Besluit tot technische aanpassing van diverse Eindhovense verordeningen vanwege inwerkingtreding van de Omgevingswet

[Dit wijzigingsbesluit wijzigt meerdere regelingen. In dit Gemeenteblad zullen de wijzigingen van de Erfgoedverordening gemeente Eindhoven verwerkt worden.

Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Gemeenteblad zullen de wijzigingen die met ingang van de Omgevingswet in werking treden verwerkt worden.]

 

De raad van de gemeente Eindhoven;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van ;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988, artikel 5.1 van de Omgevingswet en afdeling 15.1 van de Omgevingswet, artikel 2.2b, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht juncto artikel 8.2.11 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet;

 

 

besluit:

Artikel I  

In artikel 14, tweede lid, onder b, van de Afvalstoffenverordening Eindhoven 2021 wordt “de Wet bodembescherming” vervangen door “de Omgevingswet”.

Artikel II  

De APV Eindhoven wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

     

    • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De begripsbepalingen van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

     

    • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;.

B

Aan artikel 1:2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

C

 

Aan artikel 1:4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D

Artikel 1:5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

E

Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

     

    • 2.

      Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid vervalt en de leden 3 tot en met 7 worden vernummerd tot 2 tot en met 6.

  • 2.

    Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

     

    • 6.

      Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

G

 

Artikel 2:10a wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Het verbod is ook niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2022.

  • 2.

    In het derde lid wordt “artikel 2:10, vierde lid, onder a” vervangen door “artikel 2:10, derde lid, onder a”.

  • 3.

    In het vierde lid wordt “artikel 2:10, vierde lid, onder b” vervangen door “artikel 2:10, derde lid, onder b”.

  • 4.

    In het vijfde lid wordt “artikel 2:10, vierde lid, onder c” vervangen door “artikel 2:10, derde lid, onder c”.

H

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede en vijfde lid vervallen en de leden 3 en 4 worden vernummerd tot 2 en 3.

  • 2.

    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

     

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2022 of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

I

Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een wet of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2022.

J

Artikel 2:14, vijfde lid, komt te luiden:

 

  • 5.

    Het in het tweede lid bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

K

Artikel 2:21, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

L

Artikel 2:24, eerste lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    schouwburg-, muziek- of theatervoorstellingen die plaatsvinden in een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

M

In artikel 2:25, derde lid, wordt “de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant” vervangen door “de Omgevingsverordening Noord-Brabant”.

 

N

In artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid, onder c, wordt “de Wet milieubeheer” vervangen door “de Omgevingswet”.

  • 2.

    In het zesde lid wordt “de Wet milieubeheer” vervangen door “de Omgevingswet”.

O

In artikel 2:52a wordt “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer” vervangen door “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,”.

 

P

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden op door burgemeester en wethouders ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

 

Q

In artikel 2:64a wordt “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer” vervangen door “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,”.

 

R

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • consumentenvuurwerk: vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

  • fop- en schertsvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

S

Artikel 2:73a, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

T

Artikel 2:73b, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

U

Artikel 3.2.3, vierde lid, komt te luiden:

 

  • 4.

    Het voorgaande is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

V

Artikel 3.3.2, onderdeel b, komt te luiden:

 

  • b.

    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan;

W

In artikel 4:1 komen de begripsomschrijving van ‘Besluit’ en ‘inrichting’ te luiden:

 

  • Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Besluit;.

X

Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer” vervangen door “een inrichting”.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

     

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Y

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

     

    • 1.

      Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de open lucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

     

    • 2.

      Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Afvalstoffenverordening Eindhoven 2021.

Z

Artikel 4:15, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

AA

Artikel 4:17 komt te luiden:

 

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig dat bestemd is, opgericht is of gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor verblijf.

 

AB

Artikel 4:18, eerste en tweede lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden voor recreatief nachtverblijf een kampeermiddel te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het is verboden voor verblijf een kampeermiddel te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd, voor zover daardoor het uiterlijk aanzien van de gemeente wordt aangetast, of schade, hinder of overlast wordt veroorzaakt.

AC

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

AD

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

AE

Artikel 5:10, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod geldt niet als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Omgevingswet.

AF

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het verbod van artikel 5:18 is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

AG

Artikel 5:24, vierde lid, komt te luiden:

 

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2022 of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

AH

Artikel 5:25, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of de Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2022 of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

AI

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

AJ

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Omgevingsverordening Noord-Brabant of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

AK

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

AL

Artikel 5:33, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

 

  • b.

    binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening Noord-Brabant aangewezen stiltegebieden.

AM

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

     

    • 1.

      Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

     

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Artikel III  

De Bouwverordening gemeente Eindhoven wordt ingetrokken.

Artikel IV  

De Brandbeveiligingsverordening gemeente Eindhoven 2010 wordt ingetrokken.

Artikel V  

De Coördinatieverordening Eindhoven 2019 wordt ingetrokken.

