raadsbesluit tot derde wijziging van de integrale verordening Sociaal Domein Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023, nummer 2100051

 

Overwegende dat

  • voor het beschermd wonen de gemeente Veenendaal is overgegaan van de regio Amersfoort naar de regio Ede en we met de regelgeving willen aansluiten bij deze regio in hoofdstuk 2;

  • de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen per 1 januari 2024 wordt geïndexeerd en deze gewijzigd moet worden in hoofdstuk 2;

  • het wenselijk is voor de vergoeding van het logeren bij iemand in het netwerk een maximumvergoeding per maand vast te stellen;

  • verduidelijking van een aantal teksten in hoofdstuk 2 wenselijk is;

  • jurisprudentie aanleiding geeft tot wijziging van de verordening op het punt van de berekening van de pgb’s in hoofdstuk 2 en 3;

  • wetswijzigingen vanwege het ‘Breed Offensief’, dat ziet op een brede agenda met maatregelen om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten, moeten worden verwerkt in hoofdstuk 4;

 

Gezien het

  • advies van het Wmo-forum van 10 oktober 2023;

  • advies van de Cliëntenraad de Vallei van 6 oktober 2023;

  • advies van de Veense Jongerenraad.

 

Gelet op

artikel 149 van de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ontwikkeling 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet;

 

Besluit

vast te stellen de Verordening tot derde wijziging van de Integrale verordening sociaal domein gemeente Veenendaal (3e wijziging Integrale verordening sociaal domein Veenendaal)

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De Integrale verordening sociaal domein gemeente Veenendaal wordt als volgt gewijzigd.

 

  • A.

    Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in sub d wordt de zinsnede ‘professionele hulp ondersteuning’ vervangen door: professionele ondersteuning;

    • b.

      in sub i wordt tussen ’individuele begeleiding’ en ‘aan een ingezetene’ de tekst ingevoegd: als algemene voorziening.

       

  • B.

    Artikel 1.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt:

      • 1.

        in sub c de tekst ‘, en’ vervangen door: .;

      • 2.

        sub d vernummerd naar lid 2 onder vernummering van lid 2 naar lid 3;

    • b.

      in lid 2 wordt de zinsnede ‘dat degene’ vervangen door: Degene en wordt tussen ‘indient wordt’ en ‘gewezen op’ de tekst ingevoegd: door het college;

    • c.

      in lid 3 wordt na de zinsnede ‘van het eerste’ de tekst ingevoegd: en tweede.

       

  • C.

    Artikel 2.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de tekst van sub a wordt vervangen door:

      • a.

        algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

        • i.

          niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

        • ii.

          daadwerkelijk beschikbaar is;

        • iii.

          een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot (meer) zelfredzaamheid of participatie in staat is; en

        • iv.

          betaald kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • b.

      de tekst van sub b wordt vervangen door:

      • b.

        andere voorziening: een voorziening die de cliënt kan ontvangen op grond van andere wet- en regelgeving dan de Wmo;

    • c.

      in sub f wordt de zinsnede ‘is aangewezen’ vervangen door: passend is;

    • d.

      de tekst van sub g wordt vervangen door:

      • g.

        professionele dienstverlener: de zorgaanbieder die:

        1. voldoet aan de opleidingseisen en kwaliteitseisen zoals deze worden gesteld aan de medewerkers van de gecontracteerde, in natura zorgaanbieders;

        2. kennis van, en ervaring heeft met het bieden van ondersteuning die een cliënt nodig heeft;

        3. gebruik maakt van een ondersteuningsplan of plan van aanpak;

        4. een verklaring omtrent het gedrag heeft (art. 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens);

        5. de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling toepast (Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling); en

        6. niet behoort tot het sociaal netwerk van de cliënt;

  • D.

    Artikel 2.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      lid 2 en lid 4 vervallen onder vernummering van lid 3 naar lid 2 en lid 5 naar lid 3;

    • b.

      in lid 2 wordt na de zinsnede ‘na ontvangst’ de tekst ingevoegd: en wijst de cliënt of diens vertegenwoordiger op de mogelijkheid om binnen 7 dagen na de melding een persoonlijk plan te overhandigen;

    • c.

      in lid 3 wordt het woord ‘treft’ vervangen door: verstrekt en vervalt de zin: Zorgaanbieders zijn gemachtigd, indien nodig, tijdelijk ondersteuning in te zetten voor de melding waarbij de zorgaanbieder binnen 24 uur de bevoegd ambtenaar op de hoogte stelt van de inzet.

    • d.

      na lid 3 wordt een nieuw lid 4 ingevoegd:

      • 4.

        Voor beschermd wonen geldt tevens dat het college direct na de melding een screening uitvoert naar de plaats waar de randvoorwaarden voor het meest kansrijke traject aanwezig zijn overeenkomstig het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen.

         

  • E.

    Artikel 2.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 2 sub a en lid 3 wordt telkens na de zinsnede ‘de cliënt’ de tekst ingevoegd: of diens vertegenwoordiger;

    • b.

      in lid 2 sub b wordt de zinsnede ‘dient te beschikken’ vervangen door: beschikt en wordt na de zinsnede ‘over een identificatiedocument’ ingevoegd: ,;

       

  • F.

    Artikel 2.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt

      • 1.

        in de aanhef de zinsnede ‘melder, dan wel’ vervangen door: cliënt of;

      • 2.

        in sub b de zinsnede ‘leidt tot’ vervangen door: betrekking heeft op;

      • 3.

        in sub h na de zinsnede ‘de cliënt’ de tekst ingevoegd: of diens vertegenwoordiger;

    • b.

      in lid 2 vervalt de zinsnede ‘als bedoeld in de Wmo’;

    • c.

      in de leden 2 tot en met 4 wordt telkens na de zinsnede ‘de cliënt’ de tekst ingevoegd: of diens vertegenwoordiger;

       

  • G.

    In artikel 2.1.6 wordt de zinsnede ‘indien het dit’ vervangen door: indien het college dit, wordt de zinsnede ‘en zijn eventuele’ vervangen door: of diens en wordt de zinsnede ‘informeert hem’ vervangen door: informeert de cliënt of diens vertegenwoordiger.

     

  • H.

