Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

Gelet op artikel 24 van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024

 

Vooraf

De gemeente heeft op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet op de Expertisecentra (WEC), de plicht om een regeling voor leerlingenvervoer vast te stellen. De gemeenteraad van Amsterdam heeft op 19 juli 2023 de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024 vastgesteld. In de beleidsregels wordt voorzien in een uitwerking van de verordening. Deze bieden een nadere uitleg over de manier waarop het college van burgemeesters en wethouders hun bevoegdheden in de verordening uitoefenen. Daar waar in de verordening ruimte is voor interpretatie in de uitvoering, bieden de beleidsregels een leidraad voor een consequente toepassing van de regels bij het leerlingenvervoer.

 

Uitgangspunten van de verordening en beleidsregels zijn:

  • Een gehele of gedeeltelijke vergoeding voor het goedkoopst passend leerlingenvervoer.

  • Leerlingen reizen zo zelfstandig mogelijk op een verantwoorde en veilige manier naar school. Bij de beoordeling van een aanvraag voor bekostiging van het leerlingenvervoer wordt daarom steeds gekeken naar wat de leerling zelf kan of zou kunnen om eventueel met begeleiding zelfstandig(er) naar school te reizen.

  • Ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van de leerling spelen hierin een belangrijke rol omdat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling wettelijk gezien bij de ouders blijft. Het is aan hen om eventueel samen met hun sociale netwerk of met behulp van andere ouders hun kind zelf te (laten) vervoeren of te leren zelf naar school te reizen. De gemeente ondersteunt hen met de regeling bekostiging leerlingenvervoer, waar nodig.

  • Na vaststelling van het recht op bekostiging van het leerlingenvervoer, wordt in een vaste volgorde beoordeeld voor welke vervoersvoorziening een vergoeding wordt verstrekt.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In de beleidsregel wordt bedoeld met:

    • a.

      Structureel: een periode van minimaal 3 maanden.

    • b.

      Verordening: Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024.

  • 2.

    Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024.

Artikel 2. Bevorderen zelfstandig reizen en het gesprek

De gemeente Amsterdam wil zelfstandig(er) reizen van leerlingen zoveel mogelijk stimuleren en helpen om dit daar waar het kan, mogelijk te maken. Zelfstandigheid is een belangrijk onderdeel voor de ontwikkeling van het kind en elk kind heeft hier recht op. Daarom staat in het onderzoek naar het recht op bekostiging, niet de beperking van de leerling centraal maar de (vervoers)mogelijkheden van de leerling en de ouders. Er wordt steeds gekeken naar de zelfstandigheid van de leerling en die van het gezin.

Artikel 2.1. Het gesprek

De gemeente kan al dan niet op advies van de school overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de verordening het initiatief nemen voor een gesprek met de ouder(s) en de leerling die een vervoersvoorziening krijgt in de vorm van aangepast vervoer. Dit gesprek kan in elk geval op de volgende drie momenten plaatsvinden:

  • 1.

    In het schooljaar dat de leerling negen jaar wordt.

  • 2.

    Bij gewijzigde omstandigheden. Bijvoorbeeld bij de overstap van basis naar voortgezet onderwijs of een verhuizing. Ook het gegeven dat de leerling ouder wordt, op steeds meer gebieden groeit in zelfstandigheid en zijn ontwikkeling niet stilstaat, is een gewijzigde omstandigheid.

  • 3.

    Tussentijds bij een aanvraag voor bekostiging van het leerlingenvervoer.

De ouder(s) en de leerling kunnen op elk moment in gesprek gaan met de gemeente over de mogelijkheid om meer zelfstandig te gaan leren reizen en de termijn waarop de leerling hiernaartoe kan groeien. De school kan ook adviseren om in gesprek te gaan.

Artikel 2.2. Persoonlijk vervoersontwikkelingsplan

Het college stelt in overleg met de ouders een persoonlijk ontwikkelingsplan op ten behoeve van de leerling vanaf negen jaar. Daarin wordt met name beschreven welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandig te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat de ouders hierin zelf kunnen betekenen en welke ondersteuning het college kan bieden om de zelfstandigheid van de leerling te bevorderen.

Artikel 3. Berekening afstand

Bij de beoordeling van aanvragen dient de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de leerling te worden berekend (artikel 1 verordening). Voor deze berekening maakt het college gebruik van de routeplanner van Google Maps (www.google.nl/maps), ingesteld op de kortste route met de fiets. De afstandsbepaling van huis naar school is om de aanspraak op een vervoersvoorziening te beoordelen. Of de leerling daadwerkelijk in staat is om gebruik te maken van de fiets is niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4. Berekenen reistijd openbaar vervoer

De totale reistijd tussen het verlaten van de woning en het aankomen van de leerling bij de school en terug, is van belang voor het beoordelen van het recht en de wijze van bekostiging van het leerlingenvervoer (artikel 1 verordening). De reistijd in het openbaar wordt berekend met het routeplanningsprogramma op 9292.nl. Voor de routemogelijkheden hanteert het college de goedkoopste tarieven en kortste reistijd van het openbaar vervoer.

