Gemeenteblad van Eijsden-Margraten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2023, 559831 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eijsden-Margraten | Gemeenteblad 2023, 559831 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene verordening gemeente Eijsden-Margraten
De raad van de gemeente Eijsden-Margraten;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2023;
overwegende dat in het kader van de invoering van de Omgevingswet een deel van de gemeentelijke regelgeving aangaande de fysieke leefomgeving een plaats dient te vinden in het Omgevingsplan;
overwegende dat bundeling van gemeentelijke regelgeving in dat verband de om- dan wel overzetting van de regelgeving faciliteert;
overwegende dat van de gelegenheid gebruik kan worden gemaakt om de regeldruk voor de burgers en organisaties te verminderen;
overwegende dat de vermindering van de regeldruk is gericht op gemeentelijke regelgeving die betrekking heeft op de openbare orde en openbare veiligheid alsmede de fysieke leefomgeving;
vast te stellen de navolgende Algemene verordening gemeente Eijsden-Margraten:
Hoofdstuk 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.3 Indienen aanvraag
Bij de toestemmingaanvraag of wijzigingsaanvraag van de toestemming, wordt gebruik gemaakt van het door het bevoegde bestuursorgaan vastgestelde formulier.
Artikel 1.1.5 Toestemming gekoppeld aan activiteit
De toestemming is alleen gekoppeld aan de activiteit waarvoor de toestemming is verleend, tenzij hiervan wordt afgeweken bij of krachtens de bepalingen van deze Verordening.
Artikel 1.1.6 Intrekking en wijziging toestemming
De toestemming kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
Artikel 1.1.9 Weigeringsredenen toestemming fysieke leefomgeving (Tijdelijk deel omgevingsplan)
Artikel 1.1.10 Hogere wetgeving
Het bepaalde bij of krachtens deze Verordening is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hogere wetgeving.
Artikel 1.1.11 Algemene regels
Het bestuursorgaan dat bevoegd is een toestemming te verlenen bij of krachtens deze Verordening, kan algemene regels vaststellen die in de plaats treden van de toestemmingplicht of daarnaast gelden.
Het bestuursorgaan kan nadere regels vaststellen ter invulling van een aan dit bestuursorgaan bij of krachtens deze Verordening toekomende bevoegdheid.
Artikel 2.2.1 Melding betoging op openbare plaatsen
Iemand die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, meldt dit schriftelijk aan de burgemeester voorafgaand aan de openbare aankondiging van de betoging en ten minste 48 uur voordat deze betoging wordt gehouden.
Hoofdstuk 2.3 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.3.1 Voorwerpen aan, op of boven de weg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijs kortstondig op de weg worden gebracht in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of laat verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Hoofdstuk 2.4 Veiligheid in de openbare omgeving
Artikel 2.4.1 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen waardoor het vrije uitzicht voor het wegverkeer wordt belemmerd dan wel op andere wijze hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.4.2 Handelingen aan en met openbare nutsvoorzieningen
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden handelingen met openbare nutsvoorzieningen te verrichten die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken.
Artikel 2.4.3 Voorkomen van brand
Het is verboden zich zodanig te gedragen dat daardoor brand in openbaar gebied kan ontstaan, tenzij daarvoor bij of krachtens een wettelijke regel publiekrechtelijke toestemming is verleend.
Artikel 2.4.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen voor het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Hoofdstuk 2.5 Activiteiten in openbare ruimte
Paragraaf 2.5.3 Openbare inrichtingen waaronder horecabedrijven
In afwijking van de genoemde sluitingstijden in dit artikel mag, met het oog op een ordentelijke sluiting, het horecabedrijf open zijn tot een half uur na de genoemde sluitingstijden onder de voorwaarde dat geen drank worden geschonken, voedsel wordt verstrekt, muziek wordt gespeeld en de lichten in het bedrijf alle aan zijn.