    Artikel 2.1.7 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 vervalt de zin ‘Het verslag wordt verstuurd binnen de in de Wmo gestelde termijn van zes weken na melding’;

    • b.

      in lid 2 en lid 3 wordt telkens na de zinsnede ‘de cliënt’ de tekst ingevoegd: of diens vertegenwoordiger;

    • c.

      in lid 2 wordt na de zinsnede ‘van het onderzoek’ de tekst ingevoegd: binnen de in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo gestelde termijn.

       

  • I.

    Artikel 2.1.8 vervalt.

     

  • J.

    Artikel 2.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt de zinsnede ‘het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo, is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet heeft’ vervangen door: het vooronderzoek, bedoeld in artikel 2.1.4 en het gesprek, bedoeld in artikel 2.1.5, hebben plaatsgehad, tenzij het vooronderzoek en het gesprek niet hebben;

    • b.

      de volgorde van de leden 2 en 3 wordt gewijzigd waarbij lid 2 wordt vernummerd naar lid 3 en lid 3 wordt vernummerd naar lid 2.

    • c.

      de tekst van lid 2 wordt vervangen door:

      • 2.

        Een cliënt of diens vertegenwoordiger kan schriftelijk een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen bij het college door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

    • d.

      in lid 3 wordt tussen ‘binnen de in’ en ‘de Wmo’ de tekst ingevoegd: artikel 2.3.5, tweede lid, van.

       

  • K.

    Artikel 2.1.10 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 2 wordt:

      • 1.

        in sub a en sub b de zinsnede ‘door het college ingesteld onderzoek zoals verwoord in artikel 2.3.2 van de Wmo’ vervangen door: in artikel 2.1.4 en artikel 2.1.5 bedoelde vooronderzoek en gesprek;

      • 2.

        in sub a de zinsnede ‘tot zelfredzaamheid of participatie’ vervangen door: tot een aanvaardbare mate van zelfredzaamheid of een aanvaardbare mate van participatie;

    • b.

      in lid 3 wordt:

      • 1.

        in de aanhef de zinsnede ‘geldt dat’ vervangen door: komt en wordt de zinsnede ‘komt indien’ vervangen door: indien;

      • 2.

        in sub b voor de zinsnede ‘de voorziening’ de tekst ingevoegd: de noodzaak tot en wordt de zinsnede ‘overbodig had gemaakt’ vervangen door: deels of geheel opgelost had;

      • 3.

        na sub b drie nieuwe sub-leden ingevoegd:

        • c.

          niet reeds in de voorziening is voorzien, tenzij vooraf een schriftelijke toestemming door het college is gegeven of het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

        • d.

          de voorziening niet alleen een therapeutisch doel beoogd; of

        • e.

          de voorziening geen, mogelijk, anti-revaliderende werking heeft.

           

  • L.

    Na artikel 2.1.10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd:

    Artikel 2.1.10a Aanvullende criteria voor een woonvoorziening

    In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.10 komt een cliënt in aanmerking voor een woonvoorziening als:

    • a.

      de beperkingen niet voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      de woonruimten geschikt zijn voor permanente bewoning.;

    • d.

      het niet om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. ;

    • e.

      de noodzaak niet het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      de cliënt is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning en daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie alleen met noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

       

  • Artikel 2.1.10b Aanvullende criteria voor een financiële tegemoetkoming als maatwerkvoorziening

    • 1.

      In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.10 komt een cliënt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten van:

      • a.

        de aanschaf, aanpassing en het onderhoud van een sportvoorziening als uit het in artikel 2.1.4 bedoelde onderzoek blijkt dat de cliënt ondersteuning nodig heeft voor sporten in het kader van zelfredzaamheid en participatie, waarbij geldt dat:

        • i.

          de gebruiksduur van de sportvoorziening minimaal drie jaar is en bij technische keuring moet blijken dat deze technisch niet meer functioneel is; en

        • ii.

          de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening maximaal € 3.000,- bedraagt.

      • b.

        een verhuizing en herinrichting als uit het in artikel 2.1.4. bedoelde onderzoek blijkt dat verhuizing naar een aangepaste of eenvoudig aan te passen woning, gelet op de beperkingen van de cliënt, een goedkoopst passende bijdrage levert aan zijn zelfredzaamheid en participatie, waarbij geldt dat de hoogte van de financiële tegemoetkoming maximaal € 3.250,- bedraagt.

    • 2.

      Het college kan in afwijking van het bepaalde in lid 1 een hogere financiële tegemoetkoming toekennen indien de in lid 1 opgenomen bedragen zo ver afstaan van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel, dat de financiële tegemoetkoming geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de gevolgen van de beperkingen.

       

  • M.

    Artikel 2.1.12 wordt vernummerd naar artikel 2.1.10c en wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de titel wordt vervangen door: Artikel 2.1.10c Aanvullende criteria beschermd wonen

    • b.

      in lid 1 wordt:

      • 1.

        in de aanhef de zinsnede ‘Het college kan de’ vervangen door: In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.10 komt een’ en vervalt de zinsnede ‘laten komen’;

      • 2.

        in sub b vervalt het woord ‘en’;

      • 3.

        na sub b worden drie nieuwe sub-leden ingevoegd onder vernummering van sub c naar sub f:

        c. niet geholpen is met de inzet van een bereikbaarheidsdienst buiten kantooruren of crisisdiensten;

        d. voor zover aan de orde, een intramurale behandeling voor zijn psychiatrische aandoening heeft afgerond of deze niet meer op de voorgrond is;

        e. een herstel- of ontwikkeltraject accepteert dat op termijn gaat plaatsvinden met inachtneming van zijn mogelijkheden, gericht op het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en

    • c.

      in lid 2 wordt de zinsnede ‘ondersteuning wordt geboden’ vervangen door: ondersteuning 24 uur per dag wordt geboden in de vorm van fysiek aanwezig personeel;

    • d.

      in lid 3 sub b wordt de zinsnede ‘het onderzoek als bedoeld in art. 2.3.2. van de Wmo’ vervangen door: het in artikel 2.1.4 en artikel 2.1.5 bedoelde vooronderzoek en gesprek;

    • e.

      na lid 3 wordt een nieuw lid 4 ingevoegd onder vernummering van lid 4 en lid 5 naar lid 5 en lid 6:

      • 4.

