is, dat er doelstellingen op ambitieniveau worden opgenomen in het kader van gezondheid en veiligheid. Het voorkomen van onacceptabele situaties met betrekking tot een veilige fysieke leefomgeving moet een van deze doelstellingen zijn.

 

In dit programma externe veiligheid zal concrete invulling worden gegeven aan dit ambitieniveau. De beleidskeuzes in dit programma zullen moeten leiden tot een goede indeling van de gemeente Cranendonck om te komen tot een gezonde en veilige leefomgeving.

1.5 Leeswijzer

Dit programma externe veiligheid is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de gemeentelijke situatie op het gebied van externe veiligheid weergegeven. Daarnaast worden hierbij de relevante wettelijke kaders en regelgeving gekoppeld aan de specifieke “Cranendonckse” situatie en milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Daarna worden in hoofdstuk 3 de doelstellingen en ambities van de gemeente Cranendonckvertaald naar Beleidskeuzes. In hoofdstuk 4 worden vervolgens deze beleidskeuzes gekoppeld aan gebiedstypes om invulling te geven aan een gezonde en veilige leefomgeving. Tot slot wordt het verantwoordingskader rondom het ontwikkelen in aandachtsgebieden (deze is niet meer vastgelegd in landelijke wetgeving) in hoofdstuk 5 beschreven.

 

Om de inhoud van dit programma goed te kunnen begrijpen is het belangrijk om kennis te nemen van de begrippen en systematiek behorend bij dit thema. Daarom geeft bijlage 2 van dit programma een uitgebreide uitleg over de begrippen en systematiek van de Omgevingswet. Daarnaast worden de belangrijkste basisbegrippen van externe veiligheid uitgelegd.

2 Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

 

Het is belangrijk om te weten waar de bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zich bevinden binnen de gemeente. Zo heeft de gemeente een duidelijk beeld waar de aandachtsgebieden zich bevinden en waar eventueel het groepsrisico verantwoord dient te worden. Binnen de gemeente Cranendonck zijn diverse milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

 

  • Locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, dit zijn MBA’s met externe veiligheidsrisico’s conform bijlage VII van het BKL (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties propaantanks en opslag gevaarlijke stoffen);

  • 1 Seveso-inrichting (voorheen BRZO)

  • Ondergrondse buisleidingen (o.a. Petrochemical pipeline service buisleiding (PPS), en hogedruk aardgasleidingen;

  • Wegen, rijksweg A2;

  • Spoorlijn, traject Eindhoven-Maastricht en Roermond- Belgische grens (goederenvervoer)

  • Hoogspanningslijnen;

  • Duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s (zoals waterstof-tankstations, windmolens, buurtbatterijen etc.).

2.1 Register Externe veiligheid (REV)

Figuur 1 Register externe veiligheid (REV)

Op het Register Externe veiligheid (REV) (bron: EV-signaleringskaart d.d. 23 november 2023) uit figuur 3 zijn de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s in Cranendonck met vastgestelde afstanden van de brand- en explosieaandachtsgebieden en plaatsgebonden risicocontouren zichtbaar.

2.2 MBA’s met externe veiligheidsrisico’s - Risicovolle bedrijven

Er zijn meerdere locaties met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven) gesitueerd binnen Cranendonck. Deze zijn weergegeven op de risicokaart (zie figuur 3). Hierin zijn de plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6 contouren), de brandaandachtsgebieden en de explosieaandachtsgebieden opgenomen. Het gifwolkaandachtsgebied is momenteel nog niet zichtbaar op de risicokaart, omdat er nog discussie bestaat over de aan te houden afstanden. Deze zijn ook nog onvoldoende vastgesteld in het Bkl. Artikel 5.12 zegt: een gifwolkaandachtsgebied wordt begrensd door een afstand van 1,5 km als de daadwerkelijke afstand groter is dan 1,5 km. Een gifwolkaandachtsgebied zal dus nooit groter dan 1,5 km zijn, aangezien deze grens beleidsmatig is afgekapt. Ondanks dat er nog geen gifwolkaandachtsgebied zichtbaar is op de kaart, moet de gemeente hier wel rekening mee houden bij de verantwoording van het groepsrisico. De Seveso-inrichting Nystar Budel aan de Hoofdstraat 1heeft een gifwolkaandachtsgebied. De effectafstand van het toxisch scenario ligt buiten de inrichting. Het gifwolkaandachtsgebied is nog niet berekend, mocht deze groter zijn dan 1,5km wordt het afgekapt op maximaal 1,5km. Daarnaast kennen ook de Rijksweg A2 en de spoorlijn Eindhoven-Weert een gifwolkaandachtsgebied. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.4.1.

 

Bij het toestaan van nieuwe zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties binnen een gifwolkaandachtsgebied moet de risicocommunicatie op orde zijn en moet er voldoende verantwoording plaatsvinden middels het verantwoordingskader in dit programma externe veiligheid (hoofdstuk 5).

 

Globaal gaat het om de volgende MBA’s met externe veiligheidsrisico’s activiteiten conform bijlage VII BKL:

 

  • 4x LPG-tankstation

  • 4x Gasdrukregel- en meetstations

  • 1x Seveso-inrichting

  • 13x Propaantank

  • Op- en overslag van gevaarlijke stoffen

  • Restcategorie MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (zoals mestvergisters en 2 ammoniakkoelinstallaties)

Bij sommige MBA’s is de afstand van het plaatsgebonden risicocontour vastgesteld. Voor andere activiteiten geldt dat de plaatsgebonden risicocontour berekend moet worden (zie bijlage VII van het Bkl). Sommige MBA’s hebben een brand-, explosie- en / of gifwolkaandachtsgebied (zie bijlage 2). Hierbinnen moet de gemeente rekening houden met externe veiligheidsrisico’s per scenario van het aandachtsgebied en het eventueel toewijzen van voorschriftengebieden. Vanwege de agrarische aard van de gemeente zijn veel MBA’s met externe veiligheidsrisico’s gelegen in het buitengebied.

 

Onder de Omgevingswet verandert de drempelwaarde van enkele bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wanneer deze geregistreerd moeten worden in het Register Externe Veiligheid (zichtbaar worden op de risicokaart), inclusief PR 10-6 contour en veiligheidsafstanden. Het gaat hier bijvoorbeeld over:

 

  • Alle propaantanks: momenteel staan alleen de propaantanks groter dan 3m3 op de risicokaart. Nu moeten ook de kleinere tanks geregistreerd worden. Deze zijn inmiddels in beeld op basis van coördinaten (in totaal 30 stuks) en worden momenteel geïnventariseerd door de ODZOB. Dit project is gestart in 2021 en zal in 2024 worden afgerond.

  • PGS 15 opslagen groter dan 2,5 ton: incompleet overzicht van locaties. De maximale veiligheidsafstand bedraagt 20 meter. Deze zijn nog niet in beeld gebracht. De inventarisatie is in 2021 gestart en zal in 2024 worden afgerond.

  • Verstikkende en oxiderende gassen welke zijn opgeslagen in een opslagtank: locaties zijn onbekend. De PR-contour bedraagt tussen de 1 en 3 meter. Ook deze zijn nog niet in beeld gebracht. De inventarisatie voor deze activiteit wordt niet projectmatig opgepakt, maar zal in de reguliere VTH-taken worden meegenomen door de ODZOB.

2.3 Buisleidingen

Door de gemeente Cranendonck lopen verschillende buisleidingen

 

Aardgasbuisleidingen

 

Door de gemeente Cranendonck lopen vier hogedruk aardgasleidingen. Dit zijn zogenaamde Z-leidingen (Z-532-08, Z-532-09, Z-532-04, Z-532-05) . Deze Z-leidingen hebben een werkdruk van tussen de 16 bar en 40 bar. Voor deze Z-buisleidingen geldt een belemmeringenstrook van vier meter. Hierbinnen mogen geen bouwwerken worden opgericht, aangezien de ruimte is gereserveerd voor onderhoud aan de leidingen. De PR 10-6 contour en de aandachtsgebieden moeten op grond van het Bkl, bijlage VII onder D2 berekend worden voor buisleidingen. De leidingbeheerder levert deze aan het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV).

 

Productleidingen

 

Naast aardgasbuisleidingen loopt er ook zogenaamde productleiding door de gemeente Cranendonck. Dit is een zogenaamde PPS-leiding (Petrochemical Pipeline Services-leiding). Door deze buisleiding worden gevaarlijke stoffen getransporteerd van de Rotterdamse haven naar Chemelot in Limburg. Deze buisleiding heeft een belemmeringsstrook van 5 meter. Hierbinnen mogen geen bouwwerken worden opgericht, aangezien de ruimte is gereserveerd voor onderhoud aan de leidingen. De PR 10-6 contour en de aandachtsgebieden moeten op grond van het Bkl, bijlage VII onder D2 berekend worden voor buisleidingen. De leidingbeheerder levert deze aan het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV).

2.4 Wegen

Over de weg worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat hier zowel om doorgaand vervoer over rijks- en provinciale wegen als om bestemmingsverkeer over gemeentelijke wegen. De regels over vervoer van gevaarlijke stoffen blijven binnen de Omgevingswet bestaan onder de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd in Cranendonck zijn niet allemaal zichtbaar op het REV omdat het Basisnet alleen de hoofdsnelwegen bevat (de A-wegen) en enkele autowegen (N-wegen). In het geval van de gemeente Cranendonck geldt dat alleen de A2 op het REV geprojecteerd is. Voor de transportroutes die niet tot het Basisnet behoren en waarover aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden, moet ook naar externe veiligheid gekeken worden. Dit is o.a. opgenomen in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. In de toelichting van deze beleidsregels verzoekt het ministerie van Infrastructuur en Waterstraat de provincies en gemeenten dit beleid ook op de transportroutes in hun beheer toe te passen.

 

De volgende wegen zijn in Cranendonck (mogelijk) van invloed op externe veiligheid.

