Besluit tot wijziging van Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

  • Gelet op artikel 3, lid 2d, van de Parkeerplaatsenverordening;

Overwegende dat het college met de Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen onder andere invulling geeft aan de voorwaarden voor de deelautovergunning stadsbreed;

Besluiten de Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht als volgt in concept te wijzigen:

 

Artikel I

De Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in lid 2f wordt ‘parkeervergunning autodeelorganisatie’ vervangen door ‘deelautovergunning’.

    • b.

      in lid 2k wordt ‘standaard’ vervangen door ‘specificatie‘.

    • c.

      in lid 2 wordt na m het volgende toegevoegd:

  • n: Proefperiode: periode waarin de, op basis van hoofdstuk 3, geselecteerde deelauto-organisaties het recht hebben om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen. Het is een proefperiode omdat niet zeker is dat deze vergunning na de proefperiode nog zullen worden verleend.

  •  

  • B.

    In artikel 4 lid 1c wordt ‘autodeelorganisaties’ vervangen door ‘deelauto-organisaties’.

  •  

  • C.

    In artikel 5 lid 1c wordt ‘parkeervergunning autodeelorganisatie’ vervangen door ‘deelautovergunningen’.

  •  

  • D.

    In artikel 20 lid 4 wordt na ‘deelrayon.’ de volgende zin toegevoegd ‘Het wisselen van kenteken is uitsluitend incidenteel toegestaan.’

  •  

  • E.

    Na artikel 20a wordt artikel 20b ingevoegd, luidende:

  •  

  • Artikel 20b Deelautovergunning stadsbreed

  • 1.

    Er is een deelautovergunning stadsbreed.

  • 2.

    Voor het verkrijgen en behouden van een deelautovergunning stadsbreedgelden naast de voorwaarden van dit artikel de regels en voorwaarden van artikel 20 met uitzondering van de leden 1, 4, 5 en 7 en de onderdelen over zero-emissie uit lid 9 sub b.

  • 3.

    Het recht om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen wordt voor de duur van de proefperiode aan maximaal 2 deelauto-organisaties toegekend op basis van de procedure beschreven in hoofdstuk 3 van deze nadere regel. Andere deelauto-organisaties kunnen geen deelautovergunning stadsbreed aanvragen.

  • 4.

    Deelauto-organisaties kunnen alleen het recht verkrijgen om deelautovergunningen aan te vragen indien zij voldoen aan de volgende basiseisen:

    • a.

      De basiseisen uit artikel 20, lid 9a

    • b.

      De deelauto-aanbieder mag niet verweven zijn met een andere onderneming die voor de proefperiode een deelautovergunning stadsbreed heeft aangevraagd.

    • c.

      De deelauto-organisatie kan aantonen dat hij bij aanvang van de proefperiode aanbod van deelauto’s op andere plekken in Nederland heeft dat uitwisselbaar is met het aanbod in Utrecht; verhuringen kunnen worden gestart en beëindigd op andere plekken in Nederland dan Utrecht.

  • 5.

    Elke op grond van hoofdstuk 3 geselecteerde deelauto-organisatie krijgt bij aanvang van de proefperiode het recht om 75 vergunningen stadsbreed aan te vragen. Binnen het eerste jaar van de proefperiode is elke geselecteerde deelauto-organisatie verplicht om minimaal 25 vergunningen aan te vragen. Vanaf een half jaar na de start van de proefperiode kan elke geselecteerde deelauto-organisatie tot in totaal 100 vergunningen aanvragen indien hij heeft aangetoond dat maximaal 25% van het totale aantal verhuringen korter is dan 7,5 km.

  • 6.

    Als er op basis van de doorlopen procedure op grond van hoofdstuk 3 geen of maar één deelauto-organisatie is geselecteerd, kan het college tot 3 jaar hierna alsnog een deelauto-aanbieder die aan de eisen voldoet op volgorde van aanmelding het recht geven om vergunningen aan te vragen zonder de procedure van hoofdstuk 3 opnieuw te doorlopen.

  • 7.

    Indien er bij aanvang van de proefperiode slechts één deelauto-organisatie is geselecteerd, kan het college bepalen dat deze een jaar na aanvang van de proefperiode 200 deelautovergunningen mag aanvragen.

  • 8.

    Het volgende geldt voor de duur van de proefperiode:

    • a.

