Wijziging Algemene Plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Oost Gelre,

 

gezien het voorstel van het college van de gemeente Oost Gelre van 14 november 2023,

 

overwegende dat:

  • -

    de Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking treedt;

  • -

    om de APV na de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijvend te kunnen toepassen het noodzakelijk is om de APV hierop aan te passen;

BESLUIT:

 

  • 1.

    De Algemene Plaatselijke verordening te wijzigen conform het bijgevoegde voorstel.

  • 2.

    Te besluiten dat deze wijzigingen in werking treden op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 3.

    De bepaling omtrent het magneetvissen onafhankelijk van de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1-1-2024 in werking laten treden.

Was-wordt-tabel Algemene plaatselijke verordening

 

In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet en – als het een facultatieve bepaling betreft – eveneens onderstreept (aangezien dan de hele bepaling cursief is i.v.m. het facultatieve karakter). In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vet gedrukt en – als de bestaande tekst al vet was gedrukt ook onderstreept.

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

 

 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening;

 

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de Woningwet;

 

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

 

motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994];

- beperkingengebiedactiviteit : hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

 

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

 

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a of artikel 4:11.

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

 

Artikel 1:4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

a. ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c. de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

e. de houder dit verzoekt.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

a. ter verkrijging daarvan onjuiste of

onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. op grond van een verandering van de

omstandigheden of inzichten opgetreden na

het verlenen van de vergunning of

ontheffing, intrekking of wijziging

noodzakelijk is vanwege het belang of de

belangen ter bescherming waarvan de

vergunning of ontheffing is vereist;

c. de aan de vergunning of ontheffing

verbonden voorschriften en beperkingen niet

zijn of worden nagekomen;

d. van de vergunning of ontheffing geen

gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende

een daarin gestelde termijn dan wel, bij het

ontbreken van een gestelde termijn, binnen

een redelijke termijn; of

e. de houder dit verzoekt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op

een omgevingsvergunning.

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:10 A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg

 

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

2. een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de

bruikbaarheid van de weg of voor het

doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel

een belemmering kan vormen voor het

doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet

voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

c. in het belang van de voorkoming of

beperking van overlast voor gebruikers van

een in de nabijheid gelegen onroerende

zaak.

 

3 . in afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoel in artikel 2.2. eerste lid, onder j of k van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

 

Artikel 2.10B

1.Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is niet van toepassing op:

evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

terrassen als bedoeld in artikel 2:28A

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;

d. obstakels ten behoeve van werkzaamheden ter plaatse, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits hulpdiensten en overig verkeer voldoende vrije doorgang houden. De materialen dienen te voldoen aan de richtlijnen voor onverlichte obstakels als bedoeld in publicatie 130 van de CROW

2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is voorts niet van toepassing op voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

3. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement of voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid onder j of onder k van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

 

4. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel is niet van toepassing indien het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

5. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b van het vorige artikel is niet van toepassing op bouwwerken.

6. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel is niet van toepassing indien in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:10 A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg

 

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de

bruikbaarheid van de weg of voor het

doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel

een belemmering kan vormen voor het

doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet

voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

c. in het belang van de voorkoming of

beperking van overlast voor gebruikers van

een in de nabijheid gelegen onroerende

zaak.

 

3. Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2.10 B

1.Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28A;

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;

d. obstakels ten behoeve van werkzaamheden ter plaatse, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits hulpdiensten en overig verkeer voldoende vrije doorgang houden. De materialen dienen te voldoen aan de richtlijnen voor onverlichte obstakels als bedoeld in publicatie 130 van de CROW

2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is voorts niet van toepassing op voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard

3. het verbod in het eerste lid van het vorige artikel is niet van toepassing op situatie waarin wordt voorzien doorbeperkingengebiedactiviteiten met

betrekking tot een weg of

waterstaatswerk waarvoor regels zijn

gesteld bij of krachtens de

Omgevingswet, de provinciale

omgevingsverordening of de

waterschapsverordening.

4. De weigeringsgrond, bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5. De weigeringsgrond, bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op bouwwerken.

6. Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

 

 

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend

a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de geldersewegenverording, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren 2019.

 

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitboeren van hun publieke taak.

3. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

 

Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

 

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

a. ter voorkoming van gevaar voor het

verkeer op de weg;

b. indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c. indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt

ontsloten, en de aanleg van deze tweede

uitweg ten koste gaat van een openbare

parkeerplaats of het openbaar groen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de Gelderse Wegenverordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

 

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

a. ter voorkoming van gevaar voor het

verkeer op de weg;

b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste

gaat van een openbare parkeerplaats;

c. als door de uitweg het openbaar groen op

onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d. als er sprake is van een uitweg van een

perceel dat al door een andere uitweg wordt

ontsloten, en de aanleg van deze tweede

uitweg ten koste gaat van een openbare

parkeerplaats of het openbaar groen.

