Gemeente Rhenen - Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2023

gelet op

  • artikel 149 van de Gemeentewet;

  • artikel I, onderdelen H, J en EE van de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de

  • Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (Stb. 2021, 26);

  • de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit vast te stellen:

de ‘Derde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020’

Hoofdstuk 2 Openbare orde, Volksgezondheid en Milieu

 

 

B

Artikel 2:10 komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op een openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:

    • a.

      als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • b.

      als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • c.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • d.

      door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen;

    • e.

      beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

  • 4.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder a, is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 5.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder b, is niet van toepassing op bouwwerken.

  • 6.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder c, is niet van toepassing als in de voorkoming van overlast wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

C

Artikel 2:19 komt te luiden:

 

Artikel 2:19 Stoken van vuren

  • 1.

    Het is verboden vuur te stoken en materialen of goederen voorhanden te hebben of te vervoeren met het kennelijke doel deze te gebruiken voor het (op)stoken van vuur of hiermee anderszins de openbare orde te verstoren of de veiligheid in gevaar te brengen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het stoken van vuur in vuurkorven dan wel vuurtonnen (oliedrums) met een maximale inhoud van 200 liter, in de periode van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur, mits gestookt wordt met onbehandeld hout of snoeiafval. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor evenementen als bedoeld in artikel 2:24, met uitzondering van kleine evenementen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het gebruik van de vuurkorven en vuurtonnen.

    In het geval dat 31 december op een zondag valt, geldt het verbod zoals bedoeld in het eerste lid, in afwijking van het tweede lid, niet in de periode van 31 december 13.00 uur tot 1 januari 02.00 uur.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het gebruik van de vuurkorven en vuurtonnen.

 

2. het vijfde lid komt te luiden:

 

  • 5.

    In het geval dat 31 december op een zondag valt, geldt het verbod zoals bedoeld in het eerste lid, in afwijking van het tweede lid, niet in de periode van 31 december 13.00 uur tot 1 januari 02.00 uur.

 

 

D

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Lid 3 onder e komt te luiden:

 

  • e.

    er geen geluidsapparaten in werking zijn ten behoeve van het evenement.

 

2. Lid 3 onder f komt te luiden:

 

  • f.

    de organisator ten minste vier weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

 

E

Artikel 2:41a komt te luiden:

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, zoals bedoeld in het eerste lid, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin of daarop personen toe te laten of te laten verblijven.

  • 5.

    Het is eenieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf, zoals bedoeld in het eerste lid, te verblijven.

  • 6.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

F

Artikel 2:44 lid 3 en 4 komen te luiden:

 

  • 3.

    Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstallen te vergemakkelijken.

  • 4.

    Het is in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

 

G

Artikel 2:48a vervalt.

 

H

Artikel 2:49, eerste lid onder a komt te luiden:

 

  • a.

    in een portiek, poort, bordes of onder een overkapping en dergelijke op te houden;

 

I

Artikel 2:50b komt te luiden:

 

Artikel 2:50b Messen en andere voorwerpen als steekwapen

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

 

J

Artikel 2:58 lid 1 en 2 komen te luiden:

 

  • 1.

    Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 is degene, die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, verplicht een deugdelijk opruimmiddel bij zich te hebben, dat geschikt is voor het verwijderen van hondenuitwerpselen.

 

K

Artikel 2:59a komt te luiden:

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

L

Artikel 2:74 komt te luiden:

 

Artikel 2:74 Drugshandel op straat en op het water

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden om:

  • a.

    op of aan een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen of zich op of aan openbare plaatsen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden,

  • b.

    zich op een openbaar water op te houden, daar heen en weer te bewegen en zich op of in of een vaartuig te bevinden of daarmee heen en weer te varen,

met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

M

Artikel 2:75 komt te luiden:

 

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:26, 2:41a, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 en/of 2:73a groepsgewijs niet naleven.

 

N

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om gedurende ten hoogste 72 uur, al dan niet aaneengesloten, in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een verbod als bedoeld in dat lid is opgelegd en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    Een verbod als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden opgelegd als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen 12 maanden na het geven van een eerder verbod, opgelegd op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verboden, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een verbod .

  • 5.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

O

Artikel 2:79 komt te luiden:

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

P

Artikel 4:13 komt te luiden:

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Q

Artikel 4:15 lid 1 en 2 komen te luiden:

 

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de (hoofd)gebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het college deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      Opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak;

    • b.

