Uitvoeringsbeleid Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

Gelet op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen op 1 januari 2024, maakt het college van de gemeente Vaals bekend dat het college op 19 december 2023 het Uitvoeringsbeleid Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) heeft vastgesteld.

 

Inzage

Het Uitvoeringsbeleid Wet kwaliteitsborging voor het bouwen ligt vanaf 2 januari 2024 voor iedereen ter inzage in het gemeentehuis. Ook is het Uitvoeringsbeleid Wet kwaliteitsborging voor het bouwen via de gemeentelijke website te raadplegen.

 

Inwerkingtreding

Het Uitvoeringsbeleid Wet kwaliteitsborging voor het bouwen treedt inwerking op 1 januari 2024.

 

Bezwaar / beroep

Tegen de vaststelling van dit beleid staat geen mogelijkheid van bezwaar of beroep open.

 

1. Inleiding

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Op 1 januari 2024 treedt, tegelijk met de Omgevingswet (hierna Ow) de Wet kwaliteitsborging (hierna Wkb) in werking. In deze wet wordt geregeld dat toetsing van de bouwtechnische kwaliteit verschuift van de gemeente naar een private kwaliteitsborger. De rol van de gemeente, meer specifiek de casemanager en de toezichthouder, verandert.

 

De Wkb heeft tot doel het verbeteren van de bouwkwaliteit, het verbeteren van de positie van de consument en het stimuleren van kwaliteitsverbetering en faalkostenvermindering. De Wkb beoogt dit te bereiken door inschakeling van private kwaliteitsborgers. Daarbij wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid. Kwaliteitsborgers gaan erop toe zien dat op de juiste wijze instrumenten worden toegepast waarmee de kwaliteit van de bouw wordt geborgd.

 

Onder de Ow wordt er een ‘knip’ gemaakt in de huidige omgevingsvergunning voor het bouwen: ruimtelijke regels (omgevingsplanactiviteit) en technische regels (bouwactiviteit). De ruimtelijke regels en de regels voor welstand worden vastgelegd in het omgevingsplan. De regels voor het bouwtechnische deel van de bouwactiviteit liggen vast in het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna Bbl).

 

Bij bouwen onder kwaliteitsborging zal voor het bouwtechnisch gedeelte van de activiteit een meldingsplicht worden ingevoerd voor (nieuwbouw) bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (bouwwerken met een gering risico). Uit een impactanalyse blijkt dat ca. 75% tot 85% van de huidige omgevingsvergunningen bouw in gevolgklasse 1 valt. Zie in bijlage 1 een lijst met gebouwen die onder gevolgklasse 1 vallen. Tot 1 juli 2024 geldt de Wkb enkel voor nieuwbouw. Daarna treedt de wet ook in werking voor ‘verbouw’.

 

Voor vergunningplichtige bouwwerken die onder gevolgklasse 2 en 3 vallen, geldt de komende jaren nog dat net als nu een vergunning bij de gemeente moet worden aangevraagd. Bij deze aanvragen ligt toezicht op de uitvoering nog bij de gemeente zelf.

 

De wet gaat tegelijk met de Ow in, en verandert de inzet en taken van de vergunningverleners en toezichthouders.

 

Uitvoeringsprogramma Toezicht en Handhaving Vaals

In het Uitvoeringsprogramma Toezicht en Handhaving Vaals 2023 is aangegeven hoe wordt omgegaan met een bestendig effectief en efficiënt functioneren van het VTH-stelsel. Ons Uitvoeringsprogramma voorziet niet in werkwijzen en keuzes die kunnen worden gemaakt als gevolg van de Ow en de Wkb. Omdat alle gevolgen ook nog niet helemaal te voorzien zijn, is het praktisch dat eerst ervaring wordt opgedaan met de Ow en de Wkb.

 

Voor de komende periode betekent de naderende inwerkingtreding van de Ow en Wkb, dat de aanwezige capaciteit binnen Handhaving (en Vergunningen) tevens dient te worden ingezet voor het experimenteren met de veranderende rol die de gemeente in het nieuwe stelsel gaat vervullen. Op die manier worden mogelijke knelpunten in het stelsel zichtbaar.

 

Het is belangrijk dat we bij de inwerkingtreding van de Wkb beschikken over een evenwichtig beleidskader voor de invulling van de gemeentelijke taken en bevoegdheden op grond van de Wkb. Om bij inwerkingtreding te kunnen werken volgens de Wkb is het goed om beleidsregels vast te stellen. Deze beleidsregels zullen over 1 jaar geëvalueerd worden waarna beoordeeld wordt of dit Wkb beleid moet worden aangepast.

 

Wat regelen we in het Wkb -beleid?

  • De fases binnen de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen met daarbij de rol van de casemanager;

  • De veranderende rol van de toezichthouder;

  • De gebiedsspecifieke/locatie gebonden risico’s.

