Gemeenteblad van De Fryske Marren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Fryske Marren | Gemeenteblad 2023, 562881 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Fryske Marren | Gemeenteblad 2023, 562881 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024
De raad van de gemeente De Fryske Marren,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
• de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;
• het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
• het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:
- de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;
- de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
- de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;
- de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
- de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;
- de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort
besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begrippen in deze verordening
In deze verordening en bijbehorende documenten staan een aantal begrippen waarmee we het volgende bedoelen:
jeugdige: persoon die jonger is dan 18 jaar. In 3 situaties bedoelen we ook een persoon van 18 tot en met 23 jaar:
De persoon van 18 tot en met 23 jaar heeft (hoog) specialistische jeugdhulp nodig volgens het college. Maar de persoon kan geen hulp krijgen vanuit de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. Is ook ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet passend? Dan kan het college bepalen dat de persoon als jeugdige gebruik kan maken van deze verordening.
professional: een (jeugd)professional met een SKJ-registratie of een BIG-registratie. De SKJ-registratie blijkt uit de inschrijving in het kwaliteitsregister Jeugd. De BIG-registratie blijkt uit de inschrijving in een register zoals bedoeld is in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2.1 Sociale basis voor jeugdigen
Artikel 2.4 Cliëntondersteuning
Er is een aanbod van onafhankelijke cliëntondersteuning in onze gemeente. De cliëntondersteuner helpt de jeugdige en/of de ouder(s) om hulp te organiseren. De cliëntondersteuner geeft ook informatie en advies. Het gaat om hulp bij 1 van deze onderwerpen:
Hoofdstuk 4 Regels voor toegang tot een individuele voorziening
Artikel 4.1 Toegang tot specialistische jeugdhulp
De jeugdige en/of de ouder(s) hebben eerst een gesprek met het Sociaal Wijkteam over de hulpvraag. Meer informatie over dat gesprek staat in artikel 4.2. Daarna krijgt de jeugdige wel of geen toegang tot een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp. Het college besluit dat op basis van het gesprek met het Sociaal Wijkteam. Vragen de jeugdige en/of de ouder(s) om een persoonsgebonden budget (pgb)? Dan kijkt het college ook naar het budgetplan pgb Jeugd.
Artikel 4.2 Gesprek en ondersteuningsplan als basis voor beoordeling
De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen een familiegroepsplan opstellen. Dit betekent dat zij samen met familie, vrienden en andere personen uit hun sociaal netwerk een plan maken. Dit kan alleen als het gaat om vrijwillige jeugdhulp. Als er al een familiegroepsplan is, is dat de basis voor het gesprek met het Sociaal Wijkteam.
Het college neemt een besluit op grond van het ondersteuningsplan. De professional van het Sociaal Wijkteam heeft een mandaat om het besluit te nemen. Dit betekent dat de professional besluit om wel of geen individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp toe te kennen. Dit gebeurt op basis van de informatie in het ondersteuningsplan.
Artikel 4.3 Voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp
Soms hebben de jeugdige en/of de ouder(s) zelf al jeugdhulp geregeld. Dit gebeurde voordat het gesprek met het Sociaal Wijkteam plaatsvindt zoals beschreven staat in artikel 4.2. Het college kan alsnog een individuele voorziening voor deze jeugdhulp toekennen en gemaakte kosten vergoeden. Dat kan alleen als aan deze voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 4.4 Toegang tot dyslexiezorg
Het college kent de individuele voorziening voor dyslexiezorg toe op grond van het verzoek tot zorgtoewijzing. De toekenning zorgt ervoor dat de aanbieder eerst mag bepalen of de jeugdige inderdaad ernstige dyslexie heeft. Als dat zo is, mag de aanbieder op basis van de toekenning ook de behandeling starten.
Hoofdstuk 5 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 5.1 Budgetplan bij een pgb Jeugd
Artikel 5.2 Verschil tussen formele en informele hulp bij een pgb
Het kan alleen gaan om formele hulp als de jeugdige en/of de ouder(s) hulp krijgen van de personen hieronder:
Personen die werken bij een organisatie met een aanbod dat past bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige en/of de ouder(s) het pgb krijgen. Deze organisatie staat met dit aanbod ingeschreven in het Handelsregister. De personen hebben relevante diploma’s om de taken en werkzaamheden die nodig zijn uit te voeren.
Personen die als zzp’er taken en werkzaamheden uitvoeren die passen bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige en/of de ouder(s) het pgb krijgen. De personen staan met deze taken en werkzaamheden ingeschreven in het Handelsregister. De personen hebben relevante diploma’s om de taken en werkzaamheden die nodig zijn uit te voeren.
Artikel 5.3 Regels voor het pgb bij formele en informele hulp
Artikel 5.4 Hoogte van het pgb
De tarieven voor formele hulp in lid 2 zijn gebaseerd op het prijspeil van 2024. We indexeren deze tarieven elk jaar op 1 januari (voor het eerst op 1 januari 2025). Dat gebeurt op basis van de NZA-prijsindexcijfers voor personele kosten en materiële kosten. We gebruiken de NZA-prijsindexcijfers van het lopende kalenderjaar. Zo berekenen we de indexatie:
Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 6.1 Veranderingen in de situatie en het besluit
Kent het college een individuele voorziening toe aan de jeugdige? Dan informeren de jeugdige en/of de ouder(s) het college als er iets in hun situatie verandert. Het is hun plicht om dat zo snel mogelijk te doen. Ze geven veranderingen door die ervoor kunnen zorgen dat het college een nieuw besluit moet nemen. Ze weten dat die veranderingen invloed hebben op de individuele voorziening. Of ze hadden dat moeten weten.