      Opschriften en aankondigingen op zuilen, openbare lichtmasten ten behoeve van het verkeer, borden, muren of andere constructies die door het college zijn aangewezen;

    • c.

      Opschriften en aankondigingen die betrekking hebben op:

      • i.

        Openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

      • ii.

        Het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden;

mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 m en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan de onroerende zaak.

 

R

Artikel 5:4 komt te luiden:

 

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te parkeren.

 

S

Artikel 5.5, eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en/of in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op een openbare plaats te parkeren.

 

T

Artikel 5:6, eerste lid onder a komt te luiden:

 

  • a.

    langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de openbare plaats binnen de bebouwde kom; of

 

U

Artikel 5:7 eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op een openbare plaats te plaatsen of te hebben met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

 

V

Artikel 5:12 eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan;

 

W

Artikel 6:2 eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

    • de opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafvordering;

    • buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente Rhenen.

 

Artikel 4 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit, met uitzondering van artikel 2, treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Artikel 2 treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid treedt onderdeel O van artikel 2 in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Artikel 4 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020.

 

 

 

 

 

 

Artikel 1 Wijzigingen in verband met de invoering van de Alcoholwet

De Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder d, 2:48, tweede lid, onder a, 2:48, tweede lid, onder b, en 3:7, eerste lid, onder h, onderdeel 1, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

B

In artikel 2:28, tweede lid, onder c, wordt ‘drank- en horecawetvergunning’ vervangen door ‘Alcoholwetvergunning’.

 

C

Artikel 2:28, zesde lid, aanhef, komt te luiden:

 

“De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve ontheffing van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:”

 

D

In het opschrift van Hoofdstuk 2, Afdeling 5, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

 

Artikel 2 Wijzigingen in verband met de invoering van de Omgevingswet

De Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

    • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

 

B

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

C

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

D

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

E

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

F

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het tweede lid vervalt en de leden 3 tot en met 8 worden vernummerd tot 2 tot en met 7.

 

2. Het derde lid (nieuw), onder f, komt te luiden:

 

  • f.

    beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschap verordening.

 

3. In het vierde (nieuw) tot en met zesde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het derde lid’ vervangen door ‘bedoeld in het tweede lid’.

 

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

 

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

G

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het tweede en vijfde lid vervallen en de leden 3 en 4 worden vernummerd tot 2 en 3.

 

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschap verordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

H

Artikel 2:12, lid 3 en 4, komen te luiden:

 

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd wanneer het gebruik van een uitrit leidt tot strijd met het omgevingsplan.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschap verordening.

 

I

Artikel 2:21, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

J

Artikel 2:28, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

 

K

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

 

b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

 

L

Artikel 2:40a wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Lid vier onder g komt te luiden:

 

  • g.

    als de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan en/of

 

2. Lid 7 onder f komt te luiden:

 

  • f.

    als de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan;

 

3. Lid 12 tot en met 16 komen te luiden:

 

  • 12.

    De vergunning vervalt wanneer:

    • a.

      de exploitatie van het bedrijf feitelijk is beëindigd of overgedragen;

    • b.

      zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de vergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;

    • c.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

  • 13.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Als niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.

  • 14.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 15.

    Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.

  • 16.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

M

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

N

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

O

Artikel 3:7, eerste lid, onder j, komt te luiden:

 

  • j.

    de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

 

P

Artikel 3:9, eerste lid, onder g, komt te luiden:

 

  • g.

    de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan.

 

Q

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

 

  • Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

 

  • 2.

    De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:

 

  • inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

 

R

Artikel 4:6, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

S

Artikel 4:17 komt te luiden:

 

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

T

Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

U

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

V

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

W

Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

X

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Y

Artikel 5:24, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    De verboden zijn niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

Z

Artikel 5:25, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

 

AA

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening.

 

AB

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

 

AC

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

 

AD

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

 

AE

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

 

2. Het vijfde lid komt te luiden:

 

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

AF

Artikel 2:24, eerste lid onder f en h komen te luiden:

 

  • f.

    natuurijsbanen ter plaatse die als zodanig zijn bestemd in het omgevingsplan;

 

  • h.

    sociaal-culturele activiteiten in gebouwen, mits het gebruik past binnen de gebruiksvergunning of -melding en binnen het omgevingsplan

 

 

Artikel 3 Overige wijzigingen

De Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Rhenen 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De titel van Hoofdstuk 2 komt te luiden:

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2023

De raadsgriffier, de voorzitter,

Drs. K. Koopman drs. J.A. van der Pas

Naar boven