2. Fases Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

2.1 Bouwmelding (inclusief risicobeoordeling en borgingsplan)

Uiterlijk 4 weken voor de start van de bouw dient bij het bevoegd gezag een bouwmelding ingediend te worden. In de bouwmelding moet aan het bevoegd gezag aangegeven worden welk instrument wordt toegepast en welke kwaliteitsborger toeziet op de bouw. Tevens moet de melder een risicobeoordeling en een borgingsplan overleggen bij de melding.

 

Waar de bouwmelding aan dient te voldoen wordt middels een checklist weergegeven in bijlage 2 bij dit beleid.

 

Uit de risicobeoordeling moet volgen welke risico's er zijn dat het uiteindelijke bouwwerk niet aan de bouwtechnische regels voldoet. Het gaat om de bouwtechnische regels van hoofdstuk 4 (nieuwbouw) en 5 (verbouw) van het Bbl. Die regels zijn de basis voor de beoordeling van de risico's. Extra aandacht is daarbij nodig van onderdelen die niet zichtbaar zijn als het bouwen klaar is. Denk aan wapening of isolatie.

 

Verder moet de risicobeoordeling ook de volgende punten meenemen:

  • (eventuele) gelijkwaardige maatregelen moeten voldoende onderbouwd zijn;

  • maatwerkregels in omgevingsplan over duurzaamheid, energiezuinigheid;

  • regels in omgevingsplan vanwege bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid voor hulpdiensten en de afstemming daarover met de brandweer;

  • regels in omgevingsplan over welstand, monumenten of functie van de locatie

  • maatwerkvoorschriften;

  • bijzondere lokale omstandigheden c.q. gebiedsspecifieke- en locatie specifieke risico’s (zie nadere uitleg hoofdstuk 4 van dit uitvoeringsbeleid).

Op basis van de risicobeoordeling stelt de kwaliteitsborger een borgingsplan vast. In het borgingsplan moet staan:

  • welke maatregelen nodig zijn om de risico's in de risicobeoordeling te voorkomen of te beperken;

  • op welke wijze het ontwerp van het bouwplan en de uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoen aan de bouwtechnische voorschriften van het Bbl (in hoofdstuk 4 en 5);

  • op welke momenten de kwaliteitsborging plaatsvindt.

Verder beschrijft het borgingsplan in ieder geval:

  • de totstandkoming ervan;

  • de aard en omvang van de uit te voeren kwaliteitsborging;

  • de eindverantwoordelijke personen voor de kwaliteitsborging;

  • de manier waarop de verschillende onderdelen van het bouwplan in samenhang worden beoordeeld;

  • de manier waarop integraal wordt beoordeeld of de bouwwerkzaamheden voldoen aan de voorschriften, bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5 van het Bbl;

  • in welke gevallen en op welke momenten het borgingsplan wordt geactualiseerd;

  • welke normen of kwaliteitsverklaringen bouw (artikel 2.14, lid 2 en 3 Bbl) of gelijkwaardige maatregelen (artikel 2.4 Bbl) bij de bouwwerkzaamheden worden toegepast;

  • op welke specifieke bouwwerkzaamheden de beoordeling ten minste is gericht. Hierbij moet de kwaliteitsborger rekening houden met de bijzondere lokale omstandigheden;

  • bij welke bouwwerkzaamheden rekening wordt gehouden met andere kwaliteitsborgingssystemen.

Aan de hand van de bouwmelding controleert de gemeente, te weten de administratie, op de volledigheid van de gegevens. Gecontroleerd dient te worden of het juiste borgingsinstrument is toegepast en of de kwaliteitsborger geregistreerd is in een landelijk register. Als er geen erkende kwaliteitsborger is aangewezen of als een borgingsplan en/of risicobeoordeling ontbreekt/niet volledig is dan is er sprake van een onvolledige bouwmelding. Er is dan juridisch geen sprake van een melding. Er mag dan ook niet gestart worden met de bouw. Dit is ook het geval indien de gebiedsspecifieke- en de locatie specifieke risico’s niet in de risicobeoordeling zijn meegenomen.

 

De casemanager geeft aan bij de melder welke gegevens ontbreken. Als de melding vervolgens compleet wordt ingediend, dan is de melding op dat moment gedaan en gaat de wettelijke termijn van vier weken voor de gemeente om de melding te beoordelen lopen.

2.2 Verloop tussen bouw- en gereedmelding: veranderende rol toezichthouder

Tijdens de bouw ziet de kwaliteitsborger toe op het naleven van het borgingsplan en een correcte uitvoering van het bouwplan. De toezichthouder van de gemeente voert in eerste instantie geen toezicht uit. Bij werkzaamheden in strijd met de vigerende wet- en regelgeving informeert de kwaliteitsborger de aannemer en de opdrachtgever. Worden problemen niet opgelost, dan moet de kwaliteitsborger ook het bevoegd gezag informeren.