Artikel VI  

De Erfgoedverordening gemeente Eindhoven wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In het opschrift van de verordening wordt “gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;” vervangen door “gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 3.16 van de Erfgoedwet, artikel 38 van de Monumentenwet 1988 en artikel 5.1 van de Omgevingswet”

 

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De definities “bestemmingsplan (na inwerkingtreding van de Omgevingswet omgevingsplan)” ,“commissie ruimtelijke kwaliteit (na inwerkingtreding van de Omgevingswet de adviescommissie Omgevingskwaliteit)” “vervallen;

     

  • 2.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

     

    • adviescommissie Omgevingskwaliteit: de gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit 2021;

       

    • omgevingsplan: plan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet;

  • 3.

    De definities ‘gemeentelijk archeologisch monument’ , ‘gemeentelijke monument’ komen te luiden:

    • gemeentelijk archeologisch monument: archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat op grond van artikel 3 als zodanig is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

    • gemeentelijk monument: monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat op grond van artikel 3 als zodanig is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

    • omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet;.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het opschrift van komt te luiden:

     

    Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

     

  • 2.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Burgemeester en wethouders houden een door een ieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk onroerend cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

D

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

E

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

F

In de artikelen 6, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, 14, eerste en derde lid, 15, derde lid, 21, derde tot en met vijfde lid, 22, eerste lid en vierde lid, wordt “commissie ruimtelijke kwaliteit” vervangen door “commissie Omgevingskwaliteit”.

 

G

Artikel 8, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Hoofdstuk 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument of gemeentelijk archeologisch monument. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

H

Artikel 10, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument of het gemeentelijk archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onmiddellijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

I

Artikel 13 vervalt.

 

J

Artikel 14, eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 12 advies aan de commissie Omgevingskwaliteit.

K

Hoofdstuk 4 en artikel 17 vervallen.

 

L

Artikel 18, vijfde lid, komt te luiden:

 

  • 5.

    De voorbescherming, bedoeld in het vierde lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

M

Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Op de omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 14, 15 en 16 van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 21, vijfde en zesde lid, komen te luiden:

 

  • 5.

    Bij iedere procedure tot wijziging van het omgevingsplan of voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij zaken zijn betrokken die op de waardenkaart historisch landschap en de waardenkaart historische stedenbouw en gebouwd erfgoed zijn aangegeven, wordt de commissie Omgevingskwaliteit om advies gevraagd.

     

  • 6.

    Aan ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het omgevingsplan of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit nodig is en die betrekking hebben op gemeentelijke monumenten dan wel zaken, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, verlenen de raad of burgemeester en wethouders slechts medewerking indien de initiatiefnemer aantoont dat de voorgenomen ontwikkeling met het belang van het gemeentelijk monument dan wel met de waarden die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, in overeenstemming is.

O

Artikel 22, vierde lid, eerste punt komt te luiden:

 

  • die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en niet strijdig waren met het ter plaatse vigerende omgevingsplan;

P

Artikel 23 komt te luiden:

 

Artikel 23. Strijdigheid met het omgevingsplan

Als het omgevingsplan regels bevat ten aanzien van historisch landschap die in strijd zijn met deze verordening, gaan de regels uit artikel 22 voor, tenzij de regels in het omgevingsplan na inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld.

 

Q

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de aanhef van het eerste lid, wordt “van burgemeester en wethouders:” vervangen door “, als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving:”

  • 2.

    In het derde lid wordt “artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” vervangen door “artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet”.

R

Artikel 26, tweede en derde lid, komen te luiden:

 

  • 2.

    De archeologische verwachtingen- en waardenkaart wordt, uiterlijk vijf jaar na vaststelling, geactualiseerd en vastgesteld en geldt dan als onderlegger voor de Erfgoedverordening en het omgevingsplan.

  • 3.

    Aan ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het omgevingsplan of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit nodig is en die betrekking hebben op gebieden die op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn aangegeven, verleent de raad of burgemeester en wethouders slechts medewerking indien de initiatiefnemer aantoont dat de bodemverstorende werkzaamheden niet tot onevenredige aantasting van archeologische waarden leiden.

S

In artikel 27 wordt “bestemmingsplanprocedure” vervangen door “omgevingsplanprocedure”.

 

T

Artikel 30 vervalt.

 

U

Artikel 37 vervalt.

Artikel VII  

De Exploitatie-verordening gemeente Eindhoven 1996 wordt ingetrokken.

Artikel VIII  

De Procedureverordeningen voor advisering inzake tegemoetkoming in planschade gemeente Eindhoven 2008 wordt ingetrokken.

Artikel IX  

De Procedureverordening voor advisering inzake tegemoetkoming in planschade gemeente Eindhoven 2011 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1 komt te luiden:

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet indient;

  • b.

    adviseur: een persoon of commissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, en die belast is met de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking;

  • c.

