Gemeenteblad van Hilvarenbeek
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilvarenbeek | Gemeenteblad 2023, 560046 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilvarenbeek | Gemeenteblad 2023, 560046 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Afvalstoffenverordening 2024 van de gemeente Hilvarenbeek
De raad van de gemeente Hilvarenbeek
Gelezen het voorstel van het college d.d 10 oktober 2023
Gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren en artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen;
§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats
binnen de gemeente waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:
a. ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;
b. over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of
c. achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende afvalstromen op verschillende dagen en tijden worden vastgesteld.
Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een perceel of inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.
Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk
Met de komst van NEE-NEE- en NEE-JA- brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken. Daarnaast kunnen ze ook via het systeem ‘InMijnBus’ een online registratie doorvoeren met de voorkeur voor het wel of niet ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen.
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten
een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben,
anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten
§ 4a. Kadavers van gezelschapsdieren
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.]
§ 6. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:
Artikel 23. Intrekking oude verordening
De Afvalstoffenverordening 2022 van de gemeente Hilvarenbeek wordt ingetrokken.
Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hilvarenbeek op 14 december 2023
De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een
doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden, verandert. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.
De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van
de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang
met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24,
tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.
De opname van paragraaf 4a inzake de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren heeft als
grondslag artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren. Artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (hierna: Besluit GIHA) biedt een grondslag voor het niet gescheiden inzamelen van bioafval. Deze grondslag is gebruikt voor artikel 7, tweede lid.
2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening
Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) waar die afvalstoffen
ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels
over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte en kadavers van gezelschapsdieren.
Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor
de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe krachtens
deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in
toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.
Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval
Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit
De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de
verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA. In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.
Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening,
dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.
Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking.
Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De
verordening hoeft, met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit
Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval
ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar
kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren.
Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.
Kadavers van gezelschapsdieren
De Afvalstoffenverordening geeft eveneens uitvoering aan de verplichting van artikel 3.5 van de Wet
dieren om regels op te nemen over het aangeven, ophalen, overdragen van kadavers van gezelschaps-
In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen,
huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.
Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.
Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts
kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren
De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en
4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor
dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld
Verwerking van persoonsgegevens
De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishou-
delijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking
van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens
is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU).
[De gemeente heeft een privacyverklaring opgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens ten
behoeve van de inzameling en verwerking van afval. Deze is te vinden via www.hilvarenbeek.nl /pro-
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels, die be-
trekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die
opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor
zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die be-
paling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 22).
Uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders
De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende on-
derwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):
Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen
verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan
worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:
De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar
te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een
PMD-zak, afvalzak of minicontainer.
Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. Meestal wordt de inzamelplaats gemeentelijke
afvaldepot, brengdepot of milieustraat genoemd.
Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld
een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.
Uit artikel 10 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling
bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.
Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het
gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens
om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in
verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente
voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel
waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Wat onder perceel moet worden verstaan kan
niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge
Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke
afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake
van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens
indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld
huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald
moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon
ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke
afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014,
In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag
van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve
telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming
van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als:
inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op
die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van
Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst
In het eerste lid geeft de raad aan het college de opdracht om een onderneming aan te wijzen, die met
de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge
de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal
aan die zorg praktische uitvoering geven.
In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de in-
zameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.
Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten
zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist.
De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing.
Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de
inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er
ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.
Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars
Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke af-
valstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen.
Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van
het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van
rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde
personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt
dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen
of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als
inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in
algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het
gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden.
De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat
bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn
bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft anders dan de aanwijzing van
de inzameldienst het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in
het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen
achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden moge-
lijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid,
van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle be-
standdelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.
Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen
mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de
keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod
om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in
Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling
Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden inge-
zameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel
of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.
Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze veror-
dening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen
gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1
van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ten minste bepaalde bestanddelen gescheiden worden inge-
zameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen
van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken
binnen de genoemde bestanddelen.
Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeente-
bestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afval-
stoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen
geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.
De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van
andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huis-
houdelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook geschei-
Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen
en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald. Het gaat
hier om een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit
Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding
Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het
ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, of plastic afvalzak.
