Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Gemeenteblad zullen de wijzigingen van artikel I onderdelen Y, Z, AB verwerkt worden.]

 

De raad van de gemeente Asten;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

gehoord het advies van de commissie Ruimte 28 november 2023;

 

besluit:

 

vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017.

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017, derde wijziging wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

    • -

      bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • -

      bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • -

      gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

B

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

C

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

E

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vijfde lid vervalt en de leden 6 en 7 worden vernummerd tot 5 en 6.

  • 2.

    Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 6.

      Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

G

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede en vijfde lid vervallen en de leden 3 en 4 worden vernummerd tot 2 en 3.

  • 2.

    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 3.

      Het verbod geldt voorts niet voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

H

Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

I

Artikel 2:14, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het in het eerste lid onder b bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

J

Artikel 2:21, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

K

Artikel 2:23, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

L

Artikel 2:28, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

M

Artikel 2:29, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5.

    Het eerste, tweede, derde en zesde lid van dit artikelzijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

N

Artikel 2:38d, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de exploitatie van de camping of het recreatiepark in strijd is met het omgevingsplan.

O

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

P

Artikel 2:46, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

Q

Artikel 2:48 komt te luiden:

Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats binnen de bebouwde kom of een nader door het college aan te wijzen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een openbare inrichting als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

R

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

S

Artikel 2:64, vierde lid komt te luiden:

  • 4.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

T

Artikel 2:71 onder a komt te luiden:

  • a.

    vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

U

Artikel 2:73a, zesde lid, komt te luiden:

  • 6.

    De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

V

Artikel 2:74a komt te luiden:

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

W

Artikel 2:83 onder b komt te luiden:

  • b.

    het beoogde gebruik in strijd is met het omgevingsplan.

X

Artikel 3:13, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of;

Y

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    het begrip en de definitie ‘Besluit’ komt te vervallen;

  • 3.

    De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:

    • -

      inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • 4.

    Het begrip en de definitie van ‘geluidgevoelige gebouwen’ wordt vervangen door het begrip met definitie:

    • ‘gevoelige gebouwen’: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 5.

    het begrip en de definitie van ‘geluidgevoelige terreinen’ wordt vervangen door het begrip met definitie:

    • ‘gevoelige terreinen’: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Z

Artikel 4:5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

    • Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de onder e opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

  • 2.

    Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 3.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      In de volgende gevallen is onversterkte muziek in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode voor de duur van maximaal 20 uur in de week uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid:

      • a.

        als het betreft het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing;

      • b.

        als het betreft bespelingen van het carillon in de kerk.

AA

  • 1.

    Artikel 4:6, eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Artikel 4:6, derde lid, komt te luiden:

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, of de provinciale omgevingsverordening.

AB

Artikel 4:11d komt te luiden:

Artikel 4:11d Herplant-/instandhoudingsplicht/financiële compensatie

  • 1.

    Als een houtopstand om welke reden ook teniet dreigt te gaan kan het bevoegd gezag een verplichting opleggen tot het uitvoeren van maatregelen tot instandhouding van de bedreigde houtopstand aan degene die tot het uitvoeren van deze verplichting bevoegd is.

  • 2.

    Als een houtopstand om welke reden dan ook teniet is gegaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen het vellen van een houtopstand zonder vergunning, kan het bevoegd gezag een verplichting opleggen tot financiële compensatie op basis van de boomwaarde, dan wel een verplichting tot herbeplanten al dan niet aangevuld met een financiële compensatie op basis van de boomwaarde. Deze verplichting wordt opgelegd aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die de houtopstand heeft geveld dan wel heeft laten vellen.

  • 3.

    Bij de in het tweede lid bedoelde verplichting kunnen tevens voorwaarden worden gesteld inzake het aantal, soort, kroonvolume, locatie, de termijn en wijze van herbeplanten als ook de termijn en wijze waarop niet aangeslagen herbeplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Indien sprake is van vellen zonder vergunning of in strijd met vergunningvoorschriften kan, eventueel naast een plicht tot herbeplanten of het in rekening brengen van de boomwaarde een bestuurlijke boete opgelegd worden.

  • 5.