        Beschermd Wonen kent een all-in tarief, inclusief hotelmatige kosten, dagbesteding en vervoer.

    • f.

      in lid 5 wordt na het woord ‘zorgarrangementen’ de tekst ingevoegd: beschermd wonen.

    • g.

      Lid 6 vervalt.

       

  • N.

    Na artikel 2.1.10c wordt een nieuw artikel 2.1.10d ingevoegd:

    Artikel 2.1.10d Voorschrift bruikleen

    1. Indien het college een voorziening in bruikleen verstrekt wordt daaraan het voorschrift verbonden dat de cliënt de voorziening zorgvuldig gebruikt.

    2. Als bruikleengever de voorziening inneemt omdat de cliënt de voorziening niet zorgvuldig gebruikt, onderzoekt het college de mogelijkheid om de voorziening op een andere wijze te verstrekken.

    3. Mocht de voorziening niet op een ander wijze zijn te verstrekken dan kan het college het besluit tot het verstrekken van de voorziening intrekken.

     

  • O.

    Artikel 2.1.11 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt na de zinsnede ‘wordt verstrekt’ de tekst ingevoegd: en of de voorziening in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;

    • b.

      in lid 2 wordt:

      • 1.

        in sub a de zinsnede ‘welke de te verstrekken voorziening is’ vervangen door: welke voorziening wordt verstrekt;

      • 2.

        in sub b wordt de zinsnede ‘is;’ vervangen door: is; en;

      • 3.

        sub c vervalt onder vernummering van sub d naar sub c;

    • c.

      in lid 3 wordt in de aanhef het woord ‘daarnaast’ vervangen door: in aanvulling op lid 1;

       

  • P.

    Artikel 2.1.13 wordt vernummerd naar artikel 2.1.12.

     

  • Q.

    Artikel 2.1.14 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen:

     

    Artikel 2.1.13 Regels voor een pgb

    • 1.

      De cliënt of diens vertegenwoordiger dient een budgetplan in waarin in ieder geval is opgenomen:

      • a.

        waar de cliënt zijn ondersteuning zal inkopen;

      • b.

        op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid;

      • c.

        hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

      • d.

        welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, de cliënt van het budget wil betrekken; en

      • e.

        indien van toepassing, welke van deze maatregelen de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    • 2.

      Indien de cliënt ondersteuning wenst te betrekken van een persoon uit het sociaal netwerk:

      • a.

        wordt door de cliënt of diens vertegenwoordiger gemotiveerd aangegeven dat dit tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt dan bij de inzet van een dienst in natura;

      • b.

        kan het college via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde laten toetsen of deze persoon verantwoorde ondersteuning kan leveren.

    • 3.

      Bij voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1.12 lid 2 onder a, is de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt gelijk aan de afschrijvingstermijn van de vergelijkbare in natura verstrekte voorzieningen.

    • 4.

      Het college kan nadere regels stellen over de voorschriften die worden verbonden aan het pgb.

       

  • Artikel 2.1.14 Hoogte pgb

    • 1.

      De hoogte van een pgb, met uitzondering van een pgb voor beschermd wonen, wordt:

      • a.

        vastgesteld aan de hand van een door de cliënt of diens vertegenwoordiger opgesteld budgetplan, bedoeld in artikel 2.1.13 lid 1;

      • b.

        berekend op basis van een prijs of tarief:

        • i.

          waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van een professionele dienstverlener te betrekken;

        • ii.

          waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten en het gestelde onder iv en v;

        • iii.

          waarmee, indien van toepassing, het pgb toereikend is om diensten of andere maatregelen van een niet-professionele dienstverlener of persoon die behoort tot het sociale netwerk te betrekken, rekening houdend met het onder vi, vii en viii gestelde tarief;

        • iv

          voor een hulpmiddel, woningaanpassing of aanpassing van de eigen auto: op maximaal 100% van de kostprijs van de goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura en indien van toepassing inclusief een vergoeding voor onderhoud en verzekeringen;

        • v.

          voor een dienst, geleverd door een professionele dienstverlener: op maximaal 85% van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura, of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura;

        • vi.

          voor een dienst, geleverd door een niet-professionele dienstverlener of iemand uit het sociaal netwerk: een tarief waarbij rekening wordt gehouden met de hoogste periodiek voor hulp in het huishouden, of ondersteunende begeleiding (FWG 30) in de CAO VVT, plus vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

        • vii

          voor groepsgerichte begeleiding geleverd door een niet-professionele dienstverlener of iemand uit het sociaal netwerk: op 85% van het tarief per dagdeel voor dagbesteding licht in natura, of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste, adequate, in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura;

        • viii

          voor het logeren binnen het sociaal netwerk: op basis van een onkostenvergoeding voor het vaste bedrag van € 31,15 per etmaal met een maximum van € 141,00 per maand.

    • 2.

      Voor een aantal voorzieningen geldt in aanvulling op bovenstaande leden voor het pgb het volgende:

      • a.

        voor een woonvoorziening wordt in het geval het pgb wordt verstrekt aan een huurder, de eigenaar van de woning geïnformeerd over de aanpassing;

      • b.

        voor onderhoud, reparatie en aanpassingen aan een voorziening is de vergoeding voor instandhoudingskosten, waaronder onderhoud en reparatie, gelijk aan de kosten in natura wanneer deze voorziening ook in natura te verkrijgen is.

    • 3.

      Als voor een bepaalde voorziening geen adequate voorziening in natura is ingekocht wordt ter bepaling van de hoogte van de kostprijs:

      • a.

        een of meerdere offertes opgevraagd;

      • b.

        eventueel een nader gesprek gevoerd met de aanbieder van de voorziening.

         

  • R.

    De titel van artikel 2.1.15 wordt gewijzigd in: Artikel 2.1.15 Hoogte pgb beschermd wonen.

     

  • S.

    De titel van artikel 2.1.16 wordt gewijzigd in: Artikel 2.1.16 Weigeringsgronden voor een pgb.

     

  • T.

    In artikel 2.1.18 wordt in lid 2 de zinsnede ‘artikel 2.1.16, derde lid, onder d’ vervangen door: artikel 2.1.17, derde lid, onder d.