 

2.4.1 Rijksweg A2

 

De Rijksweg A2 (wegvlak B65; A2: afrit 34 (Valkenswaard) - afrit 39 (Nederweert)) doorkruist de gemeente Cranendonck vanuit het noorden richting de grens met Limburg. De A2 kent ten hoogte van de gemeente Cranendonck geen PR10-06-contour. Daarnaast kent de gehele Rijksweg A2 een brandaandachtsgebied van 30 meter en een explosieaandachtsgebied van 200 meter. Aangezien dit wegvlak een plasbrandaandachtsgebied kent wordt het brandaandachtsgebied verplicht aangewezen als een brandvoorschriftengebied. Daarnaast gaat deze Rijksweg ook een gifwolkaandachtsgebied krijgen. Deze zal echter nog nader bepaald worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

 

Figuur 2 Rijksweg A2 ter hoogte van Maarheeze

 

Een nieuwe ontwikkeling is de herijking van het Basisnet. Momenteel worden er volgens de Regeling Basisnet 4000 tankswagen met gevaarlijke stoffen vervoerd over de rijksweg A2: wegvlak B65; A2: afrit 34 (Valkenswaard) - afrit 39 (Nederweert. Volgens de meest recente realisatiecijfers uit het rapport van Infomil (2021) worden er aanzienlijk meer tankwagens brandbare gassen en ook andere gevaarlijke stoffen (brandbare en giftige vloeistoffen) over de weg vervoerd. Mede door het toenemende vervoer over zowel het spoor als de weg wordt het Basisnet herijkt. Dit zal consequenties voor de risicocontouren rondom de A2 in de gemeente Cranendonck kunnen hebben. Het is nog onduidelijk wat deze consequenties zijn.

 

2.4.2 Gemeentelijke (doorgaande) wegen

 

Binnen de gemeente Cranendonck wordt er over de gemeentelijke doorgaande wegen geen grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Alleen in het kader van het bevoorraden van (LPG)-tankstations en/of het vullen van propaantanks worden er sporadisch gevaarlijke stoffen vervoerd via de doorgaande weg.

 

Voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar Nystar wordt momenteel onderzocht in hoeverre dit een knelpunt vormt binnen de gemeente. Daarnaast wordt er onderzocht of een voorkeursroute via de Havenweg en Kempenweg richting Weert haalbaar is.

 

Onder de Omgevingswet worden de gemeentelijk wegen niet gezien als zijnde MBA met externe veiligheidsrisico. Dit betekent dat mogelijke risico’s rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen niet afgewogen hoeven te worden bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

2.5 Spoorwegen

Net zoals over de weg worden er over het spoor ook in grote mate gevaarlijke stoffen vervoerd. De regels over vervoer van gevaarlijke stoffen blijven binnen de Omgevingswet bestaan onder de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd in Cranendonck zijn zichtbaar op het REV omdat het Basisnet alle relevante spoorwegen omvat. In het geval van de gemeente Cranendonck geldt dat zowel spoorweg Eindhoven-Weert (trajectnummer H) als Spoorwegroute 320 Weert-Neerpelt (B) (trajectnummer D en C) op het REV geprojecteerd is.

 

De volgende spoorwegen zijn in Cranendonck (mogelijk) van invloed op externe veiligheid.

 

2.5.1 Spoorweg Eindhoven – Weert

 

De spoorweg Eindhoven – Weert (trajectnummer H) doorkruist de gemeente Cranendonck. Dit traject kent een PR10-6-contour van 1 meter. Daarnaast kent het gehele traject Eindhoven-Weert een brandaandachtsgebied van 30 meter en een explosieaandachtsgebied van 200 meter. Aangezien dit traject een plasbrandaandachtsgebied kent wordt het brandaandachtsgebied verplicht aangewezen als een brandvoorschriftengebied. Daarnaast gaat deze Rijksweg ook een gifwolkaandachtsgebied krijgen

 

Net zoals bij de rijkswegen blijkt volgens de meest recente realisatiecijfers uit het rapport van Infomil (2021) dat er aanzienlijk meer spoorwagons met brandbare gassen en ook andere gevaarlijke stoffen (brandbare en giftige vloeistoffen) over het spoor worden vervoerd. Mede door het toenemende vervoer over zowel het spoor als de weg wordt het Basisnet herijkt. Dit zal consequenties voor de risicocontouren rondom het traject Eindhoven - Weert in de gemeente Cranendonck kunnen hebben. Het is nog onduidelijk wat deze consequenties zijn.

 

2.5.2 Route 320 Weert-Neerpelt (B)

 

De spoorwegroute 320 Weert-Neerpelt (B) (trajectnummer D en C), ook wel bekend als de ‘Ijzeren Rijn’ is een goederenspoorlijn die door het zuidelijke gedeelte van de gemeente loopt.). Dit traject kent een PR10-6-contour van 5 meter ten hoogte van het trajectnummer C en een PR10-6-contour van 1 meter ten hoogte van het trajectnummer D. Daarnaast kent het gehele traject een brandaandachtsgebied van 30 meter en een explosieaandachtsgebied van 200 meter. Ook dit traject kent een plasbrandaandachtsgebied. Daarom moet het brandaandachtsgebied verplicht worden aangewezen als een brandvoorschriftengebied. Daarnaast gaat deze spoorweg ook een gifwolkaandachtsgebied krijgen. Deze zal echter nog nader bepaald worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

2.6 Luchthaven Kempen Airport

Binnen de gemeente is de burgerluchthaven Kempen Airport gelegen. Onder de Omgevingswet zal het bevoegd gezag van deze luchthaven de Provincie Noord-Brabant zijn. De omgang met de risico’s van burgerluchthavens is vastgelegd in het Besluit burgerluchthavens. Daarnaast moet er voor elke luchthaven in Nederland een luchthavenbesluit zijn. Ook voor de luchthaven Kempen Airport is er op 15 juni 2018 door de Provincie Noord-Brabant de ‘Verordening luchthavenbesluit Budel’ vastgesteld. In deze verordening staan regels in het kader van de aard en omvang van de luchthaven en ook regels omtrent de ruimtelijke indeling rondom de luchthaven. Voor externe veiligheid kent de luchthaven Kempen Airport, conform artikel 11 van deze verordening een PR10-05 contour en een PR10-06 contour.

 

Figuur 3 EV-contouren Kempen Airport: PR10-05 en PR10-6 contour

 

Artikel 11 lid 1 van het Besluit burgerluchthavens stelt dat er binnen het gebied dat gelegen is binnen het PR10-05 -contour en een PR10-06-contour nieuwbouw van een gebouw, niet zijnde een bedrijfswoning, niet is toegestaan. Artikel 11 lid 2 van ditzelfde besluit stelt vervolgens dat hiervan afgeweken mag worden indien het bevoegd gezag, in dit geval de Provincie Noord-Brabant een verklaring van geen bezwaar afgeeft.

 

Om te komen tot een goede afweging en beoordeling van aanvragen van nieuwbouw in de risicocontouren rondom burgerluchthavens heeft de Provincie Noord-Brabant de ‘Beleidsregel nieuwbouw beperkt kwetsbare en overige gebouwen nabij burgerluchthavens Noord-Brabant’ d.d. 31 mei 2022 vastgesteld.

 

Voorwaarden verklaring van geen bezwaar

 

In deze beleidsregel is opgenomen dat Gedeputeerde Staten bij het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor nieuwbouw van een gebouw, niet zijnde een woning of een kwetsbaar gebouw, toetsen of:

 

  • -

    sprake is van nieuwbouw van een beperkt kwetsbaar gebouw met een kantoor- of industriefunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 of een overig gebouw; en

  • -

    op het perceel waarop de nieuwbouw betrekking heeft maximaal 40 personen verblijven (uitgaande van een perceel van 1 hectare en voltijdse aanwezigheid van die personen).

Voor een toelichting op deze voorwaarden (o.a. de berekening van aantal personen per hectare op perceelniveau) wordt verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van de ‘Beleidsregel nieuwbouw beperkt kwetsbare en overige gebouwen nabij burgerluchthavens Noord-Brabant’.

2.7 Hoogspanningslijnen

Door de gemeente Cranendonck lopen hoogspanningslijnen. Deze hoogspanningslijnen lopen via de Limburgse grens naar Maarheeze en via Maarheeze zuidelijk richting Budel-Dorplein. Rondom hoogspanningslijnen zijn magneetvelden aanwezig, verschillend in sterkte en afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die door de lijnen gaat. In Nederland bestaat sinds 2005 voorzorgbeleid bij nieuwe situaties rond hoogspanningslijnen vanwege (mogelijke) gezondheidseffecten. Uit onderzoek is gebleken dat dat er bij een langdurig verblijf bij kinderen tot 15 jaar een verhoogde kans bestaat op het krijgen van leukemie. Het zou in Nederland gaan om één geval van kinderleukemie per 2 jaar. Het gaat dan om magneetvelden waarbinnen het berekende jaargemiddelde hoger is dan 0,4 microtesla. Concreet betekent dit dat er binnen de 0,4 microtesla-zone geen nieuwe woningen, scholen en KDV worden toegestaan. De gemeente Cranendonck conformeert zich aan het voorzorgbeleid.

 

De risico’s van hoogspanningslijnen zijn voornamelijk gezondheidsrisico’s en worden daarom niet verder uitgewerkt in het programma externe veiligheid. De omgang met hoogspanningslijnen wordt in het omgevingsplan verder uitgewerkt.

3 Beleidskeuzes

3.1 ‘De Cranendonckse’ blik op externe veiligheid

Ten aanzien van externe veiligheid beschrijft de gemeente Cranendonck het volgende ambitieniveau . Deze ambitie zal ook landen in de Omgevingsvisie van de gemeente Cranendonck.

 

“Het gemeentelijke beleid ten aanzien van externe veiligheid is gericht op het beperken van de risico’s, die de inwoners in Cranendonck lopen als gevolg van milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, met als doel een veiliger woon- en werkklimaat. Door middel van strategische uitgangspunten, uitgewerkt in een gebiedsgerichte benadering, wordt gestreefd naar een hoger ambitieniveau.”.

 

Bestaande situaties:

 

De bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en kwetsbare objecten heeft de gemeente Cranendonck in beeld. Daar waar nodig zijn reeds brongerichte maatregelen getroffen. In het geval van bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s formuleert de gemeente Cranendonck de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    Het (pro)actief terugdringen van bestaande (en mogelijk) geaccepteerde risicosituaties in het centrum en in de woonwijken. Hiermee wordt een veiliger woon- en leefklimaat nagestreefd.

  • 2.

    Het mogelijk terugdringen van overeenkomstig het maatschappelijke belang beoordeelde niet-acceptabele risicosituaties in de overige gebieden. MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden verminderd (aanpassing omgevingsvergunning) dan wel beëindigd (sanering) in situaties, waarbij de risico’s de landelijke normen overschrijden, of indien het maatschappelijke belang daartoe aanleiding geeft.

