Besluit tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doesburg 2021

De raad van de gemeente Doesburg,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2023;

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

I. De op 30 september 2021 vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doesburg 2021 als volgt te wijzigen:

 

  • A.

    Artikel 13, lid 1, onder a komt te luiden als volgt:

    • a.

      Het bedrag van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering of;

  • B.

    Artikel 13, lid 5 komt te luiden als volgt:

    • 5.

      De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

      • a.

        Bij huishoudelijke ondersteuning: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

      • b.

        Bij begeleiding: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

  • C.

    Artikel 17, lid 1 komt te luiden als volgt:

    Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in lid 2 t/m 4 bedraagt de hoogte van de bijdrage niet meer dan de kostprijs en is gebaseerd op het maximale bedrag als bedoelt in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015.

  • D.

    Artikel 17, lid 2 komt te vervallen

  • E.

    De leden 3 tot en met 13 worden vernummerd naar de leden 2 tot en met 12.

 

II.

De zinnen in de tekst van de Toelichting bij artikel 13 Hoogte pgb, te weten:

“Lid 5: Bij het inzetten van een pgb voor informele hulp, kan sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Voor beide type overeenkomsten geldt sinds 1 januari 2018 de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ( Wml ). In deze bepaling is dan ook geregeld dat het informeel pgb-tarief wordt vastgesteld op het wettelijk minimumloon. De cliënt kan daarmee altijd aan zijn arbeidsrechtelijke verplichtingen voldoen. Omdat het bij informele hulp vrijwel altijd gaat om hulp uit het sociale netwerk, waarbij de hulp op de eerste plaats voortvloeit uit de affectieve relatie, achten we een tarief op basis van het wettelijk minimumloon ook passend.”

 

komen te luiden als volgt :

“Lid 5: Bij het inzetten van een pgb voor informele hulp, kan sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De CRvB heeft twee uitspraken gedaan over het tarief voor pgb van het sociale netwerk ( CRvB 16-8-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394 en CRvB 16-8-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1580). Hieruit blijkt dat het tarief minimaal overeen moet komen met de hoogste periodiek in de desbetreffende CAO, vermeerderd met vakantiebijslag en tegenwaarde van verlofuren. Voor hulp bij huishouden is dit de specifiek hiervoor in het leven geroepen salarisschaal hulp bij huishouden, voor begeleiding is dit FWG30 uit de CAO VVT. Uit de uitspraak CRvB 25-07-2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5446 blijkt dat bij de tegenwaarde van verlofuren uitgegaan moet worden van het vastgestelde aantal verlofuren uit de CAO VVT.”.

 

De zinnen in tekst in de Toelichting op Artikel 17 Regels voor bijdrage in de kosten, te weten:

“In lid 1 is geregeld voor welke algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen het zogenaamde abonnementstarief van € 19,- per maand geldt. Uit de wet volgt dat het abonnementstarief verplicht is voor algemene voorzieningen waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener. Bij een duurzame hulpverleningsrelatie is er in belangrijke mate sprake van persoonlijke hulpverlening, is arbeid verreweg de grootste kostencomponent, is de continuïteit van de band tussen cliënt en hulpverlener belangrijk voor de ondersteuning van de cliënt en wordt er langdurig gebruik gemaakt van de voorziening. Voorbeelden zijn begeleiding en huishoudelijke hulp. De gemeente kan er daarnaast voor kiezen ook andere algemene voorzieningen onder het abonnementstarief te brengen. Bij de in lid 5 genoemde algemene voorzieningen is geen sprake van een duurzame hulpverleningsrelatie en heeft de gemeente ervoor gekozen een andere bijdrage te hanteren.”

 

komen te luiden als volgt :

“In lid 1 is geregeld voor welke algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen een bijdrage in de kosten verschuldigd is. Uit de wet volgt dat een bijdrage in de kosten verplicht is voor algemene voorzieningen waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener. Bij een duurzame hulpverleningsrelatie is er in belangrijke mate sprake van persoonlijke hulpverlening, is arbeid verreweg de grootste kostencomponent, is de continuïteit van de band tussen cliënt en hulpverlener belangrijk voor de ondersteuning van de cliënt en wordt er langdurig gebruik gemaakt van de voorziening. Voorbeelden zijn begeleiding en huishoudelijke hulp. De gemeente kan er daarnaast voor kiezen ook andere algemene voorzieningen onder het abonnementstarief te brengen. Bij de in lid 5 genoemde algemene voorzieningen is geen sprake van een duurzame hulpverleningsrelatie en heeft de gemeente ervoor gekozen een andere bijdrage te hanteren.”

 

III. Het besluit tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doesburg 2021n werking te laten treden op 1 januari 2024, waarbij artikel 13, lid 5 terugwerkende kracht krijgt tot en met 1 januari 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 december 2023.

De griffier,

J.B. Voorhof

De voorzitter,

drs. L.W.C.M. van der Meijs-van de Laar

Naar boven