Beleidsregels vrijlating van giften en schadevergoedingen 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden;

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 147, derde lid van de Gemeentewet en

  • -

    artikel 31, lid 2 onderdeel l en m van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de Beleidsregels vrijlating van giften en schadevergoedingen 2024.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die niet beschreven zijn in deze beleidsregels, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      klant: de persoon die een bijstandsuitkering ontvangt;

    • b.

      gift: een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling waarvoor niets wordt terugverlangd;

    • c.

      eenmalige giften: eenmaal per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen;

    • d.

      periodieke giften: tweemaal of meer per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen;

    • e.

      gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm maar geen geld;

    • f.

      materiële schadevergoeding: een vergoeding voor schade of verlies van iets dat de klant al had;

    • g.

      immateriële schadevergoeding: een vergoeding voor geleden emotionele/immateriële schade;

    • h.

      de wet: de Participatiewet;

    • i.

      middelen: alle inkomsten- en vermogensbestanddelen zoals bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet;

    • j.

      vrijlaten: de gift niet tot inkomen of vermogen rekenen;

    • k.

      kalenderjaar: 1 januari tot en met 31 december.

Hoofdstuk 2 Giften

Artikel 2 Giften algemeen

  • 1.

    Eenmalige en periodieke giften worden vrijgelaten tot € 1.800,- per huishouden per kalenderjaar.

  • 2.

    Het is niet mogelijk om een ongebruikt deel van de vrijlating van € 1.800,- mee te nemen naar een nieuw kalenderjaar.

Artikel 3 Giften met een speciale bestemming

  • 1.

    Een gift wordt vrijgelaten als deze is bedoeld voor kosten waarvoor de klant anders een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand of WMO-voorziening zou krijgen. Dit kunnen eenmalige en periodieke giften zijn.

  • 2.

    Giften van charitatieve instellingen en de gemeente worden altijd vrijgelaten.

  • 3.

    De giften uit artikel 3 lid 1 en 2 tellen niet mee voor het maximale bedrag aan vrijlating giften van € 1.800,-. Deze giften worden ook niet verrekend met de uitkering.

Hoofdstuk 3 Schadevergoedingen

Artikel 4 Materiële schadevergoedingen

  • 1.

    Materiële schadevergoeding wordt vrijgelaten als de klant de vergoeding gebruikt om de geleden of toekomstige schade te herstellen.

  • 2.

    Als de klant een schadevergoeding voor materiële schade niet gebruikt om de schade te herstellen, is de vergoeding vermogen.

  • 3.

    Een schadevergoeding voor het verlies van inkomsten uit werk is inkomen. Dit wordt verrekend met de uitkering.

Artikel 5 Immateriële schadevergoedingen

Bij immateriële schadevergoeding vindt een individuele beoordeling plaats of de vergoeding vrijgelaten wordt. Belangrijk bij de beoordeling is de hoogte van de vergoeding en de oorzaak van de schadevergoeding. Bij de oorzaak is belangrijk of het is bedoeld voor bijvoorbeeld gederfde levensvreugde, voor onkostenvergoeding of inkomstenderving. Ook de leeftijd van de klant kan een rol spelen bij de beoordeling van de hoogte van de vrijlating.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1.

    Voor giften tot € 1.800,- per kalenderjaar geldt geen inlichtingenplicht. Wel wordt van de klant gevraagd en verwacht dat hij of zij dit zelf bijhoudt. Daarnaast wordt aan de klant gevraagd om uit te leggen waarvoor de gift is ontvangen.

  • 2.

    Voor bedragen boven de € 1.800,-, geldt de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 17 van de wet. Als de totale giften hoger is dan € 1.800,- zonder dat de klant dit meldt, beoordeelt het college per situatie of de klant zich opzettelijk niet heeft gehouden aan de inlichtingenplicht.

  • 3.

    Bedragen boven de € 1.800,- is inkomen en worden verrekend met de uitkering. Is het bedrag zo hoog dat het niet helemaal verrekend kan worden met de maanduitkering, dan wordt de rest van het bedrag tot het vermogen gerekend. Indien beide opties niet mogelijk zijn dan volgt een terugvordering.