Nieuwe situaties:

 

Bij nieuwe situaties wordt gebiedsgericht beleid gevolgd. Hiermee worden de ruimtelijke consequenties van externe veiligheid in kaart gebracht en wordt door het treffen van maatregelen en ruimtelijke ordening een zo veilig mogelijke leefsituatie geschapen. Daarbij worden beleidskeuzes gehangen aan de eigenschappen van de omgeving. Dit is gericht op het verminderen van de gevolgen van een mogelijk incident voor de directe leefomgeving (de kans wordt dus niet verminderd). In de Omgevingsvisie zal grofmazig per kern aangegeven moeten worden welke gebieden mogelijk geschikt zijn voor MBA’s met externe veiligheidsrisico’s of juist voor woningbouw. In het omgevingsplan zullen de gebiedstypes daadwerkelijk worden aangewezen als werkingsgebied. Daarom dient het omgevingsplan altijd geraadpleegd te worden voor uitbreidingen van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s.

3.2 Uitgangspunten rondom bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

3.2.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen

 

Een bijzonder aandachtspunt in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is de aanwezigheid van infrastructuur waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze vervoersassen zijn niet als een afgebakend gebied te beschouwen omdat ze verschillende gebieden doorsnijden. Denk bijvoorbeeld aan woonwijken, buitengebieden en bedrijventerreinen. Hierdoor wordt het lastig om uniforme eisen te verbinden aan de mogelijkheid om ontwikkelingen te laten plaatsvinden in de nabijheid van diezelfde infrastructuur.

 

Gebieden die als ‘risicovolle infrastructuur’ worden beschouwd, betreffen locaties die binnen het aandachtsgebied van een rijksweg, een spoortraject of een ondergrondse buisleiding vallen. In de gemeente Cranendonck zijn dit bijvoorbeeld de gebieden rond Rijksweg A2, het spoortraject Eindhoven-Weert en ook de gebieden rond de ondergrondse buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

De risico’s die hieruit voortvloeien hebben betrekking op het transport van gevaarlijke stoffen. Op de aard en omvang hiervan heeft de gemeente weinig invloed. Daarom kiest de gemeente Cranendonck om de omgang met deze risico’s te verbinden aan de voorwaarden van de gebiedstypes uit hoofdstuk 4. In hoofdstuk 4 wordt een omschrijving van de gebiedstypen gegeven en worden de consequenties voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico besproken.

 

In het kader van het vliegveld Kempen Airport zal rekening gehouden moeten worden met de ruimtelijke restricties zoals zijn opgenomen in de Verordening luchthavenbesluit luchthaven Budel d.d. 15 juni 2018 van de Provincie Noord-Brabant.

 

3.2.2 Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven)

 

Voor bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s geldt dat de risicocontouren zoveel mogelijk worden beperkt om inefficiënt ruimtegebruik tegen te gaan. Dit wordt gedaan door een gerichte inzet van Best Beschikbare Technieken (BBT), waarbij de PR 10-6 contour (zoveel mogelijk) wordt teruggebracht binnen de eigen perceelgrenzen. Hiermee worden beperkingen voor de aangrenzende percelen opgeheven. In het inrichten van de gebiedstypes is bewust de keuze gemaakt om bedrijventerreinen op te splitsen. Hierbij worden de (delen) bedrijventerreinen dichtbij en rondom woonkernen uitgesloten voor het realiseren van nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Daarbij worden (delen van) bedrijventerrein waarbij de afstand (acceptabel) groter is wel ingericht om MBA’s met externe veiligheidsrisico’s, mits voldoende veilig, toe te staan

 

3.2.3 Hogedruk aardgasleidingen

 

De gemeente Cranendonck wordt doorsneden door meerdere hogedruk aardgasleidingen (Z-leiding). Daarnaast is er ook een productleiding waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (PPS-leiding). Het maatgevend scenario voor aardgastransportleidingen is een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van breuk van de leiding (door een externe oorzaak, bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Afhankelijk van de leidingdiameter en gasdruk kan er een fakkel ontstaan van 60 meter tot enkele honderden meters hoog. Door de Gasunie zijn op basis van dit mogelijke scenario de effectafstanden voor verschillende leidingdiameters en drukken bepaald (Scenarioboek externe veiligheid).

 

Bij het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties in aandachtsgebieden van aardgasbuisleidingen moet door middel van het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 blijken welke maatregelen er getroffen dienen te worden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen worden op voorhand uitgesloten binnen brand- en explosieaandachtsgebieden (zie 3.4).

3.3 Uitgangspunten rondom nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

De ambitie van de gemeente Cranendonck is dat er ruimte moet zijn om nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s toe te staan en om bestaande uit te breiden. Dit kan alleen binnen de gebiedstypes waar dit is toegestaan, om de externe veiligheidsrisico’s voor de bewoners van de gemeente Cranendonck zo klein mogelijk te houden. Belangrijk bij het realiseren van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s is dat het alleen kan als een passend beschermingsniveau wordt bereikt. De PR 10-6 contour binnen de eigen perceelgrens, dan wel over locaties waar geen beperkt kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen, zeer kwetsbare gebouwen en/of beperkt kwetsbare locatie of kwetsbare locaties aanwezig zijn of gerealiseerd kunnen worden. Hierdoor wordt voorkomen dat (beperkt) kwetsbare gebouwen zich mogen vestigen binnen de PR 10-6 contour van milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Er kunnen dan geen nieuwe saneringssituaties ontstaan.

 

Wenselijk is dat nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zo ver mogelijk van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties plaatsvinden. Daarom zijn de bedrijventerreinen in verschillende gebiedstypes gesplitst. De meeste (nieuwe) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden hierdoor zover mogelijk van de woongebieden af gerealiseerd. Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden in eerste instantie op het gebiedstype Bedrijventerrein Intensief gesitueerd (zie hoofdstuk 4). Daarnaast zou eventueel het gebiedstype Buitengebied ook MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kunnen toestaan, mits deze passend zijn binnen de (bestaande) agrarische activiteiten (bijv. propaantanks).

 

In het gebiedstype Risicoluw (zie hoofdstuk 4) zijn nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en de uitbreiding van bestaande activiteiten niet toegestaan, tenzij deze onlosmakelijk verbonden zijn aan het goed functioneren van het woongebied. Verder moet er een passende bescherming worden gerealiseerd volgens het verantwoordingskader in hoofdstuk 5.

3.4 Kwetsbaarheid van gebouwen en locaties nabij milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Een gebouw wordt als zeer kwetsbaar aangemerkt als er personen in verblijven die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen bijvoorbeeld een kinderdagverblijf of verzorgingstehuizen. Op het moment dat er locaties voor zeer kwetsbare gebouwen in het brand- of explosieaandachtsgebied worden gerealiseerd moet dit gebied aangewezen worden als voorschriftengebied. Automatisch gelden dan de aanvullende bouweisen uit artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl dan wel gelijkwaardige maatregelen. Deze aanvullende bouweisen gelden alleen in het geval van (vervangende) nieuwbouw.

 

De beleidskeuze van de gemeente Cranendonck is om geen nieuwe zeer kwetsbare gebouwen toe te staan in een brand- of explosieaandachtsgebied. Daarnaast moet er een voldoende bescherming worden gerealiseerd volgens het verantwoordingskader in hoofdstuk 5. Zeer kwetsbare gebouwen in aandachtsgebieden worden beschouwd als onnodig onveilig, omdat de gevolgen ernstig kunnen zijn als mensen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

Bovendien is het niet in overeenstemming met de kernwaarden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden1) . Zeer kwetsbare gebouwen zijn wel toegestaan in het gifwolkaandachtsgebied gezien de grootte van dit gebied, mogelijke scenario’s en daarbij behorende beschermingsmaatregelen. Daarnaast dient te allen tijde de risicocommunicatie in orde te zijn op het moment dat er zeer kwetsbare gebouwen worden gerealiseerd in gifwolkaandachtsgebieden

 

Om een afwegingskader voor de gemeente te bieden om personen op (beperkt) kwetsbare locaties binnen aandachtsgebieden te beschermen, wordt verwezen naar het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

 

Mogelijke ontwikkellocaties voor (nieuwe) zeer kwetsbare gebouwen bevinden zich voornamelijk in de gebiedstypes Risicoluw. (Nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zijn hier niet toegestaan, waardoor er in de toekomstige geen mogelijkheid bestaat dat deze zeer kwetsbare gebouwen in (nieuwe) aandachtsgebieden komen te liggen. Daarnaast geeft ook het gebiedstype ‘Buitengebied’ ruimte om initiatieven voor (zeer) kwetsbare gebouwen, bijvoorbeeld zorgboerderijen. Gezien het gemêleerde karakter van het buitengebied vindt hier een menging van functies plaats. In deze gebiedstype is er zowel ruimte voor MBA’s met externe veiligheidsrisico’s als (zeer) kwetsbare gebouwen. Voorwaarden bij het realiseren van zeer kwetsbare gebouwen in het buitengebied is dat de locatie niet gelegen mag zijn binnen een aandachtsgebied van een MBA met externe veiligheidsrisico’s.

 

Een mogelijk knelpunt in de gemeente bevindt zich in het dorp Maarheeze. Aan de westzijde loopt de Rijksweg A2 met zowel het brandaandachtsgebied als het explosieaandachtsgebied gelegen over de woonkern. Daarnaast loopt ook het spoortraject Eindhoven-Weert dwars door het dorp Maarheeze. Hierdoor ligt een gedeelte van het dorp in een brand- en explosieaandachtsgebied. Net zoals veel gemeenten in de regio heeft de gemeente Cranendonck ook een grote woningbouwopgave. De gemeente Cranendonck wil locaties in de buurt van de A2 niet uitsluiten van de woningbouwopgave of voor het realiseren van locaties waar (lokale) verminderd zelfredzame personen kunnen vestigen. Voor het realiseren van zeer kwetsbare gebouwen in deze gebieden dient eerst gekeken te worden naar de mogelijkheden buiten de aandachtsgebieden. Voor het realiseren van (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties geldt dat dit wel is toegestaan in de aandachtsgebieden, indien dit op een veilige manier kan worden ingericht.

 

De afstand tot een MBA met externe veiligheidsrisico’s dient men zo groot als mogelijk te houden. Ook dient te allen tijde verantwoord te worden dat dit voldoende veilig wordt gerealiseerd. Hiervoor dient het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 gehanteerd te worden.

