Eerste wijziging van de Erfgoedverordening gemeente Wassenaar 2016

De gemeenteraad van Wassenaar,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 oktober 2023;

 

verwegende dat de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 een technische aanpassing behoeft opdat de regels in de verordening op één dag vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen aansluiten op de regels in de Omgevingswet en uitvoeringsregelingen en daarmee op de regels van het tijdelijk deel van het Omgevingsplan Wassenaar als bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder c, van de Omgevingswet;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988;

 

gelezen het advies van de Commissie Fysieke Leefomgeving

 

b e s l u i t:

 

Vast te stellen de volgende verordening:

Eerste wijziging Erfgoedverordening Wassenaar 2016

Artikel I  

De Eerste wijziging van de Erfgoedverordening gemeente Wassenaar 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt de titel ‘begripsbepalingen’ gewijzigd naar ‘definities’.

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt de naam van ‘commissie Welstand en Cultureel Erfgoed (WCE)’ gewijzigd naar ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar’ en omgenummerd van ‘g’ naar ‘a’. In de definitie wordt de zinsnede ‘artikel 15 Monumentenwet 1988’ vervangen door ‘artikel 17.9 van de Omgevingswet’. De zinsnede ‘Monumentenwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ wordt vervangen door ‘Erfgoedwet, de Omgevingswet’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt de definitie van ‘archeologische begeleiding’ en omgenummerd van ‘a’ naar ‘b’ en als gevolgd gewijzigd:

‘Het archeologisch begeleiden van gelijktijdige civiele sloop- of graafwerkzaamheden. Deze werkwijze verloopt conform een eerder opgesteld Programma van Eisen (PvE). Deze manier van onderzoek geschiedt over het algemeen alleen als wegens de aard van de locatie en/of werkzaamheden archeologisch vooronderzoek niet mogelijk is. De begeleidende archeoloog inspecteert de ontgraving en documenteert eventuele archeologische resten. Het doel van de begeleiding is te komen tot een waardestelling van de archeologie in de bodem’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip van ‘archeologisch terrein’ gewijzigd naar ‘archeologisch monument’ en omgenummerd van ‘b’ naar ‘c’. De definitie van ‘archeologisch monument’ wordt als volgt gewijzigd:

‘Terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde zoals omschreven in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet en artikel 1, onder c, van de Monumentenwet 1988.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Archeologisch verwachtingsgebied’ omgenummerd van ‘c’ naar ‘d’.

 

In a hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Archeologische waarden’ omgenummerd van ‘d’ naar ‘e’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip “Archeologische waardestelling’ nieuw toegevoegd en genummerd ‘f’:

‘beoordeling van de fysieke kwaliteit, de inhoudelijke kwaliteit en de belevingswaarde van een archeologische vindplaats op basis van onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van de KNA-leidraad bijlage IV ‘het waarderen van vindplaatsen’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Beeldbepalende zaak’ nieuw toegevoegd en genummerd ‘g’:

‘Een beeldbepalende zaak, geen monument zijnde, waarvan de hoofdvorm van algemeen belang is; als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze, architectuur of verkaveling of typologie; - als kenmerkend overblijfsel van een historische ontwikkeling van Wassenaar; en als zodanig is opgenomen in het Omgevingsplan.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘bevoegd gezag’ omgenummerd van ‘e’ naar ‘h’ en in de definitie de zinsnede ‘artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ vervangen door ‘ artikel 4.1 van het Omgevingsbesluit’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Het college’ omgenummerd van ‘f’ naar ‘i’ vervalt het woord ‘het’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Cultureel erfgoed’ omgenummerd van ‘h’ naar ‘j’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Cultuurhistorische waardenkaart omgenummerd van ‘j’ naar ‘k’ en in de definitie de zinsnede ‘topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of gelijkwaardig beleidsinstrument’ vervangen door ‘topografische kaartlaag’ van het gemeentelijk grondgebied in het Omgevingsplan’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘gemeentelijk dorpsgezicht’ gewijzigd naar ‘gemeentelijk beschermd dorpsgezicht’ en omgenummerd van ‘j’ naar ‘l’ en in de definitie wordt toegevoegd:

‘als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 20.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Gemeentelijk kerkelijk monument’ omgenummerd van ‘k’ naar ‘n’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Gemeentelijk monument’ omgenummerd van ‘l’ naar ‘o’ en wordt in de definitie de zinsnede ‘als beschermd gemeentelijk monument’ vervangen door ‘als beschermd gemeentelijk monument of gemeentelijk archeologisch monument’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘vergunning’ gewijzigd naar ‘Omgevingsvergunning’ en omgenummerd van ‘v’ naar ‘q’ en in de definitie wordt de zinsnede ‘artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ vervangen door ‘artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Onderzoek’ omgenummerd van ‘o’ naar ‘r’ en wordt in de definitie de zinsnede ‘hoofdstuk 5 van de Mor (ministeriële regeling Omgevingsrecht) vervangen door de zinsnede ‘artikelen 7.201, 7.202 en 7.203 van de Omgevingsregeling’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Opgraving’ omgenummerd van ‘p’ naar ‘s’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Plan van Aanpak’ omgenummerd van ‘q’ naar ‘t’ en in de definitie gewijzigd naar