Trekt het college het besluit in op grond van de situatie in lid 2a? Dan betalen de jeugdige of de ouder(s) terug waar ze geen recht op hadden. Hiervoor kan het college de gemaakte kosten voor een deel of helemaal terugvorderen. Het gaat om de kosten voor de individuele voorziening waar de jeugdige en/of de ouder(s) geen recht op hadden.
Hoofdstuk 8 Verhouding tussen prijs en kwaliteit beschermen
Artikel 8.1 Vaststelling van tarieven voor aanbieders en gecertificeerde instellingen
Het college stelt tarieven vast voor aanbieders en gecertificeerde instellingen die jeugdhulp geven. Daarbij houdt het college rekening met de volgende punten:
Zo probeert het college de verhouding tussen prijs en kwaliteit te beschermen.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan van de regels in deze verordening afwijken. Dat doet het college alleen in bijzondere situaties. Dit is zo als de jeugdige of zijn ouder(s) duidelijk onrecht wordt aangedaan als het college de regels in de verordening toepast. In zo’n situatie kan het college afwijken als dat een voordeel is voor de jeugdige of zijn ouder(s).
Artikel 10.2 Overgang van oude naar nieuwe verordening
Heeft het college vóór 1 januari 2024 al een besluit genomen over een individuele voorziening? Dan gebeurde dit op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren. In dat geval blijft het besluit geldig totdat de looptijd van het besluit voorbij is. Dat geldt ook voor de rechten en plichten die horen bij het besluit. Is het nodig om een nieuw besluit te nemen, omdat de behoefte aan ondersteuning verandert? Dan neemt het college een nieuw besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024.
Zo heeft de raad van De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 20 december 2023 besloten.
De griffier, de voorzitter,
Heleen van Dijk-Beekman Fred Veenstra
Toelichting bij de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2024
In deze toelichting leest u een extra uitleg bij de artikelen in de verordening.
Wat is het doel van de verordening?
De raad van De Fryske Marren geeft met deze verordening een opdracht aan het college. De opdracht is om te zorgen voor de juiste jeugdhulp in onze gemeente. In de verordening staan de regels die voor alle inwoners gelden als het gaat om jeugdhulp.
Hoe zit de verordening in elkaar?
De verordening begint in hoofdstuk 1 met een begrippenlijst. In hoofdstuk 2 en 3 staan de verschillende voorzieningen die er zijn. Hoofdstuk 2 gaat over algemene voorzieningen die er zijn voor jeugdigen en/of hun ouder(s). Hoofdstuk 3 gaat over de individuele voorzieningen die mogelijk zijn binnen de jeugdhulp. De regels voor het proces leest u in hoofdstuk 4 en 5. De verordening sluit af met hoofdstuk 6, 7 en 8. Daarin staan rechten, plichten en algemene regels.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet vindt u een uitleg bij een aantal begrippen. Deze begrippen gebruiken we voor een deel ook in deze verordening. We leggen de meeste begrippen niet nog een keer uit.
Artikel 1.1 Begrippen in deze verordening
Toelichting bij het begrip ‘algemene voorziening’
De Jeugdwet heeft het alleen in artikel 2.9 over een ‘overige voorziening’. Wij vinden deze term onduidelijk. Ook geeft de term volgens ons niet aan hoe belangrijk de voorzieningen zijn waarvan iedereen gebruik kan maken. Daarom kiezen we voor het begrip ‘algemene voorziening’. Een begrip dat ook in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) staat.
Toelichting bij het begrip ‘individuele voorziening’
In de Jeugdwet staat geen betekenis van het begrip ‘individuele voorziening’. Daarom staat dit begrip in de begrippenlijst van de verordening. De ‘individuele voorziening’ is te vergelijken met een ‘maatwerkvoorziening’ in de Wmo. Het begrip kan voor verwarring zorgen. Een individuele voorziening is namelijk niet altijd voor hulp aan 1 persoon. Het kan ook gaan om hulp in een groep. Bij een individuele voorziening is er altijd toestemming van een verwijzer nodig.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Alle jeugdigen en ouder(s) kunnen gebruikmaken van een algemene voorziening.
Artikel 2.1 Sociale basis voor jeugdigen
Binnen de sociale basis in onze gemeente zijn er ook activiteiten voor jeugdigen. De activiteiten vanuit de sociale basis bestaan uit wat inwoners met en voor elkaar doen. Maar ook uit de (sociale) basisvoorzieningen vanuit organisaties. Sociale basisvoorzieningen hebben te maken met alle onderdelen van het dagelijks leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk, gezondheid, wonen, bewegen, cultuur en veiligheid.
Deze sociale basis is er voor alle jeugdigen. Toch is het voor sommige jeugdigen moeilijker om mee te komen. Omdat ze weinig beschermende en stimulerende factoren in hun directe omgeving hebben. Zo krijgen ze bijvoorbeeld geen aanmoediging om hun talent te ontwikkelen. Of ze groeien op in een ongezonde omgeving. Vanuit de gemeente hebben wij extra aandacht voor deze doelgroepen:
• jonge kinderen (van ongeboren baby tot 2,5 jaar) en hun ouder(s)
• jongeren die zich uitgesloten voelen
• jongeren die bijna 18 jaar worden
Met risicojongeren bedoelen we jongeren die meer dan 1 probleem hebben. Die problemen hebben vaak met elkaar te maken en versterken elkaar. Door de problemen is het risico groot dat de jongere niet meer mee kan doen in de samenleving of terechtkomt in de criminaliteit.