3.5 Voorschriftengebied

De beleidskeuze van de gemeente Cranendonck is om een brand- of explosieaandachtsgebieden niet aan te wijzen als brand- en explosievoorschriftengebieden, tenzij dit wettelijk verplicht is (bijvoorbeeld bij het realiseren van nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en bij het brandaandachtsgebied van de A2 en het spoortraject Eindhoven-Weert). De gemeente Cranendonck kiest voor de uitzonderingsregel in artikel 5.14 lid 3 van het Bkl om af te wijken van het aanwijzen van voorschriftengebieden. Er is hierbij geen onderscheid tussen de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Deze keuze ondersteunt de gemeente Cranendonck voornamelijk om meer aantrekkelijke ruimte te creëren om aan de woningbouwopgave te voldoen. Echter, bij nieuwe ontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt er altijd rekening gehouden met externe veiligheidsrisico’s en het bereiken van voldoende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5. De aanwijzing van voorschriftengebieden vindt plaats in het omgevingsplan.

3.6 Groepsrisico

Bij nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in aandachtsgebieden dient de gemeente rekening te houden met het groepsrisico. De initiatiefnemer/ontwikkelaar heeft de mogelijkheid om zelf te beslissen over het uitvoeren van een groepsrisicoberekening bij een nieuwe ontwikkeling. De initiatiefnemer/ontwikkelaar moet bij ontwikkellocaties in aandachtsgebieden altijd aan tonen dat er sprake is van passende bescherming middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

 

Daarnaast wordt bij nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving de VRBZO in de gelegenheid gesteld om advies te geven over zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van noodhulpdiensten. Bij nieuwe ontwikkelingen van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in het aandachtsgebied, wordt verwezen naar de kernwaarden van de VRBZO (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden). Ook wordt verwezen naar het standaard en maatwerkadvies van de VRBZO omtrent nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving (zie brochure maatwerk of standaardadvies op de website van de VRBZO). Verder adviseert de VRBZO over omgevingsveiligheid bij nieuwe initiatieven in de gemeente Cranendonck.

4 Gebiedsgerichte risicoprofielen Cranendonck

 

De gemeente Cranendonck wil zorgen voor een goede balans tussen wonen en werken. Hierbij wil de gemeente Cranendonck ruimte maken voor nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving enerzijds en anderzijds ruimte maken voor ondernemen. Om vooraf structuur en handvaten te bieden over hoe de gemeente haar grondgebied wil inrichten, worden gebiedstypen geïntroduceerd. Het toewijzen van de gebiedstypen aan specifieke gebieden in de gemeente Cranendonck, gebeurt in het omgevingsplan. In de bijlage 4 van dit programma zijn de kaarten terug te vinden van het grondgebied van de gemeente Cranendonck, met de indeling van alle gebiedstypes.

 

Indeling gebiedstypen in de gemeente Cranendonck:

 

  • Risicoluw gebied:

    • o

      Woongebied: uitsluitend wonen, zeer beperkt ruimte voor andere functies;

    • o

      Gemengd gebied: gebied met meerdere functies (wonen, horeca, detailhandel, kleine ondernemingen);

  • Bedrijventerrein Intensief: verder van woongebied af, groot formaat bedrijven, industrie geconcentreerd bij elkaar;

  • Bedrijventerrein Extensief: dichtbij / aansluitend aan woongebied, klein of gemiddeld formaat bedrijven, bedrijven en andere functies bestaan naast elkaar;

  • Buitengebied: groen gebied, agrarisch gebied (het gebied dat voortkomt uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ in de gemeente Cranendonck).

De gekozen gebiedstypen voor de gemeente Cranendonck zijn gebaseerd op de staalkaarten van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Niet alle gebiedstypen zijn van toepassing voor de gemeente Cranendonck, enkel die hier behandeld worden (met aanvullingen). Gemengd gebied omvat bijvoorbeeld het centrum, waar wonen en andere functies bij elkaar komen. Daarnaast zijn er grote woonwijken met beperkte andere functies, bijvoorbeeld enkele functies zoals detailhandel. Omdat deze vaak in elkaar overlopen en dezelfde eigenschappen kennen, zijn deze gebiedstypes gebundeld tot ‘Risicoluw’. Verder kent de gemeente bedrijventerreinen met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, zoals in Maarheeze en de oostzijde van Budel-Dorplein, maar ook MKB-bedrijven zonder relevante milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en/of direct naast woonfuncties gelegen, zoals op het bedrijventerrein aan de zuidoostzijde van Budel (Meemortel) of in Soerendonk (Molenheide).

 

Om een evenwichtige indeling van functies te creëren en om te zorgen dat er natuurlijke ruimte komt tussen enerzijds een goed woon- en leefklimaat en anderzijds ondernemen wordt er onderscheid gemaakt tussen de gebiedstype voor bedrijventerreinen. In deze gebiedstypes kennen we zowel Bedrijventerrein Intensief als Bedrijventerrein Extensief. Door de huidige en nieuwe bedrijventerreinen, of delen daarvan, in te delen in een passend gebiedstype kan er ruimte gecreëerd worden tussen woongebieden en risicocontouren.

 

De gemeente Cranendonck heeft een ruim buitengebied rondom alle dorpskernen. Dit buitengebied kenmerkt zich door de vele verschillende (agrarische) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en gedeeltelijk woongebied. De gemeente Cranendonck kiest ervoor om dit gebied open te houden voor de ontwikkeling van zowel risicovolle (agrarische) activiteiten als het realiseren van woonvoorzieningen, mits dit goed verantwoord wordt conform het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

 

In de tabel hieronder zijn de gebiedstypen met bijbehorende beleidskeuzes beknopt in beeld gebracht. Op de volgende pagina’s zijn de beleidskeuzes per gebiedstype gedetailleerd in een overzicht gezet. Het gifwolkaandachtsgebied is niet (nog) niet meegenomen.

 

Beleidskeuzes externe veiligheid per gebiedstype

Nieuwe activiteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Nieuwe gebouwen en locaties buiten (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Nieuwe gebouwen en locaties binnen (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Gebiedstype

Met externe veiligheidsrisico’s

Seveso 2 -bedrijven

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Risicoluw gebied

Nee, tenzij

Niet toegestaan

Ja

Ja

Ja

Niet toegestaan

Ja, mits

Ja, mits

Bedrijventerrein Intensief

Ja, mits

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja, mits

Bedrijventerrein Extensief

Nee, tenzij

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja, mits

Buitengebied

Nee, tenzij

Niet toegestaan

Ja

Ja

Ja

Niet toegestaan

Ja, mits

Ja, mits

 

4.1 Risicoluw gebied

 

Beleidskeuzes voor Risicoluw ten aanzien van

Nieuwe activiteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Nieuwe kwetsbare gebouwen en locaties buiten (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Nieuwe kwetsbare gebouwen en locaties binnen (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Met externe veiligheidsrisico’s

Seveso-bedrijven

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Nee, tenzij

Niet toegestaan

Ja

Ja

Ja

Niet toegestaan

Ja, mits

Ja, mits

De activiteit gelieerd is aan het noodzakelijk functioneren van het woongebied.

De PR 10-6 contour binnen de eigen perceelgrens, dan wel over locaties waar geen BKG,KG,ZKG en BKL en KL zijn toegestaan/gevestigd.

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

 

 

Een risicoluw gebied kenmerkt zich door een hoge bevolkingsdichtheid. De gemeente Cranendonck kiest ervoor om geen ruimte te maken voor milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Het risicoluwe gebied wordt juist aangewezen als zoeklocaties voor nieuw te realiseren (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties. Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn hier niet toegestaan met uitzondering van (nuts)voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gebied. Op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van deze uitzondering dient te allen tijde middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 te worden geborgd dat deze MBA met externe veiligheidsrisico’s veilig wordt gerealiseerd voor de bewoners/gebruiken van het gebied. In de nabijheid van risicovolle infrastructuur zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan, mits het planontwerp wordt geoptimaliseerd (mogelijkheden voor beheersbaarheid van calamiteiten, zelfredzaamheid van de burgers etc.). Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen in bestaande (en mogelijke nieuwe) aandachtsgebieden zijn niet toegestaan. Specifieke locaties die in onze gemeente onder het risicoluwe gebied vallen zijn:

 

4.1.1 Centrum

 

Het centrum is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals detailhandel, horeca en kleine bedrijvigheid. De risico’s van eventueel aanwezige risicovolle inrichtingen worden zoveel mogelijk beperkt. Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

 

4.1.2 Woonwijken

 

Dit zijn locaties die worden gekenmerkt door hoge dichtheden van personen en activiteiten zoals wonen, scholen en zorginstellingen. In de woonwijken zijn alle MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uitgesloten, tenzij dit noodzakelijk is voor het functioneren van de woonwijk. Hiermee wil de gemeente Cranendonck niet per definitie ontwikkelingen rondom energietransitie (bijvoorbeeld buurtbatterijen, oplaadstations voor elektrische auto’s) uitsluiten. Er moet een passend maatregelenniveau worden gerealiseerd, inclusief een verantwoording van het groepsrisico volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

4.2 Bedrijventerrein Intensief

 

Beleidskeuzes voor Bedrijventerrein Intensief ten aanzien van

Nieuwe activiteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Nieuwe gebouwen en locaties buiten (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Nieuwe gebouwen en locaties binnen (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Met externe veiligheidsrisico’s

Seveso-bedrijven

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Ja, mits

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja, mits

Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s met brand- en/of explosieaandachtsgebieden niet over risicoluwgebied

De PR 10-6 contour binnen de eigen perceelgrens, dan wel over locaties waar geen BKG,KG,ZKG en BKL en KL zijn toegestaan/gevestigd

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

 

 

Bedrijventerrein Intensief zijn binnen de gemeente Cranendonck, gezien vanuit het oogpunt van externe veiligheid, aangewezen voor de vestiging van MBA’s met externe veiligheidsrisico’s. Hier bevinden mogen bedrijven vestigen die werken met gevaarlijke stoffen of andere activiteiten die aangewezen staan in bijlage VII van het BKL. Deze MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kennen vaak een PR 10-6 -contour en ook een of meerdere aandachtsgebieden. Via het vergunningenstelsel worden de plaatsgebonden risicocontouren beperkt en vervolgens vastgelegd om de ruimte op de industrieterreinen zo goed mogelijk te kunnen benutten. Binnen dit gebiedstype mogen zowel bestaande (risicovolle) activiteiten uitbreiden en ook mogen hier eveneens nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zich hier vestigen. Clustering van risicobedrijven ligt daarom voor de hand. Bestaande bedrijfswoningen blijven gehandhaafd. Ook zijn nieuwe woningen of andere kwetsbare gebouwen niet toegestaan. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen zijn niet toegestaan.