      De proefperiode duurt drie jaar. Het college kan de proefperiode met maximaal twee keer één jaar verlengen.

    • b.

      Het college bepaalt wanneer de proefperiode start en neemt hierbij de voorgenomen planning van de geselecteerde deelauto-organisaties mee in de overweging.

    • c.

      Een deelautovergunning stadsbreed wordt uitgegeven voor de duur van de proefperiode. De vergunning eindigt van rechtswege aan het einde van de proefperiode. Wanneer de proefperiode wordt verlengd, blijft ook een afgegeven deelautovergunning stadsbreed langer van kracht.

  • 9.

    Het volgende geldt voor het servicegebied:

    • a.

      Een deelautovergunning stadsbreed wordt uitgegeven voor het betaald parkeren gebied.

    • b.

      De vergunninghouder mag binnen de gemeentegrenzen zelf het servicegebied vaststellen. Het college kan tijdens de proefperiode gebieden uitsluiten waar de deelautovergunning niet geldig is. Het college kan daarnaast gebieden aanwijzen waar een maximaal aantal voertuigen op grond van een deelautovergunning stadsbreed mag parkeren;

  • 10.

    Een deelautovergunning stadsbreed wordt alleen uitgegeven voor deelauto’s die geen schadelijke stoffen uitstoten (zero-emissie).

  • 11.

    De vergunninghouder moet vanaf een jaar na de start van de proefperiode voldoen aan de eis dat maximaal 25% van het totale aantal verhuringen korter is dan 7,5 km.

  • 12.

    Als een vergunninghouder binnen de proefperiode besluit geen gebruik meer te maken van zijn recht om vergunningen stadsbreed aan te vragen, of als het college het recht op de vergunningen beëindigt, dan kan het college de volgende geschikte aanbieder uit de eerder doorlopen selectieprocedure, of indien die er niet is, een andere deelauto-organisatie die aan de voorwaarden voldoet, het recht verlenen om vergunningen aan te vragen.

  •  

  • F.

    In artikel 27 wordt ‘artikel 3, 9-26’ gewijzigd in ‘artikel 3, 9-26, 28-31’.

  •  

  • G.

    Na hoofdstuk 2 wordt ingevoegd:

  •  

  • H oofdstuk 3 Procedure voor deelautovergunning stadsbreed

 

Artikel 28 Besluit bekendmaking mogelijkheid indienen verzoek

  • 1.

    Het college maakt minimaal drie weken van te voren op overheid.nl bekend dat verzoeken kunnen worden ingediend om in aanmerking te komen voor het recht om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen als bedoeld in artikel 20b lid 3.

  • 2.

    Het college stelt een formulier vast dat moet worden gebruikt voor het verzoek uit lid 1 van dit artikel.

  • 3.

    Verzoeken als bedoeld in lid 1 moeten worden ingediend in de periode die begint drie weken na de bekendmaking en die eindigt vijf weken na de bekendmaking uit lid 1 van dit artikel.

 

Artikel 29 Indieningsvereisten voor indienen verzoek om recht op aanvragen vergunningen

  • 1.

    Een verzoek om in aanmerking te komen voor het recht om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen wordt in behandeling genomen indien aan de volgende indieningsvereisten is voldaan:

    • a.

      het verzoek is schriftelijk of langs elektronische weg ingediend op het door het college vastgestelde formulier dat volledig is ingevuld en daarbij zijn ten minste de in het formulier genoemde bijlagen aangeleverd;

    • b.

      het verzoek is ingediend binnen het in artikel 28, derde lid vastgestelde tijdvak voor het indienen van een verzoek.

  • 2.

    Verzoeken om in aanmerking te komen voor het recht om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen, die niet voldoen aan de voorwaarden die in het eerste lid zijn genoemd en die niet uiterlijk voor afloop van de in artikel 28, derde lid aangegeven periode zijn aangevuld, worden niet in behandeling genomen.

 

Artikel 30 P rocedure voor recht op deel autovergunningen stadsbreed

  • 1.

    Het college neemt alle ingediende complete verzoeken die voldoen aan hetgeen is bepaald in en krachtens artikel 28 en 29 in behandeling.

  • 2.

    Een verzoek wordt uitsluitend toegekend als wordt voldaan aan de in 20b opgenomen eisen en als het ingediende verzoek op onderdeel a, b, c en d uit artikel 31 een voldoende scoort.

