Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Asten 2024

De raad van de gemeente Asten;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

 

gehoord het advies van de Commissie Ruimte van 28 november 2023;

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet);

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

‘Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Asten 2024’

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd de ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Asten’;

  • b.

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • c.

    wet: de Omgevingswet;

  • d.

    ODZOB: de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

 

Paragraaf 2. Adviestaak

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De gemeenteraad verzoekt de ODZOB de commissie vorm te geven en te faciliteren.

  • 2.

    De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

  • 3.

    Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1°.

        een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • 2°.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • 3°.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 4°.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van beleid inclusief de omgevingsvisie, het omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevings-kwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • h.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van verordeningen als bedoeld in artikel 149 van de Gemeentewet die een eis bevatten ten aanzien van de omgevingskwaliteit, zoals bijvoorbeeld een standplaatsvergunning, ligplaatsvergunning of exploitatievergunning horecabedrijven.

 

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

Artikel 3. Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b.

 

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit minimaal twee en maximaal vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 2.

    De leden van de commissie worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. De commissie wijst de voorzitter aan en regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 3.

    De commissie bestaat gelet op het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet uit enkele lid deskundigen op het gebied van de monumentenzorg.

  • 4.

    Voor de bezetting van de commissie draagt de ODZOB bij vacatures nieuwe leden en plaatsvervangers voor. De door de ODZOB voorgedragen leden en plaatsvervangers dienen te beschikken over de vereiste deskundigheid, alsmede maatschappelijke kennis en ervaring, in ieder geval met inachtneming van het bepaalde in lid 3.

  • 5.

    De door de ODZOB voorgedragen leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van hun professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Delegatie van de bevoegdheid tot benoeming van leden en plaatsvervangers aan burgemeester en wethouders is overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.3 Algemene wet bestuursrecht en artikel 156 van de Gemeentewet mogelijk.

  • 6.

    De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, monumentenzorg en architectuur

  • 7.

    De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

  • 8.

    Eén van de leden zorgt voor de verslaglegging en het secretariaat van de commissie, daarin ondersteund door een of meer ambtelijke medewerkers als bedoeld in artikel 6.

  • 9.

    De commissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

Artikel 5. Benoeming, schorsing en ontslag

  • 1.

    De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste vier jaar worden benoemd.

  • 2.

    Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De leden en plaatsvervangers worden op eigen aanvraag ontslagen.

  • 5.

    Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1.

    De commissie heeft een ambtelijk voorbereider en commissie-secretaris, de commissie-secretaris zorgt voor de verslaglegging.

  • 2.

    De ambtelijk voorbereider en de commissie-secretaris zijn voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3.

    De ambtelijk voorbereider kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de ambtelijk voorbereider.

  • 4.

    De ambtelijk voorbereider noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

 

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7. Adviestermijn

Gelet op de beslistermijn van de Omgevingswet brengt de commissie advies uit binnen een termijn van één week, tenzij burgemeester en wethouders een afwijkende termijn hebben aangegeven.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1.

    De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De vergaderdata van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen.

  • 2.

    De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 3.

    De openbaarheid geldt niet voor informeel overleg.

  • 4.

    De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie.

  • 5.

    Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 6.

    Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden.

  • 7.

    Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 8.

    Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste één leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 9.

    Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 10.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1.

    De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    De commissie kan zich doen bijstaan door andere, door burgemeester en wethouders aangewezen personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3.

    Adviseurs kunnen zijn deskundigen op het gebied van stedenbouw, landschap of archeologie.

  • 4.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

In geval burgemeester en wethouders een besluit nemen in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies, zenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

 

Paragraaf 6. Werkwijze

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1.

    De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2.

    In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering;

    • b.

      de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder f;

    • c.

      de wijze waarop belanghebbenden worden uitgenodigd;

    • d.

      het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • e.

      de notulering en dossiervorming;

    • f.

      de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

    • g.

      de instelling van subcommissies;

    • h.

      de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het Gemeenteblad.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Artikel 14. Vergoeding

  • 1.

    Voor zover leden, plaatsvervangers of adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid, als medewerker deel uitmaken van de ODZOB, ontvangt de ODZOB voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven zoals die jaarlijks worden overeengekomen met de ODZOB.

  • 2.

    Door de gemeente voorgedragen en benoemde leden, plaatsvervangers of adviseurs, die geen medewerker van de ODZOB zijn, ontvangen voor hun werkzaamheden een door het college te bepalen vergoeding.

 

Paragraaf 7. Jaarverslag

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks voor 1 februari verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. Het verslag mag een onderdeel zijn van het algemene jaarverslag wat de ODZOB opstelt.

  • 2.

    In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

 

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de gemeentelijke ‘Wijziging van de Bouwverordening gemeente Asten’ en de ‘Erfgoedverordening gemeente Asten 2018’ benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit, tot het moment dat de leden opnieuw zijn aangewezen op grond van of naar aanleiding van deze verordening.

  • 2.

    Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Asten’ wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17. Vervallen oude regeling

De regels met betrekking tot de welstand- en erfgoedcommissie in hoofdstuk 9 van de ‘Wijziging van de Bouwverordening gemeente Asten’ vervallen per de datum dat de onderliggende verordening in werking treedt, met inachtneming van het in artikel 16 opgenomen overgangsrecht.

Het bij hoofdstuk 9 van de ‘Wijziging van de Bouwverordening gemeente Asten’ als bijlage toegevoegde ‘Reglement van orde van de welstandscommissie’ vervalt zodra de commissie op grond van artikel 12 van de onderliggende verordening een reglement van orde heeft vastgesteld.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Asten 2024’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Asten d.d. 12 december 2023

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M van Extel-van Katwijk

Naar boven