Zesde wijziging van de Subsidieverordening Rotterdam 2014

De raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het (herziene) voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 2023 (raadsvoorstel nr. 23bb008614/23bo008720);

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat:

  • -

    aanpassingen wenselijk zijn vanwege het verstrijken van het overgangsrecht en afbouwrecht van de Wet Normering Topinkomens;

  • -

    er onduidelijkheid bestond over de verantwoordingsdocumenten;

  • -

    er in de praktijk behoefte is aan flexibilisering van tussentijdse rapportage en momenten van aanleveren stukken voor de aanvraag vaststelling en soorten verantwoordingsdocumenten;

 

besluit tot vaststellen van:

de Zesde wijziging van de Subsidieverordening Rotterdam 2014

Artikel I  

 

De Subsidieverordening Rotterdam 2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1 komt te luiden:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • -

    eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor een of meer activiteiten die van bepaalde duur zijn;

  • -

    Europees steunkader: mededelingen, richtsnoeren, kaderregelingen, besluiten of verordeningen op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • -

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar, boekjaar of schooljaar wordt verstrekt;

  • -

    social return: door de subsidieontvanger leveren van een bijdrage aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van het bevorderen van werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

B.

 

Artikel 2 komt te luiden:

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ten aanzien van situaties als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

 

C.

 

Artikel 2a vervalt.

 

D.

 

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt ‘prestatie(s) of activiteit(en)’ vervangen door ‘activiteiten’.

  • 2.

    In het derde lid wordt ‘in afwijking van het tweede lid’ vervangen door ‘in afwijking van het eerste en tweede lid’.

 

E.

 

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt ‘indien naar zijn oordeel’ vervangen door ‘als’.

  • 2.

    In de onderdelen a, b, d en f wordt ‘prestatie(s)/activiteit(en)’ telkens vervangen door ‘activiteiten’.

  • 3.

    In onderdeel e wordt ‘de prestatie(s)/activiteit(en) niet bijdraagt/bijdragen aan’ vervangen door ‘de activiteiten niet bijdragen aan’.

  • 4.

    In de onderdelen i en j vervalt ‘als’.

  • 5.

    Onderdeel k komt te luiden:

  • k.

    in de nadere regels specifieke bepalingen hierover zijn opgenomen.

 

F.

 

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9 Verlening subsidie

In de verleningsbeschikking neemt het college in ieder geval de subsidiabele activiteiten op en de in het kader daarvan te verrichten prestaties of subsidiabele lasten en de eventueel daaraan gerelateerde baten. Voor zover van toepassing wordt hierbij tevens de wijze van bevoorschotting, tussentijdse rapportages, verantwoording, controle en vaststelling en de overige voorwaarden en verplichtingen aangegeven.

 

G.

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 100.000 kan het college de verplichting opleggen tot het aanleveren van een tussentijdse rapportage omtrent de reeds verrichte activiteiten en in het kader daarvan verrichte prestaties of subsidiabele lasten en de eventueel daaraan gerelateerde baten. Een dergelijke tussentijdse rapportage wordt bij een subsidie tot € 500.000 niet vaker dan één keer per jaar gevraagd en bij een subsidie vanaf € 500.000 niet vaker dan twee keer per jaar.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels of verleningsbeschikking een andere frequentie en een ander grensbedrag voor tussentijdse rapportage opleggen.

 

H.

 

In artikel 12, derde lid, onderdeel a, wordt ‘prestatie(s)/activiteit(en)’ vervangen door ‘activiteiten’.

 

I.

 

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘of;’ vervangen door ‘; of’.

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Bij een vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verplicht het college de aanvrager om op de in de verleningsbeschikking aangegeven wijze aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten en de prestaties in het kader daarvan zijn verricht dan wel dat de gesubsidieerde baten zijn gemaakt en dat is voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de subsidieverlening.

  • 3.

    In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘prestatie(s)/activiteit(en)’ vervangen door ‘activiteiten’.

 

J.