De Amsterdamse praktijk leert dat leerlingen in een tijdvak van 5 tot 15 minuten vóór aanvang van de vaste schooltijd op school aankomen, ongeacht de manier waarop zij naar school reizen. Voor de berekening van de reistijd wordt daarom uitgegaan van de kortste reistijd binnen het voorgenoemd tijdvak.

Artikel 5. Bekostiging van het leerlingenvervoer

Nadat het college het recht op een bekostiging heeft vastgesteld, onderzoekt zij welke goedkoopste passende vervoersvoorziening wordt vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 tot en met 21 verordening. De vergoedingsstructuur is zodanig opgebouwd dat de meest zelfstandige manier van reizen door de leerling conform de gestelde criteria in de onderzoeksfase wordt vergoed. Per situatie wordt bekeken wat in redelijkheid van de ouders kan worden verwacht.

De vergoeding wordt berekend over het desbetreffende schooljaar en wordt in delen uitgekeerd.

Artikel 5.1. Vergoeding van vervoerkosten van de eventuele begeleider

Begeleiding in het vervoer is primair een taak van ouders. Als zij niet in staat zijn hun kind zelf te begeleiden, dienen zij bijvoorbeeld binnen het eigen netwerk, voor een oplossing te zorgen.

In de verordening is het mogelijk om naast de vervoerskosten van de leerling ook die van de begeleider te vergoeden voor zover hij met de leerling meereist. Dit kan gaan om de kosten van het fietsen, het openbaar vervoer en in uitzonderlijke gevallen om het beschikbaar stellen van een zitplaats in een (taxi)busje voor de begeleider. Bij de toekenning van een vervoersvoorziening wordt steeds de noodzaak van de begeleider beoordeeld.

In de Amsterdamse situatie vinden we het aannemelijk dat kinderen onder negen jaar niet zelfstandig kunnen reizen. Bekostiging van de vervoerskosten van de leerling van negen jaar of ouder en de eventuele begeleider is mogelijk wanneer de leerling als gevolg van de structurele handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken, ongeacht de afstand van de woning naar de school.

Artikel 5.2. Bekostiging van de kosten van vervoer per fiets ten behoeve van leerling en/of een begeleider

De fietskilometervergoeding ten behoeve van de leerling en eventuele begeleider is voor het schooljaar 2023-2024 vastgesteld op € 0,10 per kilometer gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg (artikel 17 en 18 verordening). In de navolgende schooljaren gaan we bij de berekening van de fietskilometervergoeding uit van het door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gepubliceerde basisnormbedrag voor het desbetreffende schooljaar.

Artikel 5.3. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer behoeve van leerling en/of een begeleider

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 en 18 verordening worden kosten van het openbaar vervoer voor de leerling en een eventuele begeleider berekend met behulp van de routeplannen op 9292.nl. De goedkoopst mogelijke reismogelijkheid van de woning naar de school van de leerling op een vast tijdstip is hier bepalend. Verder wordt deze vergoeding bepaald op basis van de maandtarieven van een ov-jaarabonnement.

Als gebruik wordt gemaakt van een abonnement van het GVB, dan gelden de gekozen centrumzone voor het openbaar vervoer en de sterwaarde waarbinnen gereisd kan worden. Waarbij de centrumzone het middelpunt is van het gekozen reistraject en de sterwaarde het aantal zones die de leerling en/ of begeleider vanaf de centrumzone kunnen afleggen.

Artikel 5.4. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

Van bekostiging van het eigen vervoer is sprake als ouders zelf één of meer leerlingen met een eigen vervoersmiddel bijvoorbeeld een auto, bromfiets of scooter, naar school vervoeren of laten vervoeren (artikel 1 en 19 verordening). Uitgangspunt is dat het college de goedkoopste passende vervoersvoorziening bekostigt. Daarom wordt de vergoeding voor het gebruik van eigen vervoer na toestemming van het college berekend op basis van de vervoersvoorziening waar ouders op basis van de bepalingen in de verordening recht op zouden hebben:

  • 1.

    Als de leerling fietsend naar school kan en ouders aanspraak zouden hebben op bekostiging van het vervoer per fiets, dan keert het college de bekostiging voor het eigen vervoer uit op basis van de kosten van het vervoer per fiets voor de leerling, niet voor diens eventuele begeleider. Omdat het college het (zelfstandig of met begeleiding) leren reizen van leerlingen met het openbaar vervoer wil stimuleren.

  • 2.

