Verordening Bezwaar- en Klachtencommissie Geldrop-Mierlo 2023

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Geldrop-Mierlo;

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2023 en 1848807;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 7:13 en 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening Bezwaar- en Klachtencommissie Geldrop-Mierlo 2023 b

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    bestuursorgaan: gemeentelijk orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen: de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

  • -

    het maken van bezwaar: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, een voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;

  • -

    bezwaarmaker: indiener van een bezwaarschrift;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    commissie: adviescommissie bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb en adviescommissie klachten als bedoeld in artikel 9:14 Awb;

  • -

    klacht: een uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan of een medewerker van de gemeente in de uitoefening van zijn of haar functie zich in een bepaalde gelegenheid jegens een natuurlijke of rechtspersoon heeft gedragen. Een gedraging van een bestuurder of medewerker van de gemeente wordt aangemerkt als een gedraging van dat bestuursorgaan;

  • -

    klachtencoördinator: een medewerker van Juridische Zaken in de rol van secretaris van de Klachtencommissie die als zodanig hiertoe is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders en belast is met het toebedelen van de klacht aan de klachtbehandelaar en het bewaken van de procedurele voortgang;

  • -

    secretaris: een medewerker van Juridische Zaken die als zodanig hiertoe is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders en is belast met de ondersteuning van de Klachten- en Bezwaarschriftencommissie bij de uitoefening van haar taken;

  • -

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen of aan wie de gedraging waarover een klacht is ontvangen toegerekend wordt;

  • -

    voorzitter: voorzitter van de commissie.

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift of klachtschrift

  • 1.

    Het bestuursorgaan registreert het ingediende bezwaarschrift of klachtschrift met de datum van ontvangst.

  • 2.

    Het bestuursorgaan stelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het bezwaar of de klacht de bezwaarmaker of klager en eventuele andere belanghebbenden in kennis van het vervolg van de procedure en de duur van de behandeling van het bezwaar of de klacht. Hierbij geeft het bestuursorgaan een uitleg over het vervolg van de procedure en de duur van de behandeling van het bezwaarschrift of klachtschrift.

     

Paragraaf 2. Informele afhandeling

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

  • 1.

    De secretaris verzoekt het verwerend orgaan te onderzoeken of het bezwaarschrift of klachtschrift informeel kan worden afgehandeld alvorens het verder in behandeling te nemen.

  • 2.

    De informele aanpak start door direct na binnenkomst van het bezwaar respectievelijk de klacht hierover contact op te nemen met de bezwaarmaker of de klager.

  • 3.

    In het geval het bezwaar of de klacht in der minne wordt geschikt, legt het bestuursorgaan de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt het zo nodig een nieuw besluit.

     

Paragraaf 3. Commissie

 

Artikel 4. Horen en adviseren door de commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2.

    De commissie is belast met het horen van bezwaarmakers en derde-belanghebbenden en het adviseren van het bestuursorgaan over diens volledige heroverweging van in bezwaar bestreden besluiten.

  • 3.

    De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a.

      een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de Participatiewet, onderdeel Algemene bijstand.

  • 4.

    De commissie adviseert tevens over klachten overeenkomstig de procedure genoemd in hoofdstuk 9 van de Awb.

Artikel 5. Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de commissie maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Geldrop-Mierlo.

  • 3.

    De voorzitter en leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 6. Instelling kamers behandeling bezwaarschriften

  • 1.

    Het college kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.

  • 2.

    Het college bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.

  • 3.

    Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden:

    • a.

      een voorzitter zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen;

    • b.

      ten minste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.

Artikel 7. Secretaris

  • 1.

    De commissie en haar op grond van artikel 7 ingestelde kamers beschikken over één of meerdere secretarissen.

  • 2.

    De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    Het college wijst ook één of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 8. Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar.

  • 2.

    Het college kan besluiten de voorzitter en leden eenmaal te herbenoemen voor een termijn van vier jaar.

  • 3.

    De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 4.

    De aftredende of ontslagnemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:

    • a.

      verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);

    • b.

      stellen van een termijn aan de bezwaarmaker (artikel 6:6);

    • c.

      verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);

    • d.

      ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan een belanghebbende (artikel 7:4, tweede lid);

    • e.

      al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6, vierde lid);

    • f.

      het al dan niet toepassing geven aan artikel 7:3 en artikel 9:10 van de Awb.

  • 2.

    De voorzitter kan de bevoegdheden genoemd onder het eerste lid sub a tot en met d mandateren aan de secretaris.

Artikel 10. Voorbereiding hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter, of namens hem de secretaris, bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    Indien de voorzitter op grond van artikel 10 eerste lid sub f besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

  • 3.

