Gemeenteblad van Tilburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2023, 563206 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2023, 563206 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Plan van aanpak: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren betreffende de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het Plan van Aanpak bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de te behalen resultaten.
Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp
Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moet er door de Tilburgse Toegang, gecertificeerde instelling en jeugdhulpaanbieder in het Plan van Aanpak expliciet worden vermeld hoe lang de ondersteuning naar verwachting nodig is. Indien naar verwachting ook na het 18e jaar nog hulp nodig is wordt nagedacht op welke wijze en via welke financieringsstroom dit vorm krijgt (WMO, zorgverzekering, Wlz, verlengde Jeugdhulp). Input voor het Plan van Aanpak wordt mede geleverd door jeugdhulpaanbieders en/of gecertificeerde instellingen via het Perspectiefplan 18+. Uiterlijk bij de leeftijd van 17 en een half jaar moet duidelijk zijn of en welke ondersteuning er nodig is vanaf het 18e levensjaar en hoe dit geregeld gaat worden c.q. binnen welk wettelijk kader deze ondersteuning dient te vallen.
Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen vijf dagen een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6.
Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein
Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.
Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.
Hoofdstuk 4 - Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk (maar binnen een termijn van 2 weken) met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.
Als de jeugdige en/of ouders onvoldoende medewerking verlenen aan het vooronderzoek als bedoeld in het derde en vierde lid alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 4.8 en daardoor de situatie van de jeugdige en/of ouders onvoldoende in kaart kan worden gebracht, kan er geen individuele voorziening worden verstrekt.
De jeugdige en/of gezaghebbende (ouder(s)) ondertekenen het Plan van aanpak of familiegroepsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen tien werkdagen wordt geretourneerd. Per leeftijdscategorie of situatie gelden daarbij de regels als genoemd in artikel 7.3.4 van de wet.
Artikel 4.6 Inhoud beschikking
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura worden in de beschikking en bijgevoegd beknopt plan jeugd tevens vastgelegd, wie de jeugdhulp gaat bieden, wat het te behalen resultaat is, aard en omvang van de in te zetten hulp en welke “andere voorzieningen” relevant zijn of kunnen zijn.
De ouder(s) en/of vertegenwoordiger stellen samen een budgetplan op waarin ze aangeven hoe de ondersteuning wordt verleend. Het Plan van aanpak en het budgetplan vormen samen de aanvraag voor een pgb. Een toegangsprofessional beoordeelt of hiermee de doelen zoals beschreven in het Plan van aanpak in voldoende mate behaald kunnen worden.
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:
Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het achtste lid wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere jeugdhulpaanbieders die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren (formele hulpverleners) enerzijds en hulpverleners uit het sociale netwerk van jeugdige en ouders (informele zorgverleners) anderzijds.
De persoonsgebonden budgetten voor informele zorgverleners zijn gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), vermeerdert met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. De persoonsgebonden budgetten worden geïndexeerd conform deze cao. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 85% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.
Als de gezaghebbende ouder(s) en of jeugdige een pgb vertegenwoordiger heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, dan mag om belangenverstrengeling te voorkomen, deze vertegenwoordiging niet de jeugdhulpaanbieder, als formeel zorgaanbieder of zzp ‘er, zijn van de diensten die met het pgb worden ingekocht. Voor zorgverleners uit het sociale netwerk van de jeugdige of ouders, geldt dat deze wel vertegenwoordiger én jeugdhulpaanbieder van de zorg mogen zijn.
De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de wet en de kwaliteitseisen jeugdhulp zoals genoemd in bijlage 2 en 3 van deze verordening en beleidsregels jeugdhulp gemeente Tilburg 2024. Een jeugdhulpaanbieder die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, krijgt een tarief dat gelijk is aan het niveau van een informele zorgverlener.
De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt, danwel de vertegenwoordiger, mag met de jeugdhulpaanbieder geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de jeugdhulpaanbieder middels een vast maandloon uitbetaalt zonder dat de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de jeugdhulpaanbieder maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het persoonsgebonden budget beheert ter accordering aanbiedt.
Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving
Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Als er sprake is van een individuele voorziening in pgb kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van de budgethouder een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik
Het college maakt afspraken met jeugdhulpaanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.
Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 8.2 Voorwaarden voorziening
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Het college stelt beleidsregels jeugdhulp vast. Deze regels geven invulling aan de uitvoering van deze verordening.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen indexeren.
Toelichting op de verordening jeugdhulp
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen, de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.
Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp
Artikel 2.1 Overige voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.
Artikel 2.2 Individuele voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van artikel 2.9, sub a van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.
Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Dit artikel geeft aan dat het college de meest passende voorziening verstrekt. Het vierde lid waarborgt dat de jeugdhulpaanbieder - ook wanneer deze jeugdhulp biedt in het buitenland - binnen de kaders van het Nederlands recht en de Nederlandse inspecties dient te opereren.
Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen
Dit artikel gaat in op de voorwaarden voor een vervoersvoorziening. Het vraagstuk vervoer staat centraal, waarbij er wordt gekeken naar een oplossing die aansluit op de ondersteuningsbehoefte van de aanvrager. Het vervoer wordt toegekend over de afstand tussen het adres van de locatie van de jeugdige naar het adres van de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. In lid twee staat dat een vervoersvoorziening wordt beëindigd als de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van de ouders of jeugdige is opgeheven. Het college bepaalt onder meer de looptijd van de vervoersvoorziening dan wel de hoogte van de vergoeding (lid 3).
Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente
Voor het verkrijgen van een individuele voorziening jeugdhulp geldt de in hoofdstuk 4 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein
In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel e, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige zich rechtstreeks melden bij de jeugdhulpaanbieder. Dit is niet van toepassing als de hulpvraag hoog specialistische hulp vereist. Hoog specialistische jeugdhulp is intensieve hulp bij zeer complexe en/of meervoudige problematiek. Ook verblijfsvoorzieningen, waar een jeugdige buiten het eigen gezin opgevangen wordt, vallen onder de hoog specialistische jeugdhulp. In die gevallen verwijst de huisarts, medisch specialist en jeugdarts de jeugdige naar Crossroads te verwijzen. Crossroads beoordeelt in overleg met de jeugdige en zijn ouders welke jeugdhulp nodig is en in welke vorm deze geboden dient te worden. Crossroads stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.
De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen niet verwijzen naar jeugdhulp in pgb; om een individuele voorziening in pgb te verstrekken zijn handelingen nodig zoals het opstellen van een budgetplan en voorlichting geven over de SVB, die doorgaans geen onderdeel zijn van een dergelijke verwijzing.
De toets als bedoeld in het derde lid is bedoeld om een deskundige toeleiding naar de juiste jeugdhulp te ondersteunen. In de Memorie van toelichting op de Jeugdwet wordt deze bevoegdheid als volgt omschreven: 'De gemeente kan in haar verordening niet alleen aangeven welke vormen van jeugdhulp alleen na een besluit van de gemeente of een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts toegankelijk zijn, maar ook de voorwaarden waaronder deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg verkregen kunnen worden. Met andere woorden, de jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling welke vorm van jeugdhulp, met welke frequentie en voor hoe lang gebonden aan hetgeen de gemeente hierover in de verordening heeft opgenomen.' Door deze voorwaarde in de verordening op te nemen zijn de jeugdhulpaanbieders gebonden aan het oordeel van het college na toetsing van de aanvraag.
In het derde lid wordt gesproken over een toets op basis van signalen en steekproeven. Met signalen worden bedoeld alle zaken die over aanbieders, vormen van jeugdhulp en producten worden gesignaleerd. De signalen kunnen op verschillende manieren worden opgemerkt. Bijvoorbeeld vanuit materiële controle, relatiebeheer met aanbieders, data-analyse waaronder het maken van algemene prognoses en begrotingen. “Signalen” dient hier dus breed te worden opgevat. De steekproeven die worden bedoeld in lid 3 kunnen alle mogelijke delen zijn van de totale populatie aan jeugdhulp zoals aangevraagd als bedoeld in artikel 3.2. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in zorgsoort, aanbieder, periode van controle, etc. Een steekproef kan daarmee voor een bepaalde periode ook behelzen dat alle aanvragen worden gecontroleerd. In artikel 3.2, lid 5 staat het college op verzoek van de jeugdige of zijn ouders een beschikking af dient te geven. De jeugdige of zijn ouders kunnen dit verzoek, gericht aan het college, doen bij de afdeling Dienstverlening - team Backoffice van de gemeente Tilburg.
Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting, het gaat dan om kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.
Hoofdstuk 4 - Procedure toegang jeugdhulp via gemeente
In dit artikel zijn verschillende procedure afspraken opgenomen die gelden bij de procedure toegang jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een jeugdhulpaanbieder bij een afgegeven besluit.
Als in het schriftelijke contact aard, omvang en tijdsduur inzet jeugdhulp wordt aangegeven is dit voldoende concreet en wordt dit beschouwd als aanvraag.
Het tweede lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de aanvraag meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.
In lid 3 kunnen bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek ook al wat concrete vragen worden gesteld aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overhandigen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.
Ook is hierin een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.
Als een eerste contact met Toegang Tilburg voldoende concreet en schriftelijk is, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders worden afgezien van een vooronderzoek en meteen worden overgegaan tot een aanvraag (lid 5).
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken. In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden. In de onderdelen a tot en met h zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet [en de verordening] vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken. Afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige wordt rekening gehouden met zijn/haar mening en voorkeur over de in te zetten ondersteuning (lid twee).
Het derde lid bevestigt de regeling van het familiegroepsplan, Plan van aanpak in de wet (artikel 2.1, onder g, in samenhang met artikel 1.1). De wet vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.
Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. Het college verstrekt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de jeugdige. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek wordt ook gebruikt als een met de jeugdige en of ouders overeengekomen plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de jeugdige en of ouders dit plan ondertekenen. Afhankelijk van de leeftijd ondertekend de jeugdige het Plan van aanpak. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is vormvrij (tweede lid).
Jeugdigen of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp schriftelijk indienen. In de Jeugdwet zelf zijn geen termijnen opgenomen voor de periode van onderzoek of het nemen van een besluit op een aanvraag jeugdhulp, om die reden zijn de termijnen van de Awb van toepassing. Samen kijken Toegang en gezaghebbende ouder(s) en/of de jeugdige welke aanbieder het beste bij de problematiek van de jeugdige past. Als blijkt dat er een noodzaak is voor hoog specialistische jeugdhulp wordt door de Toegang zo snel mogelijk aansluiting gezocht met Crossroads. Crossroads bepaalt de aard van de hoog specialistische jeugdhulp en neemt namens de gemeente een besluit. In alle andere gevallen bepaalt de Toegang de aard en omvang van de jeugdzorg en stuurt de gemeente een beschikking met een beknopt plan jeugd als bijlage. Het is mogelijk (via de reguliere procedure) om hier bezwaar tegen te maken. De afhandeling van bezwaarzaken wordt afgehandeld door de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Tilburg.
Artikel 4.6 Inhoud beschikking
Indien de jeugdige of zijn ouders een aanvraag bij het college indienen, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep kunnen indienen. In de beschikking staat de informatie die voor de ouder(s) en of jeugdige nodig is om hun rechtspositie te bepalen en te begrijpen.
Een Toegangsprofessional stelt vast of de ouder(s) (of de pgb vertegenwoordiger voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsgebonden budget. In een Plan van Aanpak worden de te behalen resultaten, de aard en omvang van de benodigde zorg vastgelegd.