     

  • U.

    Artikel 2.1.19 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de titel van het artikel wordt gewijzigd in: Artikel 2.1.19 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen;

    • b.

      in de tekst vervalt de zinsnede ‘en pgb’s’.

       

  • V.

    Artikel 2.1.20 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

       

    • b.

      in lid 1 wordt de zinsnede ‘of een pgb’ vervangen door: , bij zorg in natura, een pgb of een financiële tegemoetkoming,;

    • c.

      lid 2 en lid 3 vervallen onder vernummering van de leden 4 tot en met 8 naar 2 tot en met 6;

    • d.

      in lid 2 wordt:

      • 1.

        de zinsnede ‘de voorgaande leden’ vervangen door: het vorige lid;

      • 2.

        het bedrag ‘€ 19,-‘ vervangen door: € 20,60;

      • 3.

        de zinsnede ‘pensioengerechtigde leeftijd’ vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd;

    • e.

      in lid 3:

      • 1.

        vervalt de zinsnede ‘of pgb’;

      • 2.

        wordt het bedrag ‘€ 19,-‘ vervangen door: € 20,60;

    • f.

      in lid 4 wordt:

      • 1.

        in sub a het woord ‘maatwerkvoorziening’ vervangen door: voorziening in natura en wordt de zinsnede ‘na overleg’ vervangen door: in werkafspraken;

      • 2.

        in sub b voor ‘pgb’ de tekst ingevoegd: voorziening in de vorm van een en wordt ‘.’ vervangen door: ;;

      • 3.

        na sub b een nieuw sub c ingevoegd:

        • c.

          voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is gelijk aan de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

    • g.

      in lid 5:

      • 1.

        wordt de tekst van sub b vervangen door: rolstoelen;

      • 2.

        vervalt sub f onder vernummering van sub g en sub h naar sub f en sub g;

      • 3.

        wordt in sub f de zinsnede ‘(bv galerijophoging, deurautomaat op centrale toegangsdeur)’ vervangen door: waaronder galerijophoging of deurautomaat op centrale toegangsdeur;

      • 4.

        wordt de tekst van sub g vervangen door: een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt.

         

  • W.

    Na artikel 2.1.20 wordt een nieuw artikel 2.1.20a Bijdrage in de kosten voor beschermd wonen ingevoegd:

    Artikel 2.1.20a Bijdrage in de kosten voor beschermd wonen

    • 1.

      De cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen, zolang de cliënt van deze maatwerkvoorziening gebruik maakt. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en eventueel vermogen.

    • 2.

      Het college hanteert voor beschermd wonen de bedragen en percentages zoals vastgelegd in de Regeling vaststelling bedragen ex Besluit langdurige zorg en Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

       

  • X.

    In artikel 2.1.21 wordt in lid 1 de zinsnede ‘, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen,’ vervangen door: en stellen eisen aan de deskundigheid van beroepskrachten.

     

  • Y.

    Artikel 2.1.23 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      lid 1 vervalt;

    • b.

      lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      • 1.

        het lidnummer van lid 2 vervalt;

      • 2.

        in de aanhef wordt na het woord ‘cliënt’ de tekst ingevoegd: of diens vertegenwoordiger;

      • 3.

        in sub b wordt de zinsnede ‘valt de niet-professional niet te zwaar’ vervangen door: leidt niet tot overbelasting van de niet-professional;

      • 4.

        in sub c wordt na de zinsnede ‘niet-professional;’ ingevoegd: en;

      • 5.

        sub d vervalt onder vernummering van sub e naar sub d;

         

  • Z.

    In artikel 3.1.12 wordt in lid 5 onder b voor de zinsnede ‘het tarief’ het woord ingevoegd: voor, wordt het woord ‘bedraagt’ vervangen door: wordt en wordt de zinsnede ‘het wettelijk minimumloon’ vervangen door: rekening gehouden met de hoogste periodiek voor hulp in het huishouden, of ondersteunende begeleiding (FWG 30) in de CAO VVT, plus vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

     

  • AA.

    Artikel 4.1.1. wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in de aanhef vervalt de zinsnede ‘en de daarop berustende bepalingen’;

    • b.

      de nummers van de sub-leden 1 tot en met 6 worden vervangen door a tot en met f;

    • c.

      na sub c worden twee nieuwe sub-leden ingevoegd onder vernummering van de sub-leden d tot en met f naar f tot en met h:

      • d.

        interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek;

      • e.

        jobcoaching: door een erkende deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk;

    • d.

      na sub h worden 5 nieuwe sub-leden ingevoegd:

      • i.

        overige voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de Pw;

      • j.

        persoonlijke ondersteuning bij werk: ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de Pw en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de Pw;

      • k.

        voorziening: door het college noodzakelijk geachte voorziening, gericht op arbeidsinschakeling waaronder mede wordt begrepen persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken;

      • l.

        werkgever: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft om de arbeid van een werknemer gedurende een overeengekomen periode aan te wenden in zijn organisatie;

      • m.

        werknemer: persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de werkgever, daaronder begrepen een persoon als bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de Pw met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan, dan wel dit van plan is;

         

  • BB.

    Artikel 4.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      De tekst van lid 1 wordt vervangen door:

      • 1.

        Het college kan een voorziening toekennen als:

        • a.

          de persoon ten behoeve van wie de voorziening zou worden verstrekt behoort tot de doelgroep;

        • b.

          de persoon voldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

        • c.

          de persoon geen beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

        • d.

          de voorziening naar het oordeel van het college voldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

        • e.

          er wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

    • b.

      Na lid 3 wordt een nieuw lid 4 ingevoegd:

      • 4.

        Het college biedt de goedkoopst adequate voorziening aan, waarbij in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de Pw, rekening wordt gehouden met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en indien nodig daarmee wordt afgestemd, zodat het aanbod optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon.

         

  • CC.

    Na artikel 4.1.3 wordt een nieuw sub paragraaftitel ingevoegd: Voorzieningen

  • DD.

    Artikel 4.1.6 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt voor de zinsnede ‘zorgen voor toeleiding’ de tekst ingevoegd: door detachering;

    • b.

      lid 3 vervalt.

       

  • EE.