Artikel 2.5.3.3 Afwijking sluitingstijd en tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid dan wel in geval van bijzondere omstandigheden voor een horecabedrijf tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.5.3.1 van deze Verordening geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.5.3.4 Verbod "happy hours"
Het is verboden in een horecabedrijf en/of een daartoe behorend terras bedrijfsmatig alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2.5.3.5 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is voor bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf bij of krachtens deze Verordening gesloten dient te zijn.
Artikel 2.5.3.6 Handel in horecabedrijven
De exploitant van een horecabedrijf staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, of een voor diegene handelend persoon in het horecabedrijf een voorwerp verwerft, verkoopt of op andere wijze overdraagt.
Paragraaf 2.5.4 Paracommerciële rechtspersonen en Alcoholwet
Artikel 2.5.4.1 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Buiten de onderstaande tijden is het voor paracommerciële rechtspersonen verboden om alcohol te schenken op:
vrijdag tot en met zondag vanaf één uur voorafgaand aan de activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon tot 1 uur na afloop daarvan met een uiterste eindtijd van 02.00 uur, met uitzondering van activiteiten in sportkantines. In dat laatste geval geldt een uiterste eindtijd van 00.00 uur en begintijd van 07.00 uur.
Artikel 2.5.4.2 Verbod schenken sterk alcoholhoudende drank
Het is verboden sterk alcoholhoudende drank te schenken op een locatie:
Paragraaf 2.5.5 Inrichting voor overnachting
Artikel 2.5.5.1 Melding exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst dan wel de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting voor overnachting staakt, is verplicht dit binnen drie dagen daarna schriftelijk te melden aan de burgemeester met het daartoe vastgestelde formulier.
Artikel 2.5.5.2 Bijhouden nachtregister
De houder van een inrichting voor overnachting is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden dat is ingericht volgens een door de burgemeester vastgesteld model.
Paragraaf 2.5.6 Speelgelegenheden
In deze paragraaf voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn gedefinieerd, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Paragraaf 2.5.7 Speelautomatenhallen (voorheen: Verordening speelautomatenhallen Eijsden-Margraten 2014)
Artikel 2.5.7.2 Aanvraag exploitatievergunning
De aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.5.7.1 van deze Verordening bevat in ieder geval:
In afwijking van artikel 1.1.2 van deze Verordening beslist de burgemeester binnen twaalf weken na de datum waarop de aanvraag om een exploitatievergunning is ontvangen. De beslistermijn kan één keer met maximaal twaalf weken worden verlengd.
Artikel 2.5.7.7 Aanwezigheidsplicht
Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te houden, als in het bedrijf geen beheerder aanwezig is, die in de bijlage van de aanwezigheidsvergunning is vermeld.
Artikel 2.5.7.8 Wijziging beheerder of bedrijfsleider
Als een in de bijlage bij de aanwezigheidsvergunning vermelde beheerder niet meer als zodanig werkzaam is, dient de exploitant binnen vier weken nadat deze situatie is ontstaan bij de burgemeester een aanvraag in om dienovereenkomstige wijziging van de bijlage bij de vergunning.
Paragraaf 2.5.8 Seksinrichtingen, sekswinkels, prostitutie en dergelijke
Artikel 2.5.8.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder:
zijn niet binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius alsmede de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten, en
zijn niet binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 2.5.8.1, eerste lid van deze Verordening, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat diegene ter zake geen verwijt treft.
Artikel 2.5.8.4 Afwijking sluitingstijden en sluiting
Met het oog op de in de artikelen 1.1.8 en 1.1.9 van deze Verordening genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in deze paragraaf, kan het college bestuursorgaan:
Artikel 2.5.8.5 Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van deze Verordening kan het college met het oog op de in artikel 2.5.8.4 van deze Verordening genoemde belangen de vergunning intrekken.