 

Op grond van de omstandigheden van het geval en signalen die binnenkomen, kan de toezichthouder toezicht uitvoeren. Op basis van de Wkb dient de toezichthouder risico gestuurd toezicht uit te voeren. De toezichthouder van de gemeente blijft daarbij bevoegd om handhavend op te treden, bijvoorbeeld door bouwwerkzaamheden stil te leggen. In hoofdstuk 3 van dit uitvoeringsbeleid wordt nader ingegaan op de veranderende rol van de toezichthouder.

2.3 Gereedmelding

Aan het eind van het bouwproces moet een gereedmelding worden ingediend. In deze melding moet een verklaring van de kwaliteitsborger zijn opgenomen met de mededeling dat hij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften. Deze verklaring bestaat uit de volgende onderdelen:

  • opgave welk instrument is toegepast en de verklaring dat de kwaliteitsborger dat instrument ook mag gebruiken;

  • verklaring dat de kwaliteitsborging zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd volgens de in het instrument gestelde eisen;

  • verklaring dat de kwaliteitsborger vindt dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl.

Daarbij dient de verklaring te bestaan uit het zogenaamde ‘dossier bevoegd gezag’. Doel van het dossier is dat de gemeente, bijvoorbeeld in geval van een calamiteit of toekomstige verbouwingen, over informatie beschikt die nodig is voor het toezicht op het gerealiseerde bouwwerk. Het dossier wordt door de administratie op volledigheid getoetst en er wordt beoordeeld of het aannemelijk gemaakt is dat aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan.

 

De gemeente kan er voor kiezen om het dossier inhoudelijk te beoordelen en eventueel nog zelf een controle uit te voeren. Dit is aan de orde zijn als er gedurende de aanvraag en bouwfase gerede twijfels zijn ontstaan over de kwaliteit van het bouwwerk of de aangeleverde bescheiden, of indien risico’s aanwezig zijn zoals omschreven onder 4 van dit uitvoeringsbeleid.

 

De verantwoordelijkheid van het bouwwerk ligt bij de bouwer. Door aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, boek 7 is de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij oplevering niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Het risico en de bewijslast liggen bij de aannemer. Hij moet aantonen dat het gebrek er op het moment van oplevering niet was. De deskundigheid van de opdrachtgever is niet meer doorslaggevend. Het dossier bevoegd gezag dient hiervoor als bewijslast.

 

De inhoudelijke rol van het bevoegd gezag betreft dus een procesrol. De gemeente, te weten de casemanager, beoordeelt de stukken op volledigheid. Er vindt geen preventieve inhoudelijke toets op wet- en regelgeving plaats, maar zoals hiervoor vermeldt kan de gemeente er voor kiezen dit in sommige gevallen wel te doen.

 

De kwaliteitsborger toetst of het bouwwerk daadwerkelijk gebouwd is conform de regelgeving. Deze toets betreft in ieder geval de bouwtechnische voorschriften van het Besluit bouwwerken leefomgeving, maar het kan ook betrekking hebben op alle andere kwaliteitsaspecten die in het contract zijn overeengekomen. Dat laatste heeft betrekking op de versterking van de positie van de bouwconsument, een doelstelling van de wet waar de gemeente verder buiten staat.

 

Ook ten aanzien van de gereedmelding geldt dat, indien de melding niet volledig is, deze als niet voldaan wordt beschouwd. De casemanager dient binnen twee weken na de melding aan de melder mede te delen welke gegevens ontbreken. Het bouwwerk mag pas in gebruik worden genomen als de melding compleet is.

 

Volledigheidshalve dient vermeldt te worden dat de gemeente geen leges voor de hiervoor vermelde meldingen ontvangt. Er staan dus geen directe inkomsten tegenover de werkzaamheden die de gemeente daarvoor moet uitvoeren.

2.4 Happy en unhappy flow (escalatieladder)

Indien de initiatiefnemer/kwaliteitsborger de hiervoor vermelde fases, lees: de bouw- en gereedmelding, op tijd en volledig heeft gedaan spreekt de Wkb van een happy flow. Indien dit niet het geval is, is er sprake van een unhappy flow.

 

In de situatie van een ‘happy flow’ voert de gemeente in beginsel geen toezicht- of handhavingstaken uit en vindt geen inhoudelijke beoordeling plaats van de aangeleverde informatie. Naargelang de omvang en de risico’s van het plan kan de toezichthouder wel toezicht uitoefenen.

 

Er is sprake van een unhappy flow als afgeweken wordt van datgene wat in de happy flow is beschreven. Dan kan één of meer van de onderstaande omstandigheden plaatsvinden. Per situatie lichten we toe hoe we daar mee omgaan.

 

  • Het niet voldoen aan de wettelijke termijnen

    De omgevingsplanactiviteit, bouwmelding of gereedmelding worden te laat (niet binnen de daarvoor geldende termijnen) ingediend. De omgevingsplanactiviteit en/of bouwmelding dienen opnieuw te worden ingediend en de bouwwerkzaamheden mogen niet starten. Wanneer de gereedmelding te laat wordt ingediend, mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen.