 

Artikel 14 komt te luiden:

 

Artikel 14 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 25.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk twaalf weken nadat de prestaties in het kader van de gesubsidieerde activiteit zijn verricht;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk op 31 maart in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk twaalf weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels of bij verleningsbeschikking een ander tijdstip van en andere termijnen voor het indienen van de aanvraag voor vaststelling opnemen voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met behulp van een vastgesteld formulier en bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijke subsidieverantwoording, waarin de werkelijke realisatie van de subsidiabele activiteiten wordt afgezet tegenover de bij de subsidieverlening vastgestelde activiteiten en waarbij geldt dat afwijkingen van meer dan 10% naar aard en omvang worden toegelicht en verklaard;

    • b.

      een financiële subsidieverantwoording, waarin de werkelijke subsidiabele lasten en baten van de subsidiabele activiteiten over het gesubsidieerde tijdvak worden afgezet tegenover de bij de subsidieverlening vastgestelde financiële begroting en waarbij geldt dat afwijkingen van meer dan 10% per begrotingsonderdeel worden toegelicht.

      Tenzij anders is overeengekomen bevat de financiële subsidieverantwoording geen verrekenbare of compensabele BTW als subsidielast;

    • c.

      indien van toepassing de onderstaande accountants-producten zoals nader beschreven in het subsidiecontroleprotocol, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

      • 1°.

        een assurancerapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf €50.000 tot € 200.000 die op basis van prestatierealisatie wordt vastgesteld;

      • 2°.

        een assurancerapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf €200.000 die op basis van prestatierealisatie wordt vastgesteld;

      • 3°.

        een beoordelingsverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf € 50.000 tot €200.000 die op basis van de gerealiseerde lasten en de daaraan gerelateerde baten van de subsidiabele activiteiten wordt vastgesteld;

      • 4°.

        een controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf € 200.000 die op basis van de gerealiseerde lasten en de daaraan gerelateerde baten van de subsidiabele activiteiten wordt vastgesteld;

      • 5°.

        een assurancerapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording en een beoordelingsverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf € 50.000 tot € 200.000 die op basis van prestatierealisatie en op lasten en daaraan gerelateerde baten van de subsidiabele activiteiten wordt vastgesteld;

      • 6°.

        een assurancerapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording en een controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een verleende subsidie vanaf € 200.000 die op basis van prestatielasten en op lasten en daaraan gerelateerde baten van de subsidiabele activiteiten wordt vastgesteld.

  • 4.

    Het college kan vooraf bij de verlening bepalen dat ook andere gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden ingediend. Indien daartoe wordt besloten, zijn deze gegevens en bescheiden verenigbaar met de in het derde lid gevraagde verantwoordingen of opgaven.

  • 5.

    Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000 bepaalt het college in de verleningsbeschikking de vervangende controlemethodiek.

  • 6.

    De subsidieontvanger zorgt dat de door hem ingeschakelde accountant bij het onderzoek en het opstellen van in het derde lid, onderdeel c, gevraagde accountantsproducten zich houdt aan het subsidiecontroleprotocol, bedoeld in artikel 3, vierde lid, tenzij sprake is van subsidieverstrekking op basis van een specifieke rijksregeling of een Europese regeling waarvoor andere vereisten gelden.

  • 7.

    Het college kan in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de in het derde lid, onderdeel c, opgenomen verplichting om per geval een accountantsproduct bij te voegen bij de aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie vanaf € 50.000.

 

K.

 

In artikel 15 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4.

    Het college kan op verzoek van de subsidieontvanger eenmaal uitstel verlenen tot het aanleveren van gegevens voor aanvraag vaststelling, waarbij het college een termijn aangeeft voor aanlevering. Wanneer de stukken voor aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de termijn zijn ingediend, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

 

L.

 

Artikel 19 komt te luiden:

 

Artikel 19 Overgangsrecht

Op aanvragen om subsidie die voor 1 januari 2024 zijn ingediend en op subsidies die voor die datum zijn verleend of verstrekt blijft het recht van toepassing zoals dat luidde voor 1 januari 2024.

Artikel II  

De Toelichting bij de Subsidieverordening Rotterdam 2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

De toelichting op artikel 2 komt te luiden:

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In dit artikel wordt aangegeven dat de subsidieverstrekking door het college wordt beperkt tot de subsidiëring van de door de raad aangegeven (beleids)doelen, zoals deze zijn opgenomen in de begroting van de raad, en deze subsidiering volgens de in deze subsidieverordening opgenomen kaders verloopt. Het college besluit tot subsidiering binnen de door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de begroting en deze subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen die niet overeenstemmen met de door de raad vastgestelde (beleids)doelen en deze subsidieverordening.

 

De verordening levert geen inhoudelijke criteria voor verlening of vaststelling. De grondslag en beoordeling voor de verlening van incidentele subsidies of begrotingssubsidies kunnen beleidsnotities of programma’s op de begroting zijn. De grondslag voor subsidiering bij wettelijk voorschrift is een door het college vastgestelde subsidieregeling. Het college heeft de mogelijkheid om in situaties als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de SVR 2014 geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren.