Artikel 2.5.8.7 Straatprostitutie
Bij (dreigende) strijd met de artikelen 1.1.8 en 1.1.9 van deze Verordening kan door een ambtenaar van politie en/of buitengewoon opsporingsambtenaar aan personen die zich bevinden in gebieden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven onmiddellijk in een bepaalde richting te gaan.
De burgemeester kan met het oog op de belangen genoemd in de artikelen 1.1.8 en 1.1.9 van deze Verordening, personen aan wie ten minste één keer een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden binnen de gebieden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.5.8.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Hoofdstuk 2.6 Maatregelen tegen overlast, gevaar en schade
Artikel 2.6.3 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben, tenzij direct aannemelijk is dat bedoelde zaken niet zijn bestemd voor inbraak of andere strafbare handelingen.
Artikel 2.6.4 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het is verboden op een openbare plaats zich zodanig te gedragen dat voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder ontstaat.
Artikel 2.6.7 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2.6.8 Plaatsen van voortbewegingsmiddelen
Het is verboden in openbaar gebied een voortbewegingsmiddel te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als:
Artikel 2.6.9 Alarminstallaties
Na twee nodeloze alarmeringen door een alarminstallatie binnen een tijdsbestek van zes maanden kan het college bij schriftelijk besluit vorderen, dat de eigenaar of houder van die alarminstallatie binnen een termijn van twee weken na verzending van dat besluit aantoont dat de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van nodeloze alarmeringen.
Als de eigenaar of houder van een alarminstallatie als bedoeld in het vorige lid nalaat binnen de genoemde termijn aan te tonen, dat diegene deugdelijke maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van nodeloze alarmeringen, of indien diegene dat naar het oordeel van het college onvoldoende aantoont, beveelt het college dat die alarminstallatie onmiddellijk buiten werking wordt gesteld.
Hoofdstuk 2.7 Bestrijding heling van goederen
In dit hoofdstuk wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.8.3 Verbod carbid schieten
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen, op explosieve wijze te verbranden.
Artikel 2.9.1 Drugshandel op straat
In aanvulling op het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg dan wel openbare plaats:
met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Hoofdstuk 2.10 Bijzondere bevoegdheden burgemeester
Artikel 2.10.2 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1.1, 2.3.1, 2.4.1, 2.4.2, 2.6.4, 2.6.5, 2.6.6, 2.6.7, 2.8.2, 3.2.1 en 3.12.1 van deze Verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.10.3 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet een gebied aanwijzen, inclusief de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, als veiligheidsrisicogebied in geval van de verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.
Artikel 2.10.4 Gebiedsontzeggingen
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste één keer een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in het eerste lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw één of meer strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken niet in één of meer delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
Artikel 2.10.5 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf dan wel in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2.10.7 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.
Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester[, onverminderd het bepaalde in artikel 2.10.6 van deze Verordening een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.
Hoofdstuk 2.11 Winkeltijden (voorheen: Verordening winkeltijden Eijsden-Margraten 2017)
Artikel 2.11.3 Algemene vrijstelling zon-, feest- en werkdagen
Voor in de artikel 2 van de Winkeltijdenwet genoemde verboden geldt een algemene vrijstelling voor:
Artikel 2.11.4 Ontheffing werkdagen
In aanvulling op de artikelen 1.1.8 en 1.1.9 van deze Verordening kan de ontheffing worden geweigerd als de woon- en leefsituatie in de omgeving van de winkel of de plaats waar de bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard plaatsvindt, op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door gebruik van de ontheffing.
Hoofdstuk 2.12 Parkeren (Voorheen: Parkeerverordening Eijsden-Margraten 2015)
Paragraaf 2.12.1 Parkeerplaatsvergunning
Een vergunning kan worden verleend aan:
de eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie werkparkeervergunningen);
Als reeds zoveel vergunningen zijn verleend dat op grond van het besluit als bedoeld in artikel 2.12.1.2, vierde lid van deze Verordening geen vergunningen meer worden verleend, dan kan het college de aanvraag voor een eerste bewonersvergunning als bedoeld in artikel 2.12.1.2, tweede lid van deze Verordening voor onbepaalde tijd op een wachtlijst plaatsen.
