Gemeenteblad van Wormerland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wormerland | Gemeenteblad 2023, 565104 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wormerland | Gemeenteblad 2023, 565104 | beleidsregel |
Beleid artikel 13b Opiumwet Gemeente Wormerland – 2024
Handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel hard- als softdrugs, hebben een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect op de samenleving. De onderwereld raakt steeds meer verweven met de bovenwereld, corruptie wordt in de hand gewerkt en/of diverse gedragingen van (extreem) geweld worden hierdoor veroorzaakt. Het is belangrijk dat de overheid zichtbaar optreedt tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de productie van en/of handel in verdovende middelen. Naast strafrechtelijke sancties kunnen ook bestuursrechtelijke maatregelen worden ingezet om drugscriminaliteit tegen te gaan. Artikel 13b Opiumwet (ook wel de Wet Damocles genoemd) is het juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen de productie van en/of de handel in verdovende middelen, dan wel het voorbereiden daarvan, in/vanuit een pand. De enkele overtreding van de Opiumwet is al voldoende voor de burgemeester om op te treden.
Als in een woning of een bedrijfspand en/of op het daarbij behorende erf een hoeveelheid hard- en/of softdrugs en/of een hoeveelheid materiaal ter productie van drugs is aangetroffen, dan heeft de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen in de vorm van het sluiten van het pand. Met als doel de overtreding te beëindigen en de openbare orde te herstellen. De burgemeester kan ook beslissen om een minder ingrijpende maatregel dan het sluiten van de betreffende woning of bedrijfspand toe te passen, zoals het geven van een waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom. Dit, afhankelijk van de feiten en omstandigheden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft over de jaren heen duidelijkheid verschaft over de wijze waarop de burgemeester tot een oordeel van een pandsluiting m.b.t. drugs zou moeten komen. Op 2 februari 2022 deed de Afdeling opnieuw een belangrijke uitspraak1 waarbij het toetsingskader tot sluiting van een pand m.b.t. drugs nader is geconcretiseerd. Uit dit toetsingskader kan worden opgemaakt dat het z.g. evenredigheidsbeginsel zwaar dient te wegen bij de beoordeling tot sluiting. Dit houdt – kort gezegd – in dat de burgemeester moet zorgdragen dat het te nemen besluit evenredig is met het te bereiken doel.
Met deze beleidsregel wordt de aanpak op drugscriminaliteit in/vanuit een woning of lokaal en/of de daarbij bijbehorende erven via de toepassing van art 13b Opiumwet kenbaar en inzichtelijk gemaakt. Weergegeven wordt de reikwijdte van het beleid, de handhavingsmatrix, het beoordelingsproces m.b.t. het te nemen besluit en de uitvoerende en aanverwante procedurele aspecten. Rekening houdend met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, wordt met dit beleid gestreefd een effectieve en efficiënte bijdrage te leveren aan het beëindigen, verminderen, tegengaan, dan wel het voorkomen van drugscriminaliteit binnen de gemeente Wormerland. En daarmee de openbare en orde en veiligheid van de inwoners van gemeente Wormerland te waarborgen.
Op 23 april 2018 is in het V10-overleg (een regionaal overleg tussen alle burgemeesters die voorzitter zijn van de driehoeken in de Eenheid Noord-Holland) de behoefte uitgesproken om het Damoclesbeleid van de gemeenten in de Eenheid Noord-Holland te harmoniseren. Het is van belang dat burgemeesters zoveel mogelijk een eenduidig beleid voeren. Een eenduidig beleid vormt een onmisbare schakel in de integrale aanpak tegen drugscriminaliteit, mede ter voorkoming van het zogeheten ‘waterbedeffect’. In het licht van het Damoclesbeleid betekent dit dat in de regio zoveel mogelijk dezelfde sluitingstermijnen worden gehanteerd, waarbij de burgemeester van de individuele gemeente zijn/haar eigen belangenafweging dient te maken.