‘het Plan van Aanpak (PvA) is een gedetailleerd werkplan van de te volgen werkwijze bij de uitvoering van een (archeologisch)project. Doorgaans is het een praktische vertaling van het PvE (indien aanwezig) en wordt in het veld gebruikt als handleiding voor het onderzoek. Het bevat in elk geval de concrete planning van het veldwerk en een beschrijving van de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Programma van Eisen’ omgenummerd van ‘r’ naar ‘u’ en in de definitie gewijzigd naar

‘een Programma van Eisen (PvE) is een inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de uitvoeringswijze van een archeologisch veldonderzoek en specialistisch onderzoek verwoord staan. Ook staan hierin de randvoorwaarden bij het onderzoek, bijvoorbeeld wat betreft de omgang met het vondstmateriaal. In een PvE zijn voor elk onderdeel eisen geformuleerd waaraan onderzoek en uitvoering ten minste moeten voldoen. Het doel van een PvE is het borgen van de inhoudelijke kwaliteit van archeologisch onderzoek en het kan beschouwd worden als basisdocument voor archeologisch onderzoek. Een PvE speelt op die manier een belangrijke rol in het archeologische werkproces en bij de cyclus van de monumentenzorg om te komen tot hoogwaardige archeologische kennisvorming. Het PvE wordt door het college vastgesteld overeenkomstig de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Redengevende omschrijving’ omgenummerd van ‘s’ naar ‘v’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Rijksmonument’ omgenummerd van ‘t’ naar ‘w’.

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Rijksmonumentenactiviteit’ nieuw toegevoegd en genummerd ‘x’ en de definitie als volgt toegevoegd:

‘Activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. De Memorie van Toelichting van de AMvB Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl) van artikel 5.130 licht toe dat ook de omgeving van monumenten beschermd wordt via dit artikel. Activiteiten in de omgeving van monumenten aan te merken als ‘Omgevingsplanactiviteit’; dit in tegelstelling tot activiteiten die betrekking hebben op het monument zelf, die worden aangemerkt als ‘Rijksmonumentenactiviteit. In de AMvB Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) artikel 13.9 beschrijft in welke gevallen vergunningsvrije gevallen kunnen worden aangewezen voor rijksmonumentenactiviteiten.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 wordt het begrip ‘Selectiebesluit’ omgenummerd van ‘u’ naar ‘y’ en in de definitie gewijzigd naar:

‘een gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid op basis van een archeologisch rapport tot het weigering van de omgevingsvergunning of een omgevingsvergunning met voorschriften ter bescherming van archeologische waarden. De derde mogelijkheid is: er is voldoende onderzoek uitgevoerd, derhalve vrijgave van het terrein en vergunning zonder archeologische voorschriften.’

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, artikel 1 vervalt het begrip ‘Wabo’.

 

B

 

In hoofdstuk 1 algemene bepalingen, wordt artikel 3 ‘Gemeentelijk erfgoedregister’ nieuw toegevoegd en de beschrijving luidt als volgt:

  • 1.

    ‘Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijke monumenten en gemeentelijk beschermde dorpsgezichten inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

    • c.

      gegevens over door het college van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.’

C

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, wordt ‘artikel 3’ omgenummerd naar ‘artikel 4 De aanwijzing tot gemeentelijk monument’.

 

In lid 1 wordt de zinsnede ‘algemeen belang’ gewijzigd naar ‘bijzonder belang’.

 

In lid 2 wordt de zinsnede ‘Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed’ vervangen door ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar. De zinsnede ‘In het geval sprake is van een aanwijzing van een terrein tot archeologisch monument wordt advies gevraagd van een onafhankelijk KNA-archeoloog’ toegevoegd.

 

Lid 3 wordt nieuw toegevoegd en luid: ‘Voordat het college over de aanwijzing van een terrein tot archeologisch monument een besluit neemt, wordt advies gevraagd aan een onafhankelijk KNA-archeoloog.’.

 

Het oude lid ‘3’’ wordt omgenummerd naar lid ‘4’.

 

Het oude lid ‘4’ wordt omgenummerd naar ‘lid 5’.

 

Het oude lid ‘5’ ‘De aanwijzing kan geen beschermd monument treffen dat is aangewezen op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet.’ wordt vervangen door lid ‘6’:

‘Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a.

    rijksmonumenten;

  • b.

    monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.’

D

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘4’ wordt omgenummerd naar artikel ‘5’ Voorbescherming.

 

Lid ‘2’ wordt nieuw toegevoegd en luidt:

‘De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.’.

 

E

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘5’ wordt omgenummerd naar artikel ‘6’ Termijn advies en aanwijzingsbesluit.

 

In lid 1 wordt de zinsnede ‘zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing’ gewijzigd naar ‘zijn de artikel 11 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing’.

 

In lid 2 wordt de zinsnede ’12 weken’ vervangen door de zinsnede ‘twaalf weken’, de zinsnede ‘Commissie Welstand en Advies’ vervangen door de zinsnede ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar’, de zinsnede ’20 weken’ vervangen door de zinsnede ‘zesentwintig weken’.

 

F

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘6’ wordt omgenummerd naar artikel ‘7’ Mededeling aanwijzingsbesluit. De zinsnede ‘De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1,’ wordt gewijzigd naar ‘De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, lid 1,’.

 

G

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘7’ wordt omgenummerd naar artikel ‘8’ Registratie in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Lid 1 wordt gewijzigd naar:

‘Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.’

