Verordening tot Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Roosendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2023;

 

gezien het advies van de Commissie van 16 november 2023;

 

gelet op artikel artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 1 en 3 van de Alcoholwet;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening wordt gewijzigd als volgt:

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders; 

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet; 

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

  • -

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; 

  • -

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders; 

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; 

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; 

  • -

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties; 

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht; 

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

 

Artikel 1:2 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vijfde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 4:11, of een melding als bedoeld in artikel 2:12.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; 

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; 

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; 

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of 

  • e.

    de houder dit verzoekt. 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; 

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijzigingnoodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; 

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of 

    • e.

      de houder dit verzoekt. 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg EN openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande vergunning (objectvergunning) van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; en

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor de volgende voorwerpen mits wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels uit hoofde van het vierde lid:

    • a.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27 eerste lid 1 onder b;

    • b.

      uitstallingen;

    • c.

      bouwobjecten;

    • d.

      reclameborden;

    • e.

      plantenbakken en banken;

    • f.

      plaatsing laadpalen en andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen op openbare plaatsen.

    • g.

      nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen.

  • 4.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg OF een openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande vergunning (objectvergunning) van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het verbod in is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; en

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 3.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op de volgende voorwerpen, mits wordt voldaan aan de krachtens het vierde lid gestelde nadere regels:

    • a.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27 tweede lid;

    • b.

      uitstallingen;

    • c.

      bouwobjecten;

    • d.

      reclameborden;

    • e.

      plantenbakken en banken;

    • f.

      plaatsing laadpalen en andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen op openbare plaatsen.

    • g.

      nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen.

  • 4.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

  • 6.

    In dit artikel wordt onder bevoegd bestuursorgaan verstaan het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht. 

  • 3.

    3. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

Artikel 2:12 lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

Artikel 2:21 lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht. 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet

 

Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan:

    • a.

      een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, lunchroom, discotheek of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;

    • b.

      een afhaal- en/of bezorgzaak, waaronder wordt verstaan de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar bedrijfsmatig of anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en/of dranken plegen te worden verstrekt;

    • c.

      een buurthuis of clubhuis.

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien:

    • a.

      de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn.

    • b.

      de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt;

    • c.

      of onder curatele staat.

    • d.

      de drank- en horecavergunning volgens de Drank- en Horecawet geweigerd wordt.

  • 7.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, als:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien:

    • a.

      de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn;

    • b.

      de leidinggevende(n) de leeftijd van 21 jaar niet heeft/hebben bereikt;

    • c.

      de leidinggevende(n) onder curatele staat/staan.

    • d.

      de vergunning, als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, geweigerd wordt.

  • 7.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

 

Artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 7.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 7.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

  • 9.

    De bepalingen in dit artikel zijn niet van toepassing op openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 2:27 eerste lid onder b. Voor openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 2:27 eerste lid onder b, gelden de sluitingstijden zoals bepaald in de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening Roosendaal.

 

Artikel 2:39 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid

      of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de

      openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

 

Artikel 2:40i wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:40i Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat

  • 2.

    Het college kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      In een door het college op grond van het tweede lid aangewezen gebouw voor door het college genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      Indien de uitoefening van het bedrijf een door het college op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 12.

    Op aanvraag om een de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:40i Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 12.

    Op aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:48a wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:48a Verboden Lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe

    te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere

    gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het

    woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe

    te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

Artikel 2:48a (Vervallen)

 

Artikel 2:50a wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen,

    bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of

    is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:50a (Vervallen)

 

Artikel 2:60 lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels; of

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven; of

    • d.

      te voeren

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben; 

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels; of

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven; of 

    • d.

      te voeren. 

 

Artikel 2:60a wordt vastgesteld:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:60a Verbod voeren van dieren

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats en op of bij openbaar water dieren te voeren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet:

    • a.

      voor personen die dieren voeren of bijvoeren in opdracht van de beheerder van de openbare plaats of het openbaar water;

    • b.

      voor personen die sportvisserij beoefenen en in het bezit zijn van een daartoe bestemde geldige VISpas, voor zover dit het gebruikmaken van vismaterialen ten behoeve van de sportvisserij betreft;

    • c.

      in door het college aan te wijzen gebieden of ten aanzien van door het college aangewezen gevallen.

 

Artikel 2:64 lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:64 Bijen

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de verordening Wegen Noord-Brabant 2010.

Artikel 2:64 Bijen 

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

Artikel 2:65 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden te bedelen om geld of andere zaken op een openbare plaats in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

 

Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Carbidschieten is verboden.

  • 2.

    Het verbod gesteld in het eerste lid geldt niet indien carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 en 24.00 uur en op 1 januari tussen 00.00 en 02.00 uur, buiten de bebouwde kom mits:

    • a.

      daarbij een handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving.