Het vijfde lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Jeugdigen of hun ouders dienen zelf bij te betalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura (vijfde lid sub c). Bij het vijfde lid, sub e staat dat er voor reguliere jeugdhulpaanbieders andere tarieven gelden dan voor zorgverleners uit het sociale netwerk van de jeugdige en ouders (informele zorgverleners). De ZIN tarieven zijn op basis van de AMVB reële tarieven uitgewerkt. Bij de verhouding ZIN en Pgb is het uitgangspunt dat Pgb aanbieders administratief, declaratie-technisch, qua verantwoording aan minder eisen hebben te voldoen dan ZIN-aanbieders. Ook leveren zij veelal meer mono - disciplinaire hulp, waardoor er minder afstemming nodig is met andere partijen en niet met verwijzers. Om deze reden hebben zij minder overhead - kosten. Daarnaast zijn zij, door het meer mono - disciplinaire karakter, vaak productiever. Om deze reden hanteren wij de kostenopbouw van ZIN-producten met daarbij halvering van het overhead-percentage en de risico-opslag. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 16 augustus 2023 een uitspraak gedaan dat het tarief voor een pgb voor informele hulp moet overeenkomen met de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). Door deze uitspraak is duidelijk welke pgb-tarieven gemeenten minimaal moeten hanteren voor informele hulp. Een lager uurloon mag niet meer worden toegepast. In lid 11 staat dat jeugdhulp geleverd door een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt altijd wordt aangemerkt als informele hulp.
In lid 13 staat dat de voorziening die met pgb betaald wordt van goede kwaliteit is. Alvorens een pgb toe te kennen is het van belang dat het college toetst aan de criteria zoals vastgelegd in artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet. Eén van die criteria is dat de kwaliteit van de in te kopen hulp naar het oordeel van het college geborgd is. In dat kader moet het college, bij de wens om hulp van het sociale netwerk te betrekken, beoordelen of de benodigde hulp wel door het sociale netwerk geboden kan worden. Als de conclusie is dat de ontwikkeldoelen niet bereikt kunnen worden als de betreffende hulp door iemand uit het sociale netwerk wordt geboden, kan dat reden zijn om het pgb te weigeren. De kwaliteit van de in te zetten hulp is dan immers niet geborgd.
Lid 20: Vanuit de SVB bestaat de mogelijkheid dat budgethouder en zorgaanbieder in de zorgovereenkomst een vast maandloon overeenkomen. Maandelijkse betaling aan de zorgaanbieder vindt dan automatisch plaats door SVB zonder vooraf ontvangen factuur of specificatie. Dergelijke afspraken zijn niet wenselijk, omdat zorg in de praktijk veelal fluctueert en een vast maandloon daar geen rekening mee houdt. Het is belangrijk dat de budgethouder per maand te zien krijgt welke zorg er is geleverd en wat de daarmee samenhangende kosten zijn.
Dit artikel geeft aan dat het voor het college mogelijk is om een extern deskundige om advies te vragen in het onderzoek. De jeugdige en/of ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.
Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving
Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Deze bepaling berust mede op artikel 8.1.2 lid 1 van de wet, waarin is vastgelegd dat de jeugdige of zijn ouders het college alle informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de verlening van een pgb. In deze verordening wordt de toepassing van deze informatieplicht verbreed naar de voorzieningen in natura. Immers, ook van jeugdigen en/of ouders met jeugdhulp in natura kan verlangd worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of terecht een beroep op de voorziening wordt of is gedaan.
De medewerkingsverplichting uit het derde lid van artikel 8.1.2 van de wet ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op een rechtmatige verstrekking van een individuele voorziening, zowel pgb als in natura.
Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een individuele voorziening kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij ‘wijzigen’ gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is ‘herzien’, wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.
De bepaling is afgeleid van artikel 8.1.4 van de Jeugdwet die de herziening en intrekking regelt van verstrekte pgb's. Hoewel de Jeugdwet enkel spreekt van ‘herzien’ of ‘intrekken’ is uit de toelichting af te leiden dat hiermee ook beëindigen of wijzigen wordt bedoeld. Dat is daarom expliciet benoemd in deze bepaling.
Verder breidt de verordening bepaling de herzienings- / intrekkingsbevoegdheid uit tot de individuele voorziening in natura. Het gaat hier om een 'kan'-bepaling. Het college is dus niet verplicht gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot herziening of intrekking.