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van deze verordening;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gemeente: gemeente Eindhoven;

  • f.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

  • g.

    planschade: schade als bedoeld in afdeling 15.1 Omgevingswet;

  • h.

    wet: Omgevingswet.

B

Artikel 2 komt te luiden:

 

Artikel 2. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

C

In artikel 5, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 13.3c van de wet en 4:126 Algemene wet bestuursrecht’.

 

D

In artikel 6, derde, zevende, achtste en negende lid, wordt ‘artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet’ vervangen door ‘artikel 13.3c van de wet’.

 

E

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel 6a ingevoegd dat komt te luiden:

 

Artikel 6a. Overgangsrecht

De bepalingen van deze verordening, zoals deze luidden vóór 1 januari 2024 blijven van toepassing op aanvragen om tegemoetkoming in planschade waarop artikel 4.19 (nadeelcompensatie artikel 6.1, tweede lid, onder a, b, e of f, van de Wet ruimtelijke ordening) of artikel 4.20 (nadeelcompensatie artikel 6.1, tweede lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening) van de Invoeringswet Omgevingswet van toepassing is.

 

F

De Toelichting procedureverordening voor advisering inzake tegemoetkoming in planschade Gemeente Eindhoven 2011 vervalt.

Artikel X  

De Verordening Bodemsanering gemeente Eindhoven 2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel 1 wordt “Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming” vervangen door “Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming, zoals dit besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet”.

  • 2.

    In onderdeel 1 wordt “artikel 88, eerste lid, Wet bodembescherming” vervangen door “artikel 88 van de wet”.

  • 3.

    In onderdeel 2 wordt “Besluit uniforme saneringen” telkens vervangen door “Besluit uniforme saneringen, zoals dit besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet”.

  • 4.

    In de onderdelen 2 en 3 wordt “Wet bodembescherming” telkens vervangen door “wet”.

  • 5.

    In onderdeel 4 wordt “Wet bodembescherming” vervangen door “van de wet”.

  • 6.

    In onderdeel 6 wordt “Wet bodembescherming” vervangen door “Wet bodembescherming, zoals deze wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet”.

B

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 4.

    Deze verordening is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens het Besluit activiteiten leefomgeving , het Besluit kwaliteit leefomgeving of het Besluit bodemkwaliteit .

Artikel XI  

De Verordening Bomen 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De begripsomschrijving van 'houtopstand' komt te luiden:

     

    houtopstand: houtopstand als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingswet;.

     

  • 2.

    In de begripsomschrijving van ‘groene kaart’ wordt “Wet natuurbescherming” vervangen door “Wet natuurbescherming, zoals deze wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet”.

  • 3.

    Het begrip 'Wet Natuurbescherming' vervalt.

  • 4.

    De begripsomschrijving van 'kappen' komt te luiden:

    kappen: vellen als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingswet.

B

In artikel 2, derde lid, onder d, en artikel 3, eerste lid, onder d, wordt “Wet natuurbescherming (Wnb)” vervangen door “Wet natuurbescherming, zoals deze wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet".

 

C

In artikel 2, eerste lid tot en met vijfde lid, artikel 4, artikel 5, tweede lid, artikel 6 en artikel 10 wordt “houtopstand” telkens vervangen door “boom of houtopstand”.

 

D

In artikel 2, vierde lid, artikel 5, vijfde lid, en artikel 8 in het opschrift en eerste lid, wordt “houtopstanden” vervangen door “bomen of houtopstanden”.

 

E

Artikel 5, eerste lid, onder c, komt te luiden:

  • c.

    een voorschrift in het kader van natuurbescherming als bedoeld in de Omgevingswet.

Artikel XII  

De Verordening interferentiegebied bodemenergie gemeente Eindhoven 2022 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In het opschrift van de verordening wordt “artikelen 1.1 en 2.2b Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 18 Wet bodembescherming (Wbb)” vervangen door “artikelen 1.1 en 2.2b Besluit omgevingsrecht, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Invoeringsbesluit Omgevingswet en artikel 18 Wet bodembescherming, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet”.

 

B

In artikel 1 aan het slot van de begripsomschrijvingen van ‘open bodemenergiesysteem’ en ‘gesloten bodemenergiesysteem’ vervalt de puntkomma en wordt toegevoegd “, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Invoeringsbesluit Omgevingswet;”.

 

C

Aan het slot van artikel 2, eerste lid, vervalt de punt en wordt toegevoegd “, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.”.

Artikel XIII  

De Verordening nadeelcompensatie bouwhinder wordt ingetrokken.

Artikel XIV  

De Verordening tot vaststelling van het recht (drempelbedrag) als bedoeld in artikel 6.4 van de Wet ruimtelijke Ordening wordt ingetrokken.

Artikel XV  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden onderdeel W van artikel II, onderdeel Q van artikel VI, onderdeel A van artikel X, onderdeel A en B van artikel XI en onderdeel A, B en C van artikel XII in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2023

, griffier.

Naar boven