3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

Artikel 2:14 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

1. De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

1. De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet

 

Artikel 2:21 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 

1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 

1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

 

Artikel 2:23 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

1. Het is verboden:

a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te

beschadigen, te verontreinigen, te

versperren of het verkeer daarop op enige

andere wijze te belemmeren of in gevaar te

brengen;

b. bakens of andere voorwerpen ten

behoeve van de veiligheid geplaatst op de

onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen,

weg te nemen, te beschadigen of op enige

andere wijze het gebruik daarvan te

verijdelen of te belemmeren.

2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale vaarwegenverordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

1. Het is verboden:

a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te

beschadigen, te verontreinigen, te

versperren of het verkeer daarop op enige

andere wijze te belemmeren of in gevaar te

brengen;

b. bakens of andere voorwerpen ten

behoeve van de veiligheid geplaatst op de

onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen,

weg te nemen, te beschadigen of op enige

andere wijze het gebruik daarvan te

verijdelen of te belemmeren.

2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

 

 

 

Artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op

a. maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06:00 uur,

b. op zaterdag en zondag tussen 04:00 uur en 06:00 uur. Bij het bepaalde onder b geldt voorts dat het na 02.00 uur niet is toegestaan bezoekers toe te laten in een openbare inrichting en het na 03.00 uur niet is toegestaan alcoholhoudende dranken te verstrekken. Deze beperking geldt uitsluitend voor openbare inrichtingen waar alcoholhoudende dranken ter plaatse worden verstrekt.

2. In afwijking van het bepaalde onder voorschrift 1 van dit artikel geldt voor openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet dat deze gesloten zijn tussen 01.00 en 06.00 uur.

3. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

5. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

6. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op

a. maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06:00 uur,

b. op zaterdag en zondag tussen 04:00 uur en 06:00 uur. Bij het bepaalde onder b geldt voorts dat het na 02.00 uur niet is toegestaan bezoekers toe te laten in een openbare inrichting en het na 03.00 uur niet is toegestaan alcoholhoudende dranken te verstrekken. Deze beperking geldt uitsluitend voor openbare inrichtingen waar alcoholhoudende dranken ter plaatse worden verstrekt.

2. In afwijking van het bepaalde onder voorschrift 1 van dit artikel geldt voor openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet dat deze gesloten zijn tussen 01.00 en 06.00 uur.

3. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

5. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

6. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

 

 

 

Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren 1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

 

 

 

a. aanwezig te hebben;

b. aanwezig te hebben anders dan met

inachtneming van de door het college in het

aanwijzingsbesluit gestelde regels;

c. aanwezig te hebben in een groter aantal

dan in het aanwijzingsbesluit is

aangegeven.

2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren 

1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

a. aanwezig te hebben;

b. aanwezig te hebben anders dan met

inachtneming van de door het college in het

aanwijzingsbesluit gestelde regels;

c. aanwezig te hebben in een groter aantal

dan in het aanwijzingsbesluit is

aangegeven.

2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

 

 

 

Artikel 2:64 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:64 Bijen 

Het is verboden bijen te houden:

a. binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waarin overdag mensen verblijven;

b. binnen een afstand van 30 meter van de weg.

1. het onder a en b gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

2. Het onder aanhef en a gesteld verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

3. Het onder aanhef en b gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Gelderse Wegenverordening.

 

 

 

4. Het college kan van het onder a en b gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:64 Bijen

Het is verboden bijen te houden:

a. binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waarin overdag mensen verblijven;

b. binnen een afstand van 30 meter van de weg.

1. het onder a en b gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

2. Het onder aanhef en a gesteld verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

 

 

 

 

 

Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

 

Artikel 3:8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 3:8 Intrekkingsgronden

1. De vergunning wordt ingetrokken als:

a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of

onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag

een andere beslissing zou zijn genomen als

bij de beoordeling daarvan de juiste

gegevens bekend waren geweest;

b. de vergunning in strijd met een wettelijk

voorschrift is gegeven;

c. is gehandeld in strijd met de artikelen

3:11, 3:12, aanhef en onder a, 3:13, 3:14 en 3:16, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben

voorgedaan die de vrees wettigen, dat het

van kracht blijven van de vergunning gevaar

oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

e. zich een omstandigheid voordoet als

bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onder a tot

en met i;

f. de vergunninghouder dat verzoekt;

g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd

oplevert met een geldend bestemmingsplan,

een beheersverordening .