    Na artikel 4.1.7 wordt een nieuw artikel 4.1.8 Participatieplaats ingevoegd onder vernummering van het bestaand artikel 4.1.8 naar artikel 4.1.14 en de bestaande artikelen 4.1.14 en 4.1.15 worden vernummerd naar de artikelen 4.1.27 en 4.1.29:

    Artikel 4.1.8. Participatieplaats

    1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de Pw onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

    2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

    3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Pw bedraagt € 100,- per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

     

  • FF.

    Artikel 4.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt:

      • 1.

        in de aanhef het woord ‘Om’ vervangen door: Het college verstrekt om en wordt de zinsnede ‘worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden’ vervangen door: de volgende voorzieningen;

      • 2.

        in sub b na de zinsnede ‘taken;’ de tekst ingevoegd; of;

    • b.

      in lid 2 wordt in de aanhef de zinsnede ‘Voor zover nodig worden’ vervangen door: Het college kan en wordt de zinsnede ‘op de arbeidsinschakeling aangeboden’ vervangen door: aanbieden.

       

  • GG.

    Artikel 4.1.11 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de titel wordt gewijzigd in: Artikel 4.1.11 Persoonlijke ondersteuning bij werk;

    • b.

      de tekst van het artikel wordt gewijzigd in:

      1. Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk aanbieden aan personen behorend tot de doelgroep.

      2. Persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in het eerste lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.3, verstrekt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.29.

       

  • HH.

    Artikel 4.1.12 wordt al volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 1 wordt tussen ‘loonkostensubsidie’ en ‘verstrekken’ de volgende tekst ingevoegd: , anders dan de loonkostensubsidie bedoeld in artikel 4.1.15, en wordt de zinsnede ‘medewerker die naar de mening van het college een afstand tot de arbeidsmarkt heeft en deze subsidie een bijdrage levert aan het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt’ vervangen door: kwetsbare, of uiterst kwetsbare werknemer;

    • b.

      de tekst van lid 2 wordt vervangen door:

      2. De loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 50% van het brutoloon inclusief werkgeverslasten gedurende maximaal 24 maanden ten behoeve van de werknemer;

    • c.

      na lid 2 worden twee nieuwe leden ingevoegd onder vernummering van lid 3 naar lid 5:

      • 3.

        Onder een kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die:

        • a.

          voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

        • b.

          geen startkwalificatie bezit;

        • c.

          ouder is dan 50 jaar; of

        • d.

          alleenstaande ouder is.

      • 4.

        Onder een uiterst kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 24 maanden werkloos is geweest.

    • d.

      In lid 5 wordt het woord ‘eenmaal’ vervangen door: een maal en wordt het woord ‘medewerker’ vervangen door: werknemer;

    • e.

      na lid 5 wordt een nieuw lid 6 ingevoegd:

      • 6.

        De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als:

        • a.

          de werkgever in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde werknemer loonkostensubsidie heeft ontvangen, met uitzondering van de situaties waarin het dienstverband voortijdig is beëindigd en de reden hiervan niet aan de werkgever verwijtbaar is;

        • b.

          de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer, met uitzondering van mogelijke belastingvoordelen.

           

  • II.

    Artikel 4.1.14 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      De titel wordt gewijzigd in: Artikel 4.1.14 Proefplaats;

    • b.

      in lid 1 wordt de zinsnede ‘een proefplaatsing’ vervangen door: toestemming voor een proefplaats;

    • c.

      in lid 2 wordt het woord ‘proefplaatsing’ vervangen door: proefplaats en wordt de zinsnede ‘de persoon in reguliere arbeid te bevorderen’ vervangen door: van een persoon die behoort tot de doelgroep in reguliere arbeid bij die werkgever te bevorderen;

    • d.

      na lid 2 wordt een nieuw lid 3 ingevoegd onder vernummering van lid 3 tot en met 6 naar lid 4 tot en met 7:

      • 3.

        Voor een proefplaats wordt uitsluitend toestemming verleend als:

        a. de persoon, gelet op zijn vaardigheden en capaciteiten, tot de werkzaamheden in staat is;

        b. het college verwacht dat de plaatsing bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling bij de werkgever met wie de proefplaats wordt overeengekomen.

        c. als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt;

        d. de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

        e. de werkgever bij aanvang van de proefplaats schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaatsing, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

    • e.

      in lid 4 wordt de zinsnede ‘Een proefplaatsing’ vervangen door: De proefplaats en wordt het woord ‘twee’ vervangen door: 2

    • f.

      in lid 5 wordt:

      • 1.

        de zinsnede ‘proefplaatsing kan steeds’ vervangen door: proefplaats kan, wordt het woord ‘twee’ vervangen door: 2, wordt het woord ‘zes’ vervangen door 6 en wordt het woord ‘indien’ vervangen door: als;

      • 2.

        in sub b na de zinsnede ‘ziek is geweest’ de tekst ingevoegd: waarbij in dat geval ook geldt dat als de maximumduur van 6 maanden is bereikt deze kan worden verlengd met de periode van ziekte;

    • g.

      in lid 6 wordt:

      • 1.

        in de aanhef en de sub-leden telkens het woord ‘proefplaatsing’ vervangen door: proefplaats;

      • 2.

        in sub c het woord ‘Wetboek’ vervangen door: wetboek;

      • 3.

        in sub d het woord ‘proefplaats’ vervangen door: periode waarover de proefplaats wordt aangeboden;

      • 4.

        in sub f het woord ‘zes’ vervangen door: 6;

    • h.

      lid 7 vervalt.

       

  • JJ.

    Na artikel 4.1.14 wordt een nieuw sub paragraaftitel ingevoegd: Aanvraagprocedures en voorwaarden voorzieningen

     

  • KK.

    Na de sub paragraaftitel Aanvraagprocedures en voorwaarden voorzieningen worden vier nieuwe artikelen ingevoegd:

    Artikel 4.1.15. Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

    1. Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d van de Pw, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

    2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

    3. Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de Pw.

    4. Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de Pw.

    5. Het college neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het preferente proces loonkostensubsidie in acht.

     

    Artikel 4.1.16. Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

    1. Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen verstrekken voor een persoon met een arbeidsbeperking.