Sinds 1 november 2020 geldt het Convenant Aanpak Drugslocaties Noord-Holland. Doel van het convenant is het integraal bestrijden en aanpakken van drugscriminaliteit en de daarmee samenhangende problematiek. Het convenant zorgt ervoor dat de partners onderling informatie kunnen uitwisselen om dit doel te kunnen behalen. Het convenant is ondertekend door 34 gemeenten, Politie-eenheid Noord-Holland, het Openbaar Ministerie Noord-Holland, woningcorporaties en woningbouwverenigingen, netwerkbeheerders, drinkwaterbedrijven, waterschappen, intergemeentelijke sociale diensten en omgevingsdiensten.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
handelshoeveelheid: een hoeveelheid hard- of softdrugs waarvan in beginsel, behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie2:
onder een handelshoeveelheid softdrugs wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram van een middel opgenomen in lijst II behorend bij de Opiumwet3 of een hoeveelheid van meer dan 5 hennepplanten (= beroeps- of bedrijfsmatig handelen);
onder een handelshoeveelheid harddrugs wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram4 van een middel opgenomen in lijst I behorend bij de Opiumwet of een consumptie-eenheid van meer dan 5 ml GHB;
Artikel 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in woningen of lokalen of op een daarbij behorende erf – kort gezegd - sprake is van drugshandel. Deze last onder bestuursdwang kan de burgemeester ook toepassen als er in de woning of lokalen of het daarbij behorende erf sprake is van voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11a van de Opiumwet. Dan gaat het om de aanwezigheid van
De bevoegdheid kan ook worden ingezet tegen middelen die direct verboden worden door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar die formeel nog niet op de lijst I of II Opiumwet staan. Het gaat om middelen waarvan gebleken is dat deze het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving.
Sinds 1 januari 2023 is lachgas opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
Dit beleid ziet op woningen, lokalen en de daarbij behorende erven.
Woning en daarbij behorende erf
Een woning is een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar ook stacaravans, woonwagens en woonschepen. Daarnaast vallen gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staat of aan de woning toebehoort, hier ook onder.
De woning is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Een tijdelijke afwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning wordt niet aangemerkt als bewoner. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning maar hoeft niet doorslaggevend te zijn.
Lokalen en daarbij behorende erf
Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke als niet voor publiek toegankelijke lokalen.
Voorbeelden van voor publiek toegankelijke lokalen zijn winkels, horecabedrijven zoals hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria, snackbars, discotheken, buurthuizen of clubhuizen. Onder een voor publiek opengesteld lokaal wordt ook verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Niet voor het publiek toegankelijke lokalen zijn bijvoorbeeld loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.
Dit beleid richt zich niet op panden zijnde coffeeshops, alhoewel de gemeente Wormerland (vooralsnog) geen coffeeshops heeft en deze ook niet gedoogd. Zie het ‘Besluit van de burgemeester van de gemeente Wormerland houdende regels omtrent het coffeeshopbeleid’. Mocht een niet-gedoogde coffeeshop worden aangetroffen, dan wordt in ieder geval bestuurlijk opgetreden met toepassing van deze beleidsregel.
Degene die als overtreder kan worden aangemerkt is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de gedraging is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt. Dit maakt dat huurders, verhuurders en eigenaren van een pand overtreders kunnen zijn, ook als zij de verboden handeling niet zelf fysiek hebben verricht (functioneel daderschap)5.
De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang is in artikel 13b Opiumwet uitdrukkelijk in het leven geroepen om de burgemeester in staat te stellen op te treden tegen de handel in drugs, zonder dat overlast hoeft te worden aangetoond. De overtreding van de Opiumwet op zich is al voldoende om de bestuursdwang o.g.v. art 13b Opiumwet toe te passen. De verstoring van de openbare orde wordt gevormd door de overtreding van de Opiumwet.
De last onder bestuursdwang is een herstelsanctie op grond van artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (Awb) die dwingt tot het feitelijk beëindigen van de overtreding en voorkomen van herhaling daarvan. Gericht op artikel 13b Opiumwet is het een herstelmaatregel, die er concreet toe strekt om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en de negatieve gevolgen daarvan weg te nemen en voor wat betreft voorbereidingshandelingen (de aanvang van) de drugsproductie te beletten.
Een last onder bestuursdwang kan een bevel of besluit inhouden om een pand te sluiten.
Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat als zich een geval van artikel 13b Opiumwet voordoet, de burgemeester in beginsel overgaat tot het sluiten van de betreffende woning, lokaal of bijbehorende erf. Alhoewel dit het uitgangspunt is kan de burgemeester afhankelijk van de situatie kiezen om aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen. Deze bevoegdheid vloeit voort uit artikel 5:32 Awb die aangeeft dat in plaats van het toepassen van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom mag worden opgelegd. Tevens behoort het geven van een waarschuwing tot de mogelijkheden.
Een last onder dwangsom is ook een herstelsanctie. Het is een manier om de overtreder te bewegen de geconstateerde overtreding zoals aangegeven in art. 13b Opiumwet te beëindigen en te zorgen dat het niet weer gebeurt. Mocht dat niet lukken/gebeuren, dan dient de overtreder een (nader te bepalen) geldbedrag te betalen. Aan de hand van de feiten en omstandigheden en de belangen die aan de orde zijn, wordt bepaald of deze herstelsanctie passender is om op te leggen dan de last onder bestuursdwang (de sluiting) of het geven van een waarschuwing. Uitgangspunt is sluiten, tenzij.