 

Door MBA’s met externe veiligheidsrisico’s binnen dit gebiedstype te concentreren wordt zoveel mogelijk voorkomen dat op meer plaatsen binnen de gemeente met grens- en richtwaarden rekening moet worden gehouden. Hierdoor is de kans dat er (zeer) kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden komen te liggen zo klein mogelijk. Mede daarom wordt vestiging nabij risicovolle infrastructuur ook zoveel mogelijk gestimuleerd. Om de grotere risico’s als gevolg van clustering te verantwoorden, wordt de omgeving actief geïnformeerd over de risico’s. Hulpdiensten richten zich voor deze gebieden op de optimalisatie van rampenbestrijdingsplannen. Goede voorzieningen, zoals bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorzieningen zijn hierbij volledig uitgewerkt en up-to-date. Bij het realiseren van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s dient ook binnen dit gebiedstype het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 doorlopen te worden.

4.3 Bedrijventerrein Extensief

 

Beleidskeuzes voor Bedrijventerrein Extensief ten aanzien van

Nieuwe activiteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Nieuwe gebouwen en locaties buiten (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Nieuwe gebouwen en locaties binnen (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Met externe veiligheidsrisico’s

Seveso-bedrijven

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Nee, tenzij

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja

Niet toegestaan

Niet toegestaan

Ja, mits

Het de uitbreiding van een bestaande MBA betreft.

De PR 10-6 contour binnen de eigen perceelgrens, dan wel over locaties waar geen BKG,KG,ZKG en BKL en KL zijn toegestaan/gevestigd.

Uitbreiding MBA’s met externe veiligheidsrisico’s met brand- en/of explosieaandachtsgebieden niet over risicoluwgebied.

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

 

Bedrijventerrein Extensief is specifiek aangewezen voor vestiging van bedrijven, welke aangemerkt worden als niet-risicovol. Deze bedrijven hebben geen plaatsgebonden risicocontour en geen brand- en/of explosieaandachtsgebied. Bedrijven met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s mogen zich hier niet vestigen.

 

Doordat er in het verleden nooit een splitsing is gemaakt in de eigenschappen van de verschillende (delen) bedrijventerreinen, kan het voorkomen dat er bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn gevestigd binnen dit gebiedstype. Door historisch verkregen rechten is het voor bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s wel mogelijk om uit te breiden onder specifieke voorwaarden. Deze MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kennen vaak een PR 10-06-contour en ook brand- en of explosieaandachtsgebieden. Via het vergunningenstelsel worden de plaatsgebonden risicocontouren beperkt en vervolgens vastgelegd om de ruimte op de industrieterreinen zo goed mogelijk te kunnen benutten. Nieuwe woningen of andere kwetsbare gebouwen zijn niet toegestaan in dit gebiedstype. Bestaande (bedrijfs)woningen blijven gehandhaafd. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen zijn per definitie niet toegestaan.

4.4 Buitengebied

 

Beleidskeuzes voor Buitengebied ten aanzien van

Nieuwe activiteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Nieuwe gebouwen en locaties buiten (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Nieuwe gebouwen en locaties binnen (brand- of explosie) aandachtsgebieden

Met externe veiligheidsrisico’s

Seveso-bedrijven

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Ja, mits

Niet toegestaan

Ja

Ja

Ja

Niet toegestaan

Ja, mits

Ja, mits

Mits passend in het beeld van het buitengebied

De PR 10-6 contour binnen de eigen perceelgrens, dan wel over locaties waar geen BKG,KG,ZKG en BKL en KL zijn toegestaan/gevestigd.

Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s met aandachtsgebieden niet gelegen over BKG,KG,ZKG en BKL en KL.

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

Er een passende bescherming wordt gerealiseerd op basis van het verantwoordingskader.

 

 

Het gebiedstype Buitengebied is minder eenduidig dan de andere gebiedstypes. In dit gebied wordt de aanwezigheid van bepaalde milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s als vanzelfsprekend gezien. Door historische ontwikkelingen heeft er een mengeling van verschillende activiteiten plaatsgevonden. Er zijn veel (agrarische) bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s binnen dit gebied, waarbij ook vele woonlocaties zijn gevestigd binnen dit gebiedstype. Nieuwe (agrarische) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn toegestaan binnen dit gebiedstype. Alle andere industriële (niet passend in het beeld van het buitengebied) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s, met uitzondering van propaantanks, zijn niet toegestaan binnen dit gebiedstype. Ook de uitbreiding van agrarische bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s is mogelijk. Daarnaast is het mogelijk om ook (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties mogelijk te maken, wanneer deze buiten brand- en explosieaandachtsgebieden van een MBA met externe veiligheidsrisico’s zijn gelegen. Ruimtelijke ontwikkelingen nabij MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (in aandachtsgebieden) zijn eveneens toegestaan, mits voldaan wordt aan de verantwoordingsplicht uit hoofdstuk 5. Dit geldt niet voor zeer kwetsbare gebouwen. Deze worden uitgesloten binnen brand- en/of explosieaandachtsgebieden, tenzij er sprake is van een zwaarwegend belang voor de realisatie hiervan. Bij de realisatie van zeer kwetsbare gebouwen binnen een aandachtsgebied wordt verplicht een voorschriftengebied aangewezen. Daarnaast moet altijd worden aangetoond dat er een voldoende bescherming wordt gerealiseerd volgens het verantwoordingskader.

 

Rondom de volgende activiteiten worden extra beleidskeuzes vastgelegd binnen dit gebiedstype:

 

4.4.1 Agrarische inrichtingen

 

Vestiging of uitbreiding van agrarische inrichtingen met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s is mogelijk, vanuit het oogpunt van externe veiligheid bezien. Deze uitzondering wordt gemaakt omdat deze bedrijven en activiteiten op grond van hun typering van oudsher in het buitengebied passen. De risico’s van dit soort bedrijvigheid hangen bovendien samen met de plaatsing van propaantanks. Deze zijn sowieso toegestaan, omdat een fijnmazig gasdistributienet in het buitengebied ontbreekt en hiervoor reeds adequate veiligheidsvoorzieningen zijn opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving (Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)).

 

4.4.2 LPG-tankstations/Waterstof-stations

 

De vestiging van nieuwe LPG-tankstations in het buitengebied wordt juist wel toegestaan. Deze industriële activiteiten van dergelijke inrichtingen hangen vaak nauw samen met de ligging van de doorgaande wegen in Cranendonck. Bovendien is het uit oogpunt van externe veiligheid verstandig om nieuwe LPG-tankstations zoveel mogelijk buiten bebouwde gebieden te vestigen. Dit geldt ook voor Waterstof-stations, die mogelijk door de energietransitie ook haar intrede kunnen maken binnen de gemeente Cranendonck. Locaties die ingericht zijn voor het afleveren van LPG zijn in de toekomst uitermate geschikt voor het afleveren van risicovolle brandstoffen, zoals bijvoorbeeld waterstof of een combinatie van verschillende brandstoffen (zoals voorkomt bij multifuel-tankstations), door de historisch gecreëerd afstand tussen kwetsbare gebouwen en de MBA met externe veiligheidsrisico’s.

5 Verantwoordingskader

 

Conform 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving moet de gemeente in het omgevingsplan bij het realiseren van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brand-, explosie en/of gifwolkaandachtsgebied rekening houden met het groepsrisico. Om hieraan te voldoen kan de gemeente kiezen, conform artikel 5.15 lid 2, om dit op twee manieren in te vullen:

 

  • 1.

    geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaten in aandachtsgebieden

  • 2.

    waar het omgevingsplan beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaat, waarborgt de gemeente:

    • a.

      dat maatregelen zijn getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen en op die locaties; of

    • b.

      dat het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen en op die locaties beperkt is.

De gemeente Cranendonck kiest er bewust voor om binnen bepaalde gebiedstypes onder deze voorwaarden wel beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en locaties toe te staan binnen aandachtsgebieden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen in brand- en explosieaandachtsgebieden worden uitgesloten. Indien de gemeente Cranendonck nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties wil toe staan in een aandachtsgebied moet het aantonen of er voldoende bescherming middels maatregelen gewaarborgd wordt. Een andere mogelijkheid is het aantal personen (of tijdsduur) binnen het aandachtsgebied beperken.

 

Om aan te tonen of er passende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden maakt de gemeente Cranendonck gebruik van het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant. De visualisatie van dit stappenplan is als PDF bijgevoegd bij dit programma. Vanaf 1 december 2023 is het stappenplan incl. invoermodule te vinden via de website van de provincie Noord-Brabant.

5.1 Verantwoording van het groepsrisico; zowel binnenplans als buitenplans

Uit de gebiedsindeling van dit programma kan blijken dat een ontwikkeling niet is toegestaan. Dit moet bij de inwerkingtreding van het definitieve omgevingsplan ook blijken uit de planregels volgens het omgevingsplan. Als een activiteit niet (geheel) mogelijk is op basis van het omgevingsplan, kan een initiatiefnemer een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) aanvragen of verzoeken om een wijziging van het omgevingsplan. Het bevoegd gezag kan de BOPA verlenen als de activiteit voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies en aan de instructieregels van het Rijk en de provincie. Vrijwel altijd zijn burgemeester en wethouders (B&W) het bevoegd gezag bij de beslissing op een aanvraag voor een BOPA. In sommige gevallen zijn Gedeputeerde Staten of de minister het bevoegd gezag. Dit volgt uit het Omgevingsbesluit.

 

5.5.1. Waaraan moet een BOPA voldoen

 

Het bevoegd gezag kan een vergunning voor een BOPA alleen verlenen als deze in ieder geval voldoet aan:

 

  • een evenwichtige toedeling van functies aan locaties; en

  • de instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het Besluit kwaliteit leefomgeving (afdeling 5.1 Bkl); en

  • de instructieregels in de provinciale omgevingsverordening, onder andere dit programma externe veiligheid.

De instructieregels uit hoofdstuk 5 zijn dus alsnog van toepassing en er moet dus ook ten alle tijden rekening worden gehouden met het groepsrisico, indien er een ontwikkeling gerealiseerd wordt in het brand- en explosieaandachtsgebied. Om bij een BOPA aan te tonen of er voldoende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden maakt de gemeente Cranendonck gebruik van het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant. Opgemerkte dient te worden dat wanneer er met een BOPA een zeer kwetsbaar gebouw mogelijk wordt gemaakt in een aandachtsgebied, er ook verplicht een voorschriftengebied aangewezen dient te worden. Voorschriftengebieden kunnen ook met een BOPA aangewezen worden.