 

2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

a. is gehandeld in strijd met aan de

vergunning verbonden voorschriften of

beperkingen;

b. in verband met gewijzigde wettelijke

voorschriften, gewijzigde omstandigheden of

gewijzigde inzichten de bescherming van de

belangen met het oog waarop het

vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder

wegen dan het belang van de

vergunninghouder bij behoud van de

vergunning;

c. een niet in de vergunning vermelde

persoon exploitant of beheerder is

geworden;

d. is gehandeld in strijd met een of meer van

de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde

bepalingen, onverminderd het eerste lid,

aanhef en onder c;

e. is gehandeld in strijd met de in het

bedrijfsplan beschreven maatregelen;

f. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben

voorgedaan die de vrees wettigen dat het

van kracht blijven van de vergunning gevaar

oplevert voor de woon- en leefomgeving of

de gezondheid van prostituees of klanten;

g. de exploitant of de beheerder het toezicht

op de naleving van het in dit hoofdstuk

bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

h. er bij het seksbedrijf personen

tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn

veroordeeld voor een gewelds- of

zedendelict of voor mensenhandel;

i. gedurende ten minste zes maanden geen

gebruik is gemaakt van de vergunning.

Nieuwe tekst

 

Artikel 3:8 Intrekkingsgronden

1. De vergunning wordt ingetrokken als:

a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of

onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag

een andere beslissing zou zijn genomen als

bij de beoordeling daarvan de juiste

gegevens bekend waren geweest;

b. de vergunning in strijd met een wettelijk

voorschrift is gegeven;

c. is gehandeld in strijd met de artikelen

3:11, 3:12, aanhef en onder a, 3:13, 3:14 en 3:16, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben

voorgedaan die de vrees wettigen, dat het

van kracht blijven van de vergunning gevaar

oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

e. zich een omstandigheid voordoet als

bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot

en met h;

f. de vergunninghouder dat verzoekt;

g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd

oplevert met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

 

2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

a. is gehandeld in strijd met aan de

vergunning verbonden voorschriften of

beperkingen;

b. in verband met gewijzigde wettelijke

voorschriften, gewijzigde omstandigheden of

gewijzigde inzichten de bescherming van de

belangen met het oog waarop het

vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder

wegen dan het belang van de

vergunninghouder bij behoud van de

vergunning;

c. een niet in de vergunning vermelde

persoon exploitant of beheerder is

geworden;

d. is gehandeld in strijd met een of meer van

de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde

bepalingen, onverminderd het eerste lid,

aanhef en onder c;

e. is gehandeld in strijd met de in het

bedrijfsplan beschreven maatregelen;

f. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben

voorgedaan die de vrees wettigen dat het

van kracht blijven van de vergunning gevaar

oplevert voor de woon- en leefomgeving of

de gezondheid van prostituees of klanten;

g. de exploitant of de beheerder het toezicht

op de naleving van het in dit hoofdstuk

bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

h. er bij het seksbedrijf personen

tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn

veroordeeld voor een gewelds- of

zedendelict of voor mensenhandel;

i. gedurende ten minste zes maanden geen

gebruik is gemaakt van de vergunning.

 

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:1 Definities 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.Besluit : Activiteitenbesluit milieubeheer

 

 

 

b. Inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in dat besluit

 

 

 

 

 

 

c.houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e.incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

f.geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.

g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:1 Definities 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

b. inrichting hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

c. houder van een inrichting: degen die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e.incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.

g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

 

 

Artikel 4:5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek 

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid

uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfruimten.

d. bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek 

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfruimten.

d. bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

 

 

2. Tabel

2. Tabel

 

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

 

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

2. Gedurende de dag- en avondperiode is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

3. indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

5. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

2.. Gedurende de dag- en avondperiode is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

3. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

5. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

 

Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of artikel 2:25 van deze verordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze

1. dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

 

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke 

1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

 

 

a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke

bestemming onttrokken voer- of vaartuigen

of onderdelen daarvan;

b. bromfietsen en motorvoertuigen of

onderdelen daarvan;

c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel

4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het

plaatsen of aanwezig hebben daarvan

geschiedt voor verkoop of verhuur of

anderszins voor een commercieel doel; of

d. mestopslag, gierkelders of andere

verzamelplaatsen van vuil, een verzameling

ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde

landbouwproducten, afbraakmaterialen en

oude metalen.

2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening of de provincialeverordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke 

1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke

bestemming onttrokken voer- of vaartuigen

of onderdelen daarvan;

b. bromfietsen en motorvoertuigen of

onderdelen daarvan;

c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel

4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het

plaatsen of aanwezig hebben daarvan

geschiedt voor verkoop of verhuur of

anderszins voor een commercieel doel; of

d. mestopslag, gierkelders of andere

verzamelplaatsen van vuil, een verzameling

ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde

landbouwproducten, afbraakmaterialen en

oude metalen.

2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 4:15 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:

a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

i. een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

ii. het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;

d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

e. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:

a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;

b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;

c. deze opschriften of aankondigingen betrekking hebben op evenementen en niet langer dan 31 dagen worden geplaatst.