 

B.

 

In de toelichting vervalt:

 

Artikel 2a Subsidiabele loonkosten

 

Vanuit een oogpunt van een doelmatige besteding van overheidsmiddelen zijn loonkosten boven de norm zoals bedoeld in de WNT niet subsidiabel. De ontheffing maakt het mogelijk om hiervan af te wijken. Dit zal slechts bij hoge uitzondering het geval zijn en uit de aard van de bevoegdheid zal het goed gemotiveerd moeten worden, mede met het oog op de rechtsgelijkheid ten aanzien van andere subsidieontvangers.’

C.

 

Na de toelichting op artikel 3 wordt de volgende tekst ingevoegd:

 

Artikel 3a Europese regelgeving/Staatssteun

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de SVR 2014, of dat subsidiebeschikkingen worden aangevuld. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.

 

D.

 

In de toelichting op artikel 10 vervalt in de derde zin de zinsnede ‘of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen’.

 

E.

 

De toelichting op artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De zin ‘’Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording” wordt vervangen door “Het ligt voor de hand dat de eisen die worden gesteld aan de tussentijdse rapportage lichter zijn dan de eisen die worden gesteld aan de eindverantwoording.’’

  • 2.

    Na de zin ‘Bij subsidies vanaf € 500.00 mag maximaal tweemaal per jaar een rapportage worden gevraagd’ wordt de volgende tekst toegevoegd, luidende:

 

Deze bevoegdheid is niet bedoeld om tot volgende uitbetaling van voorschotten over te gaan. Daarvoor geldt de regeling van artikel 10. Deze bevoegdheid is ook niet bedoeld om rapportages op te vragen die voortvloeien uit andere wetgeving.

 

Lid 2 geeft het college de mogelijkheid om een afwijkende frequentie voor tussentijdse rapportageverplichtingen op te leggen bedoeld voor uitzonderlijke en bijzondere situaties.

 

F.

 

De toelichting op artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. na de eerste alinea wordt de volgende tekst ingevoegd:

 

Artikel 12 heeft betrekking op verplichtingen die de subsidieontvanger moet naleven als er al een verleningsbeschikking is. De vraag naar nadere informatie en onderzoek kan geen betrekking hebben op een aanvraag voor verlening, want dat recht om informatie op te vragen vloeit impliciet voort uit het kunnen beoordelen van een aanvraag aan de hand van de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. Die voorwaarden zijn geregeld in de subsidieregeling of het beleidsprogramma. In beginsel worden informatieverplichtingen opgenomen in de verleningsbeschikking, ook bij directe vaststelling. Alleen wanneer sprake is van een situatie bedoeld in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht, kan buiten de verplichtingen in de verleningsbeschikking aanvullende informatie opgevraagd worden of medewerking aan onderzoeken worden verlangd.

 

2. In de tweede alinea wordt de zinsnede ‘tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop)’ vervangen door ‘gedurende de looptijd van de subsidie’.

 

G.

 

De toelichting op artikel 14 komt te luiden:

 

Artikel 14 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieaanvrager de aan hem verleende subsidie vanaf € 25.000 aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 9 wordt de wijze van verantwoording en controle al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekendgemaakt.

 

In het eerste lid is geregeld wanneer de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen eenmalige en jaarlijkse subsidies. Indien het subsidietijdvak van een jaarlijkse subsidie niet synchroon loopt met een kalenderjaar (bijvoorbeeld een schooljaar of een ander gebroken boekjaar), dient de aanvraag tot vaststelling uiterlijk twaalf weken na afloop van dit subsidietijdvak bij het college te worden ingediend.

 

In het derde lid is beschreven dat de aanvraag tot subsidievaststelling met behulp van een door of namens het college vastgesteld formulier moet worden ingediend. Deze bevat:

 

  • Inhoudelijke verantwoording

  • Financiële verantwoording

  • De in de verleningsbeschikking gevraagde accountantsproducten bij een subsidieverlening vanaf € 50.000.

 

De verantwoordingsvoorwaarden waaraan de inhoudelijke respectievelijk financiële subsidieverantwoording – als onderdeel van de totale subsidieverantwoording – dient te voldoen zijn in het derde lid onderdeel a respectievelijk onderdeel b beschreven.