Het beleid richt zich op geconstateerde handelshoeveelheid drugs en niet op een gebruikershoeveelheid. Het laatste betreft immers een hoeveelheid waarop door politie en/of justitie niet of nauwelijks gerichte opsporing en/of vervolging plaatsvindt. Een handelshoeveelheid betreft een hoeveelheid drugs die meer is dan een gebruikershoeveelheid. Om de gebruikershoeveelheid te bepalen, is gebruik gemaakt van de Aanwijzing Opiumwet en de OM-richtlijnen als leidraad6.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs. Beide drugs zijn aan elkaar gewaagd en doen voor elkaar niet onder. Immers, de hennepteelt heeft de afgelopen jaren een professionalisering doorgemaakt, met de daarbij behorende risico’s en uitstraling die het heeft op de leefomgeving.
Als het gaat om de duur van de sluiting dan wordt in dit beleid onderscheid gemaakt tussen een bewoond en een niet-bewoond pand. Dit heeft te maken met het feit dat er rekening wordt gehouden met het woonrecht van de betrokkene en diens privéleven. Sluiting van panden waarin sprake is van bewoning grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht dient de burgemeester overeenkomstig deze beleidsregel te handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Als sprake is van overtreding van een verboden gedraging vanuit een pand en/of de daarbij behorende erven zoals aangegeven in artikel 13b Opiumwet, dan zijn drie maatregelen ter handhaving toepasbaar: 1. Sluiten van het pand, 2. Opleggen van een last onder dwangsom en 3. Geven van een waarschuwing.
Alhoewel deze drie handhavingsmogelijkheden beschikbaar zijn, is sluiten van het pand als handhavingsmaatregel het uitgangspunt. De sluiting maakt voor gebruikers en handelaren in drugs (direct) duidelijk dat het pand geen onderdeel meer uitmaakt van het drugscircuit. Ook maakt het voor omwonenden, passanten en omliggende ondernemingen, duidelijk dat de burgemeester staat voor de veiligheid en de bescherming van het woon- en leefklimaat.
Uit de rechtspraak volgt dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs aangemerkt kan worden als een ernstig geval7 dat sluiting van een pand op grond van art 13b Opiumwet rechtvaardigt. Een handelshoeveelheid is een hoeveelheid die meer is dan een gebruikershoeveelheid. Kortom, de constatering van een handelshoeveelheid drugs is voldoende ernstig om tot sluiting van een pand over te gaan. Echter, toepassing van de sluitingsmaatregel is niet in alle gevallen waarbij sprake is van een handelshoeveelheid drugs, passend. Immers, een aangetroffen/geconstateerde handelshoeveelheid drugs kan per geval verschillen.
Daarom wordt ter handhaving een onderscheid gemaakt tussen twee handelshoeveelheden voor het al dan niet toepassen van de sluitingsmaatregel, te weten:
De constatering van een meer dan geringe of een grote handelshoeveelheid drugs leidt in beginsel tot sluiting van een pand. In de handhavingsmatrix is weergegeven wanneer hiervan sprake is. Bij verzachtende en/of bijzondere omstandigheden kan van sluiting worden afgeweken. Het opleggen van een last onder dwangsom, het geven van een waarschuwing of verkorten van de sluitingsduur ligt dan in de lijn om toe te passen.
De aanwezigheid van goederen ter productie van drugs (de voorbereidingshandelingen) wordt ook gezien als een ernstig geval. Dit, omdat het productieproces gepaard gaat met grove veronachtzaming van de maatschappelijke effecten, zoals de schade voor de gezondheid en milieu en gevaar voor de samenleving. Bovendien wordt met deze verboden gedraging de drugscriminaliteit in stand gehouden. Gelet hierop wordt de aanpak op de voorbereidingshandelingen gelijkgesteld met de aanpak op de constatering van ‘een meer dan geringe of grote handelshoeveelheid drugs’ en wordt de sluitingsmaatregel in beginsel ook op deze situatie toegepast.
Aan de sluitingsmaatregel is een termijn gekoppeld die de duur van de sluiting bepaald. De sluitingstermijn is in beginsel 3, 6, 9 of 12 maanden. De termijnduur wordt o.a. bepaald door de hoeveelheid, de ernst en omvang van de aangetroffen drugs of materiaal ter productie, de locatie, het aantal constateringen, recidive, de verzachtende, bijzondere of verzwarende omstandigheden.