    Als de leerling met het openbaar vervoer kan, ouders aanspraak zouden hebben op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer en zij de leerling zelf (laten) vervoeren, dan keert het college een bekostiging uit op basis van de kosten van het openbaar vervoer. De kosten voor diens eventuele begeleider worden niet vergoed.

  • 3.

    Als de leerling afhankelijk is van het aangepast vervoer en ouders voor bekostiging van aangepast vervoer in aanmerking zouden komen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 19 vierde lid verordening, dan vertrekt het college aan de ouders een vergoeding per kilometer voor gebruik van de auto. De vergoeding voor het eigen vervoer wordt altijd afgestemd op het aantal kilometers van de kortste route dat de leerling reist.

  • 4.

    Om de hoogte van de kilometervergoeding te bepalen voor het betreffende schooljaar wordt aangesloten op de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding (peildatum 01-01-2024: € 0,23). De directe retourreis van de chauffeur zowel ‘s morgens als ’s middags wordt ook vergoed. De berekening van de afstand geschiedt op de wijze zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels.

  • Wijzigingen van in de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding worden ingevoerd met ingang van het daaropvolgende schooljaar.

  • 5.

    Geen vergoeding wordt verstrekt als de leerling tussen de middag wordt vervoerd.

Artikel 5.5. Bekostiging van aangepast vervoer

Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt (overeenkomstig artikel 20 verordening) in principe slechts in uitzonderingsgevallen verstrekt mits is voldaan de voorwaarden in artikel 20 verordening.

Artikel 5.5.1. Individueel vervoer

Uitgangspunt is dat leerlingen gecombineerd met andere leerlingen worden vervoerd in een besloten bus, schoolbus, taxi, taxibus of touringcar. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling (tijdelijk) individueel vervoerd moet worden. Voor een vergoeding van de kosten van het individueel vervoer moet worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1.

    Er is sprake van een medische noodzaak. Om medische redenen van de leerling is het niet mogelijk om gecombineerd met andere leerlingen vervoerd te worden, ook niet in kleinschalig gecombineerd vervoer.

  • 2.

    De leerling kan ook met begeleiding geen gebruik maken van het gecombineerd aangepast vervoer.

  • 3.

    Ouders dienen hun aanvraag voor individueel vervoer gemotiveerd te onderbouwen met een advies van een onafhankelijk deskundige. Uit dat advies moet in ieder geval blijken dat sprake is van een medische noodzaak voor individueel vervoer en dat de leerling met begeleiding geen gebruik kan maken van gecombineerd vervoer.

In beginsel wordt individueel vervoer toegekend voor de duur van drie maanden. Het college beoordeelt bij een eventueel verzoek om verlenging voor het verstrijken van deze periode opnieuw of individueel vervoer noodzakelijk is.

Artikel 5.6. Andere passende vervoersvoorziening

Het kan voorkomen dat een leerling of ouder op een andere manier kan of wenst te reizen dan de hierboven beschreven vervoerswijzen als hij daarvoor een geschikt vervoersmiddel heeft. Op grond van artikel 21 verordening kan het college maatwerk toepassen. Hiermee kan het college aansluiten bij de mogelijkheden van de leerling en/of de ouders. Dit kan er ook aan bijdragen dat het zelfstandig reizen wordt gestimuleerd.

Artikel 6. Begeleiding ouders

Ouders zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding van hun kind naar een (speciale scholen voor) basisonderwijs of speciaal onderwijs. Rekeninghoudend met het voor de onderwijssoort geldende afstandscriterium. Zij dienen voor alternatieve begeleiding te zorgen als zij bijvoorbeeld door ziekte of een andere reden, tijdelijk niet in staat zijn om hun kind niet zelf naar school te begeleiden.

Het kan voorkomen dat ouders geheel niet in staat zijn om in die begeleiding te voorzien. Ouders moeten in dat geval genoegzaam aantonen dat het voor hen of anderen in het netwerk onmogelijk is de leerling te begeleiden of, dat de begeleiding tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Het college weegt de persoonlijke omstandigheden van het gezin mee in de beoordeling. Op grond van jurisprudentie 1 op het gebied van het leerlingenvervoer zijn de (betaalde) werkzaamheden van ouders op zichzelf geen reden om tot bekostiging van het aangepast vervoer over te gaan.

 

In de volgende situaties is in elk geval sprake van ernstige benadeling van het gezin en wordt van ouders geen begeleiding verlangd mits ouders dit genoegzaam aantonen:

  • 1.

    De ouder van een éénoudergezin kan via een werkgevers-, opdrachtgevers- of opleidingsverklaring aantonen dat hij zijn werk of verplichtingen die voortvloeien uit arbeidsparticipatie niet langer kan uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding van zijn kind naar school. In de werkgeversverklaring wordt per werkdag vermeld dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien.

  • 2.

    Er is sprake van een éénoudergezin met een ander kind van negen jaar of jonger. Een kind van negen jaar of jonger wordt nog niet geacht zelfstandig naar school of vroeg- en voorschoolse educatie te gaan.

  • 3.

    Er structurele medische redenen zijn die de ouder(s) belemmeren om hun kind naar school te begeleiden.

  • 4.

    De reistijd van de leerling is meer dan twee uur per dag.

Artikel 7. Bekostiging van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

De hoofdregel is dat bekostiging van de vervoersvoorziening wordt verstrekt van de woning waar de leerling feitelijk en structureel verblijft of van de opstapplaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school en visa versa (artikel 8 verordening).

Artikel 7.1. Ouders kiezen voor een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de regel vindt de bekostiging plaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Wanneer ouders kiezen voor een school die op grotere afstand ligt dan de school dichterbij, verstrekt het college een bekostiging tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Aanvullende kosten voor vervoer naar de verder weggelegen school zijn voor rekening van de ouders. In de situatie waarin gekozen wordt voor een verder weggelegen school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school, is de voorziening in de vorm van aangepast vervoer niet mogelijk.

Artikel 7.2. Dichtstbijzijnde toegankelijke school is vol

Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor de leerling omdat de school vol zit, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weggelegen school blijft in beginsel bestaan, ook als de wachtlijst is opgelost, tenzij ouders ervoor kiezen hun kind op de dichtstbijzijnde toegankelijke school te plaatsen.

Artikel 7.3. Passend onderwijs

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 vierde lid en 5 derde lid onder b verordening verstrekt het college slechts tijdelijk op advies van het samenwerkingsverband een vergoeding naar een school op grotere afstand dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Dit is alleen mogelijk wanneer het onderwijsaanbod van de dichtstbijzijnde toegankelijke school niet voorziet in de specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling. Doel van deze bepaling is om het passend onderwijs op korte termijn op de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school te organiseren. Hierover voert het college regelmatig overleg met het samenwerkingsverband.

Artikel 7.4. Vervoer naar een tussenvoorziening

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 en 8 eerste lid verordening, komt het vervoer van de leerling naar een tussenvoorziening ook voor bekostiging van het leerlingenvervoer in aanmerking. Voorwaarde is dat ouders bij de aanvraag voor bekostiging een toelaatbaarheidsverklaring overleggen. Daarin verklaart het samenwerkingsverband Amsterdam-Diemen dat de leerling tijdelijk onderwijs volgt op de tussenvoorziening in afwachting van de plaatsing op een school voor speciaal onderwijs of speciale school voor basisonderwijs, waarbij de leerling op de verwijzende school blijft ingeschreven.

Artikel 7.5. Vervoer naar stageadres

Indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 15 verordening bestaat in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres, als de leerling recht heeft op een vervoersvoorziening naar de school voor voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, waar hij ingeschreven staat. Het stageadres is aan te merken als ‘school’ wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids of stageovereenkomst.

  • 1.

    Uitgangspunt voor stage is dat deze zich zo dicht mogelijk ligt op de route van de woning dan wel de opstapplaats en de school om het zelfstandig reizen van de leerling te stimuleren. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan kan de stage gelegen zijn binnen een afstand van 15 kilometer vanaf de school. Dit wordt gemeten via de kortste route via Google Maps.

  • 2.

    Het aangepast vervoer naar en van een stageadres vindt plaats op vaste schooldagen en de stagetijden komen overeen met de reguliere schooltijden.

  • 3.

    Het college vraagt bij de beoordeling van het recht op vervoer naar een stageadres een stageovereenkomst.

  • 4.

    Voor stagevervoer wordt afzonderlijk een aanvraag ingediend.

Artikel 8. Doorgeven wijzigingen

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 verordening dienen ouders wijzigingen door te geven die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening. Individuele wijzigingen in het aangepast vervoer kunnen van grote invloed zijn op de algehele vervoersplanning voor het Amsterdamse leerlingenvervoer. Het aangepast vervoer gaat uit van een structureel vervoersplan. Daarom wordt bij elke wijziging steeds beoordeeld in hoeverre deze in het vervoersplan inpast en op welke termijn deze doorgevoerd kan worden.

Artikel 9. Deskundig advies

Het college kan te allen tijde advies inwinnen van een deskundige om meer duidelijkheid te krijgen over de vervoersmogelijkheden van de leerling. Aangezien in de richtlijn van de Landelijke Huisartsenvereniging geen instructies zijn gegeven voor verstrekking van medisch advies ten behoeve van leerlingenvervoer, wordt een huisarts in deze niet als deskundige beschouwd.

Artikel 10. Inwerkingtreding

De Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024 treden in werking met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als:

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Amsterdam 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 december 2023

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Naar boven