    De boomwaarde van een houtopstand die teniet is gegaan of schade aan een dergelijke houtopstand, wordt in opdracht van het college van burgemeester en wethouders getaxeerd door een geregistreerd taxateur van bomen ten behoeve van herbeplanting en/of financiële compensatie. De kosten van de taxatie worden verhaald op de degene die de schade heeft veroorzaakt, dan wel de houtopstand teniet heeft laten gaan.

AC

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

AD

  • 1.

    Artikel 4:15, zesde lid, onder a, komt te luiden:

    • a.

      Het verbod in het eerste lid geldt niet in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

  • 2.

    Artikel 4:15, zesde lid, onder c, komt te luiden:

    • c.

      de weigeringsgrond van het vijfde lid onder c geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

AE

Artikel 4:17 komt te luiden:

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

AF

Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

AG

Artikel 5:5, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

AH

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

AI

Artikel 5:10, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de Wet milieubeheer.

AJ

  • 1.

    Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

  • 2.

    Het derde lid, onder b, komt te luiden:

    • b.

      indien een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

AK

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

AL

Artikel 5:21 komt te vervallen.

 

AM

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

AN

Artikel 5:24, vierde lid, komt te luiden:

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

AO

Artikel 5:25, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

AP

Artikel 5:26, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

AQ

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening.

AR

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

AS

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

AT

  • 1.

    Artikel 5:33, tweede lid, onder a tot en met c, komt te luiden:

    • a.

      het voorkomen van overlast;

    • b.

      de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van het publiek.

  • 2.

    Het vierde lid, onder a, komt te luiden:

    • a.

      op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;

  • 3.

    Het vierde lid, onder b, komt te luiden:

    • b.

      binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

AU

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Na het tweede lid wordt een nieuw lid 3 ingevoerd, dat komt te luiden:

    • 3.

      Van gevaar als bedoeld in het tweede lid is in ieder geval sprake wanneer sprake is van een door berichtgeving via radio en/of TV kenbaar gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentratie luchtverontreiniging geldt of als er sprake is van een periode van grote droogte waardoor er een verhoogd risico op bosbranden bestaat.

  • 3.

    Het derde, vierde, vijfde en zesde lid (oud) worden vernummerd tot lid 4, 5, 6 en 7.

  • 4.

    Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 6.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

AV

Artikel 6:1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van bepalingen uit deze verordening als er sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit.

Artikel II  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden de onderdelen Y, Z en AB van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan 1 januari 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 12 december 2023.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk

Toelichting  

Algemeen

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Asten 2017, vierde wijziging bevat regels over de fysieke leefomgeving en is aangepast met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow). De wettelijke grondslagen en formele verwijzingen zijn geactualiseerd, zodat vanaf januari 2024 doorgewerkt kan worden met deze verordening onder de Ow. Het betreft een juridisch-technische omzetting.

 

Naast de technische wijzigingen met betrekking tot de Omgevingswet worden er ook enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot diverse andere terreinen binnen de gemeente, waarvan het van belang was om deze zo snel mogelijk door te voeren. Deze wijzigingen hebben betrekking op het gebruik van drugs, financiële compensatie bij de illegale kap van bomen, het stoken van vuur in tijden van verhoogde waarschuwingsfasen en het bespelen van het carillon in de kerk. In het navolgende worden deze wijzigingen nader toegelicht.

 

Artikelsgewijs

 

Wijzigingen met betrekking tot de Omgevingswet

 

Artikel I, onderdelen A, E t/m P, R t/m S, U, W t/m AA, AC t/m AV

In deze onderdelen worden grondslagen en formele verwijzingen geactualiseerd als gevolg van de Ow. Zij behoeven geen afzonderlijke toelichting. Een aantal lichten wij vanwege het bijzondere karakter wel toe.

 

Artikel I, onderdeel A

In dit onderdeel wordt een definitie van beperkingengebiedactiviteit opgenomen in artikel 1:1, waarbij wordt verwezen naar de bijlage, onder A, bij de Ow. Dit begrip komt voor in diverse artikelen van de APV. Volgens genoemde bijlage is een beperkingengebied een bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit binnen een beperkingengebied.

