1e wijziging van de “Leidraad Invordering Gemeente Westervoort 2021

Burgemeester en wethouders van Westervoort;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de 1e wijziging van de “Leidraad Invordering Gemeente Westervoort 2021”.

Artikel I.

A

Artikel 1.1.1 wijzigt als volgt:

In de lijst wordt ‘WHOA Wet homologatie onderhands akkoord’ ingevoegd na Sv.

 

B

De eerste en tweede alinea na de opsomming in artikel 1.1.5 vervallen.

 

C

Na artikel 1.1.5 wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd.

 

1.1.5a Toepassing artikel 4:84 Awb

Artikel 4:84 Awb is van overeenkomstige toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen. Op grond hiervan is het onder omstandigheden mogelijk om af te wijken van beleidsregels zoals die zijn opgenomen in een beleidsbesluit dat van toepassing is voor de praktijk van de ontvanger, zoals deze leidraad. Afwijking van beleidsregels is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen.

 

Toepassing van artikel 4:84 Awb zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden waardoor onverkorte toepassing van de beleidsregels onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb.

 

D

Artikel 11.5. wordt vervangen door:

 

“11.5. Betalingsherinnering

Als de aard of omvang van de belastingschuld dan wel het betalingsgedrag van de belastingschuldige daartoe aanleiding geven, kan de ontvanger wel eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden.

Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot algehele voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de ontvanger een aanmaning.”

 

E

Artikel 14.2.14. wordt vervangen door:

 

“14.2.14. Executoriale verkoop zilveren, gouden en platina werken

De ontvanger moet er voor zorgdragen dat geen zilveren, gouden of platina werken die niet zijn voorzien van de stempeltekenen die volgens de Waarborgwet 2019 vereist zijn, in openbare verkoop worden gebracht of met dat doel worden tentoongesteld.

Van het houden van een openbare verkoop waarin zilveren, gouden of platina werken voorkomen - al dan niet met het vereiste stempelteken - moet de ontvanger aangifte doen zoals artikel 35 van de Waarborgwet 2019 dat voorschrijft.”

 

F

Na artikel 14.4.1 wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd:

 

14.4.1a Bankbeslag en energietoeslag

Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft ontvangen, geldt het volgende.

Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het door de bank op het bankbeslag afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.

 

G

Na artikel 14.4.5a wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd:

 

14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland

Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, geldt het volgende. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de ontvanger verzoeken alsnog rekening te houden met het voor hem geldende vrij te laten bedrag. De ontvanger stelt in dat geval het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De ontvanger betaalt het verschil tussen het initieel vastgestelde vrij te laten bedrag en het op verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag aan de belastingschuldige. Dit doet de ontvanger nadat de bank op het beslag heeft afgedragen.

 

H

De opsomming van artikel 17.1 komt te luiden:

  • -

    de gronden van het verzet naar het oordeel van de ontvanger kansloos zijn, en

  • -

    de belangen van de Staat zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging.

I

Artikel 19.1.8 wijzigt als volgt:

 

Aan het einde van het artikel wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd:

Voor zover de vordering wordt gedaan op een vordering die de echtgenoot van de belastingschuldige heeft op een betaaldienstverlener, is het bepaalde in artikel 1cbis.2 van de regeling van overeenkomstige toepassing.

 

J

In artikel 19.3.2 vervalt de derde alinea.

 

K

Na artikel 19.3.8, wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

 

19.3.9 Toepassing beslagvrije voet bij AOW-gerechtigden

De ontvanger kan ten laste van in Nederland woonachtige belastingschuldigen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, een vordering doen op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Hierbij houdt hij rekening met de hoogste beslagvrije voet die op grond van artikel 475da, eerste lid, Rv, geldt voor de leefsituatie van de belastingschuldige.

 

L

Artikel 19.5 wordt als volgt gewijzigd:

 

19.5. Vrij te laten bedrag en betalingsvordering bij geen adres in Nederland

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, stelt de ontvanger een vrij te laten bedrag vast, als bedoeld in artikel 1cbis.2, tweede lid, van de URIW 1990. In het geval de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger geen vrij te laten bedrag vast.

De belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de ontvanger een betalingsvordering doet, kan een verzoek indienen als bedoeld in artikel 1cbis.2 van de URIW 1990. Indien de belastingschuldige in dit verzoek aantoont wat zijn leefsituatie is, stelt de ontvanger alsnog het (volledige) voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de belastingschuldige nadat op de vordering is afgedragen, ten hoogste tot het verschil tussen het eerder vastgestelde vrij te laten bedrag en het na het verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag.

 

M

Na artikel 19.5 (nieuw) wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

 

19.6 Vordering en energietoeslag

Als de ontvanger bij een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft ontvangen, een overheidsvordering doet of een betalingsvordering doet, geldt het volgende.

Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het daarop afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.

 

N

De tweede alinea van artikel 25.6.2 beginnende met ‘Bovendien stelt de ontvanger’ en eindigend met ‘beslag (on)roerende zaken.’ wordt vervangen door de volgende alinea:

 

De ontvanger kan bij het verlenen van een betalingsregeling zekerheid eisen (zie artikel 25.1.13).

 

Dit zal hij in ieder geval doen als het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige in het verleden, of de aard of de omvang van de belastingschuld waarvoor om uitstel wordt verzocht, daartoe aanleiding geeft. Uitgangspunt voor de hoogte van de zekerheid is de hoogte van de schuld waarvoor uitstel is verzocht.

 

O

Artikel 26.1.1 komt te luiden:

 

De ontvanger verleent ook kwijtschelding van belastingaanslagen die al zijn betaald, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

  • -

    De belastingschuldige dient het verzoek om kwijtschelding in binnen drie maanden nadat de betaling op de belastingaanslag heeft plaatsgevonden;

  • -

    Indien de laatste betaling is gedaan binnen 3 maanden na het verlenen van kwijtschelding kan het gehele bedrag worden kwijtgescholden.

  • -

    De belastingschuldige heeft betaald onder omstandigheden die aanleiding zouden hebben gegeven tot kwijtschelding als hij daar eerder om had verzocht.

Als de ontvanger het verzoek toewijst, betaalt hij de belastingschuldige het bedrag terug waarvoor kwijtschelding is verleend

 

P

Artikel 26.2.2 komt te luiden:

 

Een inboedel telt alleen mee als een bezitting wanneer deze bovenmatig is. Dit is in overeenstemming met het beslagverbod op roerende zaken uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het gaat dan om zaken die niet nodig zijn voor het voeren van een gewone, eenvoudige huishouding. Hieronder vallen in ieder geval meubilering en inventaris zoals bedden en beddengoed, tafel, stoelen, gordijnen, bestek, servies en ander keukengerei, kasten, koelkast en wasmachine.

Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden van het specifieke geval. Een bovenmatige inboedel wordt dus wel beschouwd als een bezitting.

 

Q

In artikel 26.2.3 wordt ‘€ 2.269’ vervangen door ‘€ 3.350’.

R

 

  • 1.

    In de eerste zin van artikel 26.2.4 wordt ‘bank- of girorekening’ vervangen door ‘bankrekening’.

  • 2.

    In artikel 26.2.4 wordt na de eerste alinea eindigend met ‘voordoen bij de vakantiegelduitkering.’ de volgende nieuwe alinea ingevoegd:

  • Als de belastingschuldige een energietoeslag heeft ontvangen als bedoeld in artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, wordt een bedrag ter hoogte van het ontvangen bedrag aan energietoeslag, niet in aanmerking genomen als vermogen voor de beoordeling van het recht op kwijtschelding.

S

Artikel 26.2.12 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In sub A van de derde alinea wordt ‘€ 63’ vervangen door ‘€ 67’.

  • 2.

    In sub B van de derde alinea wordt ‘€ 56’ vervangen door ‘€ 60’.

 

T

Artikel 26.2.19 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De titel komt te luiden:

  • 26.2.19 Normpremie zorgverzekering begrepen in de bijstandsuitkering

  • 2.

    In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 33’ vervangen door ‘€ 3’ en wordt ‘€ 74’ vervangen door ‘€ 50’.

U

Artikel 28 wijzigt als volgt:

 

De opsomming komt te luiden:

 

  • -

    correctie berekende invorderingsrente;

  • -

    vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente;

  • -

    kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk;

  • -

    drempelbedrag.

V

Artikel 32.2 vervalt.

 

W

In de eerste zin van artikel 53 wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘tweede lid’.

 

X

De derde alinea van artikel 73.2.2 komt te luiden:

Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei, die materieel betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de hij de belastingteruggave niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger, en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.