Met kwetsbare jongeren bedoelen we jongeren die moeite hebben om zelfstandig te worden. Bijvoorbeeld omdat ze hun opleiding niet hebben afgemaakt. Of omdat ze verkeerde keuzes maken.
Vanuit de gemeente bieden wij extra ondersteuning voor inwoners. Het Sociaal Wijkteam is het aanspreekpunt hiervoor.
Inwoners moeten goede informatie kunnen krijgen. Dat is belangrijk in onze dienstverlening. Daarom kunnen inwoners bij het Sociaal Wijkteam terecht met allerlei vragen. Het Sociaal Wijkteam geeft informatie en advies bij deze onderwerpen:
• financiële problemen (bijvoorbeeld moeite om rond te komen)
Als een inwoner een vraag of probleem heeft, kan hij of zij op verschillende plekken hulp krijgen. Het risico daarvan is dat hulpverleners dan niet goed van elkaar weten wat ze doen. Daarom kiezen we in onze gemeente voor integrale hulp en ondersteuning. Dit betekent bijvoorbeeld dat er 1 plan komt voor iemand met meer dan 1 probleem. In het plan kijken we dan hoe de hulp voor de verschillende problemen bij elkaar kan passen. Ons uitgangspunt is: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Het is de taak van de gemeente om het overzicht te houden. Het Sociaal Wijkteam voert deze taak uit. Binnen het Sociaal Wijkteam werken verschillende medewerkers samen om de problemen aan te pakken.
Als dat nodig is, ondersteunt het Sociaal Wijkteam ook inwoners bij wie er zorgen zijn over hun welzijn. Bijvoorbeeld doordat een inwoner de openbare orde verstoort. Of doordat een inwoner zorgt voor maatschappelijke onrust of overlast. Het Sociaal Wijkteam benadert deze inwoners actief. Ook biedt het Sociaal Wijkteam hen ondersteuning op verschillende leefgebieden.
Het Sociaal Wijkteam geeft informatie en advies over opgroeien en opvoeden. Er zijn nog meer organisaties die dat doen. Het Sociaal Wijkteam werkt met deze organisaties samen. Een voorbeeld is het consultatiebureau. Dat is een bureau voor gratis adviezen over gezondheid, vooral voor kinderen van 0 tot 4 jaar.
De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen zelf een familiegroepsplan opstellen. Ze kunnen ook hulp krijgen. Onder andere van het Sociaal Wijkteam.
Het Sociaal Wijkteam geeft advies aan personen die in hun beroep met jeugdigen werken. Bijvoorbeeld aan pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en aan leraren in het onderwijs.
Veel jeugdigen en ouder(s) komen met een hulpvraag eerst bij het Sociaal Wijkteam. Daarom is het belangrijk dat het Sociaal Wijkteam goed weet wat de vraag precies is. Waar hebben de jeugdige en/of de ouder(s) behoefte aan? Het Sociaal Wijkteam probeert een duidelijk antwoord te krijgen op deze vraag. Door verschillende vragen te stellen over de hulpvraag. Als het nodig is, kan het Sociaal Wijkteam ook advies geven bij de hulpvraag.
Het Sociaal Wijkteam geeft ook zelf jeugdhulp. Als dat nodig is, verwijst het Sociaal Wijkteam door naar specialistische jeugdhulp. De jeugdhulp van het Sociaal Wijkteam en van de aanbieder vullen elkaar dan aan. De aanbieder en het Sociaal Wijkteam werken daarin samen.
Zorg en hulp organiseren is soms best lastig. Normaal houdt de jeugdige en/of de ouder(s) zelf het overzicht. Maar is dat lastig? Dan kan het Sociaal Wijkteam daarbij helpen. Er zijn dan 2 voorwaarden:
1. De jeugdige en de ouder(s) moeten de hulp van het Sociaal Wijkteam willen.
2. Er is meer dan 1 hulpverlener betrokken bij de jeugdhulp.
Artikel 2.3 Ondersteuning bij opvoeden en opgroeien
De gemeente betaalt voor een extra aanbod bij opvoeden en opgroeien. Iedereen kan van dit aanbod gebruikmaken. Soms is het aanbod wel speciaal bedoeld voor een bepaalde doelgroep.
De gemeente heeft extra aanbod ingekocht bij de consultatiebureaus. Dit is een aanbod naast het basisaanbod van de consultatiebureaus. Het extra aanbod is voor bepaalde doelgroepen en bij bepaalde vragen. De Ondersteuner Jeugd werkt binnen de huisartsenpraktijk samen met de huisarts. Dat is makkelijk, omdat jeugdigen en ouder(s) soms ook met vragen naar de huisarts gaan.
Artikel 2.4 Cliëntondersteuning
Alle inwoners kunnen een cliëntondersteuner vragen om gratis hulp. Een cliëntondersteuner kan bijvoorbeeld meegaan naar een gesprek. Of de cliëntondersteuner helpt om zorg of ondersteuning te regelen. Heel belangrijk is dat de cliëntondersteuner onafhankelijk is. Dit betekent dat hij of zij niet bij de gemeente of bij een zorgorganisatie in dienst is.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Soms is de ondersteuning of begeleiding vanuit een algemene voorziening niet genoeg. Dan kan een jeugdige en/of de ouder(s) misschien gebruikmaken van een individuele voorziening. Het college besluit eerst of de jeugdige en/of de ouder(s) de individuele voorziening nodig hebben.
Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp
In de gemeente is er al een aanbod om problemen te voorkomen en om jeugdhulp te geven. Dit aanbod is voor iedereen goed bereikbaar: er zijn geen eisen om van het aanbod gebruik te kunnen maken. De specialistische jeugdhulp zien we als een extra aanbod.
Er zijn verschillende soorten specialistische jeugdhulp:
a. Ambulante jeugdhulp: de aanbieder geeft ondersteuning aan de jeugdige en/of de ouder(s). Dit gebeurt in het netwerk van de jeugdige: bijvoorbeeld thuis of op school. Er zijn 4 vormen van ambulante jeugdhulp:
1. enkelvoudige specialistische jeugdhulp: er is jeugdhulp nodig voor 1 probleem.
2. meervoudige specialistische jeugdhulp: er is jeugdhulp nodig voor meer dan 1 probleem.
3. complexe problematiek: het hele gezin is onderdeel van de jeugdhulp. De jeugdige heeft te maken met complexe problemen. Minimaal 1 ouder heeft een achterstand, een verslaving of psychiatrische problemen.
4. (zeer) complexe en intensieve problematiek: deze vorm van ambulante jeugdhulp vraagt om intensieve hulp van meer dan 4 uur per week.
b. Begeleiding en ondersteuning: een proces met doelen en activiteiten. De jeugdige en/of de ouder(s) leren en oefenen om zichzelf beter te redden. In het leven of in de opvoeding.
c. Dagopvang: de jeugdige is overdag op de locatie van de aanbieder. Het doel van dagopvang is om de last even bij ouder(s) weg te nemen.
d. Dagbehandeling specialistische jeugdhulp: de ambulante jeugdhulp vindt plaats op de locatie van de aanbieder. Vaak gebeurt dit als de behandeling vaak of lang nodig is.
e. Residentiële specialistische jeugdhulp: de jeugdige krijgt (tijdelijk) dag en nacht jeugdhulp op een locatie buiten de eigen omgeving. De jeugdige woont bijvoorbeeld (tijdelijk) in een leefgroep of een behandelgroep. Dit gebeurt vrijwillig of onder dwang.
f. Logeren: de jeugdige logeert ergens anders. Daardoor heeft het gezin even niet te maken met de problemen of hulpvragen van de jeugdige.
g. Jeugdhulp in de vorm van verblijf: de jeugdige woont in een instelling of in een gezinshuis, omdat hij of zij niet thuis kan wonen. In de instelling of het gezinshuis krijgt de jeugdige hulp. Ook pleegzorg valt binnen deze soort specialistische jeugdhulp.
h. Jeugdhulp in de vorm van zelfstandigheidstraining:- Zelfstandigheidstraining is een programma voor jeugdigen van 16 jaar en ouder die op een woonlocatie worden begeleid naar zelfstandigheid.
Jeugdhulp in de vorm van een ouder en kind voorziening:
- een woonvorm waar ouders met één of meer kinderen die vastlopen in het ouderschap kunnen verblijven en kunnen leren in het ouderschap
- een woonvorm voor (aankomende) (tiener)ouders die begeleid worden in het (aankomende) ouderschap en kunnen leren in het ouderschap en zelfstandigheid.
i. Hoog specialistische jeugdhulp: intensieve hulp bij zeer complexe en/of problemen op verschillende gebieden. Het gaat vaak om een combinatie van ernstige problemen rondom veiligheid, bedreigingen voor de ontwikkeling en/of ernstige problemen in het gezin. Er is dringend hulp nodig.
Dyslexie is een beperking bij lezen en schrijven. Iemand die dyslexie heeft, wordt daarmee geboren. Als een jeugdige dyslexie heeft, wordt hij of zij vaak op school geholpen. Soms is de dyslexie zo ernstig dat er niet genoeg hulp is binnen de school. Dan is de gemeente verantwoordelijk voor dyslexiezorg. Dit geldt voor kinderen vanaf 7 jaar die op een basisschool zitten.
Tot 1 januari 2015 viel dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige dyslexie onder de Zorgverzekeringswet. Met de komst van de Jeugdwet valt dit onder jeugdhulp. Wij hebben er in 2015 voor gekozen om dyslexiezorg op dezelfde manier te organiseren als daarvoor. Dit houdt in dat we alleen dyslexiezorg vergoeden voor jeugdigen met ernstige dyslexie. In de praktijk gaat het vaak om kinderen van 7 tot 13 jaar.
Artikel 3.3 Overige individuele voorzieningen
Soms kunnen gecontracteerde aanbieders niet de (hele) ondersteuning of begeleiding geven die nodig is. Met gecontracteerde aanbieders bedoelen we aanbieders met wie wij een contract hebben voor jeugdhulp. In zo’n situatie kan het college besluiten dat andere aanbieders de specialistische jeugdhulp mogen geven. Dit noemen we dan een ‘overige individuele voorziening’. In dit artikel staan 4 situaties waarin het college kan besluiten om te betalen voor zo’n voorziening. Het gaat hier overigens nog steeds om dezelfde vormen van jeugdhulp zoals staat in artikel 3.1. Er is dan alleen geen gecontracteerde aanbieder die de specifieke vorm van jeugdhulp (helemaal) kan geven.
Het gaat hier om het aanbod van aanbieders met een specialistische functie. Hiervoor heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een raamcontract afgesloten. Het gaat om zeer specialistische hulp die alleen bij landelijke organisaties beschikbaar is. Bijvoorbeeld hulp voor tienermoeders of universitaire kinderpsychiatrie. De aanbieders kunnen hun locatie in provincie Fryslân hebben, maar ook in andere provincies.