  • Bouwmelding is onvolledig

    Als de bouwmelding onvolledig is, dan is de melding officieel niet gedaan. Dit is ook het geval als de bijzondere lokale omstandigheden niet zijn meegenomen. De gemeente stuurt dan een brief ‘Melding niet gedaan’. Hierin geven we aan wat er precies mist, met het verzoek om een complete nieuwe melding te doen (enkel de missende stukken nasturen volstaat niet). Consequentie is dat niet gestart kan worden met bouwen.

  • Bouwen zonder bouwmelding/kwaliteitsborger

    Wanneer we constateren dat er (toch) bouwactiviteiten plaatsvinden zonder bouwmelding of er geen kwaliteitsborger is aangesteld, leggen we de bouwwerkzaamheden per direct stil (bouwstop).

  • Gereedmelding is onvolledig

    Als de gereedmelding onvolledig is, dan is de melding officieel niet gedaan. De gemeente stuurt dan een brief ‘Melding niet gedaan’. Hierin geven we aan wat er precies mist, met het verzoek om een complete nieuwe melding te doen (enkel de missende stukken nasturen volstaat niet). Consequentie is dat het bouwwerk niet in gebruik kan worden genomen.

  • Twijfels over de kwaliteit

    Bij concrete twijfels over de prestatie van de kwaliteitsborger doen we een melding bij de instrumentaanbieder (de eerstelijns toezichthouder op de kwaliteitsborger). Als daar onvoldoende respons uit volgt doen we een melding bij de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw. Als er concrete twijfels bestaan over de kwaliteit van de bouw, dan vragen we in eerste instantie per brief extra informatie op bij de initiatiefnemer. Dit mag de gemeente doen op basis van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.20 van het Bbl.

     

    Pas als we niet tevreden zijn met de reactie hierop (of er komt geen reactie), dan gaan we over tot fysiek toezicht met als uiterste actie handhavend optreden door het stilleggen van de bouw (bij moeilijk onomkeerbare werken zoals een constructie) of het nemen van een besluit met verbod op ingebruikname van het bouwwerk.

  • Gelijkwaardige voorziening/geen gevolgklasse 1

    Als een kwaliteitsborger constateert dat een bouwwerk niet voldoet aan de definitie van gevolgklasse 1 dan kan de kwaliteitsborger het project niet uitvoeren en wordt dit meegedeeld aan de initiatiefnemer. In dat geval moet de initiatiefnemer bij de gemeente een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit aanvragen. Komen partijen pas na de start er achter dat een bouwwerk geen gevolgklasse 1 is - bijvoorbeeld door de noodzaak een gelijkwaardige maatregel toe te moeten passen voor brand of constructies - dan moet de kwaliteitsborger zich terugtrekken uit het project en vervalt de bouwmelding.

     

    De kwaliteitsborger moet dit ook melden aan de gemeente. Vervolgens moet er alsnog een vergunning worden aangevraagd bij de gemeente en ligt de bouw minimaal 8 (+6 i.v.m. bezwaartermijn) weken stil. Indien aanvullende gegevens dienen te worden aangeleverd, wordt de beslistermijn opgeschort totdat er is aangevuld. Er volgt een formele bouwstop in combinatie met het opleggen van een last onder dwangsom om te voorkomen dat er toch wordt doorgebouwd zonder de benodigde omgevingsvergunning. Dit maakt het mogelijk om direct handhavend op te treden bij overtreding van de last.

  • Strijdigheid Besluit bouwwerken leefomgeving

    De gemeente blijft wettelijk belast met het toezicht op de naleving van bouwtechnische eisen van bouwwerken. Signalen dat er niet voldaan wordt aan deze eisen kunnen dan ook niet genegeerd worden. Wel kan er nuancering worden aangebracht.

     

    Is sprake van een strijdigheid die aan de door de kwaliteitsborger af te geven verklaring in de weg staat, dan is de kwaliteitsborger verplicht de gemeente hierover te informeren. De gemeente moet zelf bepalen hoe zij vanuit haar handhavende rol met de verstrekte informatie omgaat. Dat kan bijvoorbeeld administratief (schrijven aan indiener met de melding ‘verbod op gebruik totdat er informatie wordt overlegd waaruit blijkt dat het probleem is opgelost’) of inhoudelijk (de bouwplaats op).

     

    De kwaliteitsborger is degene die in eerste lijn het risico gestuurd toezicht houdt op de bouw. Gedurende het bouwproces kan de kwaliteitsborger tot de constatering komen dat er gebouwd wordt in strijd met bouwtechnische voorschriften. In het geval dat de kwaliteitsborger constateert dat niet aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan en dat de afgifte van zijn goedkeurende verklaring in het geding komt, dan informeert hij hierover de indiener van de melding met afschrift aan de gemeente. De gemeente zal vervolgens een beoordeling maken van de ernst van de situatie, van de risico’s (klein of groot) en van de geboden actie (bouwstop, nieuw voorstel om de kwaliteit te kunnen beoordelen, opvragen volledig dossier en de beoordeling daarvan, uitvoeren inspectie, extra controle- en stopmomenten opleggen).