In diverse artikelen van de APV staat dat een verbod niet van toepassing is op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de provinciale wegenverordening of het provinciaal wegenreglement. Dat wordt dan vervangen door de tekst dat het verbod niet van toepassing is op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Ow, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

 

Artikel I, onderdelen B, C, D en E

In deze onderdelen wordt opgenomen dat de artikelen (artikelen 1:2 en 1:4) of het eerste lid (artikelen 1:5 en 1:6) niet van toepassing is op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, geeft de Ow een uitputtende regeling voor de in deze artikelen geregelde onderwerpen: over de beslistermijnen in de paragrafen 16.5.2 en 16.5 3 van de Ow, over het nakomen van de voorschriften in artikel 5.5 van de Ow (eventueel in samenhang met artikel 22.8 van de Ow en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit), voor wie de omgevingsvergunning geldt in artikel 5.37 van de Ow en over intrekking of wijziging van een omgevingsvergunning in paragraaf 5.1.5 van de Ow.

 

Artikel I, onderdeel T

In dit onderdeel wordt de definitie van consumentenvuurwerk aangepast in artikel 2:71. In artikel 5.43 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet wordt het Vuurwerkbesluit gewijzigd. De definitie van consumentenvuurwerk vervalt. Overal waar consumentenvuurwerk staat wordt dit in het Vuurwerkbesluit vervangen door ‘vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik’. Voor de toepassing van de APV wordt het begrip consumentenvuurwerk gehandhaafd. De verwijzing naar het Vuurwerkbesluit wordt vervangen door bovengenoemde definitie.

 

Artikel I, onderdelen Y en Z

Deze onderdelen strekken ertoe de bepalingen over het voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting binnen of vanuit inrichtingen te handhaven. Op grond van artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet kunnen de artikelen 4:1 tot en met 4:5a van de APV uiterlijk tot het einde van de overgangsperiode blijven gelden. Voor handhaving van de status quo moet de wetgeving zoals die vóór de inwerkingtreding van de Ow geldt, dus van toepassing blijven. Het gaat om de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zoals deze luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow. Omdat in verschillende artikelen wordt verwezen naar het Activiteitenbesluit milieubeheer is daarvan een definitie opgenomen in artikel 4:1. Voor de andere genoemde wet- en regelgeving is de toevoeging in het betreffende artikel opgenomen (in onderdeel Y voor artikel 4:1 van de APV en in onderdeel Z voor artikel 4:5 van de APV).

 

Artikel I, onderdeel AD

In dit onderdeel wordt artikel 4:15, zesde lid, aangepast. Het verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

 

Artikel I, onderdeel AE

In dit onderdeel wordt de definitie van kampeermiddel in artikel 4:17 aangepast. Door de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die gelijktijdig met de Ow in werking treedt, worden bouwwerken in gevolgklasse 1 vergunningvrij (bouwtechnisch deel). Grondgebonden recreatiewoningen vallen onder gevolgklasse 1 en zouden met alleen een aanpassing van de verwijzing in artikel 4:17 onder het begrip kampeermiddel komen te vallen. Dat is ongewenst. Het moet gaan om een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Overige wijzigingen

 

Artikel I, onderdelen Q, V, Z, AB en AU

Deze onderdelen betreffen inhoudelijke wijzigingen die geen betrekking hebben op de Omgevingswet, maar die om andere redenen zo snel mogelijk zijn doorgevoerd. Hieronder worden deze wijzigingen nader toegelicht.

 

Artikel I, onderdelen Q en V

Deze onderdelen regelen de wijziging van artikelen 2:48 en 2:74a, waarin het hinderlijk drankgebruik en het openlijke drugsgebruik zijn geregeld. De artikelen zijn aangepast in lijn met de model-APV. Als gevolg van de wijziging ziet artikel 2:48 alleen nog op het drankgebruik en heeft artikel 2:74a voortaan betrekking heeft op het gebruik van zowel harddrugs als softdrugs. Deze wijziging is noodzakelijk in verband met de feitcodes van het Openbaar Ministerie, welke grotendeels zijn afgestemd op de model-APV van de VNG.

Vanaf 1 januari 2023 is distikstofmonoxide (lachgas) opgenomen in lijst II van de Opiumwet, waardoor het in Nederland voor een ieder verboden is om deze stof binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen. Deze verboden zijn ook van toepassing op lachgas als (recreatieve) softdrug. Het enkele gebruik van lachgas valt echter niet onder het landelijke verbod. Het gebruik van lachgas kan mogelijk ook onder het nieuwe artikel 2:74a worden geschaard. De VNG doet daar momenteel nog onderzoek naar, waardoor artikel 2:48a – waarin het gebruik van lachgas is geregeld – vooralsnog in stand blijft.