  • 3.

    Als er niet meer dan twee complete verzoeken voldoen aan lid 1 en 2, wordt hen het recht toegekend op basis van het door hen ingediende verzoek.

  • 4.

    Indien het verzoek wordt toegekend wordt het ingediende formulier onderdeel van te verlenen deelautovergunningen stadsbreed waarbij concrete onderdelen die verder gaan dan de eisen uit artikel 20b worden verwoord in de vergunningvoorwaarden.

  • 5.

    Het college voert na afloop van de indieningstermijn uit artikel 28, lid 3 een vergelijkende toets uit indien er meer dan twee complete verzoeken zijn ingediend die voldoen aan hetgeen is bepaald in en krachtens artikel 28 en 29 en 20b.

  • 6.

    Bij de vergelijkende toets worden aan alle verzoeken die voldoen aan het gestelde in lid 1 punten toegekend op basis van de criteria en overeenkomstig de puntentelling uit artikel 31.

  • 7.

    Het recht om vergunningen aan te vragen wordt verleend aan de deelauto-organisaties van wie het verzoek is beoordeeld volgens het bepaalde in lid 1 en 2 van artikel 31 en waaraan het hoogste of het één na hoogste aantal punten is toegekend .

  • 8.

    Indien verzoeken een gelijk aantal punten hebben dan wordt het recht om vergunning aan te vragen toegekend aan de verzoeker die op het eerste onderdeel van de beoordeling in artikel 31 het hoogst scoort. Indien daarna nog steeds niet op basis van de puntentelling kan worden uitgemaakt aan welke verzoeker het recht om vergunning aan te vragen kan worden toegekend, wordt het recht om vergunning aan te vragen toegekend aan de verzoeker die op het tweede onderdeel van de beoordeling in artikel 31 het hoogst scoort. Indien daarna nog steeds niet op basis van de puntentelling kan worden uitgemaakt aan welke verzoeker het recht om vergunning aan te vragen kan worden toegekend, wordt met behulp van een loting bepaald aan welke verzoeker het recht wordt toegekend om vergunning aan te vragen.

 

Artikel 31 Beoordeling en puntentelling voor de vergelijkende toets voor schaarse vergunningen

  • 1.

    De puntentoekenning aan bovengenoemde verzoeken in het kader van de vergelijkende

  • toets, vindt plaats op basis van het formulier van de verzoeker. Naarmate een verzoek beter scoort op een onderdeel wordt een hoger aantal punten toegekend.

  • 2.

    De score wordt toegekend op basis van volgende hoofd- en subonderdelen. In het formulier zijn specifiekere vragen opgenomen over deze hoofd- en subonderdelen.

  • a.

    Stadsbreed dekkend netwerk in Utrecht

  • Situatie bij aanvang van de proefperiode:

    • Aantallen en bijbehorend servicegebied

    • Eerste verdeling van de deelauto’s over de stad

    • Argumentatie bij bovenstaande punten

  • Moment eerste auto’s op straat

  • Voorgenomen groeiscenario:

    • Aantallen en bijbehorend servicegebied

    • Argumentatie bij bovenstaand punt

  • Wijze van inspelen op de vraag

  • Tegengaan van clustering en korte ritten

  • b.

    Nederlands dekkend netwerk

  • Situatie bij aanvang van de proefperiode: omvang netwerk in Nederland en spreiding over

  • verschillende gemeenten

  • Herverdeling deelauto’s over verschillende gemeenten gedurende proefperiode

  • Positie van de free floating deelauto in het nationale vervoerssysteem

  • c.

    Monitoring, evaluatie en bijsturing

  • Wijze waarop de deelauto-aanbieder monitoring en evaluatie gaat vormgeven op de

volgende punten:

  • Free-floating deelauto’s vormen een toevoeging op het bestaande aanbod van deelauto’s

  • Positie van de free floating deelauto in het nationale vervoerssysteem en relatie met onder andere fiets en OV

  • Ongewenste clustering

  • Wijze van samenwerking tussen deelauto-aanbieder en gemeente bij monitoring en evaluatie

  • Wijze waarop eventuele verbeteringen worden aangebracht naar aanleiding van monitoring

en evaluatie

  • d.