Inzamelvoorzieningen zijn bedoeld voor het collectief aanbieden van afval door meerdere huishoudens,
zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het
gebruik van inzamelvoorzieningen. De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoor-
zieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook
concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is
geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open.
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden of over te
dragen, of bij een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5, achter te laten dan wel aan te bieden bij wijk-
Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te
geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het
ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op
of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de
Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen
stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetref-
fende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor
het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.
Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening
de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe
de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als
zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen
zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch
afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe op-
gezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten
een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden
aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.
In het derde lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van
zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omge-
schopt, enz. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt,
bijvoorbeeld door morgensterren of stadsjutters, niet onder het verbod valt.
Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk
Artikel 15a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk, en daarmee uiteindelijk afval,
te voorkomen. De grondslag voor dit artikel is artikel 10.23 van de Wm.
In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedruk-
werk voor commerciële doeleinden en huis-aan-huisbladen of drukwerk van niet-commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen.
Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat
zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van
een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld aan de bewoners van dit pand of gebouw.
De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke
functie vervullen voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de
In het tweede lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip), tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen. In het derde lid is bepaald dat ongeadresseerd reclamedrukwerk bezorgd mag worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip) tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt dit drukwerk niet te willen ontvangen. Met de komst van nee-nee- en nee-ja-brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1528).
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst
op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een
toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van
dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel
22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de
veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is
sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijk-
heid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente
de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet over het bewaren van afval-
stoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste
plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het
Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen
dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemon-
tagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan
Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden auto-
wrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
Dit artikel betreft de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren. Het eerste lid regelt wat onder
gezelschapsdier moet worden verstaan. Tot de gezelschapsdieren worden gerekend onder meer honden,
katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels,
parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie indien er geen
commerciële opbrengst aan verbonden is, zoals de (commerciële) productie van vlees, wol, pels, eieren,
pluimen of huiden. Het artikel heeft geen betrekking op hobby- en landbouwhuisdieren zoals runderen,
paarden, schapen, (dwerg)geiten, hangbuikzwijnen, varkens en herten.
De gemeente draagt zorg voor de verwerking en verwijdering van kadavers van gezelschapsdieren. De
kadavers zijn een bijzondere vorm van afvalstoffen, die op grond van de Wet dieren nadere regeling
behoeven. De grondslag voor deze nadere regeling is deels gelegen in artikel 10.23 van de Wet milieu-
beheer, en voor het overige in artikel 3.5 van de Wet dieren. De Wet dieren verplicht de gemeente die-
gene aan te wijzen die met de inzameling van kadavers is belast (tweede lid). Deze draagt dan zorg
voor de overdracht van de kadavers van gezelschapsdieren aan Rendac Son B.V. Deze verwerker is
door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen op grond van artikel 3.3,
eerste lid, van de Wet dieren.
In het vierde tot en met zesde lid zijn de verantwoordelijkheden en plichten van de houder van een ka-
daver van een gezelschapsdier opgenomen. De houder (meestal de eigenaar) is ervoor verantwoordelijk
dat het kadaver wordt verwijderd. Op grond van de Wet dieren kan de houder het dier op eigen terrein
begraven, of afgeven aan een van de erkende dierencrematoria of dierenbegraafplaatsen. In dat geval
gelden de bepalingen in het vierde lid niet voor de houder op grond van het zesde lid.
Als de houder van die mogelijkheid geen gebruik maakt, dan moet de houder het kadaver afgeven aan
degene die de inzameling daarvan doet. Deze afgifte vindt plaats uiterlijk op de eerste werkdag nadat
de houder het overlijden heeft geconstateerd. Tot het moment van afgifte wordt het kadaver zodanig
bewaard dat er geen vermenging met ander materiaal kan plaatsvinden (vijfde lid).
Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet alge-
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 januari 2024. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.
In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd
in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet
blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het
onderdeel moet Waterwet vervallen en Omgevingswet worden toegevoegd.
Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de
zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en
derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld
in het eerste lid, blijft wel bestaan.
Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm
vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.
Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de
Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet
meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De ver-
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-560046.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.