Artikel 2.12.1.5 Wijziging en intrekking
In aanvulling op artikel 1.1.6 van deze Verordening kan het college een vergunning intrekken of wijzigen als:
Paragraaf 2.12.2 Parkeerexcessen
Artikel 2.12.2.2 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren. Direct aansluitend op deze periode mag dit voertuig, gedurende een periode van één week, niet binnen een straal van 500 meter van voornoemde plek worden geparkeerd.
Artikel 2.12.2.3 Voertuigwrakken
Het is verboden een voertuig op de weg te parkeren, dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud of in een duidelijk verwaarloosde toestand verkeert.
Artikel 2.12.2.4 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Het is verboden zonder vergunning van het college een voertuig dat voor recreatie of op andere wijze voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
Artikel 2.12.2.5 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het duidelijke en enkele doel om daarmee handelsreclame te maken.
Hoofdstuk 2.13 Wegslepen (voorheen: Wegsleepverordening Eijsden-Margraten 2020)
Artikel 2.13.1 Aanwijzing wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de Wvw worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Artikel 2.13.4 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Als gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, 164, zevende lid en/of 174, eerste lid Wvw, zijn de artikelen PM van deze Verordening van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2.14 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 2.14.3 Beschadigen waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen en andere waterstaatswerken.
Artikel 2.14.4 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel of voor direct gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 2.14.5 Veiligheid op het water
Het is aan iedereen die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
Hoofdstuk 2.15 Gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op openbaar terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten legaal wedstrijdverband.
Hoofdstuk 3.1 Bouwen (voorheen: Bouwverordening gemeente Eijsden-Margraten 2018)
Het onderzoek naar de bodemgesteldheid bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009 +A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek ook plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2015.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk dat niet is genoemd in de artikelen 2.25 en 2.26 Bbl, of is uitgezonderd van de vergunningplicht in artikel 2.27 Bbl. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het artikel 2.27 Bbl.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 5.36 Ow en artikel 10.23 Ob, als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is of dan wel dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009+A1:2016 niet rechtvaardigen.
Artikel 3.1.2 Bouwverbod op verontreinigde bodem
Op of in een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd als dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 3.1.3 Voorschriften omgevingsvergunning voor bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.2 van deze Verordening, kan het college voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit is het geval als het onderzoeksrapport en/of andere bij het college bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het goedgekeurde saneringsplan van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorschriften alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 3.1.4 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag kan rekening houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze Verordening of in de bij deze Verordening behorende bijlagen wordt verwezen, als die herziening of vervanging door de bevoegde instantie is gepubliceerd.
Hoofdstuk 3.3 Erfgoed (voorheen: Erfgoedverordening Eijsden-Margraten 2022)
Paragraaf 3.3.3 Aanwijzing beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen
Artikel 3.3.3.1 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Artikel 3.3.3.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3.3.1, eerste of tweede lid van deze Verordening, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3.3.3.1, derde lid van deze Verordening is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft dan wel het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft, is tenietgegaan.
Paragraaf 3.3.4 Aanwijzing gemeentelijk erfgoed
Artikel 3.3.4.2 Voornemen tot aanwijzing
Als het ontwerpbesluit betrekking heeft op minder dan 20 objecten en percelen, wordt het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3.3.4.2 van deze Verordening door het college tevens schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden van de onroerende zaken, die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid Kadasterwet.
Artikel 3.3.4.7 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister en vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijke monument of het gemeentelijk archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister. Het vervallen van de aanwijzing wordt onmiddellijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Paragraaf 3.3.5 Bescherming gemeentelijk erfgoed
Artikel 3.3.5.1 Instandhoudingsplicht gemeentelijk erfgoed
Het is verboden een gemeentelijk monument of een gemeentelijk archeologisch monument te beschadigen, vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Paragraaf 3.3.7 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Artikel 3.3.7.1 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een functie-aanduiding in het omgevingsplan vast als bedoeld in de Ow. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiervoor een termijn worden gesteld.