    De voorzitter nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 4.

    Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 5.

    De beslissing van de voorzitter op het verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 6.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het derde tot en met vijfde lid.

  • 7.

    De voorzitter, of namens hem de secretaris, kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in (laten) winnen, waaronder ook begrepen advies of inlichtingen bij deskundigen. Ook kan hij hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Als daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 11 Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat er in ieder geval één lid en een (plaatsvervangend) voorzitter aanwezig is.

Artikel 12. Onpartijdigheid leden

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaar of klacht als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 13. Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid zijn de hoorzittingen van Klachtencommissie besloten.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid zijn de hoorzittingen betrekking hebbend op bezwaren op het terrein van Jeugdwet, leerlingenvervoer, Participatiewet, gehandicaptenparkeerkaarten en -plaatsen en de Wet maatschappelijke ondersteuning besloten.

  • 4.

    De deuren kunnen voorts worden gesloten als de voorzitter of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt.

  • 5.

    Indien een belanghebbende verzoekt om de hoorzitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, kan de commissie hiertoe besluiten indien er naar oordeel van de commissie gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten.

Artikel 14. Verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 en 9:10, derde lid Awb is digitaal en bestaat uit een geluidsopname van de hoorzitting.

  • 2.

    In de uitnodiging voor de hoorzitting staat vermeld dat er van de hoorzitting een geluidsopname in de vorm van een digitaal audioverslag wordt gemaakt.

  • 3.

    Aanwezigen worden er tevens aan het begin van iedere hoorzitting op gewezen dat van de hoorzitting een geluidsopname wordt gemaakt.

  • 4.

    Het maken van een geluidsopname in de vorm van een digitaal audioverslag blijft, uitsluitend op expliciet en gemotiveerd verzoek van één der partijen, achterwege indien daarvoor naar het oordeel van de voorzitter van de commissie zwaarwegende redenen zijn.

  • 5.

    De geluidsopname wordt in de regel niet schriftelijk uitgewerkt.

  • 6.

    Op verzoek van een belanghebbende of het verwerend orgaan stelt de commissie de geluidsopname digitaal ter beschikking.

  • 7.

    In afwijking van het vijfde lid wordt de geluidsopname alsnog schriftelijk uitgewerkt indien:

    • a.

      Een belanghebbende of het verwerend orgaan daar om verzoekt, of;

    • b.

      Een gerechtelijke instantie of de Nationale Ombudsman daar om verzoekt in geval van een voorlopige voorziening, (hoger) beroepsprocedure of, in geval van de Nationale Ombudsman, de klachtenprocedure in tweede aanleg.

  • 8.

    Het schriftelijke verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid en houdt een zakelijke vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 9.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het schriftelijke verslag hiervan melding.

  • 10.

    Het schriftelijke verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 11.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15. Nader onderzoek

  • 1.

    De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen of laten doen als zij dit na afloop van de hoorzitting wenselijk acht.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt door de secretaris in afschrift aan de commissie, bezwaarmaker of klager, eventuele belanghebbenden en het verwerend orgaan toegezonden.

  • 3.

    De bezwaarmaker of klager, eventuele andere belanghebbenden en het verwerend orgaan kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift of klachtschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17. Uitbrengen advies

Het advies wordt met eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift of klachtschrift dient te beslissen.

Artikel 18. Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de bestuursorganen verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 19 Financiële vergoeding

  • 1.

    De voorzitter en leden ontvangen voor het bijwonen van een hoorzitting, waarin meerdere bezwaarschriften en klachten kunnen worden behandeld, een vergoeding.

  • 2.

    Het college stelt de vergoeding als bedoeld in het eerste lid vast.

  • 3.

    De bedragen in het tweede lid van dit artikel zijn niet bedoeld voor gemaakte reiskosten ingevolge artikel 96, eerste lid onder b van de Gemeentewet. Daarvoor ontvangen de commissieleden, per hoorzitting per kilometer afstand tussen hun woonplaats en de plaats waar de hoorzitting plaatsvindt, het bedrag per kilometer zoals genoemd in artikel 3.1 Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

  • 4.

    De afstand zoals genoemd in het derde lid wordt berekend via www.google.com/maps.

  • 5.

    Het gestelde in het eerste lid geldt ook op het moment dat een commissielid uit hoofde van zijn functie als voorzitter of lid van de commissie om andere redenen reiskosten moet maken.

     

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 20. Intrekking oude regeling

De Verordening bezwaar- en klachtencommissie d.d. 19 juli 2018 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van de Verordening Bezwaar- en Klachtencommissie Geldrop-Mierlo 2023.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bezwaar- en Klachtencommissie Geldrop-Mierlo 2023.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2023.