    2. Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.3, de volgende voorwaarden:

    a. de persoon behoort tot de doelgroep en is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft genoten;

    b. de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning niet aan het arbeidsproces deelnemen;

    c. de werkgever biedt een arbeidsovereenkomst aan van minimaal 6 maanden met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

    d. het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

    e. het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

    f. er is naar het oordeel van het college geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

    g. de kosten van de voorziening(en) wegen naar het oordeel van het college op tegen de (maatschappelijke) opbrengsten van uitstroom naar werk en zijn daarmee proportioneel.

     

    Artikel 4.1.17. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

    1. Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever. Het college kan hiervoor een aanvraagformulier vaststellen.

    2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

    3. Het college onderzoekt, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken na de aanvraag, de mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte van de persoon.

    4. Het college kan een deskundig oordeel en advies inwinnen, als de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

    5. Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

    6. Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, van de Pw of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de Pw.

    7. Het college maakt binnen 15 werkdagen na afronding van het onderzoek, een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek dat wordt neergelegd in een onderzoeksverslag.

    8. Op basis van het onderzoeksverslag neemt het college een besluit en zendt dit aan de persoon of zijn gemachtigde en, indien van toepassing, aan de werkgever.

     

    Artikel 4.1.18. Inhoud beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

    1. Het college geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

    a. welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt verstrekt;

    b. als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag;

    c. de duur en intensiteit van de ondersteuning;

    d. de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening;

    e. als de verstrekking afwijkt van wat is aangevraagd, wat de reden is van afwijking; en

    f. voor zover van toepassing, welke andere ondersteuning of voorziening relevant is, of kan zijn, waaronder de wijze waarop de persoon integraal kan worden ondersteund.

    2. Het college geeft in een beschikking tot afwijzing van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening op grond van het feit dat er een voorliggende voorziening bestaat, in ieder geval aan welke voorziening dit betreft.

     

  • LL.

    Na artikel 4.1.18 wordt een nieuw sub paragraaftitel ingevoegd: Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk

     

  • MM.

    Na de sub paragraaftitel Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk worden zes nieuwe artikelen ingevoegd:

    Artikel 4.1.19. Persoonlijke ondersteuning bij werk

    1. Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van jobcoaching in natura verstrekken door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van jobcoaching heeft ingekocht.

    2. Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor:

    a. jobcoaching door een interne of externe jobcoach; of

    b. interne werkbegeleiding door een interne werkbegeleider.

    3. De in het eerste of tweede lid genoemde ondersteuning kan ook worden aangeboden met het oog op het verrichten van werkzaamheden, anders dan in dienstverband, zoals bij een proefplaats of een leer-werktraject.

     

    Artikel 4.1.20. Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk

    1. De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk wordt binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking ingediend, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstbetrekking de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

    2. Het college besluit op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

     

    Artikel 4.1.21. Jobcoaching

    1. Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt voldoet aan de kwaliteitseisen en voorwaarden zoals vermeld in bijlage 1.

    2. De in te zetten jobcoaching wordt door het college bepaald op basis van de specifieke werk- en persoonlijke omstandigheden, resulterend in vaststelling door het college van het noodzakelijke zwaarteregime en de te verwachten duur van de inzet van de coaching zoals opgenomen in bijlage 1.

     

    Artikel 4.1.22 Jobcoaching in natura

    1. Het college kan ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching in natura aanbieden.

    2. Bij aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in de artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.21 van overeenkomstige toepassing.

     

    Artikel 4.1.23 Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

    1. Het college kan op aanvraag subsidie voor het organiseren van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

    2. Subsidie voor het organiseren van jobcoaching kan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.21, worden verleend als:

    a. de jobcoaching bestaande uit een individueel trainings- of inwerkprogramma en een systematische begeleiding van de persoon behorend tot de doelgroep, gericht op het kunnen uitvoeren van de aan hem opgedragen taken, wordt geborgd door middel van een coachingsplan;

    b. de omvang en de kwaliteit van de georganiseerde jobcoaching passend is;

    c. de continuïteit van de jobcoaching geborgd is; en

    d. de persoon voor wie de subsidie wordt gevraagd daarvan op de hoogte is en schriftelijk instemt met het organiseren van jobcoaching door de werkgever.

    3. Het college kan voor jobcoaching een maximumtarief per uur hanteren dat toereikend is voor de organisatie van jobcoaching, waarbij het college zorgdraagt voor de kenbaarheid van de voor het betreffende jaar van toepassing zijnde tarieven.

     

    Artikel 4.1.24. Interne werkbegeleiding

    1. Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding.

    2. Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor een of meer medewerkers om hen in staat te stellen aan personen behorend tot de doelgroep interne werkbegeleiding te bieden.

     

  • NN.

    Na artikel 4.1.24 wordt een nieuw sub paragraaftitel ingevoegd: Specifieke bepalingen overige voorzieningen

     

  • OO.

    Na de sub paragraaftitel Specifieke bepalingen overige voorzieningen worden twee nieuwe artikelen ingevoegd:

     

  • Artikel 4.1.25 Specifieke voorwaarden vervoersvoorziening

    • 1.

      Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

    • 2.

      Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b. het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

    • 3.

      De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor een taxi of een andere vorm van vervoer.

    • 4.

      Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

       

  • Artikel 4.1.26 Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

  • Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.

     

  • PP.

    Artikel 4.1.27 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      de titel van het artikel wordt gewijzigd in: Artikel 4.1.27 Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen

    • b.

      in lid 1 wordt:

      • 1.

        in de aanhef het woord ‘medewerker’ vervangen door: werknemer;

      • 2.

        in sub a het woord ‘zes’ vervangen door: 6 en vervalt de zinsnede ‘of haar’;

      • 3.

        in sub b wordt het woord ‘zes’ vervangen door: 6;

    • c.

      in lid 2 wordt de zinsnede ‘artikel 2’ vervangen door: lid 1 en wordt het woord ‘proefplaatsing’ vervangen door: proefplaats;

    • d.

      lid 3 vervalt onder vernummering van lid 4 naar lid 3.

       

  • QQ.

    a artikel 4.1.27 wordt een nieuw artikel 4.1.28 ingevoegd:

    Artikel 4.1.28. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen

    Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.

     

  • RR.

