Gemeenteblad van Schouwen-Duiveland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schouwen-Duiveland | Gemeenteblad 2023, 565818 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schouwen-Duiveland | Gemeenteblad 2023, 565818 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot wijziging van enkele verordeningen in verband met de invoering van de Omgevingswet
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2023;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
vast te stellen de Verordening tot wijziging van enkele verordeningen in verband met de invoering van de Omgevingswet.
Artikel I Wijziging Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015
De Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
- beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet wordt verstaan;
2. De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:
- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:
3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt en de leden 5 en 6 worden vernummerd tot 4 en 5.
2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt en de leden 3 en 4 worden vernummerd tot 2 en 3.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:
3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.
Artikel 2:21, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.
Artikel 2:28, tweede lid, komt te luiden:
2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
Artikel 2:29, zevende lid, komt te luiden:
7. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.
Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:
b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.
Artikel 3:13, eerste lid, onder b, komt te luiden:
b. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.
Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
- Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
2. De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:
- inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel 4:5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.
Artikel 4:6, derde lid, komt te luiden:
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.
Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:
3. Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.
2. Het verbod is niet van toepassing als aan de volgende criteria wordt voldaan:
a. Voor het venten wordt geen vaste standplaats ingenomen. Er mag niet langer dan een half uur achter elkaar dezelfde locatie worden ingenomen;
b. Het venten vindt plaats tussen 09.00 en 22.00 uur;
c. Het venten op zondag vindt plaats op ten minste 200 meter vanaf een gebouw dat voor geloofsbeleving in gebruik is;
d. Het venten vindt niet plaats op en nabij duinovergangen, de Brouwersdam, het strand, op parkeerplaatsen en op locaties waarvoor een evenementenvergunning van kracht is.
Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden:
2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:
1. Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel 5:33, vierde lid, komt te luiden:
4. Het verbod is voorts niet van toepassing:
a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of
b. binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.
Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel II Wijziging Erfgoedverordening Schouwen-Duiveland 2018
De Erfgoedverordening Schouwen-Duiveland 2018 wordt als volgt gewijzigd:
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
- gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;
- gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;
- gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;
- gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
- minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.
- Commissie Ruimtelijke Kwaliteit: de door het college van de gemeente Schouwen-Duiveland ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet en als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.
Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister
1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;
b. gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;
Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:
§ 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.
2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.
3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.
4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
5. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en
b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
6. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
a. door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of
b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 5, tweede lid, onder b, komt te luiden:
b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘artikel 5’ vervangen door ‘artikel 5, eerste lid,’.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 6’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid,’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie
1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan de Commissie Ruimtelijke kwaliteit.
2. De welstands- en monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.
Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:
2. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na ‘na afloop van de termijn genoemd in artikel 7, lid 2 of artikel 9’ vervangen door ‘na 40 weken’ en wordt ‘artikel 5’ vervangen door ‘artikel 5, eerste lid’.
2. In het derde lid wordt ‘belanghebbenden’ vervangen door ‘zakelijk gerechtigden’.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘ambtshalve wijzigingen aanbrengen’ vervangen door ‘wijzigingen aanbrengen’.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;
b. alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;
c. het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:
1 ˚. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;
2 ˚. doen van begravingen of asbijzettingen, of
3 ˚. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.
In artikel 16, eerste lid, wordt ‘vergunning’ vervangen door ‘omgevingsvergunning’.
Paragraaf 5 en artikel 17 vervallen.
Het opschrift van paragraaf 6 komt te luiden:
§ 6. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 18. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.
2. Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.
4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
6. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.
7. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 19. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.
3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 20. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning
1. Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.
2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
3. De artikelen 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 23. Vangnet archeologie
1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:
a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;
b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of
d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.
In artikel 25, tweede lid, wordt ‘aanvragen om vergunningen’ vervangen door ‘aanvragen en bezwaren’ en ‘deze verordening’ wordt vervangen door ‘Erfgoedverordening Schouwen-Duiveland 2018’.
Artikel III Wijziging Havenverordening Schouwen-Duiveland 2021
De Havenverordening Schouwen-Duiveland 2021 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 10. Vergunningverlening wordt in lid 8 onder b “bestemmingsplan” vervangen door “omgevingsplan”.