    • b.

      daarbij gebruik wordt gemaakt van een bus met een inhoud van ten hoogste 50 liter;

    • c.

      degene die het carbidschieten verricht, een schriftelijke toestemming daartoe kan overleggen van de eigenaar van het terrein van waaraf wordt geschoten, met uitzondering van de rechthebbende of eigenaar van een terrein zelf;

    • d.

      de plaats op het terrein waaraf wordt geschoten is gelegen:

      • i.

        op een afstand van ten minste 100 meter van woningbouw

      • ii.

        op een afstand van ten minste 300 meter van inrichtingen voor de intramurale zorg;

      • iii.

        op een afstand van ten minste 300 meter van in gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van dieren;

      • iv.

        op een afstand van ten minste 500 meter van een vogelbeschermingsgebied;

      • v.

        wordt geschoten in een richting welke tegengesteld is aan de richting waarin de dichtsbijzijnde woonbebouwing is gelegen;

    • e.

      het vrije chootsveld ten minste 75 meter is en hierin geen verharde openbare wegen of paden liggen;

    • f.

      er geen busdeksels of andere gevaarzettende voorwerpen worden weggeschoten;

    • g.

      het gebruik van voet)ballen of andere afsluitingen zodanig is dat daardoor geen schade aan mens, dier of goed kan worden veroorzaakt;

    • h.

      het terrein van waaraf wordt geschoten is afgezet met linten of ander vergelijkbaar materiaal;

    • i.

      binnen een cirkel met een straal van 100 meter rond de plaats waar het carbidschieten plaatsvindt, in totaal niet meer dan tien bussen voor het carbidschieten worden gebruikt dan wel gebruiksklaar voor carbidschieten aanwezig worden gehouden;

    • j.

      de bussen zodanig stevig in de bodem, in een frame of op andere wijze zijn verankerd, dat terugslag wordt voorkomen;

    • k.

      het carbitschieten plaatsvindt door een persoon van ten minste 16 jaar oud die niet verkeert onder invloed van alcohol of andere psychotrope stoffen;

    • l.

      toezicht op et carbidschieten wordt gehouden door ten minste één persoon van ten minste 18 jaar oud die niet verkeert onder invloed van alcohol of andere psychotrope stoffen, teneinde de veiligheid van het publiek en de eigen veiligheid te waarborgen;

    • m.

      het terrein van waaraf wordt geschoten goed is verlicht indien het carbidschieten plaatsvindt na zonsondergangen.

  • 3.

    Het college kan ter voorkomen van gevaar, schade of overlast of in het belang van de natuurbescherming plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in tweede lid niet van toepassing is.

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in de periode van 31 december 10:00 uur en 01 januari 02:00 uur van het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:74a wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwewt of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

Artikel 3:7 lid 1 onder j wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, een

      bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening. 

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte

      ontwerpwijziging daarvan .

 

Artikel 3:9 lid 1 onder g wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan of een beheersverordening. 

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan.

 

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer; 

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

 

Artikel 4:5 lid 1 en 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoeligeruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluitgeluidhinder; 

  • 4.

    Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet

  • 4.

    Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing. 

 

Artikel 4:6 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening

 

Artikel 4:13 lid 1 en 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; 

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; 

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of 

    • d.

      mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening of de Verordening Wegen Noord- Brabant 2010.

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; 

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; 

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of 

    • d.

      . mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuildelandbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening

 

Artikel 4:15 lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging

 

Artikel 4:17 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning

voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Artikel 4:18 lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluitis bestemd of mede bestemd of buiten een kampeerterrein valt waarvoor de medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. 

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd. 

 

Artikel 5:5 lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer. 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving

 

Artikel 5:6 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 5:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan 

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

Artikel 5:10 (Vervallen)

 

Artikel 5:12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

 

Artikel 5:20 lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1.

    Artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1.

    Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 5:24 lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterwet, Verordening water Noord- Brabant, de Telecommunicatiewet of Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

Artikel 5:25 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterwet of de Verordening water Noord- Brabant.

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

 

Artikel 5:28 lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Verordening water Noord- Brabant.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening

 

Artikel 5:30 lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Verordening water Noord- Brabant.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet

 

Artikel 5:32 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren. 

 

Artikel 5:33 lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing:

    • b.

      binnen de bij of krachtens de Provinciale milieuverordening Noord- Brabant aangewezen stiltegebieden ten aanzien

      van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing:

    • b.

      binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen

      die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel. 

 

Artikel 5:34 lid 1 en 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. 

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1° of 3°, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Noord- Brabant 2010.

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. 

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening

 

Artikel 6:5 Overgangsbepaling wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Artikel 2:28, eerste lid, van deze verordening, is niet van toepassing op het exploiteren van afhaal- en/of bezorgzaken, die op 1 januari 2024 in de gemeente Roosendaal reeds zijn gevestigd:

    • a.

      gedurende de periode tot 1 april 2024;

    • b.

      in de periode na 1 april 2024: indien de exploitant binnen de onder a gestelde termijn een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, heeft ingediend, tot het tijdstip dat het bevoegd gezag op die aanvraag heeft besloten.

  • 3.

    Afhaal- en/of bezorgzaken die op 1 januari 2024 in de gemeente Roosendaal zijn gevestigd, behoeven geen leges te betalen voor het aanvragen van een exploitatievergunning, indien voor 1 april 2024 een exploitatievergunning als bedoelt in artikel 2:28, eerste lid, bij het bevoegd gezag is aangevraagd.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt, met uitzondering van de artikelen 2:27, 2:29 lid 9, 2:40i, 2:48a, 2:50a, 2:60a, 2:65, 2:74a en 6:5, die in werking treden op 1 januari 2024 en met uitzondering van artikel 2:73a APV dat in werking treedt op 2 januari 2024.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2023

de griffier, de voorzitter,

Naar boven