 

Lid 2 wordt gewijzigd naar:

‘Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

  • a.

    gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

  • b.

    gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding Rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;]

  • c.

    gegevens over door het college van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.’

H

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘8’ wordt omgenummerd naar artikel ‘9’ Wijzigen van de aanwijzing.

 

I

 

In hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk monument, artikel ‘9’ wordt omgenummerd naar artikel ’10’ , de titel wordt gewijzigd van ‘Intrekken van de aanwijzing’ naar ‘Intrekken of vervallen van de aanwijzing’.

 

Lid 1 wordt gewijzigd naar:

‘Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een aanwijzing intrekken.’

 

Lid 2 wordt gewijzigd naar:

‘Artikel 4, tweede lid tot en met vierde lid, en artikelen 5 tot en met 8 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het intrekkingsbesluit.’

 

Lid ‘4’ wordt nieuw toegevoegd en luid als volgt:

‘Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt in het gemeentelijk erfgoedregister geregistreerd.’

 

J

 

In hoofdstuk 3 Instandhouding gemeentelijke monumentale zaken en terreinen wordt artikel ‘10’ omgenummerd naar artikel ‘11’ en wordt de titel gewijzigd van ‘Instandhoudingbepaling het monument’ naar ‘Instandhoudingbepaling het monument, dan wel de omgeving van het monument’.

 

In lid 5 wordt de zinsnede ‘regulier onderhoud’ gewijzigd naar de zinsnede ‘de uitvoering van normaal onderhoud’ en de zinsnede ‘en bij een tuin, park of andere aanleg’ gewijzigd naar ‘en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg’.

 

Sub ‘c’ wordt nieuw toegevoegd aan lid 5 en luidt als volgt:

  • c.

    het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

    • 1˚.

      plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

    • 2˚.

      doen van begravingen of asbijzettingen, of

    • 3˚.

      ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.’

Lid ‘6’ wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt

‘Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.’

 

K

 

In hoofdstuk 3 Instandhouding gemeentelijke monumentale zaken en terreinen, artikel ‘11’ wordt omgenummerd naar artikel ’12’ De schriftelijke aanvraag. De zinsnede ‘artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht’ wordt vervangen door de zinsnede ‘artikel 5.7 van de Omgevingswet’.

 

L

 

In hoofdstuk 3 Instandhouding gemeentelijke monumentale zaken en terreinen, artikel ‘12’ wordt omgenummerd naar artikel ‘13’ Termijnen van advies.

 

M

 

In hoofdstuk 3 Instandhouding gemeentelijke monumentale zaken en terreinen, artikel ‘13’ wordt omgenummerd naar artikel ‘14’ Weigeringsgronden. Lid ‘2’ wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt:

‘Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overleg met de eigenaar.’

 

N

 

In hoofdstuk 3 Instandhouding gemeentelijke monumentale zaken en terreinen, artikel ‘14’ wordt omgenummerd naar artikel ‘15’ Intrekken van de omgevingsvergunnig. De zinsnede ‘artikel 2.33 lid 2 onder g van de Wabo’ wordt vervangen door de zinsnede ‘artikel 11, eerste lid van deze verordening’.

 

Sub ‘a’ wordt gewijzigd naar

‘als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid’.

 

Sub ‘b’ wordt gewijzigd naar

‘voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.’.

 

Sub ‘c’ vervalt.

 

Lid ‘2’ vervalt.

 

O

 

In hoofdstuk 4 Instandhouding Rijksmonumenten wordt artikel ’15’ omgenummerd naar artikel ’16’ Vergunning voor rijksmonumenten.

 

P

 

In hoofdstuk 5 wordt in de titel gewijzigd van ‘terreinen’ naar ‘monumenten’. Dezelfde wijziging in de titel van artikel ‘16’ , dat teven wordt omgenummerd naar artikel ‘17’ Instandhoudingsbepaling archeologische monumenten.

 

Q

 

In hoofdstuk 5 Instandhouding archeologische monumenten, artikel ‘17’ wordt ongenummerd naar artikel ‘18’ en de zinsnede ‘vooronderzoek’ gewijzigd in ‘onderzoek’.

 

R

 

In hoofdstuk 5 Instandhouding archeologische monumenten, artikel 18 vervalt.

 

S

 

In hoofdstuk 5 Instandhouding archeologische monumenten, artikel 19 vervalt.

 

T

 

In hoofdstuk 6 wordt aan de titel toegevoegd ‘beschermd’ tot ‘aanwijzing gemeentelijk beschermd dorpsgezicht’.

 

In hoofdstuk 6 Aanwijzing gemeentelijk beschermd dorpsgezicht, artikel ‘20’ wordt omgenummerd naar artikel ‘19’ en de titel gewijzigd naar ‘Aanwijzing en registratie van een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

 

Lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

‘De aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.’

 

Lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

‘Artikel 4, lid 2 en lid 4, van deze verordening alsmede de artikelen 5 tot en met 10 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moeten ‘het college ’ echter gelezen worden als ‘de gemeenteraad’. De termijn genoemd in artikel 6, eerste lid, wordt verlengd naar zestien weken. De termijnen in artikel 6, tweede lid, worden respectievelijk verlengd naar twaalf en vierentwintig weken.’