De sluitingstermijn bij een niet-bewoond pand ligt vanaf de eerste constatering/overtreding hoger dan bij een bewoond pand.
Afhankelijk van de ernst van de situatie en de mate van gevaarzetting is het mogelijk gebruik te maken van spoedeisende sluiting. Het gaat daarbij om situaties waarbij onmiddellijk optreden is vereist en aan betrokkene niet eerst de mogelijkheid wordt geboden tot het geven van een zienswijze. In een
dergelijke situatie volgt het feitelijk handelen tot sluiting vrij kort op het mondelinge besluit van de burgemeester. Het schriftelijke besluit volgt binnen een redelijke termijn.
De constatering van een geringe handelshoeveelheid drugs leidt in beginsel bij een eerste overtreding/constatering tot het geven van een waarschuwing, tenzij uit feiten en omstandigheden blijkt dat desondanks voldoende noodzaak bestaat tot het toepassen van een zwaardere maatregel. In dat geval volgt in beginsel een sluiting. In de handhavingsmatrix is weergegeven wanneer sprake is van een geringe handelshoeveelheid drugs.
De last onder dwangsom is een maatregel die bij hoge uitzondering wordt toegepast. Daarom is het als toe te passen maatregel niet opgenomen in de handhavingsmatrix. Het wordt in beginsel alleen toegepast als uit feiten en omstandigheden en/of de diverse belangen die er spelen, blijkt dat deze maatregel passender is om toe te passen dan de andere maatregelen. Deze maatregel geldt voor beide handelshoeveelheden en kan daarom worden opgelegd als verzwarende of als verzachtende maatregel.
De hoogte van een op te leggen dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de vermeende geschonden belangen. Dat wil zeggen dat het bedrag een voldoende afschrikwekkend effect moet hebben zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van artikel 13b Opiumwet plaatsvindt. De hoogte kan gebaseerd worden op de te verwachten opbrengst van de drugs.
Dit zijn omstandigheden die extra invloed hebben op de toepassing van het te nemen handhavings-maatregel en/of de duur daarvan. Deze kunnen leiden tot toepassing van een zwaardere maatregel of een langere sluitingsduur dan in beginsel is bepaald. Dit betekent dat:
Voorbeelden van verzwarende omstandigheden (niet uitputtend):
Verzachtende of bijzondere omstandigheden
Dit zijn omstandigheden die extra invloed hebben op de toepassing van het te nemen handhavings-maatregel en/of de duur daarvan. Uit een zienswijze kan blijken of deze omstandigheden voor betrokkene zich voordoen. Deze omstandigheden worden afgewogen tegen de doelstellingen van de maatregel. Op basis daarvan wordt een passende maatregel vastgesteld. Deze omstandigheden kunnen leiden tot toepassing van een lichtere maatregel of een mildere of kortere sluitingsduur dan in beginsel is bepaald. Dit betekent dat bij een sluiting dit zal leiden tot:
Een herhaalde constatering van de overtreding zoals aangegeven in art 13b Opiumwet binnen drie jaar en na de verzenddatum van een eerder genomen bestuurlijke handhavingsbesluit, wordt aangemerkt als recidive.
Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het pand groter zijn en kan een langere sluitingstijd nodig zijn om de openbare orde te herstellen en of om andere met dit beleid beoogde doelen te bereiken. In beginsel sluit de zwaarte van de toe te passen maatregel aan op de mate, ernst en omvang van de recidive.
Van samenloop is sprake als op een en hetzelfde moment sprake is van meerdere overtredingen zoals aangegeven in art. 13b Opiumwet (bv. spullen voor de productie van drugs + hoeveelheid harddrugs + hoeveelheid softdrugs). Bij samenloop wordt de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of wordt naar aanleiding van feiten en omstandigheden gekozen voor de maatregel die past bij de ernst van de situatie.
Naast bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet wordt in geval van vergunningplichtige inrichtingen ook beoordeeld of er aanleiding is om de vergunningen in te trekken (zoals een alcohol-, huisvestings- of exploitatievergunning).
Deze handhavingsmatrix geeft aan welke maatregel de burgemeester in beginsel toepast op basis van de feiten en omstandigheden bij overtreding van de verbodsbepalingen aangegeven in art 13b Opiumwet en de duur hiervan.
Hierna wordt per casus afgewogen of de volgens de handhavingsmatrix genomen maatregel ook geschikt, noodzakelijk en evenredig is. Deze vervolgstappen komen in paragraaf 5 aan de orde.