Hoofdstuk 4 Regels voor toegang tot een individuele voorziening
Artikel 4.1 Toegang tot specialistische jeugdhulp
De algemene regel is dat de toegang tot specialistische jeugdhulp via het Sociaal Wijkteam gaat. De inwoner neemt contact op met het Sociaal Wijkteam als hij of zij een hulpvraag heeft.
In sommige situaties kan iemand anders beoordelen of specialistische jeugdhulp nodig is:
a. De huisarts, jeugdarts en medisch specialist mogen zelf toegang geven tot specialistische jeugdhulp. Dat staat in de Jeugdwet. Zij hoeven niet met het Sociaal Wijkteam te overleggen.
b. Bij een verhuizing is al eerder beoordeeld dat de specialistische jeugdhulp nodig is. Die beoordeling nemen we over. Vaak voor 1 jaar.
c. Tijdens een crisis mag Spoed4Jeugd zorgen voor specialistische jeugdhulp. Er is dan geen tijd om eerst te spreken met het Sociaal Wijkteam. Ook is er dan geen tijd om een ondersteuningsplan te maken.
Het college besluit op het moment dat de aanbieder zich meldt bij de gemeente met een verzoek tot zorgtoewijzing. De jeugdige en/of de ouder(s) krijgen bericht over dit besluit.
De verdere invulling van het proces voor toegang tot specialistische jeugdhulp staat in de nadere regels. We hebben hiervoor gekozen, omdat het proces zich waarschijnlijk nog ontwikkelt in de komende jaren. De nadere regels kunnen we sneller aanpassen dan de verordening.
Soms krijgt een jeugdige voor een lange tijd specialistische jeugdhulp. Bijvoorbeeld als hij of zij een ernstige beperking heeft. Het Sociaal Wijkteam beoordeelt dan namens het college of de specialistische jeugdhulp door moet gaan. Die beoordeling vindt regelmatig plaats.
Artikel 4.2 Gesprek en ondersteuningsplan als basis voor beoordeling
Het Sociaal Wijkteam beoordeelt of een individuele voorziening voor jeugdhulp nodig is. Daarom zijn er gesprekken tussen de jeugdige en/of de ouder(s) en de professional van het Sociaal Wijkteam. Samen bespreken ze wat er nodig is en wat kan helpen bij de hulpvraag.
Dit is de reden dat we informeren over de mogelijkheden:
a. Bij de Wmo moet het college de cliënt vóór een onderzoek vertellen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning (artikel 2.3.2 lid 3 van de Wmo 2015). Zo’n soort bepaling staat niet in de Jeugdwet. Wij vinden het logisch om de jeugdige en de ouder(s) ook bij een hulpvraag hierover te informeren.
b. Jeugdigen en hun ouder(s) moeten een onafhankelijk vertrouwenspersoon kunnen vragen om hulp. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk (artikel 2.6 lid 1f en lid 2 van de Jeugdwet). De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen de vertrouwenspersoon inschakelen als ze problemen tegenkomen. Bijvoorbeeld problemen met (personen die werken bij) de gemeente of de aanbieder. Het college moet op tijd laten weten waar een vertrouwenspersoon bij kan helpen (artikel 4.1.3 van het Besluit Jeugdwet).
c. Jeugdigen en hun ouder(s) krijgen de kans om een familiegroepsplan te maken. Dit is geregeld in de Jeugdwet. De aanbieder van jeugdhulp moet jeugdigen en hun ouder(s) deze kans geven (artikel 4.1.2 van de Jeugdwet). Wij kiezen ervoor om jeugdigen en hun ouder(s) al eerder hierover te informeren. Dat biedt namelijk de kans om de informatie op te nemen in het ondersteuningsplan. Vaak maken jeugdigen en hun ouder(s) het familiegroepsplan samen met familie, vrienden en andere personen uit hun sociale netwerk. In het familiegroepsplan staat wat elke partij zelf kan doen om de situatie te verbeteren.
We hebben er bewust voor gekozen om niet vast te leggen hoe het gesprek gevoerd wordt. Dat zou de jeugdige, de ouder(s) én de professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat de onderwerpen van gesprek moeten zijn. Uiteraard gelden bij de gesprekken de eisen van de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet. Ook voeren de professionals de gesprekken volgens de professionele standaarden. Die heeft de beroepsgroep zelf opgesteld.
Soms zijn de hulpvraag of problemen ingewikkeld. Het kan dan handig zijn om 1 of meer externe deskundigen in te schakelen. Dit gebeurt altijd in overleg met de jeugdige en/of de ouder(s).
In het ondersteuningsplan staat ook de afspraak hoe en wanneer de evaluatie plaatsvindt. Dit gaat alleen om de evaluatie van het ondersteuningsplan. De aanbieder van jeugdhulp maakt ook een behandelplan met doelen van de behandeling. Over de evaluatie van dat plan maakt de aanbieder zelf afspraken met de jeugdige en/of de ouder(s).
De verdere inhoud van het ondersteuningsplan staat in de verordening niet tot in detail beschreven. De gemeente en de aanbieders maken samen afspraken over de vorm en de inhoud van het ondersteuningsplan.
De handtekeningen geven aan dat het om een ondersteuningsplan van samen gaat: zowel de jeugdige en/of de ouder(s) als de professional staan achter het plan. Het is niet de bedoeling om er een juridische overeenkomst van te maken.