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre de functie-aanduiding in het omgevingsplan als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Ow kan worden vastgesteld.
Artikel 3.3.7.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3.7.1, eerste lid van deze Verordening, wijzigen of intrekken. Artikel 3.3.7.1, tweede en derde lid van deze Verordening is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Hoofdstuk 3.4 Aansluiting riolering
Artikel 3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder vergunning van het college een aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen.
Artikel 3.4.2 Beoordeling aanvraag en intrekking vergunning
In aanvulling op artikel 1.1.9 van deze Verordening kan het college de omgevingsvergunning weigeren als het belang van de doelmatige werking van het openbaar riool onevenredig wordt geschaad.
Artikel 3.4.3 Intrekking vergunning
In aanvulling op artikel 1.1.6 van deze Verordening kan de omgevingsvergunning worden ingetrokken als:
De vergunninghouder als bedoeld in artikel 3.3.1 van deze Verordening, moet naast de vergunningvoorschriften ook de door het college vastgestelde algemene regels in acht nemen.
Artikel 3.4.5 Informatieplicht beëindiging aansluiting
Als het gebruik van een rioolaansluitleiding definitief wordt beëindigd, informeert de vergunninghouder het college hierover uiterlijk vier weken na de beëindiging.
Hoofdstuk 3.5 Hemel- en grondwater
Artikel 3.5.2 Verplichting tot hemelwaterberging
Het is verboden zonder vergunning van het college in het door het college aangewezen hemelwaterbergingsgebied vanaf nieuwe gebouwen hemelwater te lozen in een openbaar riool, met uitzondering van nieuwe gebouwen of aanbouwen waarbij sprake is van (een toename van) een bebouwd verhard oppervlak van minder dan 20 m².
Hoofdstuk 3.6 Telecommunicatie (voorheen: Telecomverordening gemeente Eijsden-Margraten 2011)
In aanvulling op het eerste lid en de in bijlage 1 genoemde definities wordt verstaan onder:
kabels en/of leidingen: één of meer kabels en/of leidingen die onderdeel zijn van een openbaar (elektronisch communicatie)netwerk, daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, distributie- en/of mutatiepunten, en tevens omvattend lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;
Artikel 3.6.2 Toepasselijkheid
Dit hoofdstuk is van toepassing op het aanleggen, in stand houden alsmede opruimen van kabels en leidingen in openbare grond als de gemeente deze grond beheert of dienaangaande coördinatieverplichtingen heeft als bedoeld in de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.6.4 Meldingstermijnen
Minder ingrijpende werkzaamheden moeten vijf dagen voor de uitvoering schriftelijk worden gemeld aan de daartoe gemachtigde ambtenaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 3.6.7, eerste lid van deze Verordening kan het college bepalen dat de realisatie van deze werkzaamheden op een later tijdstip moet plaatsvinden.
In geval van spoedeisende werkzaamheden door een ernstige belemmering of storing van de communicatie, waarvan uitstel niet mogelijk is en de storing mogelijkerwijs buiten de normale werktijden plaatsvindt, moet dit voorafgaand aan de werkzaamheden schriftelijk en gemotiveerd worden gemeld aan het college, maar in ieder geval uiterlijk binnen één werkdag na de start van de werkzaamheden.
Als de werkzaamheden mede betrekking hebben op grond van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, dan wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk geïnformeerd over de uitkomst van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige(n).