De voorzitter,

J.C.J. van Bree

De griffier,

W.H.F. Geboers

De secretaris,

N.J.H. Scheltens

De burgemeester,

J.C.J. van Bree

Toelichting Verordening Bezwaar- en Klachtencommissie Geldrop-Mierlo 2023

 

Algemeen

 

Deze verordening geeft een kader voor de behandeling van bezwaarschriften en klachten. Het contact met de burger staat hierbij centraal. De verordening bevat bepalingen over de informele aanpak en het horen door een commissie. Het uitgangspunt is formele behandeling van bezwaren en klachten waar het moet en informele behandeling waar het kan.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities 

Bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Onder bestuursorgaan wordt hier verstaan een orgaan van de gemeente dat een besluit heeft genomen waartegen bezwaar wordt gemaakt. De raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn gemeentelijke bestuursorganen die besluiten kunnen nemen waartegen bezwaar kan worden ingediend (zie artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb). Deze verordening geldt dus voor al deze gemeentelijke bestuursorganen.

 

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift of klacht

Eerste lid

De registratie van het bezwaarschrift of de klacht met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 en artikel 9:6 van de Awb bepalen dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd.

 

De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).

 

Voor klachten geldt dat het bestuursorgaan niet verplicht is deze te behandelen indien een van de situaties zoals genoemd in artikel 9:8 van de Awb aan de orde is. Hierin wordt onder andere de situatie beschreven van het indienen van een klacht over een gedraging die langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden.

 

Tweede lid

Het zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bezwaarschift contact leggen met de bezwaarmaker is zeer zinvol. Er kan dan aan bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden inzicht in en uitleg over de vervolgprocedure worden gegeven. Op welke wijze contact wordt opgenomen wordt niet in de Awb geregeld. Dit is aan het bestuursorgaan zelf. De keuze die gemaakt wordt kan afhangen van de inschatting wat het beste in het concrete geval zal zijn. Tijdens dit contact kan worden aangeven dat ambtelijk of door een adviescommissie zal worden gehoord maar kan ook worden gewezen op de (eventuele) mogelijkheid van informele behandeling van het bezwaarschrift. Het kan zijn dat tijdens dit eerste contact al een passende informele oplossing op het bezwaarschrift wordt gevonden. Maar het is goed mogelijk dat hiervoor nog nader onderzoek en contact met de voorbereider(s) van het bestreden besluit is vereist. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 3.

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

Eerste en tweede lid

Na het eerste contact met bezwaarmaker of klager (zie artikel 2), zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit of de gedraging en de reden waarom bezwaar is gemaakt of een klacht is ingediend. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker\klager als de voorbereider van het bestreden besluit\klachtbehandelaar contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift of de klacht wordt gelegd. Als al bij het eerste contact (zie artikel 2) een oplossing is gevonden dan hoeft (uiteraard) niet nog een keer contact te worden gezocht. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift of de klacht, dan hoeft deze niet verder in behandeling te worden genomen en kan het informeel worden afgedaan. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling

 

Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

 

Derde lid

Als tijdens het informele contact blijkt dat een nieuw besluit wenselijk is, dan worden hierbij de belangen van derde belanghebbenden in acht genomen.

 

Beslistermijnen

Nu er een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld, dient het bestuursorgaan op het bezwaarschrift te beslissen binnen twaalf weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). De beslistermijn kan worden verdaagd (=uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan maximaal zes weken worden verdaagd, maar verder uitstel van de beslistermijn is mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).

Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt, maar het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie ook de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.

Voor klachten geldt dat het bestuursorgaan op de klacht moet hebben beslist binnen tien weken na indiening van de klacht (artikel 9:11, eerste lid, van de Awb). Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verdaagd (artikel 9:11, tweede lid, van de Awb). Verder uitstel van de termijn is mogelijk indien klager daarmee instemt (artikel 9:11, derde lid, van de Awb).

 

Artikel 4. Horen en adviseren door de commissie 

Belanghebbenden (de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden) moeten worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen kan van het horen worden afgezien.

 

Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, mededeling dat de commissie zal adviseren aan bezwaarmaker, wijze van horen, uitnodiging bestuursorgaan en uitbrengen van het advies.

 

Vierde lid

Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie.

 

Artikel 5. Samenstelling van de commissie 

Raadsleden en burgemeester en wethouders mogen geen lid zijn van de commissie. Zie artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Eerste lid

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb). Het aantal leden dat naast de voorzitter deel uitmaakt van de commissie moet tenminste twee zijn, maar dit kunnen er ook meer zijn. De Awb laat het aan het bestuursorgaan zelf of de leden deel uitmaken van en werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan of dat een of meerdere leden uit externen bestaan.