    D ienstverlening en c ommunicatie

  • Stimuleren van het gebruik van de free-floating deelauto’s

  • Informeren gebruikers over de dienst, waarbij in elk geval wordt in gegaan op:

    • De manier (zoals een app) waarop mensen de dienst kunnen gebruiken;

    • De manier waarop gebruikers geïnformeerd worden over het servicegebied in Utrecht en servicegebied in de rest van Nederland;

    • De manier waarop gebruikers geïnformeerd worden over het onderscheid tussen free-floating en eventueel ander aanbod van de deelauto-aanbieder

  • Maatregelen om laadpaalkleven tegen te gaan

  • e.

    Ontsluiting aanbod

  • Beschrijving van integratie(s) op het gebied van MaaS bij aanvang van de proefperiode

  • Beschrijving van ontwikkeling van nieuwe integratie(s) op het gebied van MaaS gedurende

  • de proefperiode

  • f.

    Inclusiviteit aanbod

  • Bijdrage aan het verminderen van vervoersongelijkheid bij aanvang van de proefperiode en

  • tijdens de looptijd van de proefperiode.

 

De bijbehorende maximale score per onderdeel is:

Onderdeel

Score

1.

Stadsbreed dekkend netwerk

30

2.

Landelijk netwerk

30

3.

Monitoring, evaluatie en bijsturing

15

4.

Dienstverlening en communicatie

15

5.

Ontsluiting aanbod

5

6.

Inclusiviteit aanbod

5

Totaal

100

 

  • 3.

    De in dit artikel bedoelde beoordeling geschiedt door een beoordelingscommissie die bestaat uit een oneven aantal van tenminste drie door of namens het college aangewezen personen van wie er één als voorzitter wordt aangewezen.

  • 4.

    De beoordelingscommissie komt tot haar oordeel door de verzoeken in een vergadering te beoordelen, waarbij gezocht wordt naar een gezamenlijk oordeel over het toe te kennen aantal punten. Komt de commissie niet tot een gezamenlijk oordeel dan beslist de voorzitter op basis van de beraadslaging over het toe te kennen aantal punten.

  • 5.

    De commissie maakt een proces-verbaal van de puntentoekenning waarin het toegekende aantal punten per onderdeel per verzoek wordt opgenomen, alsmede een motivering van de puntentoekenning.

  • 6.

    In de beslissing op het verzoek ontvangt iedere verzoeker informatie over het aan hem toegekende aantal punten op de verschillende onderdelen, een motivering van het toegekende aantal punten, het totaal aantal punten van de verzoekers aan wie vergunning wordt verleend en een beschrijving van de kenmerkende voordelen van de verzoeken die als beste zijn beoordeeld. De verzoekers die het recht om vergunning aan te vragen krijgen, moeten er rekening mee houden dat hun verzoeken openbaar worden gemaakt, nu grote delen daarvan onderdeel gaan uitmaken van hun vergunning.

  •  

  • H.

    Hoofdstuk 3 wordt vernummerd tot 4.

  •  

  • I.

    Artikel 28 en 29 worden vernummerd tot 32 en 33.

  •  

  • J.

    De algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Onder het kopje ‘Artikel 20 Deelautovergunning’ worden onder de 2e alinea de volgende 2 alinea’s toegevoegd:

  •  

  • Deelauto’s kunnen af en toe verwisseld kunnen worden, bijvoorbeeld vanwege onderhoud of optimaal gebruik van de vloot. De deelautovergunning mag echter niet worden gebruikt voor het veelvuldig, regulier wisselen van kentekens om te faciliteren dat gebruikers van deelauto’s in een ander rayon kunnen parkeren. In dat geval dient een vergunning deelauto stadsbreed te worden verkregen.

  •  

  • De voertuigen moeten herkenbaar en identificeerbaar zijn als voertuig van de vergunninghouder. Op deze manier kunnen handhavers tegen foutparkeerders de deelauto als zodanig herkennen. Het is daarom van belang dat de auto zowel aan de voor- als de achterzijde herkenbaar is als deelauto.

  •  

    • b.