Artikel 3.6.5 Procedure en -voorschriften
In afwijking van artikel 1.1.2 van deze Verordening begint de beslistermijn van acht weken na ontvangst van alle instemmingen van de betrokken gedoogplichtigen, na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 3.6.7 Voorschriften, beperkingen en verplichtingen
Hoofdstuk 3.7 Geurhinder veehouderijen (voorheen: Verordening Wet geurhinder en veehouderij gemeente Eijsden-Margraten 2015)
Artikel 3.7.2 Waarden voor ou-dieren
De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een binnen de gemeente voormalige agrarische bedrijfswoning en/of geurgevoelig object die na 18 maart 2000 heeft of hebben opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, bedraagt:
De afstand wordt gemeten overeenkomstig het bepaalde in het Bal.
Artikel 3.7.3 Waarden voor vaste afstandsdieren
De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een binnen de gemeente gelegen geurgevoelig object, bedraagt:
De afstand wordt gemeten overeenkomstig het bepaalde in het Bal.
Hoofdstuk 3.8 Gemeentelijke begraafplaatsen (voorheen: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Gemeente Eijsden-Margraten 2011)
Paragraaf 3.8.1 Openstelling, orde en rust
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaatsen moeten ten minste zes dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
Artikel 3.8.2.1 Melding begraven, asbezorging, openen en sluiten graf
Het delven en openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, het daarna sluiten van een graf en ook het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend gebeuren door het personeel van de begraafplaats op aanwijzing en met goedkeuring van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten als zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben gemeld. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Als de begraving, bijzetting of bezorging van as in een particulier graf plaatsvindt, moet een door de rechthebbende ondertekende machtiging daartoe bij de beheerder worden ingeleverd, ondertekend door de rechthebbende. Dit gebeurt door degene die in de uitvaart voorziet als de rechthebbende is overleden.
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende. Als deze is overleden, door een van de andere personen genoemd in 3.8.2.1. van deze Verordening.
Paragraaf 3.8.3 Indeling en uitgifte graven
Artikel 3.8.3.2 Volgorde van uitgifte
De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.
Artikel 3.8.3.3 Gedenktekens plaatsen
Gedenktekens mogen alleen worden geplaatst overeenkomstig een door het college voorgeschreven model.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen voor het daarin voor eigen rekening (laten) realiseren van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 3.8.3.6 Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, als de aanvraag daartoe wordt ingediend binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Als de overleden rechthebbende in het graf wordt begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf wordt bijgezet, moet het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand worden ingediend.
Artikel 3.8.3.7 Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. De ontvangst van zodanige verklaring deelt het college schriftelijk mede aan de rechthebbende.
Paragraaf 3.8.4 Grafbedekkingen
Artikel 3.8.4.2 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
Als de rechthebbende of gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of herstellen, dan kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de hele grafbedekking laten verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt pas plaats nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Als het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen door de beheerder worden verwijderd, als zij verwelkt zijn. Linten, siervazen en dergelijke worden dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende.
Artikel 3.8.4.3 Verwijdering grafbedekking na verstrijken termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief bekend aan de rechthebbende of, als het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende. Als het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking bekend ten minste één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf geplaatst bordje en bij de ingang van de begraafplaats.
Paragraaf 3.8.5 Ruiming van graven en urnengraven
Artikel 3.8.5.1 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop het graf zal worden geruimd, per brief aan de rechthebbende bekend gemaakt. Als het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf bekend ten minste één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de ruiming plaatsvindt door middel van een bij het graf geplaatst bordje en bij de ingang van de begraafplaats.
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te laten verzamelen om deze te cremeren of ergens anders opnieuw te begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden, ergens anders bij te zetten of om de as te verstrooien.
Hoofdstuk 3.9 Bescherming van het milieu, waardevolle natuur en uiterlijk aanzien van de gemeente
Paragraaf 3.9.1 Voorkomen en beperken geluid- en lichthinder
In deze paragraaf wordt onder inrichting verstaan hetgeen daarover staat in bijlage 1 waarbij geldt dat de artikelen in dit hoofdstuk uitsluitend van toepassing zijn op milieubelastende activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunningplicht geldt.