     

    De kwaliteitsborger heeft zelf geen bevoegdheden om handhavend op te treden. Handhaving is derhalve vervolgens een taak van bouwtoezicht. Er is dan ook voldoende kennis en capaciteit/ flexibiliteit nodig om deze rol te kunnen vervullen. Ook kunnen op andere wijze signalen komen dat in strijd met de voorschriften wordt gebouwd. Denkbaar is dat deze van de opdrachtgever afkomstig zijn of van derden. Ook waarnemingen vanuit het bouwtoezicht kunnen aanleiding zijn tot dit vermoeden.

     

    Uitgangspunt is dat bij signalen, meldingen en constateringen dat niet wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen een handhavingstraject wordt opgestart.

     

    • o

      Melding door de kwaliteitsborger.

      Dit moet als een ernstig signaal opgevat worden. De borger heeft als onafhankelijke partij de taak controle op de kwaliteit uit te voeren en hierover op basis van kennis en kunde te rapporteren. Wanneer de kwaliteitsborger constateert dat in strijd met bouwtechnische eisen wordt gehandeld en deze daarvan melding maakt, dan dient deze melding door de gemeente opgepakt te worden. Afhankelijk van de ernst van de melding wordt een informatiemoment opgelegd, of als er sprake is van een onomkeerbare handeling een stopmoment.

    • o

      Melding van opdrachtgever of derde.

      Indien er sprake is van een melding door de opdrachtgever of een derde van mogelijke overtreding van bouwtechnische eisen, dan wordt hiervan melding gemaakt bij de kwaliteitsborger. Deze dient hierop actie te ondernemen en terug te melden wat hij geconstateerd heeft. Deze melding wordt verder afgehandeld conform de alinea ‘melding door de kwaliteitsborger’.

    • o

      Constatering door het bevoegd gezag.

      Indien, op welke wijze dan ook, het bevoegd gezag zelf een constatering doet van mogelijke overtreding van bouwtechnische eisen dan wordt hiervan melding gemaakt bij de aanvrager. De kwaliteitsborger wordt hierbij door ons geïnformeerd. Eventueel wordt de aannemer ook meegenomen in de informatieverstrekking. De aanvrager wordt gevraagd om aan te tonen dat wordt voldaan aan het Bbl. Daarbij wordt aangekondigd dat de gemaakte constatering tot een stopmoment kan leiden. Indien de kwaliteitsborger reageert en constateert dat in strijd met de bouwtechnische eisen wordt gehandeld, wordt dit verder afgehandeld conform de alinea ‘melding door de kwaliteitsborger’.

  • Voorwaardelijke voltooiingsverklaring

    Een reden om te besluiten niet te handhaven kan zijn, omdat de gemeente handhaven disproportioneel vindt gezien de grootte van het onherstelbare feit. We laten de eigenaar weten dat het pand niet voldoet aan alle eisen vanuit de wet, maar dat we het zijn/haar verantwoordelijkheid laten hoe hier mee om te gaan. We kunnen de melding niet accepteren en formeel is het pand niet gereed (verklaring kwaliteitsborger ontbreekt).

     

    Een dergelijk besluit nemen we als gemeente dan ook heel bewust en niet zomaar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij kleine afwijkingen van het Bbl waarbij geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid is en we het vertrouwen hebben dat dit alsnog wordt hersteld.

     

    We moeten in de praktijk ervaring gaan opdoen wanneer afwijkingen ontoelaatbaar zijn en ingebruikname niet wordt toegestaan. Elke situatie daartussen is grijs gebied en wordt van geval tot geval beoordeeld. Hierbij moeten we goed vastleggen hoe we de situatie hebben afgehandeld. Met als doel vergelijkbaar en navolgbaar handelen in vergelijkbare situaties.

  • Gefaseerde oplevering

    Op grond van artikel 2.21 (ingebruikname bouwwerk) van het Bbl mag een bouwwerk pas in gebruik genomen worden twee weken na gereedmelding. Bij een project met bijvoorbeeld meerdere woningen zou ingebruikname volgens de letter van de wet dus pas zijn toegestaan nadat ook de laatste woning / deel van het project gereed is. Eerdere ingebruikname is formeel gesproken een overtreding van de voorschriften. Gereedmelding per woning of deeloplevering bestaat niet onder de OW en Wkb.

     

    In de regel moet handhavend worden optreden tegen ingebruikname zonder voorafgaande melding. In de jurisprudentie wordt een tweetal uitzonderingen op dit principebeginsel gehanteerd (AbRvS 7 juli 2004, nr. 200306199/1): er is zicht op legalisatie en / of handhavend optreden is onevenredig in relatie tot het te beschermen belang.