 

Artikel I, onderdeel Z

Artikel 4:5 lid 2 van de APV is aangepast, zodat bespelingen van het carillon voor maximaal 20 uur per week ook niet onder de geluidsnormen van de Wet milieuhinder/het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen. Op grond van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – in het vervolg: de Afdeling – valt het periodiek bespelen van een carillon van een kerk namelijk onder ‘bedrijvigheid in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is’. Dit betekent dat dit moet worden aangemerkt als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Ook heeft de Afdeling eerder geoordeeld dat carillonmuziek onder ‘onversterkte muziek’ valt, als bedoeld in artikel 2.18 lid 1 aanhef en onder f van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Op grond van artikel 2.18 lid 1 aanhef en onder c van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden de geluidsniveaus uit dit besluit niet als er sprake is van geluid dat is gekoppeld aan godsdienst of levensovertuiging. Voor bespelingen van het carillon die hier niet onder kunnen worden geschaard, moet worden voldaan aan de geluidsniveaus opgenomen in artikel 4:5, lid 1 aanhef en onder e van de APV (artikel 2.18 lid 1 aanhef en onder f van het Activiteitenbesluit milieubeheer). Tenzij de uitzondering van lid 2 van artikel 4:5 van de APV zich voordoet.

De tekst van lid 2 van voor deze wijziging zorgde echter voor verwarring en mogelijke discussie of bespelingen van het carillon nu wel of niet waren uitgezonderd. Het is wel altijd de bedoeling geweest om bespelingen van het carillon in zijn algemeenheid – dus niet alleen ten aanzien van geluid dat is gekoppeld aan godsdienst of levensovertuiging – van de geldende geluidsniveaus uit te sluiten, voor een maximum van 20 uur per week. Om deze reden is artikel 4:5 lid 2 APV verduidelijkt.

 

Artikel I, onderdeel AB

Dit onderdeel wijzigt artikel 4:11d, waarin regels zijn opgenomen om de illegale kap van particuliere bomen tegen te gaan. De bestaande regels weerhouden de boomeigenaren onvoldoende van het alsnog illegaal kappen van hun boom, met name wanneer het gaat om grote, waardevolle bomen. Met de wijziging kan naast het opleggen van een herplantplicht ook de boomwaarde in rekening worden gebracht wanneer een particuliere boom zonder vergunning gekapt wordt. Op die manier heeft de gemeente meer handvaten om op te kunnen treden tegen de illegale kap van particuliere bomen.

 

Artikel I, onderdeel AU

Dit onderdeel voegt een nieuw derde lid toe aan artikel 5:34. Het nieuwe lid 3 geeft een nadere invulling aan het begrip ‘gevaar’ als bedoeld in het tweede lid. Er is in ieder geval sprake van gevaar wanneer de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost een verhoogde waarschuwingsfase heeft afgekondigd (de zogenoemde ‘publieksfase 2’). Ook wanneer er sprake is van een lange periode van extreme droogte zijn de risico’s bij het stoken van vuur in de openlucht te groot. Deze nadere invulling is een aanvulling op de model-APV en is bedoeld om onduidelijkheid en discussie over de inhoud van het begrip te voorkomen.

 

Artikel II van het wijzigingsbesluit

Het eerste lid voorziet erin dat de in dit besluit opgenomen technische wijzigingen eerst van toepassing zijn op het tijdstip dat de Ow in werking treedt.

Het tweede lid wijkt hiervan af voor artikel I, onderdelen V, W en AB. Zie de toelichting op die onderdelen. Artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet biedt overgangsrecht voor de op het moment van inwerkingtreding van de Ow van kracht zijnde APV-bepalingen over geluidhinder en hinder door verlichting (de artikelen 4:1 tot en met 4:5a APV). Omdat de artikelen 4:1 en 4:5 wel technisch wijzigen, is voor de zekerheid bepaald dat deze wijzigingen in werking treden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow. Dit geldt ook voor de aanvullende regels voor de illegale kap van bomen, zoals geregeld in het nieuwe artikel 4:11d.

Naar boven