In de Jeugdwet is geregeld dat het college een pgb kan invorderen als dit is herzien of ingetrokken in verband met onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de jeugdige/ouder (zie artikel 8.1.4 lid 3 Jeugdwet). Alvorens tot invordering te kunnen overgaan, moet het college het bedrag echter eerst terugvorderen. Terugvordering is niet geregeld in de Jeugdwet. Het is daarom van belang hiervoor een grondslag op te nemen in de verordening. Net zoals bij herziening en intrekking gaat het bij terugvordering om een bevoegdheid van het college. Met ingang van 1 april 2017 is artikel 8b, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling Jeugdwet van kracht. Het artikel bepaalt dat de voor budgethouders verplicht gestelde modelzorgovereenkomsten een zogenoemd derdenbeding bevatten, waarmee het college ten onrechte gedeclareerde ondersteuning kan verhalen op de ondersteuner die jeugdhulp levert.
Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.
Het is van belang dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden. Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.
In deze bepaling is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezig houdt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11).
Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Gecontracteerde jeugdhulpaanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IG&J) en pgb aanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Toegang. De gemeente heeft in het kader van contractering en monitoring een rol bij het toezien op en controleren van de kwaliteit. Voor zover de gemeente hierbij signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde jeugdhulp, stuurt de gemeente deze door naar de IG&J.
Het kwaliteitstoezicht op mogelijke aanvullende kwaliteitseisen is aan de gemeente zelf. Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders, zowel in natura als pgb. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.
Deze bepaling ziet toe op het wettelijk mogen verwerken/gebruikmaken van (bijzondere) persoonsgegevens bij controle door de Toezichthouder Jeugdwet. Ook vormt dit de grondslag om (controlerende) interventies en passende maatregelen te kunnen toepassen.
Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door jeugdhulpaanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermings-maatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Hoofdstuk 6 - Klachtregeling en vertrouwenspersoon
Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van bestuursorganen en personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon
In artikel 2.5, tweede lid, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.
Artikel 7.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot medezeggenschap tegenover de jeugdhulpaanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 en verder van de wet.
Met het tweede lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.
In dit artikel wordt bepaald dat er beleidsregels jeugdhulp door de gemeente Tilburg vastgesteld kan worden. Beleidsregels bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening.
Artikel 8.5 Intrekking oude verordening
In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de jeugdige en of ouders kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de jeugdige en of ouders. Dit ter voorkoming dat de jeugdige en of ouders gedupeerd zijn als de aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en de rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.
Bijlage 2 - Eisen ten aanzien van de zorgverlening
Deze bijlage behoort bij artikel 4.7 lid 14 van deze verordening en heeft betrekking op alle jeugdhulpverleners.
Bijlage 3 - Eisen ten aanzien formele zorgverleners
Deze bijlage behoort bij artikel 4.7 lid 14 van deze verordening heeft betrekking op formele zorgverleners voor het verlenen van jeugdhulp in de segmenten 1, 2, 3, 4 en 5. Naast de eisen zoals opgenomen in bijlage 2 moet een formele zorgverlener ook aan de onderstaande eisen voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief van de formele zorgverlener.
Medewerkers/zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de jeugdige. Dit kan blijken uit:
BIG- SKJ registratie. Zorgverleners met een zogenoemd artikel 3 beroep (zoals klinisch technoloog of psychotherapeut moeten zich registreren in het BIG-register. Zorgverleners die werkzaamheden uitvoeren waar volgens het Kwaliteitskader Jeugd geregistreerde professionals voor moeten worden ingezet, dienen zich te registeren bij het kwaliteitsregister SKJ.
Er zijn zorgverleners die zich niet SKJ of BIG kunnen laten registeren vanwege de aard van de werkzaamheden of omdat zij niet voldoen aan de opleidingseisen. Deze zorgverleners dienen zich te registeren bij het registerplein (register kinderwerkers & jongerenwerkers). Er wordt een overbruggingsperiode afgesproken met de zorgverleners die bezig zijn om zich te laten registeren bij het registerplein. De zorgverlener die na de afgesproken overbruggingsperiode nog niet bij het registerplein is geregistreerd, krijgt het informatie pgb tarief.
Een zorgverlener die niet aan de bovenstaande eisen voldoet krijgt een tarief dat gelijk is aan het niveau van een informele zorgverlener.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-563206.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.