Artikel IV Wijziging Verordening natuur- en recreatiegebied de Grevelingen Schouwen-Duiveland
De Verordening natuur- en recreatiegebied de Grevelingen Schouwen-Duiveland wordt als volgt gewijzigd:
In de aanhef wordt na “gelet op” ingevoegd “artikel”.
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepaling wordt, onder vernummering van b. tot en met r. naar c. tot en met s., ingevoegd:
b. beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet wordt verstaan;
2. De definitie van ‘bevoegd gezag’ komt te luiden:
c. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
3. De definitie van ‘bouwwerk’ vervalt, onder vernummering van e. tot en met s. tot d. tot en met r.
4. De definities van ‘gebouw’ en ‘kampeermiddelen’ komen te luiden:
d. (nieuwe nummering) gebouw: hetgeen in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving daaronder wordt verstaan;
g. (nieuwe nummering) kampeermiddel: een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsplanactiviteit voor het bouwen in de zin van de Omgevingswet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 2:7, eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.
Artikel 2:9, vierde lid, komt te luiden:
4. De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin voorzien wordt bij of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 3:3, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 3:4, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op kampeermiddelen als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder g.
Artikel 3:7, tweede lid, komt te luiden:
2. Dit verbod geldt niet in situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet of de Wet milieubeheer wordt voorzien.
Artikel 4:3, vijfde lid, komt te luiden:
5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel 4:5, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of de Wrakkenwet.
Artikel 5:1, vijfde lid, komt te luiden:
5. De verboden en geboden in het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of de Omgevingswet.
In artikel 5:2, eerste lid, wordt “of van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” vervangen door “, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet”.
Artikel 5:2, derde lid, komt te luiden:
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
In artikel 5:3, eerste lid, wordt na “de Wet milieubeheer” ingevoegd “, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,”.
In artikel 5:3 wordt, onder vernummering van lid 5 tot lid 6 een nieuw lid ingevoegd, luidende:
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
Artikel 6:4, tweede lid, komt te luiden:
2. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
Artikel 6:4, vierde lid, komt te luiden:
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.
2. In afwijking van het eerste lid treden de onderdelen N en O van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
3. In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel V van artikel II in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Besloten door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 19 oktober 2023,
Akkoord Voorzitter, J.Chr. van der Hoek MBA
Akkoord Griffier, P.M.W. Goossens
De Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015, de Erfgoedverordening Schouwen-Duiveland 2018, de Havenverordening Schouwen-Duiveland 2021 en de Verordening natuur- en recreatiegebied de Grevelingen Schouwen-Duiveland bevatten regels over de fysieke leefomgeving en zijn aangepast met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow). De wettelijke grondslagen en formele verwijzingen zijn geactualiseerd, zodat vanaf inwerkingtreding van de Ow doorgewerkt kan worden met deze verordeningen onder de Ow. Het betreft een juridisch-technische omzetting. Een aantal wijzigingen lichten wij vanwege het bijzondere karakter wel toe.
In dit onderdeel wordt een definitie van beperkingengebiedactiviteit opgenomen in artikel 1:1, waarbij wordt verwezen naar de bijlage, onder A, bij de Ow. Dit begrip komt voor in diverse artikelen van de APV. Volgens genoemde bijlage is een beperkingengebied een bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit binnen een beperkingengebied.
In diverse artikelen van de APV staat dat een verbod niet van toepassing is op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de provinciale wegenverordening of het provinciaal wegenreglement. Dat wordt dan vervangen door de tekst dat het verbod niet van toepassing is op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Ow, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.
Artikel I, onderdelen B, C, D en E
In deze onderdelen wordt opgenomen dat de artikelen (artikelen 1:2 en 1:4) of het eerste lid (artikelen 1:5 en 1:6) niet van toepassing is op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, geeft de Ow een uitputtende regeling voor de in deze artikelen geregelde onderwerpen: over de beslistermijnen in de paragrafen 16.5.2 en 16.5 3 van de Ow, over het nakomen van de voorschriften in artikel 5.5 van de Ow (eventueel in samenhang met artikel 22.8 van de Ow en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit), voor wie de omgevingsvergunning geldt in artikel 5.37 van de Ow en over intrekking of wijziging van een omgevingsvergunning in paragraaf 5.1.5 van de Ow.