  • 4.

    Bij een gift in natura bepaalt het college wat de gift waard is in geld en of dit tot inkomen of vermogen gerekend wordt.

  • 5.

    Bij materiële schadevergoeding geldt de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 17 van de wet. De klant is verantwoordelijk om documenten aan te leveren waaruit blijkt waarom de schadevergoeding is toegekend en dient te bewijzen waar de schadevergoeding aan uitgegeven is of wordt uitgegeven.

  • 6.

    Bij immateriële schadevergoeding geldt de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 17 van de wet. De klant is verantwoordelijk om documenten aan te leveren waaruit blijkt waarom de schadevergoeding is toegekend.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 7 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen met een goede uitleg afwijken van de bepalingen in deze regeling. Dit is mogelijk als het toepassen van deze beleidsregels aanleiding geeft of leidt tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2024. De beleidsregels vrijlating van giften 2021 worden ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels vrijlating van giften en schadevergoedingen 2024.

Toelichting

Algemeen

 

Deze beleidsregels geven aan hoe er met het ontvangen van giften en schadevergoedingen moet worden omgegaan.

 

De definitie van een gift is: ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Daarbij wordt geen verschil gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig te verrekenen met de uitkering, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

 

Bij het vaststellen van de vrijlating van giften in deze beleidsregels is geen verschil gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen.

 

De genoemde voorwaarden in deze beleidsregels zijn handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is binnen de bijstandsverlening. In bijzondere gevallen bieden we maatwerk.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begrippen

 

Giften kunnen in verschillende vormen aan de klant worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

 

Artikel 2. Giften algemeen

 

Eerste lid: Giften tot € 1.800,- laten we vrij (behalve inkomsten uit arbeid). Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de vrijlatingen per huishouden, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Het bedrag geldt voor een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Voor mensen die tijdens het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt de drempel van € 1.800,- voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.

 

Voorbeelden van giften zijn: verjaardagsgeld, cadeaus, boodschappen(geld) van een familielid, financiële ondersteuning van bijvoorbeeld familie of naasten, onderhandse leningen, enzovoort.

 

Tweede lid: Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen tijdens het kalenderjaar, mag de rest niet mee worden genomen naar het nieuwe jaar.

 

Artikel 3. Giften met een speciale bestemming

 

Eerste lid: Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. We laten giften voor een bepaald doel vrij als de klant - wanneer diegene de gift niet had gekregen – speciaal daarvoor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Het is onredelijk om de besparing van een beroep op één van deze overheidsvoorzieningen te niet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om eenmalige of periodieke giften. Wel wordt van de klant gevraagd en verwacht dat zij deze giften zelf bijhouden. Ook wordt verwacht dat zij kunnen aangeven waarvoor de gift bedoelt was. Als de klant aanspraak kan maken op bijzondere bijstand of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning dan wordt de gift vrijgelaten tot € 1.800,- .

 

Tweede lid: Giften die charitatieve instellingen verstrekken, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Stichting Urgente Noden, Stichting Leergeld, Jeugdfonds Sport en Cultuur Volwassenenfonds worden vrijgelaten. Verstrekkingen vanuit de gemeente zoals het maatwerkbudget, burgerberaad enzovoort worden ook vrijgelaten.

 

Derde lid: Toelichting niet nodig.

 

Artikel 4 Materiële schadevergoeding

 

Eerste lid: Materiële schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat de klant al had. Het kunnen al gemaakte kosten zijn zoals bijvoorbeeld brandschade of een kapotte auto. Of kosten die nog gemaakt moeten worden zoals bijvoorbeeld kosten voor fysiotherapie.

 

Tweede lid: Toelichting niet nodig.