    Artikel 4.1.29 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      lid 2 vervalt onder vernummering van de leden 3 en 4 naar de leden 2 en 3;

    • b.

      in lid 2 vervalt de zinsnede ‘en voor de premie en de hoogte van die premie en indien additionele werkzaamheden worden verricht als bedoeld in artikel 10a van de Pw’;

    • c.

      na lid 3 wordt een nieuw lid 4 ingevoegd:

      • 4.

        De vergoedingssystematiek, waarin mede begrepen het hanteren van drempelbedragen, voor de in artikel 4.1.25 bedoelde vervoersvoorziening

         

  • SS.

    aragraaf 4.2 Loonkostensubsidie vervalt

     

  • TT.

    Na de ondertekening wordt de Bijlage 1 Kwaliteitseisen, voorwaarden en regimes Externe Jobcoaching, zoals bijgevoegd bij dit besluit, ingevoegd.

 

Artikel II Overgangsrecht

De bepalingen die in gevolge deze verordening worden gewijzigd blijven van toepassing op aanvragen die zijn ingediend en besluiten die zijn genomen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

 

Artikel III Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 met uitzondering van:

  • a.

    de leden AA tot en met SS, deze treden in werking op de dag na de bekendmaking en werken terug tot en met 1 juli 2023;

  • b.

    lid Q, voor wat betreft het gestelde onder artikel 2.1.4, eerste lid, onder b, onder vi, en lid Z, deze treden in werking op de dag na de bekendmaking en werken terug tot en met 1 september 2023.

     

Artikel V Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 3e wijziging Integrale verordening sociaal domein Veenendaal.

 

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023

 

De heer P. van Vugt

griffier

 

de heer K.J.G. Kats

voorzitter

Bijlage 1 Kwaliteitseisen, voorwaarden en regimes Externe Jobcoaching

Algemene beschrijving

Om de doelgroepen van de Participatiewet goed te ondersteunen, is het voor gemeenten gewenst werkvoorzieningen in te kunnen inzetten. De gemeenten in de arbeidsmarktregio Foodvalley kunnen een jobcoachvoorziening inzetten als een inwoner zonder deze persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

 

Bij het inzetten van de externe jobcoachvoorziening is het leidend dat de primaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding van een werknemer bij de werkgever ligt. Ondersteuning van de jobcoach is er steeds op gericht om –via de kortste weg- te bereiken dat de werknemer zonder deze begeleiding zelfstandig zijn taken bij de werkgever kan uitvoeren.

 

Doelgroep :

  • 1.

    Werknemers die zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat zijn de door de werkgever aan hen opgedragen taken te verrichten conform de eisen en verwachtingen (verder de werknemer).

  • 2.

    Personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking.

 

De geboden jobcoachvoorziening levert een bijdrage aan de arbeidsparticipatie en ontwikkeling van het arbeidsvermogen van de werknemer door het bieden van begeleiding en ondersteuning aan de werkgever én werknemer voor een toereikend aantal begeleidingsuren per week. De inzet van de begeleiding is gericht op:

  • 1.

    de werkgever of de directe begeleider om de begeleiding zelfstandig uit te kunnen voeren (coach-de coach) én op

  • 2.

    het begeleiden van de werknemer in het ontwikkelen en trainen van werknemersvaardigheden gericht op het zelfstandig uitvoeren van taken bij de werkgever.

     

Resultaat:

Het realiseren van de doelstelling(en) zoals beschreven in het door het college opgestelde plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de PW. Beoogde doelen kunnen onder andere zijn (niet limitatief):

  • stabiliseren van de situatie;

  • vergroten zelfredzaamheid op de verschillende leefgebieden;

  • signaleren en verduidelijken onderliggende hulpvragen; waar nodig passende hulpverlening inschakelen;

  • belemmeringen oplossen of hanteerbaar maken;

  • vergroten van het netwerk en sociale contacten;

  • inzicht geven in eigen handelen en coachen van sociale en communicatieve vaardigheden;

  • creëren van ruimte en beweging richting arbeidsmarkt en/of eventueel vrijwilligerswerk of traject;

  • ontdekken van talenten en kwaliteiten/competenties;

  • oriëntatie op de mogelijke beroepsrichting en of scholing;

  • verhogen van de loonwaarde.

  •  

    A. Eisen aan de (inhoud van) de jobcoach

    • 1.

      Het college geeft voor de proeftijd een begeleidingsregime af.

    • 2.

      Het college betrekt werknemer (die jobcoaching nodig heeft) in de keuze voor een externe jobcoach.

    • 3.

      Het college kan de werkgever betrekken bij de keuze voor een externe jobcoach.

    • 4.

      Tijdens de proeftijd verzorgt de jobcoach de praktische begeleiding en inventariseert de jobcoach de ondersteuningsbehoefte van werkgever en werknemer.

    • 5.

      Het college stelt de ondersteuningsbehoefte/het begeleidingsregime na de proeftijd definitief vast in overleg met werkgever, werknemer en jobcoach.

    • 6.

      Aan het einde van de toegekende begeleidingsperiode, minimaal één keer per jaar, beoordeelt het college of continuering van de jobcoachvoorziening noodzakelijk is en onder welk (aangepast) regime.

    • 7.

      Een jobcoach wordt niet langer ingezet dan voor de duur van de arbeidsovereenkomst of werkervaringsplaats en voor maximaal 3 jaar.

    • 8.

      Werkgever en jobcoach kunnen tussentijds vragen om aanpassing van het begeleidingsregime; zowel voor urenuitbreiding als voor urenvermindering waar dat mogelijk is.

    • 9.

      De jobcoach geeft werkgerelateerde ondersteuning aan werkgever én werknemer bij het verrichten van reguliere arbeid.

    • 10.

      De werkzaamheden, werktijden en instructie sluiten zoveel mogelijk aan op de reguliere arbeidsmarkt en zijn afgestemd op de mogelijkheden van de werknemer.

    • 11

      De jobcoach stelt een coachingsplan op en deelt deze met het college. Het coachingsplan beschrijft de resultaten en doelen en de daarbij behorende werkzaamheden, begeleidingsbehoefte, begeleidingsuren, evaluatiemomenten (HR-cyclus) en ontwikkelperspectief. Het ontwikkelperspectief van de werknemer wordt minimaal halfjaarlijks of voorafgaande aan een contractverlenging bijgesteld en vastgelegd in het coachingsplan. Het coachingsplan wordt in overleg met werkgever en werknemer opgesteld en sluit aan bij het plan van aanpak dat door het college is opgesteld.