 

5.5.2. Gemotiveerd afwijken van het programma externe veiligheid

 

Dit programma geeft vooral vanuit externe veiligheid richting aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Vanuit die optiek is dit programma op onderdelen strenger dan de maximale wettelijke mogelijkheden op het gebied van externe veiligheid. Naast een gezonde en veilige woonomgeving heeft de gemeente veel meer ambities. In de totaal afweging van een initiatief getoetst aan de te bereiken ambities kan de gemeente Cranendonck afwijken van de bovenwettelijke ambities uit dit programma. Dit dient door de initiatiefnemer gemotiveerd te worden. Deze motivatie bevat zowel de redenen waarom het initiatief meerwaarde heeft voor de gemeente Cranendonck getoetst aan de ambities uit de Omgevingsvisie. Daarnaast dient ten alle tijden ook te worden aangetoond dat er sprake is van een passende bescherming volgend uit het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant.

Bijlage 1 Afkortingenlijst

 

Afkorting

Betekenis

ODZOB

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

VRBZO

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

BRZO (wordt Seveso)

Besluit risico’s zware ongevallen

MBA

Milieubelastende activiteit

EV

Externe veiligheid

Ow

Omgevingswet

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

PR10-06

Plaatsgebonden risico

GR

Groepsrisico

BKG

Beperkt kwetsbaar gebouw

KG

Kwetsbaar gebouw

ZKG

Zeer kwetsbaar gebouw

BKL

Beperkt kwetsbare locatie

KL

Kwetsbare locatie

PGS

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

DSO

Digitaal Stelsel Omgevingswet

BBT

Best beschikbare technieken

 

 

Bijlage 2 Wettelijk kader

 

Het beleid uit dit programma is gebaseerd op en getoetst aan de bepalingen uit de Omgevingswet en uit de vier Algemene Maatregelen van Bestuur. Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet stelt de gemeenteraad een omgevingsvisie vast welke de volgende zaken bevat: de kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, beheer en de bescherming van het grondgebied, de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. Het programma externe veiligheid is de beleidsuitwerking die volgt uit de omgevingsvisie.

 

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels, beoordelingsregels, regels voor monitoring en regels over omgevingswaarden voor het Rijk en decentrale overheden. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn algemene regels gesteld of voor activiteiten in de fysieke leefomgeving een melding of omgevingsvergunning nodig is: milieubelastende activiteiten die externe veiligheidsrisico’s opleveren.

 

Afbeelding 1 – De vier AMvB’s bij de Omgevingswet

 

Omgevingsvisie, programma’s en omgevingsplan

 

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. Bij het afwegen van dit beleid moet ook externe veiligheid meegenomen worden bij de afwegingen om te komen tot de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer. Het bevoegd gezag kan de mensen beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd. Bescherming betekent in deze context: het voorkomen en beperken van slachtoffers en schade als gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen.

 

Om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken, kunnen decentrale overheden een programma opstellen met beleid en maatregelen. Om het strategisch ambitieniveau vanuit de omgevingsvisie op het gebied van externe veiligheid te vertalen naar doelmatige beleidskeuzes, kiest de gemeente Cranendonck ervoor om een programma externe veiligheid op te stellen. Het programma is een flexibel instrument dat de overheid kan toepassen in verschillende fasen van de beleidscyclus. Het instrument programma is een beleidsdocument, net als de omgevingsvisie.

 

De instructieregels voor programma's staan in hoofdstuk 4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Regels voor programma's bij het overschrijden van omgevingswaarden staan in hoofdstuk 2 van het Bkl. Programma's zijn bedoeld voor de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van de concrete maatregelen om doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Ze bevatten het uitvoeringsgerichte, (multi)sectorale of gebiedsgerichte beleid. Ze kunnen strategische beleidselementen bevatten, maar bevatten vooral niet-strategisch beleid. Daarnaast is het kenmerk van de omgevingsvisie dat deze voor tientallen jaren wordt opgesteld. Een programma kan op korte termijn (bijvoorbeeld vijf jaar) herzien en aangepast worden, indien het bevoegd gezag dit nodig acht. (IPLO, sd)

 

Het programma externe veiligheid bevat de volgende onderdelen:

 

  • de uitwerking van het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving in relatie tot externe veiligheid (artikel 3.5, onder a, Omgevingswet)

  • maatregelen om aan omgevingswaarden om passende beschermings voor de burgers rondom milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s te realiseren. (artikel 3.5, onder b, Omgevingswet)

De omgevingsvisie en het programma externe veiligheid kennen de volgende samenhang:

 

Parameter

Omgevingsvisie

Programma (externe veiligheid)

Karakter

Strategisch, integraal, politiek-bestuurlijk

Uitvoeringsgericht, sectoraal, strategische elementen mogelijk

Inhoud

Ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming, en behoud van de fysieke leefomgeving als geheel

Uitwerking beleid op het gebied van externe veiligheid (kan ook voor andere milieuthema’s)

Samen hang tussen domeinen

Eén integraal ontwikkelingsbeleid voor de fysieke leefomgeving

Gericht op een beleid voor één domein (externe veiligheid), kan zorgen voor coördinatie tussen andere domeinen

Horizon

Langer termijn (meer dan 10 jaar)

Kortere termijn (+/- 5 jaar)

Werking

Basis voor het handelen van het visievaststellend bestuursorgaan en voor programma's

Basis van beleidskeuzes en inzet van maatregelen ter bescherming van de fysieke leefomgeving

Juridische status

Bindt enkel het visievastellend kader

Bindt het beleidskader rondom een domein (externe veiligheid)

Vaststelling

Gemeenteraad

College van B&W

 

Op het moment dat het College van B&W het programma externe veiligheid vaststelt, biedt dit beleidsdocument de basis om gerichte planregels op te stellen in het Omgevingsplan. Daarnaast biedt dit programma externe veiligheid handvaten in de transitieperiode van een tijdelijk omgevingsplan naar een definitief omgevingsplan in 2032. Het omgevingsplan bevat de gemeentelijke regels voor de fysieke leefomgeving, waaronder dus ook voor het aspect externe veiligheid. Zo stelt de gemeente in het omgevingsplan onder meer regels op voor o.a. de volgende aspecten:

 

  • Aanwijzen van voorschriftengebieden;

  • Aanwijzen van andere veiligheidscontouren (bijvoorbeeld reseveringsstroken, contouren munitieopslagen)

  • het koppelt de fysieke omgeving aan de verschillende gebiedstypes (zie hoofdstuk 4);

  • Het stelt regels op over het al dan niet toestaan van nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s;

  • Het stelt regels op voor het al dan niet toestaan van zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en locaties en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties.

Begrippenkader externe veiligheid

 

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Het doel van deze nieuwe wet is het bundelen en vereenvoudigen van de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke ordening. Zo worden er 26 wetten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving gebundeld tot één Omgevingswet. Er komt een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) waar overheden, belanghebbenden en initiatiefnemers kunnen zien wat in de fysieke leefomgeving is toegestaan (Aan de slag met de Omgevingswet, sd). Hierdoor wordt het voor burgers en bedrijven inzichtelijker om vergunningen aan te vragen voor bijvoorbeeld het bouwen van woningen, bedrijfspanden, het aanleggen van wegen en andere ruimtelijke ordeningsprojecten (Rijksoverheid, sd).

 

Verschillende zaken veranderen door de komst van de Omgevingswet. Gemeenten ontwikkelen een omgevingsplan, welke o.a. de bestaande bestemmingsplannen en de beheersverordening vanuit de Wet ruimtelijke ordening vervangt. Daarnaast komt er per gemeente een gemeentelijke omgevingsvisie: de toekomstige ontwikkelingen en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving op lange termijn worden hierin vastgelegd. (Externe) veiligheid vormt ook een onderdeel in de omgevingsvisie: wanneer is een gebied voldoende veilig, rekening houdend met bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en ontwikkelingen in de toekomst. Beleid over externe veiligheid volgt uit het programma externe veiligheid. In het programma staat de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van concrete maatregelen om de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. (IPLO, sd)

 

De wet- en regelgeving over externe veiligheid is nu nog versnipperd over meerdere wetten, besluiten en ministeriële regelingen. De Omgevingswet integreert in ieder geval de volgende besluiten volledig:

 

  • Besluit en regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

  • Besluit en regeling externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Regeling Basisnet

  • Besluit en regeling risico's zware ongevallen (Brzo)

  • Registratiebesluit externe veiligheid

De omgang en rijksregels in het kader van de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (buisleidingen, basisnet, MBA’s met externe veiligheidsrisico’s) zullen niet centraal meer vastgelegd worden onder de Omgevingswet. De omgang en regels rondom risicocontouren en aandachtsgebieden zullen in het decentrale beleid vastgelegd moeten worden, in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en het in het omgevingsplan.

 

Om gerichte planregels te kunnen schrijven in het omgevingsplan en om externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te verantwoorden kiest de gemeente Cranendonck om dit programma Externe veiligheid op te stellen.

 

Omgevingsveiligheid

 

Onder de Omgevingswet wordt niet enkel van externe veiligheid gesproken, maar nieuw is het meer omvattende begrip omgevingsveiligheid. Externe veiligheid valt hieronder, maar omgevingsveiligheid gaat ook over rampen en crises en het voorkomen, beperken en bestrijden ervan, de mogelijkheid van personen om zichzelf in veiligheid te brengen en geneeskundige hulpverlening (artikel 5.2 Bkl). De veiligheidsregio’s hebben hier een adviserende rol (zie bijlage 3). In het programma externe veiligheid van de gemeente Cranendonck worden deze zaken niet behandeld, daarom spreken we van externe veiligheid en niet van omgevingsveiligheid.

 

Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

 

Risicobronnen zijn onder de Omgevingswet milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

 

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven (dit omvat verschillende milieubelastende activiteiten uit het Bal)3;

  • Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (spoor, weg, water);

  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen, welke zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal;

  • Windturbines;

  • Luchthavens en defensieterrein;

  • Civiele en militaire munitieopslagen.

De MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het BKL zijn alle activiteit waar externe veiligheid moet worden beschouwd bij ruimtelijke ontwikkelingen. De grootte van de plaatsgebonden risicocontouren (PR10-6 ) en aandachtsgebieden (hierna uitgelegd) zijn in deze bijlage VII per activiteit bepaald. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen de volgende categorieën:

 

  • A.

    Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • B.

    Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

  • C.

    Activiteiten met bij ministeriële regeling vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico

  • D.

    Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • E.

    Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

De aard, omvang en het risicoprofiel bepaald onder andere de categorie indeling van een activiteit. Bij de te berekenen PR10-6 contouren en aandachtsgebieden zijn gaat het om vaak de activiteiten met de grootste externe veiligheidsrisico’s.

 

De regels rondom het veilig beheer, gebruik en onderhoud van de MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn opgesteld per activiteit en zijn terug te vinden in het Bal. Daarnaast dienen alle MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het Bkl worden opgenomen in het Register Externe veiligheid (REV), de vervanger van de Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS).

 

Plaatsgebonden risico

 

Dit is de kans dat één persoon per jaar overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt is dat deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats bevindt. De ruimtelijke waarden voor het plaatsgebonden risico zijn terug te vinden in het Bkl. Deze waarden worden vertaald in afstanden die tot locaties en gebouwen in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden gehouden. Hier hoort een plaatsgebonden risicocontour bij: binnen de contour is het risico groot, buiten de contour is het risico kleiner. Dit noemen we de PR 10-6 contour. De afstanden van het plaatsgebonden risico zijn vastgestelde afstanden, berekende afstanden en de kans die geaccepteerd is als veilig: één op de miljoen per jaar. Binnen deze PR-6 contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toegestaan.

 

Aandachtsgebieden

 

Aandachtsgebieden zijn gebieden rond locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s die inzichtelijk maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen kunnen er zich levensbedreigende gevaren voor personen in gebouwen voordoen. Er is onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk),

 

Figuur 4 (RIVM, 2021)

 

Daarom zijn er drie typen aandachtsgebieden gedefinieerd:

 

  • Brandaandachtsgebied (BAG);

  • Explosieaandachtsgebied (EAG);

  • Gifwolkaandachtsgebied (GAG).

Figuur 5 (Oostkracht 10, 2022)

 

De grenswaarden van de aandachtsgebieden zijn geregeld in het Bkl. Voor de bepaling ervan is uitgegaan van de bescherming die nieuwbouw en rampenbestrijding bieden. De aard en de omvang van een aandachtsgebied wordt bepaald door de effecten van een scenario, niet door de kans. Een aandachtsgebied kan kleiner worden door het toepassen van de best beschikbare technieken (BBT) bij de MBA met externe veiligheidsrisico’s. Voor een overzicht van de vaste afstanden van aandachtsgebieden bij enkele milieubelastende activiteiten, zie de tabel in bijlage 2 (RIVM, 2021).

 

Externe veiligheidsafstanden

 

Voor een groot aantal activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden vaste afstanden. Deze zijn te vinden in het Bal of in het Bkl. De afstanden uit het Bal gelden vanaf het bij de activiteit aangegeven meetpunt tot de begrenzing van de locatie waar de activiteit plaatsvindt. Onder bepaalde voorwaarden gelden de afstanden in plaats daarvan tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in de omgeving (gevel van een gebouw bijvoorbeeld). De begrenzingen staan in artikel 5.9 van het Bkl. De afstanden uit het Bkl gelden vanaf het bij de activiteit in bijlage VII aangegeven meetpunt(en) tot (zeer / beperkt) kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties in de omgeving.

 

Voorschriftengebieden

 

Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 5.14 Bkl besluiten of een (deel van het) brand- of explosieaandachtsgebied wordt aangewezen als brand- of explosievoorschriftengebied. In het voorschriftengebied gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen, of gelijkwaardige maatregelen. De aanvullende bouweisen staan in artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het doel van deze maatregelen is om mensen binnenshuis beter te beschermen tegen de gevolgen van een brand of explosie, veroorzaakt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 5.14 lid 3 Bkl kan de gemeente afwijken van het aanwijzen van een brand- of explosievoorschriftengebied. De gemeente kan zelf beslissen of zij het aandachtsgebied aanwijst als voorschriftengebied, het voorschriftengebied expliciet niet aanwijst of kleinere voorschriftengebieden aanwijst.

 

Aanvullende regels:

 

  • Een brandaandachtsgebied van het basisnet moet verplicht worden aangewezen als brandvoorschriften-gebied als daar vanuit de Regeling Basisnet een plasbrandaandachtsgebied geldt;

  • Locaties voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen (ook de functiewijziging van bestaande gebouwen naar zeer kwetsbaar gebouw) binnen een aandachtsgebied moeten verplicht worden aangewezen als voorschriftengebieden.

Groepsrisico

 

Dit is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Binnen aandachtsgebieden moet het bevoegd gezag rekening houden met het groepsrisico. Dit gebeurt bij het ontwikkelen van nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. “Rekening houden met” betekent dat het bevoegd gezag afwegingsruimte heeft over hoe ze omgaat met de omgeving van een risicovolle bron met de kans op maatschappelijke ontwrichting. Het doel is een integrale afweging van alle betrokken belangen. Het gaat hierbij ook om milieu en gezondheid. De centrale vraag luidt: wat acht het bevoegde gezag voldoende veilig en hoe motiveert ze dit?

 

Kwetsbaarheid van gebouwen en locaties

 

In bijlage VI van het Bkl staan drie categorieën gebouwen en locaties waarvoor de regels bescherming bieden:

 

  • 1.

    Zeer kwetsbaar (alleen gebouwen)

  • 2.

    Kwetsbaar (gebouwen en locaties)

  • 3.

    Beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties)

In het omgevingsplan neemt de gemeente regels op ter bescherming van deze gebouwen en locaties vanwege externe veiligheidsrisico’s. De volgende zaken komen aan de orde bij het bepalen van de kwetsbaarheid van locaties en gebouwen: het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig is, de aanwezigheidsduur van personen en de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. De gebouwen worden alleen beschermd voor de gebruikersfunctie van het gebouw. Deze moet blijken uit het omgevingsplan of uit de omgevingsvergunning waarbij die functie mogelijk wordt gemaakt.

 

Een gebouw is zeer kwetsbaar als de aanwezige personen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Bijvoorbeeld: een basisschool, gevangenis, woonfunctie voor 24-uurszorg. Voorbeelden van kwetsbare gebouwen en locaties zijn alle gebouwen met een woonfunctie en alle locaties waar grote evenementen of recreatief nachtverblijf voor meer dan vijftig personen plaatsvindt. Gebouwen en locaties zijn kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn: sportfunctie, kantoorfunctie, hogescholen. Alle overige gebouwen en locaties zijn beperkt kwetsbaar.

 

Rondom de kwetsbaarheid van de populatie buitenshuis is er een handleiding Omgevingsveiligheid mensen op buitenlocaties op 12 december 2019 gepubliceerd door de ‘Werkgroep Risico’s mensen buiten’4. De handleiding wordt door de VRBZO gebruikt worden voor de advisering aan de gemeente Cranendonck, bij de voorbereiding, planning en uitvoering van activiteiten in de buitenlucht in de nabijheid van een MBA met externe veiligheidsrisico’s.

 

In de Omgevingswet ontbreekt een dergelijk landelijk afwegingskader voor mogelijke maatregelen om de veiligheid voor mensen op buitenlocaties te verhogen, zowel voor kleine als grote incidenten met gevaarlijke stoffen. Mensen op buitenlocaties zijn niet beschermd door een gebouw en worden daarom blootgesteld aan meer warmtestraling, overdruk en hogere concentraties giftige stoffen. Bij het realiseren voor buitenlocaties waarbij beperkt kwetsbare locaties, kwetsbare locaties worden gerealiseerd dient er rekening gehouden te worden met eventuele attentie- en/of aandachtsgebieden. Om de afweging te maken of een ontwikkeling van een buitenlocatie veilig kan worden ingericht dient het ‘Stappenplan veiligheid mensen op buitenlocaties’, gepubliceerd in de ‘Handleiding Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties’, versie 3.1, 12 december 2019, gebruikt te worden.

Bijlage 3 Borging externe veiligheid bij besluitvorming

 

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Op basis van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in dit programma externe veiligheid (zoals bij de verschillende gebiedstypes) dienen er gerichte regels opgesteld te worden rondom de omgang met externe veiligheidsrisico’s. Deze regels moeten landen in het omgevingsplan. Op basis van deze regels in het omgevingsplan kan vooraf bepaald worden of de desbetreffende activiteit of ruimtelijke ontwikkeling past in het voorgestelde plangebied. Deze omgevingsplanregels moeten ertoe leiden dat externe veiligheid binnen de gemeente Cranendonck bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe vergunningaanvragen in een zo vroeg mogelijk stadium geborgd wordt.

 

Verantwoordingsplicht groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningverlening

 

Bij het realiseren van een ruimtelijke ontwikkeling (binnen een aandachtsgebied) dient men voor het milieuthema externe veiligheid een verantwoording groepsrisico5 te maken. Door gebruik te maken van het stappenplan uit hoofdstuk 5 komt men tot voldoende bescherming. De genomen maatregelen en de afweging hiervan moet worden onderbouwd in de ruimtelijke onderbouwing.

 

Op het moment dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning die past binnen het omgevingsplan binnen komt zal het aspect externe veiligheid ook beoordeeld moeten worden. Dit zal moeten gebeuren op het moment dat er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een nieuwe activiteit in een aandachtsgebied of wanneer er aan nieuwe activiteit wordt aangevraagd waarbij er nieuwe aandachtsgebieden, PR-contouren en/of veiligheidsafstanden worden gecreëerd. Activiteiten die niet binnen het omgevingsplan passen zullen beoordeeld worden op het gebied van externe veiligheid in de aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)

 

Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen

 

Iedere nieuwe gebiedsontwikkeling is anders. Een verantwoordingskader met generieke regels dat voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt is niet waterdicht om standaard tot voldoende bescherming te komen. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt, conform de methodiek van de Omgevingswet, een omgevingstafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over voldoende bescherming in het plangebied. Specialisten van verschillende relevante onderwerpen nemen deel aan de omgevingstafel, waaronder een specialist externe veiligheid. Ook is het belangrijk om de VRBZO te betrekken bij de intaketafel op het moment dat er een initiatief wordt ontwikkeld in het aandachtsgebied van een MBA met externe veiligheidsrisico’s. Op deze manier kan er in het voortraject al een inschatting worden gemaakt over de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling in het aandachtsgebied. Om te bepalen wanneer en of de VRBZO wil aansluiten is er een ‘stappenplan Omgevingsveiligheid’ ontwikkeld door de VRBZO. Deze is bijgevoegd in bijlage 5.