4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.

5. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. in het belang van de verkeersveiligheid;

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

6. Het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet milieubeheer of de Provinciale landschapsverordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:

a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

i. een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

ii. het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;

d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

e. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:

a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;

b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;

c. deze opschriften of aankondigingen betrekking hebben op evenementen en niet langer dan 31 dagen worden geplaatst.

4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.

5. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. in het belang van de verkeersveiligheid;

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

6. Het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 4:17 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:17 Definitie 

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voorhet bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:17 Definitie 

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Artikel 4:18 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

a. natuur en landschap; of

b. een stadsgezicht.

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

 

2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

a. natuur en landschap; of

b. een stadsgezicht.

 

Artikel 5:5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken 

1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken 

1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 5:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen 

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan op drie achtereenvolgende

dagen te plaatsen of te hebben op een weg

b. op een door het college aangewezen

plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel

schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de

gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a gestelde verbod.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Gelderse wegenreglement.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen 

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan op drie achtereenvolgende

dagen te plaatsen of te hebben op een weg.

b. op een door het college aangewezen

plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel

schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de

gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a gestelde verbod.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

 

Artikel 5:18 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

a. indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt..

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

a. indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. indien als gevolge van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

 

 

Artikel 5:20 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 

1. het verbod van artikel 5:18, eerste lid, geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.

 

 

2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 

1. het verbod van artikel 5:18, eerste lid, geldt niet voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

 

Artikel 5:23 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

1. Het is verboden zonder melding aan de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

3. onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de melding wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

1. Het is verboden zonder melding van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

3. onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de melding wegens strijd met het omgevingsplan.

 

 

 

 

 

Artikel 5:25

 

Bestaande tekst

 

 

 

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:25 Verbod Magneetvissen

Het is verboden om in door het college aangewezen openbare wateren met een magneet te vissen dan wel anderszins met een magneet de waterbodem af te zoeken naar voorwerpen

 

 

 

 

Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:32 Crossterreinen 

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien

van de omgeving en ter bescherming van

andere milieuwaarden;

c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:32 Crossterreinen 

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien

van de omgeving en ter bescherming van

andere milieuwaarden;

c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

Artikel 5:33 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 

1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.

2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

a. het voorkomen van overlast;

b. de bescherming van natuur- of

milieuwaarden;

c. de veiligheid van het publiek.

3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:

a. ten dienste van politie, brandweer en

geneeskundige hulpverlening en van andere

krachtens artikel 29, eerste lid, van het

Reglement verkeersregels en

verkeerstekens 1990 door de bevoegde

minister aangewezen

hulpverleningsdiensten;

b. die worden gebruikt in verband met

beheer, onderhoud of exploitatie van de

terreinen als in het eerste lid bedoeld;

c. die worden gebruikt in verband met

werken die krachtens wettelijk voorschrift

moeten worden uitgevoerd;

d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en

pachters van percelen die gelegen zijn

binnen de terreinen als in het eerste lid

bedoeld;

e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek

en van de verzorging van de onder d

bedoelde personen.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:

a. op wegen die gelegen zijn binnen de in

het eerste lid bedoelde gebieden of

terreinen;

b. binnen de bij of krachtens de

provinciale verordening “stiltegebieden”

aangewezen stiltegebieden ten aanzien van

motorrijtuigen die bij of krachtens die

verordening zijn aangewezen als “toestel”.

5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 

1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.

2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

a. het voorkomen van overlast;

b. de bescherming van natuur- of

milieuwaarden;

c. de veiligheid van het publiek.

3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:

a. ten dienste van politie, brandweer en

geneeskundige hulpverlening en van andere

krachtens artikel 29, eerste lid, van het

Reglement verkeersregels en

verkeerstekens 1990 door de bevoegde

minister aangewezen

hulpverleningsdiensten;

b. die worden gebruikt in verband met

beheer, onderhoud of exploitatie van de

terreinen als in het eerste lid bedoeld;

c. die worden gebruikt in verband met

werken die krachtens wettelijk voorschrift

moeten worden uitgevoerd;

d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en

pachters van percelen die gelegen zijn

binnen de terreinen als in het eerste lid

bedoeld;

e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek

en van de verzorging van de onder d

bedoelde personen.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:

a. op wegen die gelegen zijn binnen de in

het eerste lid bedoelde gebieden of

terreinen;

b. binnen de bij of krachtens de provinciale

omgevingsverordening aangewezen

stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen

die bij of krachtens die verordening zijn

aangewezen als toestel.

5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

 

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

 

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

 

 

2. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen,

fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en

vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen

worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provincialemilieuverordening.

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen,

fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en

vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen

worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2023.

De raad van de gemeente Oost Gelre,

raadsgriffier,

M. van Bergen

voorzitter,

A. Bronsvoort

Naar boven