Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Drimmelen 2024

De Raad van de gemeente Drimmelen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2023;

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet:

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Drimmelen 2024;

(Verordening watertoeristenbelasting Drimmelen 2024).

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 1 november;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • h.

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'watertoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig

    • -

      de schipper,

    • -

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • -

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano’s, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

    • e.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de leden van het Koninklijk Huis;

    • f.

      een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Noord-Brabant of de gemeente Drimmelen;

    • g.

      een vaartuig van de Koninklijke Marine of oorlogsvaartuigen van vreemde naties;

    • h.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoord aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;

    • i.

      een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de provincie Noord-Brabant of de gemeente Drimmelen wordt uitgevoerd;

    • j.

      een vaartuig dat door één der in de gemeente Drimmelen gevestigde scheepswerven wordt gebouwd of door of vanwege deze werven wordt hersteld.

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

  • 2.

    Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal verblijven als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

    • a.

      het aantal personen die verblijf hebben gehouden, bepaald op:

      2,1 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot 7 meter;

      2,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7, doch ten hoogste 9 meter;

      2,3 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9, doch ten hoogste 12 meter;

      2,1 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

    • b.

      het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op:

      16,5 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot 7 meter;

      23,0 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7, doch ten hoogste 9 meter;

      18,9 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9, doch ten hoogste 12 meter;

      9,0 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

  • 2.

    Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op het aantal vaartuigen welke door de belastingplichtige bij aangifte uit de verhuuradministratie zijn opgegeven, dan wel blijken.

Artikel 7. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per verblijf € 1,75.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het aantal verblijven als bedoeld in artikel 5 lid 2 aangegeven worden naar vaste tarieven per vaste ligplaats zoals aangegeven in artikel 6.

Artikel 8. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 9. Wijze van belastingheffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10. Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal verblijven, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan zes heeft belopen.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de watertoeristenbelasting betrokken is.

Artikel 13. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

  • 2.

    De vorm van het verblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot verblijven wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      Naam en woonplaats van de (hoofd)persoon die verblijft, of naam van het vaartuig;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men verblijft;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal verblijven ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van het vaste tarief van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In dit geval is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a en c genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de ligplaats waar wordt verbleven.

  • 4.

    Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het verblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

Artikel 14. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 15. Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 16. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening watertoeristenbelasting 2016” vastgesteld op 17 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening watertoeristenbelasting Drimmelen 2024’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drimmelen

van 14 december 2023.

F.C.M. Ronde

griffier

B.H.G. Scholtze

voorzitter

Naar boven