Woningen en/of daarbij behorende erven:
Lokalen en/of daarbij behorende erven:
Als wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 13b Opiumwet en de burgemeester besluit tot het opleggen van een maatregel dan wordt vervolgens beoordeeld of het te nemen besluit evenredig is. Dit houdt in dat het te nemen besluit in verhouding moet staan tot het te bereiken doel van het besluit. Of hiervan sprake is wordt gekeken naar de geschiktheid, noodzakelijkheid en de evenredigheid/ evenwichtigheid van de maatregel:
5.1 Geschiktheid van de maatregel
De maatregel die de burgemeester oplegt, moet geschikt zijn om het gestelde doel te bereiken. Het wettelijke doel van artikel 13b Opiumwet is het herstellen van de openbare orde. Daarnaast geeft de beleidsregel in 4.3 nog een aantal specifiekere doelen aan die met de maatregel wordt beoogd. In principe blijkt de geschiktheid van de maatregel uit de toepassing van onderhavige beleidsregel en de toegepaste handhavingsmatrix. Uit de zienswijze kan eventueel blijken dat de op te leggen maatregel niet geschikt is om een of meerdere van de doelen te bereiken.
5.2 Noodzakelijkheid van de maatregel
In hoeverre is de toepassing van de betreffende maatregel noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde? Of kan het doel met een minder ingrijpende maatregel worden bereikt? Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding wordt de noodzaak beoordeeld. De ernst en omvang kan onder andere uit het volgende worden afgeleid:
5.3 Evenredigheid/evenwichtigheid van de maatregel
Nadat is bepaald dat er voldoende noodzaak is tot het toepassen van de betreffende maatregel, wordt vervolgens gekeken of die maatregel in redelijke verhouding staat tot de overtreding; er wordt gekeken naar het doel van de maatregel en de gevolgen van het opleggen van de maatregel voor betrokkene. De maatregel mag niet onevenredig bezwarend zijn. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de soort maatregel, maar ook naar de duur of zwaarte van de maatregel.
Bij deze beoordeling zijn de volgende omstandigheden van belang:
de aanwezigheid van minderjarige kinderen bij sluiting woning: de aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan van sluiting moet worden afgezien. Wel moet voldoende aandacht geschonken worden aan het feit dat er minderjarige kinderen wonen. De aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden kan maken dat in redelijkheid de betreffende maatregel niet moet worden toegepast.
De mate van verwijtbaarheid en de (nadelige) gevolgen van de maatregel moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de maatregel noodzakelijk wordt geacht.
De punten b en c vraagt om actief onderzoek van de burgemeester.
Een te nemen en/of genomen maatregel met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Indien noodzakelijk kan de burgemeester afwijken van de handhavingsmatrix.
Zienswijze 8
Voordat de burgemeester een definitief besluit neemt op de op te leggen maatregel, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld om zijn/haar mening te geven over het te nemen besluit en zijn/haar belangen aanvoeren. Dit alles kan/zal de burgemeester meewegen bij de uiteindelijke besluitvorming.
De sluiting van een pand wordt geregistreerd en bijgehouden in het register WKPB (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken). Als de sluitingstermijn afloopt, wordt dit ook in het register aangepast.
Tussentijdse heropening gesloten pand
Na de sluiting mag een woning, lokaal of een daarbij behorend erf niet meer worden betreden (artikel 2:41, tweede lid, van de APV). In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden verleend van dat verbod. Daarmee wordt zeer terughoudend omgegaan. Er wordt alleen toestemming gegeven om een woning, lokaal of daarbij behorend erf te betreden als sprake is van dringende en zwaarwegende omstandigheden, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een (spoed-)reparatie.
Van de mogelijkheid tot opheffing van de sluiten wordt terughoudend gebruik gemaakt. Alleen als aannemelijk is dat met de sluiting geen enkel doel meer wordt gediend, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, ernst en duur van de overtreding en de uitgangspunten van dit beleid, kan de sluiting worden opgeheven.
7. Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Dit beleid treedt in werking op 1 januari 2024 en daarmee komt de eerder vastgestelde ‘Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Wormerland houdende regels omtrent het toepassen van bestuursrechtelijke sancties op grond van artikel 13b van de Opiumwet’ van 1 januari 2021 te vervallen.
Handhavingsprocedures met betrekking tot de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart c.q. dossiers waarin handhavingsstappen als reeds zijn genomen (waarschuwingen/voornemens/besluiten) vóór 1 januari 2024 worden nog conform het ‘oude’ beleid beoordeeld. Alle andere gevallen worden per 1 januari 2024 aan het nieuwe beleid getoetst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-565104.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.