Het besluit over specialistische jeugdhulp volgt uit het ondersteuningsplan. Maar juridisch gezien is het een eenzijdige, publiekrechtelijke beslissing van het college. Dit betekent dat het college de beslissing neemt. Het maakt niet uit wat de jeugdige en/of de ouder(s) van de beslissing vinden. Zij beslissen niet mee. De professional van het Sociaal Wijkteam neemt namens het college de beslissing. Hiervoor heeft de professional een mandaat gekregen.
Het Sociaal Wijkteam is verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen dossier. De jeugdige en/of de ouder(s) mogen dit dossier bekijken als ze dat willen.
Het is belangrijk dat de aanbieder van jeugdhulp weet wat de gezinssituatie is. Ook moet de aanbieder weten van de afspraken en resultaten die in het ondersteuningsplan staan. De jeugdige en/of de ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk dat de aanbieder deze informatie krijgt. Het Sociaal Wijkteam kan dit ook doen als dat nodig is.
Artikel 4.3 Voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp
Het uitgangspunt is dat we kijken wat de jeugdige en/of de ouder(s) zelf kunnen doen. Samen met hun sociale netwerk. Daarna kijken we welke algemene voorzieningen er zijn waar ze gebruik van kunnen maken. Is er daarmee niet genoeg om de hulpvraag te beantwoorden? Dan kijken we naar een individuele voorziening. In dit lid staan de voorwaarden daarvoor.
De jeugdige en/of de ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk om zich op tijd bij de gemeente te melden. Doen zij dat later? Dan kan het college toch een individuele voorziening toekennen. Daar gelden een aantal voorwaarden bij:
a. De jeugdige en/of de ouder(s) moeten nog doelgroep van de Jeugdwet zijn. Dit is zo als de problemen er nog steeds zijn op het moment van het gesprek met het Sociaal Wijkteam.
b. Het college moet kunnen beoordelen of de ingeschakelde hulp nodig en passend is. Blijkt bijvoorbeeld dat andere hulp beter was geweest? Dan hoeft het college geen individuele voorziening toe te kennen.
c. Als de jeugdige en/of de ouder(s) zich bij heel laat bij ons melden, is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Een periode van 3 maanden lijkt ons redelijk.
Artikel 4.4 Toegang tot dyslexiezorg
Met aanbieder bedoelen we hier een behandelaar van dyslexie. De behandelaar heeft een contract met ons. Hij of zij werkt volgens de landelijke afspraken voor dyslexiezorg.
Als de jeugdige inderdaad ernstige dyslexie heeft, kan de behandelaar gelijk verder met de behandeling. Er is geen tweede besluit van het college nodig. De behandelaar stelt ernstige dyslexie vast met het ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0’.
De behandelaar werkt volgens landelijke en professionele standaarden voor dyslexiezorg. Dit lid maakt het mogelijk om onderdelen van deze standaard ook vast te leggen in de nadere regels.
Hoofdstuk 5 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 5.1 Budgetplan bij een pgb Jeugd
Het budgetplan pgb Jeugd vervangt het ondersteuningsplan niet. Het is een extra bijlage bij het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat wat de hulpvraag en gewenste resultaten zijn. In het budgetplan staat waarom de jeugdige en/of de ouder(s) een pgb willen. Ook staan er details in over de kosten.
Artikel 5.2 Verschil tussen formele en informele hulp bij een pgb
We maken verschil tussen formele en informele hulp. Op basis daarvan bepalen we de hoogte van het pgb.
Wordt de hulp gegeven vanuit een organisatie of een beroep? Dan gaat het om formele hulp. Uit dit lid blijkt hoe we dat vaststellen. Overigens kunnen niet alle professionals binnen de jeugdhulp een SKJ-registratie krijgen. Een voorbeeld zijn therapeuten die zelfstandig werken.
Familieleden geven altijd informele hulp. De reden is dat zij vooral een persoonlijke relatie hebben met de jeugdige en/of de ouder(s). Dat bepaalt het tarief voor het pgb.
Artikel 5.3 Regels voor het pgb bij formele en informele hulp
Het college kent alleen een pgb toe bij bepaalde zorgvormen. Bij deze zorgvormen hebben de ouders het volledige ouderschap. Als een kind niet in het gezin woont, kent het college geen pgb toe. In de tabel hieronder ziet u wanneer een pgb mogelijk is. Dit is afhankelijk van het soort hulp (formeel of informeel) én van de zorgvorm.
De persoon die formele hulp geeft, maakt het hulpverleningsplan in overleg met de jeugdige en de ouder(s). Het geeft aan welke activiteiten worden ingezet om tot de gewenste resultaten te komen. Het moet logisch zijn om deze activiteiten binnen de planning uit te voeren. Ook moet het overtuigend zijn dat deze activiteiten zorgen voor de gewenste resultaten.
De persoon die formele hulp geeft, werkt met een systeem om de kwaliteit te bewaken. Dit kan blijken uit een certificaat van deze keurmerken:
Heeft de persoon geen certificaat? Dan moet hij of zij bewijzen dat hij of zij een goed systeem heeft. Dit systeem zorgt voor het beheersen, bewaken, borgen en verbeteren van de kwaliteit van hulpverlening.
Een vertrouwenspersoon kan onafhankelijk informatie en advies geven. Bijvoorbeeld als de jeugdige en/of de ouder(s) vragen hebben over de jeugdhulp. De vertrouwenspersoon kan de jeugdige en/of de ouder(s) ook helpen om onderwerpen te gaan bespreken. Bijvoorbeeld bij vragen, problemen of klachten. De persoon die formele hulp geeft, zorgt dat hier ruimte voor is.
Bij andere zorgvormen is professionele afstand nodig om goede hulp te kunnen geven. Daarom zijn niet alle zorgvormen geschikt voor informele hulp.