 

Verder worden in onderdeel c van het derde lid de vereiste accountantsproducten aangaande de onderdelen van de totale subsidieverantwoording bij verleende subsidies vanaf € 50.000 beschreven. Als een subsidie afgerekend wordt op basis van de werkelijke prestaties respectievelijk de werkelijke subsidiabele lasten (en de eventueel daaraan gerelateerde baten) van subsidiabele activiteiten, wordt een accountantsproduct over de inhoudelijke subsidieverantwoording respectievelijk de financiële subsidieverantwoording opgevraagd.

 

Bij subsidies vanaf € 200.000 worden ‘zware’ accountantsproducten opgevraagd, aangezien bij grotere subsidiebedragen logischerwijze ook meer zekerheid wordt verlangd. In principe wordt met de verleningsbeschikking slechts één accountantsproduct opgevraagd: of over de inhoudelijke of over de financiële subsidieverantwoording.

 

Alleen in de gevallen waarin afgerekend wordt op basis van zowel prestaties als op basis van de subsidiabele lasten en de eventueel daaraan gerelateerde baten van subsidiabele activiteiten, moet de accountant zowel de prestaties als de lasten en eventuele baten controleren. Dit kan op twee manieren:

  • 1.

    met twee accountantsproducten: namelijk een accountantsproduct over de financiële subsidieverantwoording en een accountantsproduct over de inhoudelijke subsidieverantwoording.

  • 2.

    Via de nieuwe manier die met de wijziging van het subsidiecontroleprotocol in 2021 mogelijk is gemaakt: namelijk een accountantsproduct over de inhoudelijke subsidieverantwoording aangevuld met financiële indicatoren.

Gezien de systematiek van de verordening en de hiermee gemoeide accountantskosten wordt aangeraden slechts bij uitzondering subsidie op zowel prestaties als op lasten te verlenen.

 

In lid 5 staat dat bij subsidies vanaf € 25.000 tot € 50.000 het college vooraf in de verleningsbeschikking de vervangende controlemethodiek bepaalt die in plaats komt van de bovengenoemde accountantsonderzoeken.

Het gaat dus niet om een vervangende manier van verantwoorden, ook bij deze subsidies is artikel 14 derde lid a en b van toepassing. Dit lid houdt in dat voor subsidies tussen de € 25.000 en de € 50.000 een andere wijze van controle wordt voorgeschreven om een bepaalde mate van zekerheid te krijgen over de juistheid van de verantwoordingen (omdat er in dit geval geen accountantsproduct beschikbaar is als houvast). Dat kunnen bijvoorbeeld facturen en betaalbewijzen zijn.

 

Bovenstaande geldt eveneens voor de in het zevende lid opgenomen (gedeeltelijke) ontheffingsmogelijkheid. Wanneer op eenvoudige wijze is vast te stellen dat de aanvrager aan de subsidievoorwaarden en verplichtingen heeft voldaan, kan bepaald worden dat er geen accountantsproduct nodig is. Wanneer van een ontheffing gebruik wordt gemaakt, dient de gebruikmaking van deze ontheffingsmogelijkheid en de motivering daarvan vooraf duidelijk in de verleningsbeschikking kenbaar te worden gemaakt.

 

H.

 

In de toelichting op artikel 15 wordt aan de tweede alinea de volgende tekst toegevoegd:

 

In het vierde lid is bepaald dat het college op verzoek van de subsidieontvanger één keer uitstel van aanlevering kan verlenen, waarbij een nieuwe termijn wordt gesteld. Als de aanvraag tot subsidievaststelling niet op de nieuw afgesproken datum is ingediend, volgt een eenmalig rappel. Als de subsidieontvanger zes weken na het versturen van het rappel geen verantwoording heeft ingediend, gaat het college over tot ambtshalve vaststelling.

 

I.

 

In de toelichting op artikel 17 wordt de eerste alinea vervangen door de volgende tekst:

‘Artikel 17 is geen generieke hardheidsclausule. Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college om in nadere regels te bepalen dat zij concreet van bepaalde onderdelen of artikelen van de subsidieregeling kan afwijken. Afwijken kan alleen als de toepassing van die artikelen of onderdelen, naar het oordeel van het college, voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zouden zijn tot de met de subsidieregeling te dienen belangen.’

 

J.

De toelichting op artikel 19 komt te luiden:

 

Artikel 19 Overgangsrecht

Wanneer de subsidieaanvraag voor 1 januari 2024 wordt ingediend wordt ook de vaststelling behandeld volgens het recht zoals dat luidde voor die datum. Dat geeft rechtszekerheid voor de aanvragers.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2023.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven