Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2022 in verband met aanpassing van de tarieven (Tweede wijzigingsverordening Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2022)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023,

gelet op artikel 216 en 221 van de Gemeentewet,

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Artikel I  

De Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 5, vierde lid, komt te luiden:

  • 3.

    De waardepeildatum is 1 januari 2023.

B

 

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt:

    • a.

      Bij de gebruikersbelasting voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen: 0,1355%

    • b.

      Bij de eigenarenbelasting:

      • 1°.

        voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen: 0,0462%

      • 2°.

        voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen: 0,1868%

  • 2.

    Geen belasting wordt geheven indien de heffingsmaatstaf van de roerende zaak beneden € 11.344,- blijft.

C

 

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2024.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als: Tweede wijzigingsverordening Verordening op de roerende ruimtenbelastingen 2022.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 december 2023.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

 

Algemeen deel

Op basis van de Verordening roerende ruimtenbelastingen heft de gemeente roerende ruimtenbelasting (hierna: RRB) bij de eigenaar van roerende woon- en bedrijfsruimten en bij de gebruiker van roerende bedrijfsruimten, die in de gemeente gelegen zijn. Net als bij de OZB wordt de RRB geheven op grond van de waarde in het economische verkeer, in

casu van de roerende ruimte.

 

Artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen

 

Artikel I, onderdeel A: Waardepeildatum

De vaststelling van de waarde van de ruimte vindt plaats door middel van een jaarlijkse waardering, waarbij 1 januari van het voorgaande jaar als prijspeildatum voor de waardering geldt. De in de Verordening genoemde waardepeildatum, genoemd in het derde lid van artikel 3, dient derhalve te worden gewijzigd in 1 januari 2023.

 

Artikel I, onderdeel B: Belastingtarieven

De in de verordening opgenomen tarieven voor de roerende ruimtenbelastingen zijn – conform artikel 221 lid 3 Gemeentewet – gelijk aan de tarieven zoals opgenomen in de Zeventiende Wijzigingsverordening op de Verordening onroerendezaakbelastingen 2007.

 

Artikel I, onderdeel C: Ingangsdatum van de heffing

Omdat sprake is van een tijdstipheffing dient deze datum te worden vermeld.

Naar boven