 

De bouw (of uitbreiding) van een (nieuwe) MBA met externe veiligheidsrisico’s

 

Bij het initiatief voor een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico’s of uitbreiding van een bestaande MBA met externe veiligheidsrisico’s, moet worden bepaald wat de omvang van het aandachtsgebied is. De omvang van het aandachtsgebied wordt bepaald aan de hand van bijlage VII van het Bkl. Hierin staan vaste afstanden waar rekening mee gehouden dient te worden of wanneer deze afstanden berekend dienen te worden. Wanneer de omvang van het aandachtsgebied is bepaald, moet worden beoordeeld of het aandachtsgebied past in het omgevingsplan. Dit is het geval als de gemeente in het omgevingsplan ruimte heeft gereserveerd voor toekomstige MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en aandachtsgebieden, zoals bij de gebiedstypes Bedrijventerrein Intensief en Buitengebied. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan of het verlenen van een BOPA. Ook het Rijk en de provincie hebben de mogelijkheid om via een projectbesluit direct aanpassingen te maken in het omgevingsplan.

 

De bouw van een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie

 

Bij het initiatief voor een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie moet beoordeeld worden of de ontwikkeling past in het omgevingsplan. Passen betekent in eerste instantie dat het omgevingsplan de ruimtelijke ontwikkeling (bijv. woningen of een school) toestaat in het betreffende gebied. Daarnaast kunnen er voorwaarden zijn gesteld aan de bouw van het kwetsbaar gebouw op het gebied van bescherming, zoals bijvoorbeeld geldt voor het bouwen van zeer kwetsbare gebouwen in een aandachtsgebied (voorschriftengebied).

 

Wanneer het omgevingsplan de bouw van het betreffende type gebouw toestaat, moet worden nagegaan of het gebouw in een aandachtsgebied is beoogd en of dit aandachtsgebied is aangewezen als voorschriftengebied. Het voorschriftengebied moet worden aangewezen voor zeer kwetsbaar gebouwen (zoals een ziekenhuis of kinderdagverblijf) wanneer deze in een brand- of explosieaandachtsgebied zijn voorzien.

 

Als het voorschriftengebied is aangewezen, betekent dit dat er aanvullende bouweisen gelden voor het te bouwen gebouw (artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl). Wanneer geen voorschriftengebied is aangewezen, gelden voor (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties niet direct de aanvullende bouweisen. Wel dient het stappenplan voldoende bescherming doorlopen te worden, hieruit kan alsnog volgen dat er aanvullende bouweisen (of andere maatregelen) gelden.

 

Naast de aanwijzing van een voorschriftengebied, kan het omgevingsplan andere doel- en of middelvoorschriften bevatten waaraan de initiatiefnemer moet voldoen om de vergunning verleend te krijgen. Wanneer de initiatiefnemer in zijn plan kan aantonen aan de voorwaarden uit het omgevingsplan te kunnen voldoen, kan de omgevingsvergunning worden verleend. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden beoordeeld of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan of het verlenen van een BOPA. Het stappenplan uit hoofdstuk 5 zal een van de beoordelingscriteria worden om een omgevingsvergunning af te geven toegestaan is.

 

Externe veiligheid en vergunningverlening

 

Ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning is het belangrijk om in een voorstadium een goede afweging te maken of de aangevraagde activiteit past binnen de bestaande bebouwde omgeving. Het toevoegen van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico kan grote gevolgen hebben voor de omgeving. Conform de methodiek van de Omgevingswet wordt er een intaketafel of omgevingstafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over voldoende bescherming in het plangebied en of de aangevraagde activiteit wenselijk is. Indien consensus bereikt wordt over het realiseren van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico’s zal de vergunningaanvraag beoordeeld moeten worden door de vergunningverlener.

 

De instructieregels voor het beoordelen van de vergunningaanvraag staan in artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving). De gemeente Cranendonck kan de vergunning verlenen, weigeren of aanvullende maatregelen eisen (op basis van artikel 5.26 Omgevingswet en de instructieregels uit artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl). Daarnaast is het belangrijk dat het groepsrisico verantwoord wordt aan de hand van het stappenplan ‘Voldoende Bescherming’.

 

Rekening houden met Omgevingsplan

 

Bij het beoordelen bij een vergunningaanvraag wordt door de gemeente Cranendonck rekening gehouden met het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer de activiteit niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan of het verlenen van een Bopa. Het kan hierbij zowel gaan om de aanvraag van een vergunning voor een MBA met externe veiligheidsrisico’s als van een (beperkt, zeer) kwetsbaar gebouw of locatie.

 

Als de activiteit past in het omgevingsplan, dient bepaald te worden of er een PR 10-6 contour en/of een aandachtsgebied is (vaste afstand uit bijlage VII Bkl of berekenen).

 

Actualiseren vergunning

 

Bij een nieuwe vergunning worden bestaande rechten in stand gehouden tenzij actualisatie nodig is. Artikel 5.38 Omgevingswet verplicht de gemeente Cranendonck om regelmatig de toereikendheid van de vergunning te bezien (actualiseren). Dit biedt de gemeente Cranendonck de mogelijkheid de vergunning te actualiseren wanneer deze bijvoorbeeld niet meer voldoet aan de laatste stand der techniek (artikel 4.22 lid 2 onder c). Met deze mogelijkheid kan de gemeente Cranendonck bronmaatregelen afdwingen om zo de bestaande of nieuwe omgeving te beschermen tegen eventuele effecten van een calamiteit bij een MBA met externe veiligheidsrisico’s.

 

Bescherming van bestaande bedrijven na vergunningverlening tegen de gevolgen van een veranderende omgeving

 

Alle activiteiten (dus ook nieuwe woonbebouwing) dienen te passen binnen de gestelde grenzen van het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer dat niet het geval is, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan of het verlenen van een BOPA. Als er al een bestaand aandachtsgebied is zal het bevoegd gezag daar rekening mee moeten houden in de aanpassing van het omgevingsplan (5.3 en 5.15 Bkl).

 

Als het omgevingsplan wordt aangepast moet de gemeente Cranendonck bij vergunningverlening aan een bedrijf rekening houden met het (aangepaste) omgevingsplan

Bijlage 4 Gebiedsindeling in gebiedstypes

 

Bijlage 5 Tabel vastgestelde aandachtsgebieden

 

Voor enkele activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden vaste afstanden tot aandachtsgebieden. Deze zijn te vinden in bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving. In de tabel hieronder staan de activiteiten met vaste afstanden in een duidelijk overzicht. De overige afstanden van de brand- en explosieaandachtsgebieden bij activiteiten uit bijlage VII van het Bkl dienen berekend te worden.

 

Voor het gifwolkaandachtsgebied geldt een beleidsmatige afkapping van maximaal 1,5 kilometer.

 

Bij Seveso-bedrijven wordt het gifwolkaandachtsgebied afgekapt op 300 meter.

 

Brandaandachtsgebied

Explosieaandachtsgebied

Basisnet

30 meter

200 meter

Tanken van LPG

60 meter

160 meter

Opslagtank voor propaan > 13m3

60 meter

160 meter

Opslaan van propaan < 5m3

20 meter

30 meter

Opslaan van propaan > 5m3

20 meter

50 meter

Opslaan van propaan > 5 bevoorradingen per jaar

60 meter

160 meter

Waterstof: opslag- en transport, groothandel, containeroverslag en tankstation

55 meter

Opslag- en transportbedrijf, groothandel en containeroverslag: Seveso hoeveelheid

30 meter

200 meter

LNG: opslag- en transport, groothandel en containeroverslag en tankstation

Tussen 50 en 200 meter (tabel E.10 bijlage VII Bkl)

Bijlage 6 Stappenplan Omgevingsveiligheid VRBZO

 

Collectieve advisering omgevingsveiligheid Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost in het kader van art. 5.11 en 5.15 Bkl

 

  • 1.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in een aandachtsgebied (brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied) of attentiegebied wordt aangevraagd.

  • 2.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in de directe omgeving van een natuurgebied wordt aangevraagd.

    • o

      Hier wordt nog nadere invulling aan gegeven.

  • 3.

    Initiatieven met betrekking tot het regionaal risicoprofiel, waaronder:

    • o

      Windturbines

    • o

      Gevolgbeperking overstroming en klimaatadaptatie

    • o

      Evenementen

    • o

      Gebruik van gebouwen

    • o

      Voorkomen rookoverlast binnen-opslag en buitenopslag

    • o

      Risicocommunicatie

    • o

      Milieu

  • 4.

    Initiatieven met betrekking tot de energietransitie (o.a. zonneparken, trafohuisjes, EOS, elektrische schepen, aanvullen) en nieuwe technieken/ technologieën/activiteiten waarvan risico’s m.b.t. fysieke veiligheid en gezondheid nog onbekend zijn;

  • 5.

    Basisadvisering repressieve voorzieningen: De veiligheidsregio wil adviseren bij alle objecten waarbij afgeweken wordt van de uitgangspunten uit de ‘Handreiking bereikbaarheid en bluswater’6 en/of de ‘bruidsschatregels’ ten aanzien van bluswater en bereikbaarheid. Bij de overige ontwikkelingen dient de handreiking te worden overgenomen en kan advies worden gevraagd bij de veiligheidsregio.

    Daarnaast wil de veiligheidsregio adviseren over repressieve voorzieningen die worden geplaatst bij (complexe) gebouwen die het brandweeroptreden mogelijk moeten maken. Dit geldt in ieder geval voor de volgende objecten:

    • o

      Gebouwen hoger dan 20 meter;

    • o

      Gebouwen met meervoudig ruimtegebruik (bijv. woongebouw boven tunnel of parkeergarage);

    • o

      Gebouwen met een inzetdiepte van meer dan 60 meter;

Ontwikkelingen die invloed hebben op bereikbaarheid voor hulpdiensten, zoals publieks- en/of verkeer aantrekkende voorzieningen (bijv. een evenemententerrein, een schouwburg, scholen, bioscopen, stadion, de grotere stations voor openbaar vervoer, evenementenhal, etc.), bouwwerkzaamheden en/of tijdelijke of permanente wegafsluitingen;

Naar boven