 

U

 

In hoofdstuk 6 Aanwijzing gemeentelijk beschermd dorpsgezicht, artikel ‘21’ wordt omgenummerd naar artikel ‘20’ Omgevingsplan.

 

In lid 1 wordt de zinsnede ‘geldende bestemmingsplannen’ gewijzigd naar ‘het geldend Omgevingsplan Wassenaar, al dan niet nog als tijdelijk deel als bedoeld in artikel 22.1 van de Omgevingswet’.

 

In lid 2 wordt de zinsnede ‘een bestemmingsplan’ gewijzigd naar ‘een wijziging van het Omgevingsplan Wassenaar’ en de zinsnede ‘Wet ruimtelijke ordening’ gewijzigd naar ‘Omgevingswet’.

 

In lid 3 wordt de zinsnede ‘een bestemmingsplan’ gewijzigd naar ‘wijziging van het Omgevingsplan Wassenaar’ en de zinsnede ‘Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed’ gewijzigd naar de zinsnede ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar’.

 

V

 

In hoofdstuk 6 Aanwijzing gemeentelijk beschermd dorpsgezicht, artikel ‘21’ Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt:

  • 1.

    ‘Het is in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.’

W

 

In hoofdstuk 7 overige bepalingen, artikel 22 Tegemoetkoming in schade wordt niet overgenomen.

 

X

 

In hoofdstuk 7 overige bepalingen, artikel ‘23’ wordt omgenummerd naar artikel ‘22’ Strafbepaling en de zinsnede ‘artikel 10’ gewijzigd naar de zinsnede ‘artikel 11’ en toegevoegd de zinsnede ‘artikel 23 of artikel 26’.

 

Y

 

In hoofdstuk 7 overige bepalingen, artikel ‘23’ Vangnet archeologie wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt:

  • 1.

    ‘Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.’

Z

 

In hoofdstuk 8 Slotbepalingen, artikel ‘26’ Intrekken oude regeling is niet van toepassing en wordt niet overgenomen.

 

AA

 

In hoofdstuk 8 Slotbepalingen, artikel ‘27’ Overgangsbepalingen is niet van toepassing en wordt niet overgenomen.

 

AB

 

In hoofdstuk 8 Slotbepalingen, artikel ‘28’ wordt omgenummerd naar artikel ‘25’ Inwerkingtreding.

 

In lid 1 word de zinsnede ‘Erfgoedwet’ vervangen door de zinsnede ‘Omgevingswet’.

 

Lid ‘2’ wordt nieuw toegevoegd en luidt als volgt:

‘In afwijking van het eerste lid treedt artikel 23 in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.’

 

AC

In hoofdstuk 8 Slotbepalingen, artikel ‘29’ wordt omgenummerd naar artikel ‘26’ Citeertitel.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar

gehouden op 19 december 2023

de griffier,

drs. J. Kleinhesselink

de voorzitter,

drs. L.A. de Lange

Toelichting op de Eerste technische aanpassing van de Erfgoedverordening Wassenaar 2016

 

Vanaf 1 januari 2024 is de Omgevingswet kracht. Deze wet, waarin 26 wetten bij kader worden gevoegd, waaronder de Erfgoedwet, bevat alle regels over de fysieke leefomgeving. De inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft gevolgen voor de Erfgoedverordening, omdat hierin ook regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. Daarom is een technische aanpassing nodig zodat de wettelijke grondslagen en formele verwijzingen voldoet aan de regelgeving uit de nieuwe wet. Het gaat om een beperkte technische aanpassing, omdat bij de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 daar waar mogelijk al geanticipeerd is op de Omgevingswet. Voor deze eerste technische aanpassing van de Erfgoedverordening Wassenaar 2016, is gebruik gemaakt van het geactualiseerde Model Erfgoedverordening van de VNG en de toelichting die bij deze modelverordening hoort. Dat betekent dat :

  • Verwijzingen naar wet- en regelgeving zijn aangepast;

  • Definities zijn, waar nodig, aangepast of aangevuld;

  • De grondslagen zijn aangepast;

  • Verwijzingen naar de Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar is aangepast.

 

Wettelijke grondslag

In het van rechtswege geldende tijdelijke Omgevingsplan blijft vanaf 1 januari 2024 tot uiterlijk 1 januari 2032 de erfgoedverordening het instrument om de bescherming van gemeentelijk waardevol erfgoed en te regelen, inclusief dat voor archeologie. Dit is zo vastgelegd in art. 3.16 van de Erfgoedwet die toeziet op het vaststellen van de erfgoedverordening, rekening houdend met het overgangsrecht van de Omgevingswet en de bepaling uit de Invoeringswet Omgevingswet art. 2.8 aanhef en onderdeel B derde lid, dat uiteindelijk de fysieke regels uit de erfgoedverordening overgaan in het Omgevingsplan.

Daarnaast is artikel 38 van de Monumentenwet 1988 van toepassing, waarin de gemeenteraad bevoegd is regels te stellen die onder meer betrekking hebben op het doen van opgravingen.