Deze onderdelen strekken ertoe de bepalingen over het voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting binnen of vanuit inrichtingen te handhaven. Op grond van artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet kunnen de artikelen 4:1 tot en met 4:5a van de APV uiterlijk tot het einde van de overgangsperiode blijven gelden. Voor handhaving van de status quo moet de wetgeving zoals die vóór de inwerkingtreding van de Ow geldt, dus van toepassing blijven. Het gaat om de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zoals deze luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow. Omdat in verschillende artikelen wordt verwezen naar het Activiteitenbesluit milieubeheer is daarvan een definitie opgenomen in artikel 4:1. Voor de andere genoemde wet- en regelgeving is de toevoeging in het betreffende artikel opgenomen (in onderdeel N voor artikel 4;1 van de APV en in onderdeel O voor artikel 4:5 van de APV).
In dit onderdeel wordt de definitie van kampeermiddel in artikel 4:17 aangepast. Door de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die gelijktijdig met de Ow in werking treedt, worden bouwwerken in gevolgklasse 1 vergunningvrij (bouwtechnisch deel). Grondgebonden recreatiewoningen vallen onder gevolgklasse 1 en zouden met alleen een aanpassing van de verwijzing in artikel 4:17 onder het begrip kampeermiddel komen te vallen. Dat is ongewenst. Het moet gaan om een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
In dit onderdeel worden definities van ‘gemeentelijk beschermd cultuurgoed’, ‘gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht’, ‘gemeentelijk beschermde verzameling’ opgenomen in artikel 1.
De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de begrippen die gebruikt worden in deze verordening, nu deze verordening berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en derhalve in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen. Artikel 1 bevat daarom uitsluitend de begrippen ‘gemeentelijk beschermd cultuurgoed’, ‘gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht’, ‘gemeentelijk beschermde verzameling’, ‘gemeentelijk monument’, ‘minister’ en ‘omgevingsvergunning’ waarvan de definitie moet worden omschreven of die kortheidshalve zijn gegeven en die niet reeds (in deze vorm) in artikel 1.1 van de Erfgoedwet zijn gegeven.
In dit onderdeel wordt in artikel 2 geregeld dat burgemeester en wethouders een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bijhouden van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Ow in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld. In het tweede lid, onder b, is geregeld dat ook informatie over rijksmonumenten die in de gemeente zijn gelegen in het gemeentelijk erfgoedregister worden opgenomen. Het kan ook gaan om informatie via instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Ow betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.
In dit onderdeel is in artikel 14, tweede lid, een onderdeel toegevoegd conform artikel 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving onder andere handelend over rijksmonumentenactiviteiten bij begraafplaatsen en grafmonumenten.
In deze onderdelen vervallen de artikelen 15 en 17 vanwege de inwerkingtreding van de Ow. Artikel 15 wordt vervangen door een beperkender regime. Na inwerkingtreding van de Ow zijn de intrekkingsgronden van een omgevingsvergunning uitputtend geregeld in onder andere de artikelen 5.39 en 5.40 van de Ow, artikel 8.97 e.v. van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) en – in verband met het overgangsrecht – ook artikel 10a.12 van het Bkl.
De grondslagen en formele verwijzingen in de Verordening natuur- en recreatiegebied de Grevelingen Schouwen-Duiveland zijn in overleg met de gemeente Goeree-Overflakkee geactualiseerd als gevolg van de Ow en in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015.
Artikel V van het wijzigingsbesluit
Het eerste lid voorziet erin dat de in dit besluit opgenomen technische wijzigingen eerst van toepassing zijn op het tijdstip dat de Ow in werking treedt.
Het tweede lid wijkt hiervan af voor artikel I, onderdelen N en O. Zie de toelichting op die onderdelen. Artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet biedt overgangsrecht voor de op het moment van inwerkingtreding van de Ow van kracht zijnde APV-bepalingen over geluidhinder en hinder door verlichting (de artikelen 4:1 tot en met 4:5a APV). Omdat de artikelen 4:1 en 4:5 wel technisch wijzigen, is voor de zekerheid bepaald dat deze wijzigingen in werking treden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow.
Het derde lid wijkt hiervan af voor artikel II, onderdeel V (artikel 23). Voor artikel 23 geldt immers dat er na inwerkingtreding van de Ow geen grondslag meer is om deze vast te stellen.
Het gewijzigde artikel 23 treedt in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Ow in werking treedt. Dan vormt de gewijzigde artikel 23 een onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan op grond van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-565818.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.