Artikel 3.9.1.2 Collectieve festiviteiten
Op de dagen, als bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van muziek hoger dan de geluidnorm, bedoeld in de artikelen 5.55, 5.59, 5.60, 5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Bkl, uiterlijk beëindigd om 02:00 uur in een horecabedrijf en 01:30 uur in een feesttent en in de openlucht.
Artikel 3.9.1.3 Incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidnormen, bedoeld in de artikelen 5.55, 5.59, 5.60, 5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Bkl, niet van toepassing zijn. Dit mag echter alleen als de houder van de inrichting dit ten minste twee weken voor het begin van de festiviteit schriftelijk meldt aan het college, via het daartoe door het college vastgestelde meldformulier.
Het is een inrichting toegestaan om maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met incidentele festiviteiten de verlichting aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten. Dit mag echter alleen als de houder van de inrichting dit ten minste tien werkdagen voor het begin van de festiviteit daarvan schriftelijk meldt aan het college, via het daartoe door het college vastgestelde meldformulier.
Op de dagen, als bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van muziek hoger dan de geluidnorm, bedoeld in de artikelen 5.55, 5.59, 5.60, 5.64, 5.65, 5.66, 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 van het Bkl, uiterlijk beëindigd om 02:00 uur in een horecabedrijf en 01:30 uur in een feesttent en in de openlucht.
Artikel 3.9.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, te leiden of daaraan deel te nemen als de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit heeft verboden omdat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze negatief wordt beïnvloed.
Hoofdstuk 3.10 Handelingen met houtopstanden (voorheen: Bomenverordening gemeente Eijsden-Margraten 2015)
Artikel 3.10.1 Kaart en lijst beschermde bomen
Besluiten over de totstandkoming en herziening van de kaart en de ‘lijst beschermde bomen’ worden openbaar gemaakt door kennisgeving op de gemeentelijke internetpagina en in een plaatselijk huis-aan-huis blad. De eigenaren van beschermde bomen ontvangen een besluit tot plaatsing van hun boom op de kaart en de lijst beschermde bomen.
Nadat de alternatieven voor velling uitputtend zijn onderzocht wordt een vergunning voor het vellen van een beschermde boom slechts bij uitzondering verleend, als:
Artikel 3.10.4 Vergunningaanvraag
Het besluit op de vergunningaanvraag wordt direct bekend gemaakt in een plaatselijk huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke internetpagina onder gelijktijdige verzending aan de aanvrager. Bij deze bekendmaking wordt de datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de bezwaartermijn van zes weken.
In aanvulling op het gestelde in artikel 1.1.4 van deze Verordening kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat de financiële boomwaarde van de te vellen boom of houtopstand door de vergunninghouder moet worden gestort in het gemeentelijk herplantfonds.
Artikel 3.10.8 Afstand tot erfgrens
De geoorloofde minimale afstand tot de erfgrens is voor bomen, heesters en heggen langs openbaar gebied, nul meter.
Artikel 3.10.10 Schade veroorzaken
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen en in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, bermen, taluds, grasperken of bloembakken, verboden schade toe te brengen aan bomen, hagen en bloem-, gras- of heesterperken.
Artikel 3.10.11 Opslag afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 3.10.2 van deze Verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Hoofdstuk 3.11 Markten (Voorheen: Marktverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013)
Hoofdstuk 3.13 Kwaliteit uitvoering (voorheen: Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Eijsden-Margraten)
Artikel 3.13.1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt aanvullend op de in bijlage 1 opgenomen begrippenlijst verstaan onder:
Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van het bevoegd gezag.
Artikel 3.13.3 Betrokkenheid raad
De gemeenteraad ziet toe op de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van de voor de gemeente vastgestelde beleidskaders voor de fysieke leefomgeving.