 

Artikelsgewijs

 

In deze verordening zijn de grondslagen en formele verwijzingen geactualiseerd als gevolg van de invoering van de Omgevingswet. Zij behoeven geen afzonderlijke toelichting. Dit geldt ook voor de volgende onderdelen:

  • “Commissie Welzijn en Cultureel Erfgoed” wordt “Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar”;

  • “gemeentelijk dorpsgezicht” wordt “gemeentelijk beschermd dorpsgezicht”;

  • “artikel [x]” (verwijzend naar een ander artikel in de verordening) wordt “artikel [x] van deze verordening”;

  • “lid 1” (verwijzend naar een ander lid in hetzelfde artikel) wordt “eerste lid”;

  • “20” (aantal in cijfers) wordt “twintig” (aantal uitgeschreven);

  • “vergunning” wordt “omgevingsvergunning”;

  • De nummering en de volgorde zijn niet gesynchroniseerd. Waar van toepassing is dat aangegeven in de tabel. Als een nieuw lid wordt tussen gevoegd, verschuiven uit de aard der zaak ook de volgende leden.

Inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 zijn hieronder wel toegelicht. Die toelichting betreft slechts de wijzigingen zelf. Voor hetgeen niet is gewijzigd wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 (Gemeenteblad 2016, 93459).

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de begrippen die gebruikt worden in deze verordening, nu deze verordening berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en derhalve in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen.

 

De voor deze verordening relevante begrippen uit de Erfgoedwet zijn verder:

  • archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • archeologische vondst: overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

  • cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • normaal onderhoud: noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

  • rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

  • rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3, van de Erfgoedwet;

 

Artikel 1, onder a Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar

Op grond van artikel 17.9 van de Omgevingswet moet de gemeenteraad beschikken voer een gemeentelijke adviescommissie die zal adviseren over besluiten en beleidsvoornemens die zien op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Deze commissie vervangt de huidige Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed. Op 13 december 2022 heeft de raad met het vaststellen van de Verordening op de instelling van de Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar besloten dat als nieuwe Adviescommissie omgevingskwaliteit Wassenaar wordt ingesteld op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Artikel 1, onder b Archeologische begeleiding

De omschrijving is conform de Kwaliteitseisen voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Omdat er vaak onduidelijkheid is over de aard van deze vorm van archeologisch onderzoek volgt de definitie in strikte zin de in de archeologische monumentenzorg (overeenkomstig de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA) gangbare omschrijving. In de KNA wordt ten aanzien van het waardestellend onderzoek en het definitieve onderzoek in uitzonderlijke gevallen toegestaan het onderzoek te laten plaatsvinden als onderdeel van civieltechnische graafwerkzaamheden in het kader van sloop en aanleg. Het gaat hierbij om een kleine ingreep in een groot gebied, of gebieden in stads- of dorpscentra, waar de archeologische waarden pas door sloop van opstallen toegankelijk worden. Na een IVO-P – variant archeologische begeleiding kan alsnog een opgraving geadviseerd worden bij verdere bodemverstoringen.

 

Artikel 1, onder f Archeologische waardestelling

De Kwaliteitseisen voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 4 bepaald dat vindplaatsen gewaardeerd moeten worden, ook wel een ‘waardestelling’ genoemd. Ten eerste wordt nagegaan of vindplaatsen vanwege hun belevingswaarde, op basis van hun schoonheid of herinneringswaarde, als behoudenswaardig getypeerd kunnen worden. De vindplaatsen worden vervolgens op hun fysieke kwaliteit beoordeeld. Een monument wordt op basis van fysieke kwaliteit als in principe behoudenswaardig aangemerkt, indien de criteria gaafheid en conservering samen bovengemiddeld (vijf of zes punten) scoren. Bij een middelmatige tot lage score (vier punten of minder), wordt naar de inhoudelijke kwaliteitscriteria gekeken om te bepalen of een vindplaats toch behoudenswaardig is. Indien te verwachten is dat op een van de inhoudelijke criteria ‘hoog’ wordt gescoord, wordt de vindplaats ook in principe behoudenswaardig geacht.

 

In zijn totaliteit wordt op de volgende waarden en met de volgende punten gescoord:

 

Waarden

Criteria

Scores

 

 

Hoog

Midden

Laag

Beleving

Schoonheid

Wordt niet gescoord.

 

Herinneringswaarde

Wordt niet gescoord.

Fysieke kwaliteit

Gaafheid

3

2

1

 

Conservering

3

2

1

Inhoudelijke kwaliteit

Zeldzaamheid

3

2

1

 

Informatiewaarde

3

2

1

 

Ensemblewaarde

3

2

1

 

Representativiteit

n.v.t.

 

Artikel 1, onder g Beelbepalende zaak

In artikel 5.130 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Besluit Kwaliteit leefomgeving (Bkl) wordt in de toelichting uitgelegd dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Monumentenzorg al zoveel mogelijk is gedecentraliseerd en de regelgeving zoveel mogelijk vereenvoudigd is. Door de formulering van de instructieregel <<rekening houden met>> kan het bevoegd zag zelf het cultureel erfgoed in beeld brengen. De mate en wijze van bescherming kan door het bevoegd gezag aangevuld worden met instrumenten als ‘gemeentelijk monument’, ‘gemeentelijk beschermd dorpsgezicht’, ‘beeldbepalend pand of zaak’, etc.

 

Artikel 1, onder k Cultuurhistorische waardenkaart

De archeologische beleidskaart is als bijlage 9 overgenomen in het huidige beleidskader, de Erfgoedvisie Wassenaar 2018-2024.