    • 12

      De jobcoach informeert de contactpersoon van de gemeente direct bij acute problemen die (grote) invloed kunnen hebben op het resultaat.

    • 13

      De jobcoach adviseert zo nodig de werkgever in het opdragen van taken en werkzaamheden die aansluiten bij de mogelijkheden van de werknemer.

    • 14

      De levering van de jobcoachvoorziening dient binnen 10 werkdagen na ontvangen van opdracht te starten.

    • 15

      Bij kortdurend verzuim (tot 4 weken) van de werknemer is de jobcoaching gericht op snelle werkhervatting. Dit wordt gemeld bij de contactpersoon van de gemeente.

    • 16

      Bij langdurig verzuim van de werknemer (na 4 weken) stopt de jobcoaching, tenzij de contactpersoon van de gemeente besluit te verlengen met het oog op terugkeer.

    • 17

      Bij einde van de arbeidsovereenkomst stopt de jobcoaching direct.

    • 18

      De jobcoach is binnen 24 uur oproepbaar.

    • 19

      De aanbieder garandeert de vervanging van de jobcoach in geval van ziekte en vakantie.

    B. Eisen aan de jobcoach-medewerkers

    • 1.

      De jobcoach is ingeschreven in het Nationaal jobcoachregister of heeft aantoonbare vakinhoudelijke kennis, competenties en ervaring op het gebied van jobcoaching.

    • 2.

      De jobcoach werkt vanuit de lokale gemeentelijke uitgangspunten voor arbeidsparticipatie.

    • 3.

      De jobcoach heeft kennis van de lokale sociale kaart en die van aangrenzende gemeenten om de werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren.

    • 4.

      De jobcoach communiceert met de werknemer op voor deze persoon verstaanbare en begrijpelijke wijze.

    • 5.

      De jobcoach meldt zo spoedig mogelijk bij de contactpersoon van de gemeente wanneer zich tussentijdse wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden of de directe leefomgeving van de werknemer voordoen die invloed (kunnen) hebben op het welzijn van de werknemer of de voortgang van de ingezette dienstverlening.

    • 6.

      De jobcoach heeft een onafhankelijke rol ten opzichte van de werkgever van de werknemer.

    • 7.

      De jobcoach beschikt over de volgende competentie-eisen:

      • biedt methodische ondersteuning;

      • kan oplossingsgericht en vanuit de vraag en belevingswereld van de werknemer werken;

      • heeft actieve beheersing van de Nederlandse taal;

      • heeft een professionele houding en bejegening van werkgevers en werknemers;

      • handelt in alle gevallen integer;

      • werkt aan maatwerk-oplossingen.

    C. Eisen aan de Jobcoach-onderneming /aanbieder

    • 1.

      Aanbieder heeft acceptatieplicht voor alle werknemers die door de gemeente worden begeleid en waarvoor het college jobcoaching geschikt heeft bevonden.

    • 2.

      Aanbieder draagt er zorg voor dat de betreffende werknemer geleverd krijgt wat is toegekend binnen de gestelde termijnen.

    • 3.

      Aanbieder draagt er zorg voor dat levering binnen gestelde termijnen geschiedt.

    • 4.

      Aanbieder neemt direct contact op met de contactpersoon van de gemeente als de gevraagde dienstverlening niet aangeboden kan worden (wachtlijsten zijn niet toegestaan).

    • 5.

      Aanbieder is van alle (betaalde en onbetaalde) medewerkers met contacten met werknemers in bezit van een verklaring omtrent gedrag (VOG) gericht op de uit te voeren werkzaamheden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Deze verklaring is niet ouder dan drie jaar.

    • 6.

      Aanbieder heeft een vastgestelde regeling voor de afhandeling van klachten van werknemer ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een werknemer.

    • 7.

      Aanbieder garandeert dossierinzage door of namens de gemeente met door aanbieder geregelde instemming van de werknemer conform de bepalingen van de Algemene Verordening

    Gegevensbescherming (AVG). De inzage betreft dat deel van het dossier dat betrekking heeft op de wijze waarop aanbieder het in het plan van aanpak vastgestelde resultaat realiseert.

    • 1.

      Aanbieder is fysiek of telefonisch goed bereikbaar tenminste tijdens kantoortijden (werkdagen van 8.30-17.00 uur).

    D. Het coachingsplan / begeleidingsregime

    1. de Jobcoach schrijft voor iedere werknemer binnen twee weken na aanmelding een coachingplan.

    2. Het coachingsplan bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • een beschrijving van de werkplek en de functie;

    • een beschrijving van de competenties en beperkingen in relatie tot de functie;

    • het aantal uren jobcoaching met de daarbij in te zetten activiteiten;

    • een beschrijving van de (meetbare) coachingsdoelen/aandachtspunten voor coaching;

    • op welke wijze wordt de jobcoaching afgebouwd.

    • 3.

      Minimaal 2 weken voor het einde van het dienstverband/coachingsplan rapporteert de jobcoach aan de gemeente over het behaalde resultaat, de ontplooide activiteiten, de mate van zelfstandigheid van de werknemer en het vervolg.

    • 4.

      Als het traject niet leidt tot baanbehoud moet de jobcoach inzichtelijk maken welke activiteiten ondernomen zijn om dit te realiseren en wat de oorzaak van het baanverlies is.

    • 5.

      Bij een verlenging van de jobcoaching levert de jobcoach opnieuw een coachingplan aan voor een vervolgtraject.

    • 6.

      De jobcoach rapporteert aan het college via de door hem aangegeven wijze.

 

  •  

    Begeleidingsregimes bij jobcoaching, omgerekend naar uren

    Zwaarte

    Proefplaatsing

    Dienstverband

    Max 3 Mnd

    1e jaar

    2e jaar

    3e jaar

    1 Geen

    0

    0

    0

    0

    2 Zeer licht

    10

    40

    40

    40

    3 Licht

    20

    75

    40

    40

    4 Midden

    30

    120

    60

    40

    5 Intensief

    45

    180

    90

    75

Naar boven