     

    Met betrekking tot de Wkb zijn hierbij twee aspecten van belang:

    • o

      Het stelsel van kwaliteitsborging levert het bevoegd gezag het bewijsvermoeden dat aan de voorschriften wordt voldaan bij gereedkomen van het bouwwerk;

    • o

      De Wkb schrijft voor dat strijdigheden die aan het verlenen van de verklaring van de kwaliteitsborger in de weg staan direct worden gemeld.

  • Een combinatie van beide bepalingen leidt ertoe dat zolang er geen informatie beschikbaar is die het tegendeel bewijst, de gemeente er van uit mag gaan dat het project uiteindelijk aan de voorschriften zal voldoen. Er is dus sprake van zicht op legalisatie zodat de gemeente (vooralsnog) kan afzien van handhavend optreden. In feite dus “geen bericht is goed bericht”. Met de indiener van de melding, kwaliteitsborger en het bevoegd gezag worden afspraken gemaakt over het per fase verstrekken van een “verklaring van geen bezwaar”. Indien er signalen worden ontvangen dat informatie noodzakelijk is, dan bieden artikel 2.20 van het Bbl en de Algemene wet bestuursrecht handvatten om de gewenste informatie alsnog bij de bouwer op te vragen. Hiermee kunnen eventuele problemen worden ondervangen

  • Niet voorziene of onverwachte situaties

    De wet is nieuw en in de praktijk kunnen zich meer situaties in de unhappy flow voordoen dan hierin is voorzien. Wij bekijken dan afhankelijk van de situatie hoe we hierop gaan acteren. Deze lijst is dus niet uitputtend.

3. Veranderende rol toezichthouder

Op grond van het “Bestuursakkoord implementatie en invoering wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen” dient de intensiteit van bouw- en woningtoezicht gebaseerd te zijn op een risicobenadering. De inzet van bouwtoezicht is afhankelijk van de mate waarin de risico’s geborgd worden.

 

De risicobeoordeling en het borgingsplan zijn bedoeld om de gemeente inzicht te geven in de risico’s in een bouwwerk en de borging daarvan door de kwaliteitsborger. Wordt dit onvoldoende geborgd, dan kan de gemeente tijdens de uitvoering van een bepaald onderdeel van de bouw zelf toezien als zij dit nodig acht. Artikel 2.20 van het Bbl biedt de mogelijkheid om vooraf extra informatie over een betreffend onderdeel op te vragen. Informatie is hiermee vooraf i.p.v. achteraf bekend waardoor een handhavingstraject kan worden vermeden.

 

Risicogestuurd toezicht toezichthouder

Bij de beoordeling van de risicobeoordeling wordt door bouwtoezicht de keuze gemaakt of controlemomenten noodzakelijk zijn. Hierbij spelen de gebied- en locatie specifieke aspecten een rol. De gemeente houdt geen toezicht op reguliere bouwkundige aspecten als geformuleerd in het Bbl. Daarvoor is de kwaliteitsborger.

 

Maar ook kan toezicht worden gehouden aan de hand van eigen constateringen of op basis van ontvangen klachten/verzoeken om handhaving. Hiermee krijgen we een goed beeld van de kwaliteit van het stelsel, en kan de handhaving hierop worden ingericht.

 

De bevoegdheid tot het houden van toezicht en handhaven blijft ongewijzigd bestaan. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het publiekrechtelijk toezicht op de naleving van het Bbl. Bij signalen dat niet wordt voldaan aan de Bouwvoorschriften kan de gemeente handhavend optreden.

 

De juridische basis hiervoor is en blijft de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan de bouwplaats mag worden betreden en medewerking kan worden gevorderd. Ook mag informatie worden gevorderd en kan er zelf onderzoek worden gedaan. Aanvullend daarop kan op grond van de Wkb informatie worden gevraagd per onderdeel en bestaat er een informatieplicht van de aannemer/opdrachtgever.

 

Constatering door het bevoegd gezag

Indien, op welke wijze dan ook, het bevoegd gezag zelf een constatering doet van mogelijke overtreding van bouwtechnische eisen dan wordt hiervan melding gemaakt bij de aanvrager.

 

De kwaliteitsborger wordt hierbij door ons geïnformeerd. Eventueel wordt de aannemer ook meegenomen in de informatieverstrekking.

 

Indien de kwaliteitsborger reageert en constateert dat in strijd met de bouwtechnische eisen wordt gehandeld, wordt dit verder afgehandeld conform de situatie omschreven in de ‘unhappy flow’.

 

De kern van verdeling toezichthoudende bevoegdheden

  • De kwaliteitsborger controleert de bouwtechnische kwaliteit van bouwwerken tijdens de bouw en voor de gereedmelding van het bouwwerk.

  • De onafhankelijke toelatingsorganisatie houdt wettelijk toezicht op de instrumenten voor kwaliteitsborging en instrumentaanbieders, onder andere door steekproefsgewijze inspecties van bouwprojecten.

  • De gemeente blijft wettelijk wel belast met het toezicht op de naleving van de bouwtechnische eisen. De gemeente geeft hieraan invulling door beoordeling van de risicoanalyse en het bijbehorende borgingsplan dat door de kwaliteitsborger aan de gemeente zal wordt overgelegd.