 

Artikel 1 onder m Gemeentelijk erfgoedregister

Met wijziging van het begrip gemeentelijke monumentenlijst in erfgoedregister en de definiëring van dit begrip wordt voldaan aan het gestelde in art 3.16, derde lid van de Erfgoedwet, die de verplichting inhoud tot een lijst die niet alleen betrekking heeft op beschermde gemeentelijke zaken, maar ook die van het Rijk. Het is een openbaar document (zie artikel 7 lid c). De opname in het gemeentelijke erfgoedregister heeft geen rechtsgevolg. Het betreft slechts een administratieve handeling. Voorafgaand aan de opname in het register is het de aanwijzing als gemeentelijke monument die het rechtsgevolg beoogt. De aanwijzing en plaatsing zijn daarom uit elkaar getrokken. Zie artikel 3, lid a en artikel 7.

 

Artikel 1, onder n Gemeentelijk kerkelijk monument

Vanwege de integrale benadering van het cultureel erfgoed wordt ook het onderscheid tussen verschillende typen monumenten (bijvoorbeeld gebouwd monument, archeologisch monument) ondergebracht in de integrale term beschermd gemeentelijk monument. Het begrip gemeentelijk kerkelijk monument is echter in deze verordening gehandhaafd in navolging van de Erfgoedwet. Zo blijft de gelijke behandeling tussen eigenaren van rijks- en gemeentelijk kerkelijke monumenten geborgd. Ook ingeval van een vergunning voor het gemeentelijke kerkelijk monument is, net als bij een kerkelijk rijksmonument, overleg tussen eigenaar en vergunningverlener vereist (zie artikel 10 lid 4), maar alleen in geval de aanvraag de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening betreft. Voor bijvoorbeeld een pastorie, een catechisatieruimte of verblijven van kloosterlingen geldt deze verbijzondering voor kerkelijke monumenten in de regel dan niet. Zij vallen onder de voorschriften die voor de andere monumenten gelden.

 

De definitie van “Vergunning” in de hiervoor geldende erfgoedverordening is vervangen door de definitie van de omgevingsvergunning op basis van de Omgevingswet. In die definitie is verwezen naar artikel 5.1, eerste lid, onder a, van die wet waarin een omgevingsplanactiviteit als vergunningsplichtig wordt aangemerkt. Zo wordt een omgevingsvergunning onder het nieuwe recht verleend op basis van het Omgevingsplan Wassenaar.

 

Verder is de definitie van “Wabo” niet opgenomen omdat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt ingetrokken en daardoor niet meer als basis kan dienen voor de omgevingsvergunning op grond van deze verordening. Zoals gezegd zal het (tijdelijke) Omgevingsplan Wassenaar vanaf die inwerkingtreding als basis dienen.

 

Artikel 1, onder o Gemeentelijk monument

Met het begrip gemeentelijk monument is aansluiting gezocht bij de Erfgoedwet. Deze stelt in artikel 3.1 dat een monument kan worden aangewezen als het van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Het betreft in alle gevallen een onroerende zaak of terrein. Tot de onroerende zaken horen ‘aard- en nagelvaste onderdelen als kerkorgels of schouwen of andere zaken die naar de verkeersopvatting onderdeel van de onroerende zaak uitmaken. Ook groene elementen, zoals houtopstanden, solitaire of gedenkbomen, vallen onder de begripsbepaling van gemeentelijk monument. De term ‘gemeentelijk groenmonument’ uit de Erfgoedverordening Wassenaar 2010 is daarom komen te vervallen.

 

Roerende zaken vallen buiten de werking van de Erfgoedverordening Wassenaar 2016. Wel wordt, aansluitend bij de Erfgoedwet, erkend dat er sprake kan zijn van een waardevol 'ensemble’. Bij een ensemble bestaat er een onlosmakelijk een waardevolle verwevenheid tussen het gebouw(en) met zijn interieur, (groene)omgeving en ondergrond. Een bekend type van een ‘ensemble’, met een grote ruimtelijke en functionele verwevenheid is de buitenplaats. Het hoofdhuis en bijgebouwen met hun interieurs en de tuin- en parkaanleg zijn in onderlinge samenhang tot stand gekomen. Dergelijke ensembles kunnen met deze Erfgoedverordening naar analogie van de Erfgoedwet als ‘complex’ worden beschermd.

 

Voor archeologische monumenten geldt dat onder dit begrip wel zaken kunnen worden gerekend, die naar hun aard roerend zijn. Tot het archeologisch terrein horen immers alle zaken die zich in het terrein (in de bodem) bevinden en die tot het monument behoren zolang er geen sprake is van een opgraving van de betreffende roerende zaken.

 

Artikel 1, onder p Monument

De term monument is gekoppeld aan de veel bredere omschrijving en integrale benadering van het cultureel erfgoed zoals opgenomen in de Erfgoedwet art. 1.1.

 

Artikel 1, onder q Omgevingsvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.

 

Artikel 1, onder v Redengevende omschrijving

De criteria die worden gehanteerd bij de aanwijzing van monumentenzijn opgenomen in de bijlage 8 van de vigerende Erfgoedvisie Wassenaar 2018-2024.