 

Derde lid: Een schadevergoeding voor het verlies van inkomsten uit werk is inkomen. Het is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom verrekend met de uitkering. Door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal vaak zijn dat het inkomen voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Het proces van afhandelen van de schade kan lang duren. De schadevergoeding kan dan ook gaan over een periode die in het verleden ligt. Daarom wordt beoordeeld op welke periode de vergoeding betrekking heeft. Het bedrag van de schadevergoeding wordt gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft. En wordt dan maandelijks gekort op de uitkering. In de meeste gevallen gaat het echter om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De klant zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld met salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van toekomstige schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

 

Artikel 5 Immateriële schadevergoeding

 

De rechter of schadeverzekeraar kan een vergoeding toekennen voor geleden emotionele/immateriële schade. Zo’n vergoeding noemt men ook wel smartengeld. Het is vooral bedoeld als vergoeding van ondervonden leed en ter genoegdoening. Er wordt voor het bepalen van de vrijlating rekening gehouden met:

 

  • De oorzaak van de schade: Letselschade weegt zwaarder dan bijvoorbeeld onterechte detentie of discriminatie.

  • Is de schade blijvend: Als bijvoorbeeld letselschade blijvend van aard is, dan heeft dit ook invloed op de verwachte uitstroom uit de bijstand.

  • De leeftijd van de klant: De leeftijd van de klant en de levensverwachting bepalen hoelang een klant met de immateriële schadevergoeding moet doen.

Artikel 6. Verplichtingen

 

Eerste lid: Er geldt geen meldingsplicht voor het ontvangen van giften wanneer deze onder de € 1.800,- per jaar blijven. Wel wordt van de klant gevraagd en verwacht dat zij dit zelf bijhouden en daardoor kunnen melden wanneer over dit bedrag heen gegaan wordt. En de klant moet aangeven waarvoor de gift bedoelt was.

 

Tweede lid: Wanneer de totale gift(en) hoger is dan € 1.800,-, wordt het meerdere als inkomen in aanmerking genomen. Bij de beoordeling of een bijdrage een gift is, is het niet van belang of deze eenmalig of periodiek is verstrekt. Bij een controle worden bankafschriften opgevraagd. Als het vermoeden bestaat dat het totaal aan giften hoger is dan € 1.800,- en de klant dit niet heeft doorgegeven zal gevraagd worden om het overzicht en vindt er verder onderzoek plaats. Daarnaast wordt dan beoordeeld of de klant zich met opzet niet gehouden heeft aan de inlichtingenplicht.

 

Derde lid: Als het totaal aan giften hoger is dan € 1.800,- dan is het inkomen. Er vindt verrekening plaats met de bijstand voor het bedrag dat hoger is dan de € 1.800,-. Dit gebeurt volgens artikel 58 lid 4 van de wet. Wanneer de gift zo hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de maanduitkering dan wordt de rest van het bedrag tot het vermogen gerekend van de klant. Als bovenstaande niet mogelijk is, wordt het (resterende) deel teruggevorderd volgens artikel 58 lid 1 of 2.

 

Vierde lid: Toelichting niet nodig.

Vijfde lid: Bij materiële schadevergoeding moet de klant melden dat er een schadevergoeding is toegekend. De klant moet documenten aanleveren waarin staat waarom er schadevergoeding is toegekend en hoe hoog het bedrag aan schadevergoeding is. Ook is het aan de klant om aan te tonen waar de schavergoeding aan is uitgegeven of waaraan de vergoeding wordt uitgegeven. Indien de vergoeding niet gebruikt is of wordt om de schade te herstellen wordt het bedrag gerekend tot het vermogen.

 

Zesde lid: Bij immateriële schadevergoeding moet de klant melden dat er een schadevergoeding is toegekend. De klant moet documenten aanleveren waarin staat waarom er schadevergoeding is toegekend en hoe hoog het bedrag aan schadevergoeding is. Aan de hand van deze bewijsstukken wordt bepaald welk bedrag aan schadevergoeding wordt vrijgelaten en welk bedrag gerekend wordt tot het vermogen.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

 

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

 

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.

 

Artikel 9. Citeertitel

 

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.

Naar boven