Wij vinden het een voorwaarde dat de hulp hetzelfde of een beter resultaat geeft. Dit is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet. Daarin staat dat de gemeenteraad in de verordening voorwaarden mag stellen. Het gaat erom onder welke voorwaarden de budgethouder informele hulp mag inschakelen.
Vraagt het Sociaal Wijkteam naar de VOG? Dan laat de persoon die informele hulp geeft de VOG zien. Deze VOG mag niet ouder dan 3 jaar zijn. Dat staat in de Jeugdwet.
Meer informatie over het doorgeven van calamiteiten vindt u in de meldplicht calamiteiten. Dat is een richtlijn van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. In de Jeugdwet staat ook een omschrijving van calamiteiten.
Deze regel staat in de verordening om de persoon die informele hulp geeft te beschermen. We gebruiken de Arbeidstijdenwet om te kijken of iemand overbelast raakt. Iemand die ook een baan heeft, mag in totaal maximaal 48 uur per week werken. Dit betekent dat we soms niet alle uren van het pgb toekennen. Sowieso krijgen familieleden en personen uit het sociale netwerk maximaal 40 uur per week uit het pgb. Ook als de hulp in de praktijk meer is dan 40 uur per week.
De budgethouder mag het pgb alleen gebruiken voor de individuele voorziening. Daarom worden in dit lid een aantal kosten uitgesloten.
Als de jeugdige overlijdt, stoppen de zorgovereenkomsten direct. Dat is zo in de wet geregeld. Dit betekent ook dat het inkomen wegvalt van de persoon die de jeugdzorg geeft. Deze persoon krijgt automatisch 1 keer een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank. De regels voor deze uitkering staan in dit lid.
Met dit lid willen we belangenverstrengeling voorkomen. In de Jeugdwet staat dat de jeugdige of de ouder(s) de taken bij een pgb verantwoordelijk moeten kunnen uitvoeren. Eventueel met hulp van het sociale netwerk. Voorbeelden van taken bij een pgb zijn een overeenkomst afsluiten, hulpverleners aansturen en administratie bijhouden. Zou een hulpverlener het pgb beheren? Dan moet hij of zij zichzelf aansturen. Daardoor staat het belang van de jeugdige en/of de ouder(s) niet meer voorop.
We nemen in dit lid de mogelijkheid op om toestemming te geven voor de dubbelrol. We zijn ons er namelijk van bewust dat het soms niet anders kan. Bijvoorbeeld bij een gezin met 1 ouder waarin niemand anders het pgb kan beheren. In zo’n situatie kan het Sociaal Wijkteam namens het college toestemming geven voor de dubbelrol.
Artikel 5.4 Hoogte van het pgb
We bepalen de hoogte van het pgb op basis van het aantal uren, dagdelen of etmalen dat nodig is. Dat aantal vermenigvuldigen we met het tarief. In de tabel hieronder ziet u alle mogelijke tarieven voor het pgb.
De vaste tarieven voor formele hulp zijn gelijk aan de tarieven voor zorg in natura. De zorg in natura is de individuele voorziening die de gemeente kan bieden. Soms zit er een grens aan de zorg in natura. Als dat zo is, geldt er ook een maximaal aantal uren bij het tarief.
Het uitgangspunt is dat de ouder(s) zelf vervoer regelen en betalen. Bijvoorbeeld als dat nodig is om naar de aanbieder van jeugdhulp te komen. Kunnen de ouder(s) het vervoer niet regelen? Dan regelt de aanbieder het vervoer. In de verordening staat het maximale bedrag dat de aanbieder mag rekenen voor een enkele reis. Bijvoorbeeld van het woonadres naar de locatie van de aanbieder.
Er zijn lagere tarieven voor informele hulp. Deze tarieven leiden we af van het wettelijk minimumloon. We gebruiken een hoger tarief dan het wettelijk minimumloon. Hierdoor is het een tarief inclusief andere kosten (zoals reiskosten).
De vergoeding voor logeren zien we als een tegemoetkoming. Er is geen arbeidsovereenkomst voor het logeren. Meer informatie hierover leest u in de Regeling Jeugdwet.
Het uitgangspunt is dat de ouder(s) zelf vervoer regelen en betalen. Bijvoorbeeld als dat nodig is om naar de locatie van informele hulp te komen. Kunnen de ouder(s) het vervoer niet regelen? Dan mogen zij hun sociale netwerk vragen om te helpen. In de verordening staat het maximale bedrag dat de ouder(s) mogen betalen voor een enkele reis. Bijvoorbeeld van het woonadres naar de locatie van de informele hulp.
De manier van indexeren is hetzelfde als de manier van indexeren bij de aanbieder van zorg in natura. Zo maken we een koppeling tussen de zorg in natura en het pgb.
Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 6.1 Veranderingen in de situatie en het besluit
De jeugdige of de ouder(s) moeten bij een pgb alle relevante informatie geven aan het college. Dat staat in artikel 8.1.2 lid 1 van de Jeugdwet. Wij passen deze informatieplicht niet alleen toe bij het pgb, maar ook bij zorg in natura. Het pgb is namelijk ook een individuele voorziening. Ook bij een individuele voorziening in natura is het logisch dat jeugdigen en hun ouder(s) voldoende en juiste informatie geven. Alleen dan kan het college beoordelen of ze terecht gebruik willen maken van de voorziening.
In dit lid staat in welke situaties het college een besluit mag herzien, wijzigen, intrekken of beëindigen:
- herzien: het college verandert het besluit, omdat het recht op de voorziening anders was in het verleden.
- wijzigen: het college verandert het besluit, omdat het recht op de voorziening anders is voor de toekomst.
- intrekken: het college stopt de voorziening vanaf een datum in het verleden.
- beëindigen: het college stopt de voorziening vanaf een datum in de toekomst.
Het college is niet verplicht om gebruik te maken van deze bevoegdheid.
In de Jeugdwet staan regels voor het herzien en intrekken van pgb’s (artikel 8.1.4). Uit de toelichting bij de wet blijkt dat het ook om wijzigen en beëindigen gaat. Wij noemen dit expliciet zo in de verordening. Ook passen we deze regels toe voor de zorg in natura.
Deze bepaling is nodig voor een goede juridische basis. In dit lid regelen we de terugvordering. Dit staat namelijk niet in de Jeugdwet. Het is wel belangrijk, omdat de terugvordering nodig is om een bedrag te mogen invorderen. Bij terugvorderen eisen we het bedrag terug. Bij invorderen nemen we maatregelen om het bedrag echt terug te krijgen.
We verwachten van de jeugdige en/of de ouder(s) dat zij kort na het besluit in actie komen. Het pgb voor de individuele voorziening helpt hen namelijk om de gewenste resultaten te bereiken. Hebben zij het pgb in de 6 maanden na het besluit nog niet gebruikt? Dan gaan wij ervan uit dat zij het pgb niet meer gaan gebruiken. Het college kan het besluit dan intrekken.
Hoofdstuk 7 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 7.1 Overgang naar hulp voor volwassenen
Wij vinden het belangrijk dat jeugdigen de hulp krijgen die ze nodig hebben. Ook als ze die hulp na hun 18e verjaardag nog steeds nodig hebben. Daarom vindt er op tijd afstemming plaats. We hebben niet gekozen voor een vast moment, omdat dit per hulpvraag kan verschillen. Vaak vindt de afstemming plaats als de jeugdige 16,5 jaar is.
Het Sociaal Wijkteam spant zich in om de hulp aan de jeugdige door te laten gaan. We kiezen bewust voor het woord inspannen. Het Sociaal Wijkteam gaat namelijk niet over welke voorzieningen ingezet kunnen worden. Daarom kan het Sociaal Wijkteam nooit verantwoordelijk zijn voor het resultaat van de inspanning.
Bij verlengde jeugdhulp vindt de afstemming later dan 16,5 jaar plaats. Het is wel belangrijk dat de afstemming op tijd plaatsvindt. Daarbij houden we rekening met de tijd die nodig is om de andere voorziening te hebben.
Artikel 7.2 Afstemming met gezondheidszorg
Bij dit lid gaat het om specialistische jeugdhulp die eerst onder de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen viel. Deze jeugdhulp valt vanaf 18 jaar onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen hierbij eisen. Zo moet de huisarts, jeugdarts of medisch specialist de verwijzer zijn. Het Sociaal Wijkteam kan voor zo’n verwijzing zorgen door contact op te nemen met de verwijzer.
Vanaf 18 jaar heeft de jeugdige een eigen zorgverzekering nodig. Daarbij geldt ook een eigen risico. Dit kan ervoor zorgen dat de jeugdige de hulp wil stoppen. Het Sociaal Wijkteam is hier alert op. Ook kan het Sociaal Wijkteam de jeugdige ondersteunen bij de veranderingen en nieuwe verantwoordelijkheden.
Artikel 7.3 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
Wij hebben ervoor gekozen om aan al deze locaties in onze gemeente een contactpersoon te verbinden. Dit maakt het makkelijker om met locaties te overleggen. Het college is namelijk verantwoordelijk voor overleg als dat nodig is (artikel 2.7 lid 1 van de Jeugdwet). De contactpersoon is een medewerker van het Sociaal Wijkteam. Binnen het Sociaal Wijkteam vindt afstemming plaats. Bijvoorbeeld tussen schoolmaatschappelijk werk, de leerplichtambtenaar en de professional.
Hoofdstuk 8 Verhouding tussen prijs en kwaliteit beschermen
Artikel 8.1 Vaststelling van tarieven voor aanbieders en gecertificeerde instellingen
In dit artikel staat wat we doen om de verhouding tussen prijs en kwaliteit te beschermen. De gemeente moet hierover regels maken. Dat staat in artikel 2.12 van de Jeugdwet. Het gaat om de prijs en kwaliteit van jeugdhulp of van de uitvoering van een maatregel van de kinderbescherming of jeugdreclassering.
H oofdstuk 9 Inwoners bij het beleid betrekken
Artikel 9.1 Inwoners bij het beleid betrekken
Binnen De Fryske Marren vinden we het belangrijk dat inwoners meedenken over regels waarmee zij te maken krijgen. In dit artikel geven we aan wat we daar in elk geval voor doen. Dit sluit aan bij de plicht om belanghebbenden te ondersteunen om mee te kunnen denken. Deze plicht staat in artikel 2.10 van de Jeugdwet (een verwijzing naar artikel 2.1.3 lid c van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). De adviesraad Sociaal Domein maakt deze plicht concreet.
Artikel 10.2 Overgang van oude naar nieuwe verordening
Met deze bepalingen zorgen we ervoor dat de jeugdhulp blijft doorgaan. Ook als onze afspraken met aanbieders veranderen in de nieuwe verordening. De jeugdige en/of de ouder(s) moeten namelijk kunnen rekenen op de jeugdhulp. Geen enkel kind mag slachtoffer worden van veranderingen in onze contracten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-562881.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.