 

Artikel 1, onder x Rijksmonumentenactiviteit

In artikel 5.130 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Besluit Kwaliteit leefomgeving (Bkl) wordt de omgeving van (rijks)monumenten ook beschermd, dit in tegenstelling tot artikel 2.1, eerste lid onder ‘f’, dat via de Memorie van Toelichting en vaste jurisprudentie enkel gold voor archeologische monumenten en niet voor de omgeving van (rijks)monumenten. De activiteit ‘Bouwen’ in de omgeving van (rijks)monumenten wordt gezien als een ‘Omgevingsplanactiviteit’, terwijl de activiteit ‘Wijzigen (rijks)monument’ als een ‘Rijksmonumentenactiviteit gezien wordt’. De beoordeling van een rijksmonumentenactiviteit wordt ingevuld door artikel 8.80 van de Omgevingswet.

 

Artikel 3

In artikel 3 is de instelling van het houden van een gemeentelijk erfgoedregister vastgelegd, die betrekking heeft de door het college aangewezen monumenten, stads- of dorpsgezicht en beeldbepalende zaken. Verder in deze verordening komt het registreren van rechtsfeiten in het gemeentelijk erfgoedregister op verschillen plaatsen weer terug, maar het is voor de consistentie van de verordening goed dat er ook een algemeen artikel over het gemeentelijk erfgoedregister van deze verordening deel uitmaakt.

 

Tweede lid, onder b

Hier is geregeld dat ook informatie over rijksmonumenten die in de gemeente zijn gelegen in het gemeentelijk erfgoedregister worden opgenomen. Op grond van de Erfgoedwet ontvangt het college deze informatie in afschrift van de minister bij de inschrijving in het rijksmonumentenregister. Het kan ook gaan om informatie via instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.

 

Tweede lid, onder c

In onderdeel c van het tweede lid is opgenomen dat door het college van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht in het gemeentelijke erfgoedregister kunnen worden opgenomen.

 

Gelet op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (hierna: Wkpb) dienen gemeenten uiterlijk op 1 januari 2021 hun publiekrechtelijke beperkingen op onroerende zaken geregistreerd te hebben in de Basisregistratie kadaster publiekrechtelijke beperkingen (hierna: BRK-PB). Dit geldt ook voor gemeentelijke monumenten plus gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten. Beperkingen kunnen niet alleen meer op kadastrale percelen worden geregistreerd, maar ook op basis van Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)-objecten (bijvoorbeeld een woning of een bedrijfspand), Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT)-objecten (bijvoorbeeld een brug) en vrije contouren (bijvoorbeeld een verontreinigingscontour).

 

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het de bedoeling dat bestaande ruimtelijke beperkingen te zien zijn in het Digitaal Stelsel Omgevingswet - Landelijke Voorziening (DSO-LV), mogelijk per tranche. Dit geldt ook voor nog aan te wijzen nieuwe beperkingenbesluiten met name op basis van het omgevingsplan. Levering aan de openbare registers en bijhouden in de BRK-PB komt voor deze besluiten dan te vervallen. De beperkingen die vóór de inwerkingtreding Ow in de BRK-PB zijn opgenomen, komen tot en met 2031 te vervallen wanneer ze worden vervangen door nieuwe beperkingenbesluiten op basis van de Omgevingswet.

 

HOOFDSTUK 2 AANWIJZING GEMEENTELIJK MONUMENT

 

Artikel 4

In artikel 4 (dat de aanwijzing tot gemeentelijk monument betreft) is het vijfde lid vervangen door een nieuw lid zodat de tekst beter aansluit op de Omgevingswet. Bij lid 3 is toegevoegd dat bij archeologische monument advies wordt gevraagd van een onafhankelijke KNA-archeoloog.

 

Artikel 5

Aan dit artikel over de voorbescherming is een tweede lid toegevoegd waarin is bepaald wanneer de voorbescherming vervalt.

 

Artikel 10

Aan dit artikel over het intrekken van de aanwijzing tot gemeentelijk monument is een vijfde lid toegevoegd waarin is bepaald wanneer de aanwijzing vervalt.

 

HOOFDSTUK 3 INSTANDHOUDING GEMEENTELIJKE MONUMENTENTALE ZAKEN EN TERREINEN

 

Artikel 11

In dit artikel over de instandhouding van gemeentelijke monumenten is de tekst van het vijfde lid, waarin de uitzonderingen op de vergunningplicht worden geregeld, meer aansluitend op het taalgebruik in huidige en toekomstige wetgeving gemaakt.

 

Artikel 12

Artikel 12 in de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 betrof de wijze van indiening van een aanvraag om omgevingsvergunning. Nog afgezien van dat de verwijzing daarin naar toepasselijke wetgeving verouderd was, heeft het behoud van deze bepaling geen meerwaarde omdat de wijze van (digitale) indiening van de aanvraag onder de Omgevingswet gedetailleerd zal zijn geregeld. Deze bepaling is dan ook komen te vervallen.

 

Artikel 14

In dit artikel over de weigeringsgronden voor de behandeling van een aanvraag om omgevingsvergunning is een tweede lid toegevoegd waarin is bepaald dat de omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument niet wordt verleend zonder dat er overleg met de eigenaar is geweest.

 

Voormalig artikel 15 is komen te vervallen.