      Onder de toelichting onder het kopje ‘Artikel 20a Deelautovergunning vaste plek’ wordt een nieuwe kopje met bijbehorende tekst toegevoegd, luidende:

  •  

  • Artikel 20b Deelautovergunning stadsbreed

  • Door aan maximaal twee deelauto-organisaties het recht toe te kennen om deelautovergunningen stadsbreed aan te vragen, kan de gemeente onderzoeken welke effecten het aanbieden van free-floating deelauto’s heeft en blijven eventuele negatieve effecten beheersbaar. Het maximum van twee deelauto-organisaties geldt tijdens de eerste drie jaar van de proefperiode. Daarna kan het college besluiten om het aantal deelauto-organisaties te laten toe of afnemen.

  •  

  • Ten behoeve van eerlijke concurrentie, stelt de gemeente dat de aanvrager niet verweven mag zijn met een andere onderneming die voor de proefperiode een deelautovergunning stadsbreed heeft aangevraagd. Onder verwevenheid wordt verstaan dat de ondernemingen organisatorisch of statutair onder 1 overkoepelende leiding vallen die als eenheid functioneert. Of als de leiding van de ene onderneming feitelijk ondergeschikt is aan de leiding van een andere onderneming.

  •  

  • De maximale aantallen die de gemeente stelt voor het aantal aan te vragen deelautovergunningen tijdens de proefperiode van 75 tot 100, is bedoeld om het aanbod beheersbaar te houden en te kunnen bijsturen. De gemeente evalueert tijdens de proefperiode de meerwaarde van de free floating deelauto’s voor de stad en het al dan niet ontstaan van negatieve effecten zoals vervanging van fiets- en ov-ritten. Op basis van de evaluatie kan het college besluiten de nadere regel aan te passen om het maximale aantal vergunningen te verhogen, bijvoorbeeld naar 150 deelautovergunningen per geselecteerde deelauto-aanbieder.

  •  

  • Als binnen een jaar na start proefperiode één van de twee geselecteerde deelauto-organisaties een beperkt aantal vergunningen heeft aangevraagd binnen het recht, dan kan het college besluiten om de nadere regel aan te passen zodat een andere deelauto organisatie (meer) vergunningen kan gaan aanvragen.

  •  

  • De duur van de proefperiode is drie jaar. Deze periode geeft voldoende zekerheid aan de deelauto-organisaties om hun diensten aan te bieden en de investering te kunnen terugverdienen.

  •  

  • De gemeente behoudt zich het recht voor om tijdens de proef gebieden uit te sluiten of om een maximaal aantal voertuigen per gebied toe te wijzen wanneer er problemen ontstaan, zoals overlast of ongewenste clustering. De gemeente zal altijd eerst in overleg treden met de geselecteerde deelauto-organisaties over andere maatregelen om de problemen op te lossen.

  •  

  • De vergunninghouder moet vanaf een jaar na de start van de proefperiode voldoen aan de eis dat maximaal 25% van het totale aantal verhuringen korter is dan 7,5 km. Dit wordt gemeten over de periode van een jaar. Bij het bepalen of de vergunninghouder voldoet aan de eis dat maximaal 25% van het totale aantal verhuringen korter is dan 7,5 km, worden meerdere ritten binnen één verhuring gezien als 1 rit. Bijvoorbeeld: een verhuring met één rit van 5 kilometer en één rit van 10 kilometer heeft een totale afstand van 15 kilometer. De afstanden wordt gemeten over de periode van minimaal een half jaar. Wanneer niet aan deze eis wordt voldaan, mag de geselecteerde deelauto-organisatie geen extra deelautovergunningen stadsbreed aanvragen. Als na een jaar blijkt dat nog steeds niet aan deze eis wordt voldaan, zal de gemeente in overleg gaan met de betreffende deelauto-organisatie. In het uiterste geval kunnen de vergunningen worden ingetrokken.

  •  

    • c.

      Onder de toelichting onder het kopje ‘Artikel 26 Garageabonnement overige doelgroepen’ wordt een nieuwe tekst toegevoegd, luidende:

  •  

  • Artikel 30 Procedure voor recht op deelautovergunningen stadsbreed

  • De betreffende inschrijvers worden tijdig in kennis gesteld dat een loting zal plaatsvinden en waar, wanneer en door wie die loting wordt gehouden.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking in het gemeenteblad;

 

Aldus namens het college definitief vastgesteld door wethouder Mobiliteit op 18 december 2023, na het prinicipe-besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 12 september 2023

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabrielle G.H.M. Haanen

Naar boven