 

Derde lid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuursorgaan onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door burgemeester en wethouders) mogelijk.

 

Vierde lid

Als de voorzitter verhinderd is, dan kan de commissie zelf beslissen wie hem als voorzitter vervangt.

 

Artikel 6 . Instelling kamers behandeling bezwaarschriften

Als daaraan behoefte bestaat, kan de commissie worden opgesplitst in kamers. Dit kan bijvoorbeeld gelet op het grote aantal te behandelen geschriften of in verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp. Het gaat hier om een facultatieve bepaling waarbij de raad de bevoegdheid tot het instellen van kamers kan beleggen bij de raad zelf, commissie of het college. In dit geval is er voor gekozen het college de bevoegdheid van het instellen van kamers te geven.

 

Zie voor toelichting over de samenstelling ook de toelichting bij artikel 5.

 

Artikel 7. Secretaris 

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden. Er kan uiteraard ook voor worden gekozen om meerdere secretarissen aan te wijzen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als de commissie uit meerdere kamers bestaat.  

 

Artikel 8. Zittingsduur 

Vierde lid

Het is voor de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden

Eerste lid  

Dit lid regelt bevoegdheden die zelfstandig door de voorzitter kunnen worden uitgeoefend.

 

Tweede lid

De bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, kan de voorzitter mandateren aan de secretaris. Mandateren betekent het in naam van de mandaatgever (de voorzitter) uitoefenen van de bevoegdheden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de in mandaat verrichte handelingen van de secretaris en blijft ook bevoegd om deze bevoegdheden zelf uit te oefenen.

 

Artikel 12.   Onpartijdigheid leden 

Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.

 

Artikel 13. Openbaarheid hoorzitting 

Eerste lid

Hier is vastgelegd dat het uitgangspunt is dat de hoorzitting openbaar is.

 

Tweede en derde lid

De raad kan bij verordening bepaalde zaken van de openbaarheid van de hoorzitting uitzonderen.

 

Vierde en vijfde lid

Hier wordt geregeld dat als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of als een belanghebbende daartoe een verzoek doet, de hoorzitting (in aanvulling op het tweede en derde lid) mogelijk achter gesloten deuren zal kunnen plaatsvinden. De Awb bepaalt dat de (gehele) commissie over de openbaarheid van de hoorzitting beslist, en hiermee samenhangend ook de geheimhouding van stukken (zie de artikelen 7:13, vierde lid, in samenhang met 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid, van de Awb). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door (enkel) de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend (Kamerstukken 21 221, nr. 3, p. 155).

 

Artikel 14. Verslaglegging 

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De vorm en de inhoudelijke vereisten van het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen. Gekozen is voor een digitale verslaglegging, in de vorm van een geluidsopname. Uitsluitend wanneer er door partijen, een gerechtelijke instantie of de Nationale Ombudsman wordt verzocht om een schriftelijk verslag, wordt dit verslag opgesteld.

Het bepaalde in het achtste lid strekt niet zo ver dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Dit is ook niet wenselijk gelet op de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming. Enkel de noodzakelijke persoonsgegevens mogen in het verslag worden opgenomen. Noodzakelijk is in ieder geval dat uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het schriftelijke advies van de commissie het verslag van het horen bevat. Hieruit volgt dat het verslag uiterlijk bij het uitbrengen van het advies moet zijn opgesteld. Niet is vereist dat het verslag schriftelijk is opgesteld. De Awb bepaalt ook niet dat het verslag aan de betrokkenen moet worden toegezonden. Wanneer er om een schriftelijk verslag is verzocht door partijen, wordt dit verslag gelijktijdig met het advies en de beslissing op de klacht of het bezwaar, toegezonden.

 

Artikel 15. Nader onderzoek  

Eerste lid

Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden, het is aan commissie zelf hoe dit onderzoek vorm te geven. Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen.

 

Derde lid

Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).

 

Artikel 16. Raadkamer en advies 

Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en beslissen, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 5.

Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het is niet vereist dat de gehele commissie hoort. Zie ook de toelichting bij artikel 11.

Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.

 

Artikel 17. Uitbrengen advies

In de bezwaarschriftprocedure maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht (artikel 7:13, zesde lid, van de Awb). Zie ook de toelichting op artikel 14.

 

Artikel 18. Jaarverslag 

De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht en wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, enz.). 

In geval een klacht is ingediend tegen de commissie wordt dit in het jaarverslag vermeld. 

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit. 

Naar boven