Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2024

 

 

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

 

gezien het voorstel van het college van 10 oktober 2023, nr. RVB23-0052;

 

gelet op voorstel RVB22-0003 waar op 21 april 2022 op besloten is;

 

en gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 2.4, 4.4, 5.1, 16.54, eerste lid en 17.9 eerste lid, van de Omgevingswet;

 

BESLUIT :

 

De Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2024 vast te stellen.

ERFGOEDVERORDENING BERGEN OP ZOOM 2024

 

 

§ 1. Algemeen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

- Commissie Ruimtelijke Kwaliteit: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze verordening en artikel 17.9 van de Omgevingswet (gemeentelijke adviescommissie).

- erfgoedscan: een objectieve weging van de cultuurhistorische waarden, waaronder de archeologische, architectuurhistorische, ensemblewaarden, alsmede de gaafheid/herkenbaarheid, zeldzaamheid en belevingswaarde, als onderbouwing voor besluiten inzake bescherming (bijlage 1 bij deze verordening);

- gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

- gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;

- gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

- gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

- minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

- omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

 

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

 

§ 2. Aanwijzing van gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

 

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermde cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

a) door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en;

b) cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

6. Burgemeester en wethouders kunnen criteria vaststellen op grond waarvan tot aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt overgegaan.

 

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a) Door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of;

b) beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister, doch uiterlijk binnen 14 werkdagen.

 

§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

 

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een gemeentelijk (archeologisch) monument, zijnde een gebouw, bouwwerk, object, tuin of park, dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument.

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

a) rijksmonumenten, en;

b) monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

3. De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid heeft in het geval van gebouwen en bouwwerken uitsluitend betrekking op het exterieur en het casco. Beschermingswaardige elementen uit het interieur, bijgebouwen dan wel andere constructies, vallen uitsluitend onder de beschermende werking van de aanwijzing indien deze uit het oogpunt van cultureel erfgoed van bijzondere betekenis zijn en als zodanig expliciet zijn aangeduid in het besluit tot aanwijzing en omschreven in de bijbehorende redengevende beschrijving.

 

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing en procedure

1. Het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet, dan wel de bij de gemeente bekende eigenaar.

2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

3. Voordat over de aanwijzing als bedoeld in artikel 5, lid 1 een besluit genomen wordt:

a) een redengevende beschrijving opgesteld en;

b) wordt het object beoordeeld aan de hand van de door burgemeester en wethouders vastgestelde criteria (erfgoedscan);

c) onderdeel van de erfgoedscan vormt een toelichting op de score per onderdeel, voor zover dat onderdeel van toepassing is.

d) In geval van bijzondere omstandigheden, door burgemeester en wethouders te bepalen, kan bij de aanwijsprocedure het toepassen van de criteria als bedoeld in dit artikel, derde lid 3, onder b achterwege blijven.

4. Indien dit door burgemeester en wethouders noodzakelijk wordt geacht, wordt voorafgaand aan de aanwijzing een bouwhistorisch onderzoek opgesteld.

5. Voordat over de aanwijzing als bedoeld in artikel 5, lid 1 een besluit genomen wordt, wordt advies gevraagd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Zie ook artikel 8.

6. Indien de waarderingsscore (uitkomst) van de efgoedscan als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b gelijk of hoger is dan 3,50, komt het monument (object of structuur) voor aanwijzing in aanmerking. De minimale score geldt niet als door burgemeester en wethouders is bepaald dat de erfgoedscan buiten toepassing blijft conform artikel 6, lid 3, onder d van deze verordening.

7. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de aanwijsprocedure, tenzij expliciet door burgemeester en wethouders van toepassing wordt verklaard.

 

Artikel 7. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

 

Artikel 8. Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

2. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

3. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit brengt binnen 12 weken na ontvangst van de adviesaanvraag omtrent de aanwijzing als gemeentelijk monument schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

 

Artikel 9. Beslistermijn, inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na de dag nadat schriftelijk een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid is uitgedaan.

2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

 

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving en inwerkingtreding

1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

2. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid direct in het gemeentelijk erfgoedregister, doch binnen uiterlijk 14 werkdagen nadat het burgemeester en wethouders het besluit hebben genomen.

3. De aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid wordt tevens binnen 4 dagen ingeschreven in het Wkpb-register.

4. De aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid treedt in werking met ingang van de dag na verzending van het besluit aan geadresseerden.

5. Van het besluit omtrent de aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid wordt een kennisgeving gedaan in het elektronisch Gemeenteblad. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

 

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval

aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

3. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument

waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

4. De wijziging wordt binnen 4 dagen in het Wkpb-register verwerkt.

 

§ 4. Bescherming gemeentelijk monument

 

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

a) te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of;

b) te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a) de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving,

materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

b) alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument, voor zover het elementen betreft die niet zijn beschreven in de redengevende beschrijving.

3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

4. Bij de beoordeling omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning wordt de redengevende beschrijving van het monument als uitgangspunt genomen.

5. Bij de beoordeling omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning kan, indien de redengevende beschrijving onvoldoende aanknopingspunten bevat, een bouwhistorisch onderzoek worden verlangd.

6. Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor advies.

7. De termijn waarbinnen advies door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt uitgebracht bedraagt 2 weken vanaf het moment dat het plan in haar vergadering is behandeld.

 

Artikel 15. Overleg met en/of instemming van eigenaar kerkelijk monument

1. Voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, neemt het college pas een beslissing na overleg met de eigenaar.

2. Voor zover het gaat om een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, beslist het bevoegd gezag alleen in overeenstemming met de eigenaar.

 

Artikel 16. Weigeringsgronden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

 

§ 5. Aanwijzing gemeentelijke beschermd stads- en of dorpsgezichten

 

Artikel 17. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

2. Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid gemeentelijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

6. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

7. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 2.34, vierde lid van de Omgevingswet of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

 

Artikel 18. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid van de Omgevingswet.

3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 19. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

1. Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet, een bouwwerk te slopen.

2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

3. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals genoemd in een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.

 

§ 6. Handhaving en toezicht

 

Artikel 20. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

 

Artikel 21. Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast toezichthouders van het met handhaving of vergunningen belaste organisatieonderdelen van de gemeente Bergen op Zoom.

2. Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere ambtenaren met dit toezicht belasten.

 

§ 7. Vangnet archeologie

 

Artikel 22. Vangnet archeologie

1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar aantoonbaar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

a) voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

b) het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

c) de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of;

d) met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn en dat dit onderzoek door burgemeester en wethouders is beoordeeld en akkoord bevonden.

2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

 

§ 8. Slotbepalingen

 

Artikel 23. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening gemeente Bergen op Zoom 2017, vastgesteld op 20 april 2017, wordt ingetrokken op het moment dat de Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2024 in werking treedt.

 

Artikel 24. Overgangsrecht

1. Een krachtens de “Erfgoedverordening gemeente Bergen op Zoom 2017” aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de “Erfgoedverordening gemeente Bergen op Zoom 2017”.

 

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) op 1 januari 2024 in werking.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: “Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2024”

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023

De griffier,

Mevr. drs. E.P.M. van der Meer

De voorzitter,

Mevr. Drs. M. Mulder MSc.

Naar boven