 

Artikel 15

De regels van dit artikel die het intrekken door het college van de omgevingsvergunning betreffen, hebben in deze verordening een beperkender regime dan in de voorgaande verordening. Dit komt omdat na de inwerkingtreding van de Omgevingswet de intrekkingsgronden van een omgevingsvergunning uitputtend zijn geregeld in onder andere de artikelen 5.39 en 5.40 van de Omgevingswet, artikel 8.97 e.v. van het Besluit kwaliteit leefomgeving en – in verband met het overgangsrecht – ook artikel 10a.12 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

 

HOOFDSTUK 5 INSTANDHOUDING ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

 

Artikel 17

Op grond van dit artikel kan het college nadere regels stellen wat betreft de eisen aan de uitvoering van de bodemverstorende werkzaamheden in een archeologisch monument of verwachtingsgebied. Deze dienen verankerd te worden in het Programma van Eisen (PvE)/ Plan van Aanpak (PvA), wat tekstueel in dit artikel is aangepast.

 

Artikel 18

 

Het goedkeuren en vaststellen van een Plan van Aanpak (voor booronderzoek) en een Programma van Eisen (voor gravend onderzoek) is een bevoegdheid van het college en wordt gemandateerd aan de adviseur archeologie van de gemeente.

 

Voormalig artikel 18 is komen te vervallen.

 

Voormalig artikel 19 is komen te vervallen.

 

HOOFDSTUK 6 AANWIJZING GEMEENTELIJK BESCHERMD DORPSGEZICHT

 

Artikel 19

In dit artikel over de aanwijzing en registratie van een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht is in het derde lid een nieuwe tekst voor het vervallen van de aanwijzing opgenomen. De nieuwe tekst sluit aan op de Omgevingswet.

 

Artikel 20

Het artikel is het begrip “Bestemmingsplan” vervangen door het Omgevingsplan Wassenaar, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet als tijdelijk deel overeenkomstig artikel 22.1 van de Omgevingswet.

 

Artikel 21

In dit nieuwe artikel van hoofdstuk 6 is een verbodsbepaling opgenomen in verband met het slopen van een bouwwerk in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Deze verbodsbepaling is opgenomen om de verordening te vervolledigen. Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo gaf de gemeente de mogelijkheid om op basis van hun verordening het slopen in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht aan een omgevingsvergunningplicht te onderwerpen. Daaraan is hier uitvoering gegeven. Artikel 5.1, aanhef en onder a, van de Ow geeft de gemeenten de mogelijkheid een dergelijke verplichting op te nemen als een omgevingsplanactiviteit in het omgevingsplan. Totdat het omgevingsplan is aangepast, kan het verbod in de Erfgoedverordening blijven staan, in aanvulling op het overgangsrecht ten aanzien van de 2.2 van de Wabo activiteiten. De Omgevingswet regelt in de artikelen 22.2, 22.8 en 2.1a van het Omgevingsbesluit het overgangsrecht.

 

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

 

Voormalig artikel 22

Dit artikel in de Erfgoedverordening Wassenaar 2016 over tegemoetkoming in schade komt in deze verordening niet meer terug, omdat schade ontstaan door een rechtmatige overheidsdaad onder de Omgevingswet in bredere zin en onder de naam nadeelcompensatie terugkomt. De nadeelcompensatieregels voor de uitvoering van deze verordening is inmiddels vervat in de nieuwe Verordening nadeelcompensatie Wassenaar 2023 die gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt. De Monumentenwet 1988 op grond waarvan een schadevergoedingsregeling in de verordening moest worden opgenomen, wordt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet ingetrokken. De afdeling van de Raad van State heeft uitgemaakt dat een erfgoedverordening zonder een schadevergoedingsregeling rechtsgeldig is (NR86, 604).

 

Artikel 23

In 2016 is het Paraplubestemmingsplan Cultureel Erfgoed Wassenaar, panden en objecten en archeologisch erfgoed vastgesteld om daarmee te voldoen aan artikel 38a Monumentenwet jo. artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Gebleken is echter dat er enkele ‘witte vlekken’ waren binnen de gemeente, waar geen bestemmingsplan van kracht was. Dit is in 2022 gerepareerd met een zogenaamde beheersverordening, maar daarmee is niet gezegd dat overal nu regels voor archeologie zijn opgenomen. Daarom is conform het VNG-model een ‘vangnetbepaling’ opgenomen, die gelet op de verplichtingen van het Verdrag van Valletta, waarborgt dat mogelijk in gronden aanwezige archeologische waarden niet worden verstoord, tenzij daaraan aandacht is besteed die gelijkwaardig is aan waartoe artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) verplicht, door middel van de verwachtingskaarten, een omgevingsvergunning of eigen onderzoek dat aan die eisen kan voldoen. Het tweede lid wordt, gelet op het vervallen van artikel 38 van de Monumentenwet 1988 en het inwerking treden van de Omgevingswet, rechtstreeks onderdeel van het tijdelijk omgevingsplan.

 

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 25

Deze verordening treedt volgens het eerste lid van dit artikel gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet in werking. Een uitzondering hierop vormt de inwerkingtreding van artikel 16 van deze verordening hetgeen in het tweede lid is geregeld. Artikel 16 bevat regels over archeologische monumentenzorg en door die regels een dag vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht te laten worden zullen deze regels na die inwerkingtreding automatisch deel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan als regels die zijn gebaseerd op artikel 38, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, een en ander als bepaald in artikel 4.6, eerste lid, onder d, van de Invoeringswet Omgevingswet.

 

Voormalig artikel 26 is niet van toepassing en wordt niet overgenomen.

 

Voormalig artikel 27 is niet van toepassing en wordt niet overgenomen.

Naar boven