  • De gemeente blijft verantwoordelijk voor de controle op het nalevingsgedrag m.b.t. de omgevingsveiligheid. Denk hierbij aan zaken als de inrichting van de bouwplaats en de veiligheid van belendende percelen.

4. Gebiedsspecifieke, locatiegebonden- en project gerelateerde risico’s

Bepaalde aspecten, zoals de ligging van een gemeente of de bodemgesteldheid, maken dat zich specifieke risico’s kunnen voordoen bij vergunningverlening, toezicht en handhaving. Specifieke lokale omstandigheden zouden er toe kunnen leiden dat een bouwwerk niet aan de bouwtechnische vereisten uit hoofdstuk 2 t/m 6 van het bouwbesluit voldoet/kan voldoen. Voor de kwaliteitsborger moeten deze specifieke lokale omstandigheden kenbaar zijn zodat deze bij het opstellen van een risico analyse rekening kan houden met de lokale omstandigheden. Het vastleggen van deze gebiedsspecifieke risico’s maakt het houden van risico gestuurd toezicht door de gemeente mogelijk.

 

De risicoanalyse wordt gelijk met de bouwmelding ingediend. Na ontvangst van de bouwmelding wordt deze beoordeeld. Bij de beoordeling van de risicobeoordeling en het borgingsplan wordt gekeken of voldoende rekening is gehouden met deze omstandigheden. Indien dit niet het geval is, dan is er sprake van een onvolledige melding.

 

De actuele gebiedsspecifieke risico’s voor de gemeente Vaals zijn te raadplegen op de website van de gemeente Vaals.

 

Indien onvoldoende rekening wordt gehouden met deze risico’s dan kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid van het bouwwerk en de belendingen. De lijst met risico’s is niet uitputtend. Er zullen zich risico’s voordoen die niet in te schatten zijn.

5. Evaluatie

Het is belangrijk om het eerste jaar dat de Wkb inwerking treedt, gevoel te krijgen bij wat speelt in de praktijk en wat de impact is op de financiën. Bij welk type projecten/objecten vinden incidenten plaats. Welke jurisprudentie ontstaat er en heeft dit gevolgen voor onze werkwijze? Welke omvang krijgt het algemeen toezicht na het overgangsjaar?

 

Voor de bouwwerken die in gevolgklassen 2 & 3 vallen, en verbouwingen van bouwwerken die in gevolgklasse 1 vallen, verandert er voorlopig niets. De gemeente blijft het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor het technisch toetsen en houden van toezicht in het kader van de Omgevingswet.

 

Voor vergunningplichtige bouwwerken wordt een omgevingsvergunning aangevraagd en onze toezichthouders zijn verantwoordelijk voor het houden van toezicht op zowel de technische bouwactiviteit als de omgevingsplanactiviteit. Het is belangrijk om het overgangsjaar te gebruiken om beide werkwijzen met elkaar te vergelijken en te beoordelen hoe die zich tot elkaar verhouden en of dit moet leiden tot een aangepaste werkwijze/prioritering van toezichtstaken.

 

Eén jaar na inwerkingtreding van de Wkb en Ow evalueren we hoe deze werkwijze bevalt en hoe de steekproeven zijn verlopen. Indien nodig stellen we onze werkwijze bij.

Bijlage 1: gebouwen onder gevolgklasse 1

 

Welke gebouwen er onder gevolgklasse 1 vallen, is uitgebreid beschreven in het Besluit bouwwerken leefomgeving (en dat is weer de opvolger van het Bouwbesluit 2012). Het gaat daarbij om het bouwen van vergunningplichtige bouwwerken. Over welke gebouwen hebben we het dan precies?

 

  • Woningen: vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en rijwoningen, inclusief garages, aangebouwde schuren, kantoren aan huis, enzovoorts. Belangrijk is dat de woning op de grond staat; appartementen horen hier dus niet bij en bovenwoningen boven een winkel bijvoorbeeld ook niet;

  • Woonboten en schepen;

  • Vakantieverblijven, vakantiebungalows en vakantiehuisjes. Ook hier tellen appartementen niet mee;

  • Fabriekspanden of bedrijfshallen die uit maximaal twee verdiepingen bestaan. Denk aan opslaglocaties, productiehallen, magazijnen of kassen. Kantoren en winkelpanden horen hier niet bij, een klein kantoortje of een kantine bij de productielocatie wel;

  • Bij kantoren of winkels aangebouwde opslagruimten of magazijnen van maximaal twee verdiepingen.

  • Fietsbruggen en voetgangersbruggen die maximaal 20 meter over wegen, spoor of water gaan. Loopt de brug over een provinciale weg of een rijksweg, dan valt deze niet in gevolgklasse 1;

  • Overige bouwwerken die geen gebouw zijn. Denk aan zendmasten, keermuren en kleine windmolens. Niet hoger dan 20 meter, niet waterkerend en bovengronds gebouwd.

