Gemeenteblad van Rhenen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2023, 551752 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2023, 551752 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Gemeente Rhenen – RE-INTEGRATIEVERORDENING PARTICIPATIE GEMEENTE RHENEN 2023
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Ingezetene of inwoner: een natuurlijk persoon die zijn woonstede heeft in Rhenen. Dit kan ook een ex-gedetineerde betreffen van wie duidelijk is dat hij zijn woonstede heeft in Rhenen, althans voor zover niet blijkt dat hij door zijn wil en daden zijn woonstede in Rhenen heeft willen opgeven (zie artikelen 1:10 en 1:11 BW);
Hoofdstuk 2. Beleid en financiën
Artikel 2a Re-integratievoorziening
Artikel 3 Algemene bepalingen over voorzieningen
Het college biedt de goedkoopst adequate voorziening aan, waarbij in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de Pw, rekening wordt gehouden met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en indien nodig daarmee wordt afgestemd, zodat het aanbod optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon
Artikel 9 Participatievoorziening beschut werk
Het college kan aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Pw, daarnaast de volgende voorzieningen aanbieden:
Artikel 10 Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep als het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:
Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid.
Voorafgaand aan de proefplaats worden in een schriftelijke overeenkomst tussen college en de werkgever in ieder geval afspraken gemaakt over:
een intentieverklaring dat de werkgever de persoon, bij gebleken geschiktheid, na de proefplaats een dienstverband van minimaal 6 maanden aanbiedt voor minimaal het aantal uren dat voor de proefplaats is overeengekomen, tenzij tijdens de proefplaats blijkt dat de uren in het belang van de persoon verlaagd moet worden;
3.1 Aanvraagprocedures en voorwaarden voorzieningen
Artikel 15 Specifiek aanvraagproces Loonkostensubsidie
Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d van de Pw, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.
Artikel 16 Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Artikel 17 Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, van de Pw of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de Pw.
3.2 Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk
Artikel 23 Subsidie voor het organiseren van jobcoaching
Artikel 24 Interne werkbegeleiding
Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding.
3.3 Specifieke voorwaarden overige voorzieningen
Artikel 26 Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap
Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.
Artikel 27 Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen
Artikel 28 Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen
Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.
Artikel 30 Intrekken oude verordening
De Re- integratieverordening Participatiewet Rhenen 2022 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreden van deze verordening.
TOELICHTING RE-INTEGRATIEVERORDENING PARTICIPATIE RHENEN 2023
De Re-integratieverordening Participatie Rhenen 2023 is gebaseerd op de wet “Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)” (hierna: Wet Uitvoeren Breed offensief). De Wet Uitvoeren Breed Offensief is vastgesteld in december 2022.
De verordening is bedoeld om inzicht te geven in de voor werkzoekenden en werkgevers beschikbare voorzieningen als het gaat om re-integratie gerelateerd aan de participatiewet.
Met de Wet Uitvoeren Breed offensief is de verordeningsplicht uitgebreid met het oog op meer transparantie en harmonisatie met betrekking tot het voorzieningenaanbod en het proces (Kamerstukken 35 394, nr. 8, p. 41, 44, 55 en 110).
Beleid over de prioritering bij de verdeling van de diverse voorzieningen voor de verschillende (groepen van) personen moet haar basis moet hebben in deze verordening (CRvB 10 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK2862).
De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college moet aanbieden in het kader van re-integratie naar werk. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Ook persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van taken valt onder het voorzieningenbegrip.
Het te bieden voorzieningenpakket is niet uitputtend vastgelegd, Gemeenten zijn, voor zover bij wettelijk voorschrift bepaald en binnen de grenzen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vrij om zelf invulling te geven aan de criteria die zij hanteren bij het aanbieden van deze voorzieningen.
Een aantal instrumenten bestaat uit het verstrekken van een vergoeding, premie of subsidie die moet worden aangemerkt als een subsidie als bedoeld in artikel 4:21, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. Hierop zijn de bepalingen met betrekking tot subsidieverlening uit titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In de meeste gemeenten is ook sprake van een Algemene subsidieverordening (Asv). In artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Rhenen 2019 geregeld dat deze niet van toepassing is als er bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen. De Re-integratieverordening Participatie Rhenen 2023 geldt als een uitputtende regeling. De werking van de Asv hoeft in deze verordening dus niet te worden uitgesloten ter voorkoming van conflicterende bepalingen.
Over een aantal instrumenten zijn in het belang van geharmoniseerde werkgeversdienstverlening ook afspraken gemaakt met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) en sociale partners in het regionale werkbedrijf. Waar relevant is vermeld dat een voorziening is geharmoniseerd in de Arbeidsmarkt Food Valley.
In de opbouw van de verordening en de toelichting is aansluiting gezocht bij de modelverordening van de VNG (model januari 2023).
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Waar we in de arbeidsmarktregio dezelfde begrippen benoemen hebben we de definitie gelijkluidend opgenomen.
De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft:
personen als bedoeld in artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna WIA) tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;
De definities van jobcoaching (sub j) en interne werkbegeleiding (sub g) zijn opgenomen, vanwege het belang van definitie en onderscheid tussen beide ten gevolge van de wetswijzigingen.
De definities in sub o, p en s zijn opgenomen om het verschil tussen verschillende soorten voorzieningen te duiden.