 

Y

Tussen artikel 73.3.2 en artikel 73.4. worden Artikelen 73.3a. tot en met 73.3a.4 wordt toegevoegd.

 

73.3a. WHOA-akkoord

 

73.3a.1. Geldend beleid bij aangeboden WHOA-akkoord

Het beleid in deze leidraad en in de regeling dat ziet op kwijtschelding van belastingen is ook van toepassing op een verzoek om instemming met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, tenzij daarvan wordt afgeweken in de volgende artikelen.

 

73.3a.2. Voorwaarden WHOA-akkoord

  • 1.

    De ontvanger kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • -

      het akkoord is schriftelijk aangeboden en voldoet aan de in artikel 375 FW gestelde eisen;

    • -

      de ontvanger is in de juiste klasse ingedeeld;

    • -

      het is aannemelijk dat het aangeboden akkoord, afgezien van de daarvoor nog te verrichten formaliteiten, door de rechtbank zou worden gehomologeerd.

  • 2.

    De ontvanger houdt bij de beoordeling van een aan hem aangeboden bedrag in het kader van een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, rekening met de zogenoemde 20%-regel als bedoeld in artikel 374, tweede lid, FW.

  • 3.

    De ontvanger kan ook instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370 FW, als dit niet ziet op alle schuldeisers van de belastingschuldige. De ontvanger kan eveneens instemmen met een akkoord als er nog een redelijke mogelijkheid is om een derde aansprakelijk te stellen. Zie in dit verband artikel 73.3a.3.

  • 4.

    De ontvanger kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarbij een of meer schuldeisers het gedeelte van hun vordering dat niet wordt voldaan, niet kwijtschelden maar omzetten in aandelen. De ontvanger stemt echter niet in met een akkoord als de betaling van het akkoordbedrag aan hem, geschiedt door omzetting van de belastingschuld in aandelenkapitaal of enige andere betalingsvorm van gelijke strekking.

  • 5.

    Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvoor in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend.

73.3a.3. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord bij instemming

Als de ontvanger instemt met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat het akkoord tot stand is gekomen dan wel is gehomologeerd en hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.

 

De ontvanger kan voor belastingaanslagen waarvoor derden in redelijkheid aansprakelijk kunnen worden gesteld toezeggen dat daarvoor ten aanzien van de belastingschuldige geen verdere invorderingsmaatregelen worden genomen in plaats van kwijtschelding te verlenen. De ontvanger vermeldt in dat geval in de beschikking dat hij zich het recht voorbehoudt om derden aansprakelijk te stellen voor de betreffende belastingaanslagen.

 

73.3a.4. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord zonder instemming

Als een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarmee de ontvanger niet heeft ingestemd, door de rechtbank wordt gehomologeerd, verleent de ontvanger voor het resterende deel van de belastingaanslagen geen kwijtschelding maar neemt hij geen verdere invorderingsmaatregelen.

 

De belastingvorderingen die resteren na homologatie van een akkoord zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen.

 

Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van homologatie van een akkoord die materieel betrekking hebben op een periode waarop het akkoord betrekking heeft, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als hij de belastingteruggaaf niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.

 

Y

In artikel 73.5.1 en 73.5a wordt ‘36’ telkens vervangen door ‘18’

Artikel II.

A

In de eerste zin van artikel 73.5.6 wordt achter ‘artikel 19a van de regeling’, ‘of artikel 22a van de regeling’ toegevoegd.

 

B

Na de tweede zin van de tweede alinea van artikel 73.6.8 wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van het akkoord die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn de belastingteruggaaf niet te kunnen verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.

 

C

Artikel 75.11 komt te luiden:

Als door de ontvanger of de belastingdeurwaarder op dezelfde dag aan een belastingschuldige meerdere dwangbevelen worden betekend, is de belastingschuldige niet meer betekeningskosten verschuldigd dan het, op grond van artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, maximaal in rekening te brengen bedrag voor het betekenen van een dwangbevel.

Artikel III.
  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de wijziging is 1 januari 2024.

Aldus besloten in de vergadering van het college van 19 december 2023.

Burgemeester en wethouders van Westervoort,

M. (Maureen) Sluiter MA

gemeentesecretaris

drs. A.J. (Arend) van Hout

burgemeester

Naar boven