Hoofdstuk 3.14 Gemeentelijke adviescommissie Mergelland
Artikel 3.14.2 Taken commissie
De commissie heeft als taak de desbetreffende bestuursorganen van de aangesloten gemeenten schriftelijk te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de Ow met het oog op het bereiken, bevorderen en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt.
Commissieleden die betrokken zijn of zijn geweest bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is ingediend waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.
Artikel 3.14.3 Samenstelling commissie
De commissie bestaat uit het aantal leden dat mede gelet op de aard en omvang van het te beoordelen plan nodig wordt geacht door de voorzitter van de commissie.
De op grond van de Bouwverordening en Erfgoedverordening zoals die golden voor 1 januari 2024, van de aangesloten gemeenten benoemde leden van de commissie en de plaatsvervangers, worden geacht te zijn benoemd op grond van dit hoofdstuk. De benoemingstermijn als bedoeld in artikel 4 begint vanaf het moment van benoeming op grond van dit hoofdstuk.
Als voor de inwerkingtreding van de Ow een beoordeelbare aanvraag is ingediend, blijft het oude recht met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Gemeentelijke adviescommissie Mergelland wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet en de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988, zoals die golden voor 1 januari 2024, bedoelde commissie te zijn.
Hoofdstuk 3.15 Nadeelcompensatie (voorheen: Planschadeverordening gemeente Eijsden-Margraten 2011)
Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en wijst er op dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente. Als het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De aanvraag wordt ondertekend door de aanvrager en bevat in ieder geval: de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening, de gegevens en documenten die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn; de aanduiding van het besluit of het overheidshandelen dat de schade veroorzaakt; een aanduiding van de aard van de schade, de hoogte daarvan en een specificatie daarvan, voor zover redelijkerwijs mogelijk.
Artikel 3.15.7 Werkwijze van de adviseur en adviescommissie
Voordat een advies wordt uitgebracht, zendt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, de aanvrager en de belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn verlengen.
Artikel 4.2.1 Binnentreden woning ter uitvoering van noodverordeningen
Degenen belast met het toezicht op de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner(s).
Artikel 4.2.2 Binnentreden woningen
Degenen belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze Verordening gegeven voorschriften die als doel hebben handhaving van de openbare orde, openbare veiligheid, bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner(s).
Artikel 4.3.2 Bestaande besluiten en beleidsregels
Beleidsregels die hun grondslag vinden in één of meer van de in artikel 4.4.3 genoemde ingetrokken verordeningen of in besluiten bij of krachtens deze verordeningen, en die onherroepelijk waren op het moment van inwerkingtreding van deze Verordening, worden aangemerkt als beleidsregels die hun grondslag vinden in deze Verordening.
Artikel 4.3.3 Rechtsbescherming
Op besluiten waartegen ten tijde van de inwerkingtreding van deze Verordening rechtsbeschermingsmiddelen waren gebruikt, blijft het recht van toepassing zoals dat gold direct voor deze inwerkingtreding.
Artikel 4.3.4 Erfgoedverordening (Tijdelijk deel omgevingsplan)
Krachtens de Erfgoedverordening Eijsden-Margraten 2022 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze Verordening.
Artikel 4.3.5 Adviescommissie (Tijdelijk deel omgevingsplan)
De op grond van de van toepassing zijnde verordeningen van de aangesloten gemeenten benoemde leden van de commissie en de plaatsvervangers, worden geacht te zijn benoemd op grond van dit hoofdstuk. De benoemingstermijn als bedoeld in artikel 3.14.4 van deze Verordening begint vanaf het moment van benoeming op grond van dit hoofdstuk of deze Verordening.
Als voor de inwerkingtreding van deze Verordening een beoordeelbare aanvraag is ingediend, blijft het oude recht met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Gemeentelijke adviescommissie Mergelland wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet en de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Artikel 4.4.1 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 december 2023,
De plaatsvervangend griffier,
De voorzitter,
Bijlage 1: definities als bedoeld in artikel 1.1.1 van deze Verordening
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-559831.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.