Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2024

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

 

overwegingen:

 

  • -

    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders ‘belastingvoorstellen 2024’ en paragraaf 4.1 van de programmabegroting 2024 (lokale heffingen);

  • -

    gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

  • -

    gezien de behandeling in de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen van 4 december 2023;

besluit:

 

de verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2024 (Verordening hondenbelasting Rijssen-Holten 2024) vast te stellen.

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, lid 1, van het Besluit houders van dieren;

  • 2.

    De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

    • b.

      die zijn opgeleid tot en dienen als assistentiehond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • c.

      die in opleiding zijn tot blindengeleidehond of assistentiehond als bedoeld onder a. en b. onder de voorwaarde dat de opleiding wordt verzorgd door erkende organisaties;

    • d.

      boven het getal van 2 die verblijven in een hondenasiel;

    • e.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, lid 1, van het Besluit houders van dieren;

    • f.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

    • g.

      waarvan de houder woonachtig is in het gebied dat is gelegen buiten de bebouwde komgrenzen, overeenkomstig de begrenzing die daaraan is gegeven ingevolge artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betreft het gebied dat is gelegen buiten de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een 1e hond € 25,50;

    • b.

      voor een 2e hond € 38,00;

    • c.

      voor iedere hond boven het aantal van 2 € 38,00.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar, per kennel € 63,50. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3.

    Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Als de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel 12e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel 12e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 2 gelijke termijnen waarvan de 1e vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de 2e 1 maand later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding van belasting

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 wordt slechts verleend voor de in artikel 5, lid 1, onderdeel a bedoelde belasting.

Artikel 11. Overgangsrecht

De “Verordening hondenbelasting Rijssen-Holten 2023” van 15 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting Rijssen-Holten 2024”.

besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 21 december 2023

G.H. Veerman

griffier

J.C.R. van Houdt

voorzitter

Bijlage 1  

Afgebakende gebieden hondenbelasting Rijssen en Holten als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder g, van deze verordening. Het betreft een kaart van het gebied Rijssen en een kaart van het gebied Holten.

 

 

Naar boven