Bijlage 2: checklist casemanager bouwmelding

 

De bouwmelding moet de volgende gegevens bevatten (artikel 2.18 Besluit bouwwerken leefomgeving):

 

  • Naam, adres en telefoonnummer van degene die het bouwwerk bouwt.

  • Naam, adres en telefoonnummer van een gemachtigde (als die de melding indient).

  • E-mailadres (als melding elektronisch plaatsvindt) van degene die het bouwwerk bouwt, of van de gemachtigde.

  • Dagtekening.

  • Adres, kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit plaatsvindt.

  • Een beschrijving van de bouwactiviteit. Inclusief de gebruiksfunctie van het bouwwerk.

  • Wie de kwaliteitsborger is en met welk instrument voor kwaliteitsborging de kwaliteitsborger werkt.

  • Risicobeoordeling.

  • Borgingsplan. Het borgingsplan levert u in tijdens de bouwmelding. Het borgingsplan beschrijft in ieder geval (artikel 3.80, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)):

    • de totstandkoming ervan

    • de aard en omvang van de uit te voeren kwaliteitsborging

    • de voor de kwaliteitsborging eindverantwoordelijke personen

    • de manier waarop de verschillende onderdelen van het bouwplan in samenhang worden beoordeeld

    • de manier waarop integraal wordt beoordeeld of de bouwwerkzaamheden voldoen aan de voorschriften (bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5 van het Bbl)

    • in welke gevallen en op welke momenten het borgingsplan wordt geactualiseerd

    • welke normen of kwaliteitsverklaringen bouw (artikel 2.14, lid 2 en 3 Bbl) of gelijkwaardige maatregelen (artikel 2.4 Bbl) bij de bouwwerkzaamheden worden toegepast

    • op welke bouwwerkzaamheden de beoordeling ten minste is gericht en bij welke bouwwerkzaamheden rekening wordt gehouden met andere kwaliteitsborgingssystemen.

  • 1.

    Controleer of de kwaliteitsborger gecertificeerd is;

  • 2.

    Controleer of het juiste instrument is toegepast;

  • 3.

    Controleer of alle bovenstaande gegevens zijn ingediend;

  • 4.

    Controleer of tevens een omgevingsplanvergunning voor het initiatief is vereist;

    • Afhankelijk van het initiatief kan naast de bouwmelding een omgevingsplanvergunning nodig zijn.

  • 5.

    Controleer of risico gestuurd toezicht plaats te vinden;

    • Indien sprake is van gebiedsspecifieke- en locatiegebonden risico’s dient de toezichthouder toezicht uit te voeren.

  • 6.

    Controleer of de alle risico’s in de risicobeoordeling en het borgingsplan zijn vastgelegd.

Bijlage 3: checklist casemanager gereedmelding

 

Bij de gereedmelding van de bouw dient de indiener van de bouwmelding twee documenten in bij het bevoegd gezag:

  • De verklaring;

    • o

      Hierin meldt de kwaliteitsborger dat is gebouwd in overeenstemming met de eisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving. De inhoud van de verklaring bestaat uit de volgende onderdelen:

      • ◼︎

        opgave welk instrument is toegepast en de verklaring dat de kwaliteitsborger dat instrument ook mag gebruiken;

      • ◼︎

        verklaring dat de kwaliteitsborging zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd volgens de in het instrument gestelde eisen;

      • ◼︎

        verklaring dat de kwaliteitsborger vindt dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl.

  • Het dossier bevoegd gezag;

    • o

      In het dossier wordt informatie bijgehouden uit alle verschillende fases van het bouwproces. Denk hierbij informatie uit de ontwerpfase, de bouwfase & de opleveringsfase.

      • ◼︎

        Bouwtekeningen;

      • ◼︎

        Constructieberekening;

      • ◼︎

        Constructietekening;

      • ◼︎

        Informatie over brandveiligheid;

      • ◼︎

        Informatie over Isolatie;

      • ◼︎

        Informatie over geluid;

      • ◼︎

        Bewijs van juist uitvoeren (foto's);

      • ◼︎

        Informatie over kwaliteitscontroles;

      • ◼︎

        Certificaten aannemer;

      • ◼︎

        Handtekening Kwaliteitsborger.

  • 1.

    Beoordeel stukken op hoofdlijn (geen inhoudelijke toets documenten);

  • 2.

    Beoordeel de volledigheid van de melding;

    • a.

      Is de melding onvolledig? informeer de indiener binnen 10 werkdagen na indiening hierover; geef indiener gelegenheid aanvullende stukken in te dienen. Na 10 werkdagen opnieuw toetsen op volledigheid.

  • 3.

    Beoordeel of er strijdigheden aanwezig zijn tijdens of na afronding van de bouw

    • a.

      Strijdigheden: ga over tot herstelsancties of verbieden ingebruikname bouwwerk.

    • b.

      Geen strijdigheden: pand kan in gebruik worden genomen.

Naar boven