De definities voor werkgever (sub t) en werknemer (sub u) zijn relevant, omdat de voorzieningen aan hen kunnen worden toegekend.
Artikel 2a Re-integratievoorziening
Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven.
Grote afstand tot arbeidsmarkt
Het college biedt voorzieningen als bedoeld in de artikelen 4 (voorzieningen werkstages), 5 (sociale activering), 7 (scholing) en 8 (participatieplaats) aan personen aan die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep is gedefinieerd in artikel 1. Op basis van maatwerk kan hiervan afgeweken worden.
Korte afstand tot arbeidsmarkt
Het college biedt de voorziening zoals bedoeld in artikel 6 (detacheringsbaan) aan, aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep is gedefinieerd in artikel 1. Op basis van maatwerk kan hiervan afgeweken worden.
Het college biedt niet-uitkeringsgerechtigde bij voorkeur een groepsgerichte activiteit aan en indien er een andere voorziening wordt ingezet dan wordt een afweging gemaakt tussen kosten en baten.
Voor de overige voorzieningen, volgt al uit de doelgroepomschrijving aan wie het college deze voorzieningen kan aanbieden. Het gaat om: scholing, beschut werk, ondersteuning bij leer-werktrajecten, persoonlijke ondersteuning, loonkostensubsidie en uitstroompremies.
Rekening houden met omstandigheden en beperkingen
Het college moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. In artikel 2a, vierde lid, is opgenomen waarmee het college in ieder geval rekening moet houden.
Artikel 2b Budget- en subsidieplafonds
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in de beleidsdocumenten gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.
De Participatiewet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.
Artikel 3 Algemene bepalingen over voorzieningen
De Participatiewet schrijft voor welke voorzieningen het college in ieder geval aan moet bieden. Ook schrijft de wet voor dat alle (wettelijk voorgeschreven en overige) voorzieningen in de verordening zijn opgenomen. De voorzieningen moeten gericht zijn op de arbeidsinschakeling en bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk). Ook is het mogelijk dat een gemeente in individuele gevallen een persoonsgebonden re-integratiebudget ter beschikking stelt.
De algemene criteria die in de verordening moeten worden vastgelegd, kunnen desgewenst nader door het college in beleidsregels worden uitgewerkt (artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht).
De mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels, voorheen opgenomen in lid 1 van dit artikel, is nu opgenomen in artikel 29.
Lid 1 beschrijft de gronden waarop het college een voorziening kan weigeren. Deze gronden volgen uit bepalingen in de Participatiewet of uit deze verordening.
Het tweede lid geeft aan dat het inzetten van voorzieningen niet mag leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Het opvullen van een vacature is alleen toegestaan als de vacature niet is ontstaan door afvloeiing, maar door ontslag op grond van een van de volgende redenen:
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan herzien of intrekken en in welke gevallen het dat kan doen. Onder intrekken wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Het college kan een voorziening herzien of intrekken in de gevallen zoals opgenomen in artikel 3, derde lid, van van deze verordening. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt.
De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten op grond van de Participatiewet worden teruggevorderd. Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek.
Het vierde lid is toegevoegd. Dit bepaalt dat bij het aanbieden van een voorziening gekozen wordt voor de goedkoopst adequate en dat het aanbod, voor zover nodig, in belang van optimale en integrale ondersteuning is afgestemd met andere voorzieningen in het kader van het sociaal domein of op grond van andere wettelijke regelingen. Dit is vooral relevant doordat overige (op het werk gerichte) voorzieningen nu in deze paragraaf van de verordening worden opgenomen. Sociaaldomeinbrede afstemming is daarbij nodig, omdat het aannemelijk is dat een voorziening ook op andere leefgebieden noodzakelijk geacht wordt.
Dit artikel is geharmoniseerd in de arbeidsmarktregio Food Valley.
Een werkstage onderscheidt zich van een gewone arbeidsovereenkomst. Bij een beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toetst de rechter aan de drie criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: persoonlijk verrichten van arbeid, loon en gezagsverhouding. Daarbij wordt gekeken naar een aantal aspecten zoals de bedoeling van de partijen en wat al dan niet schriftelijk is overeengekomen. De rechter besteedt vooral aandacht aan de feitelijke invulling van de overeenkomst.
Werkstage is gericht op uitbreiden kennis en ervaring
De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding ligt daarom voor de hand. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, mits er daadwerkelijk sprake is van een vergoeding van gemaakte kosten.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkstage aanbieden voor zover hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Verder is vereist dat een persoon nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid (artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van van deze verordening). Van langdurige werkloosheid is sprake als een persoon gedurende twaalf aaneengesloten maanden of langer aangewezen is geweest op een uitkering. In een dergelijk geval kan sprake zijn van een afstand tot de arbeidsmarkt, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Heeft een persoon gedurende vijf jaren geen inkomsten uit arbeid verworven, dan kan worden aangenomen dat hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. In dat geval is het college bevoegd hem een werkstage aan te bieden.
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat een persoon claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt.
De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij een persoon de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan een persoon wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.
Opstellen schriftelijke overeenkomst
In het vierde is bepaald dat voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens worden gewaarborgd dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.
Volgens de Participatiewet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop.
Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt.
Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen (artikel .5, eerste lid).
Voor de verplichting op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering is vereist dat de mogelijkheid bestaat dat een persoon op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Bestaat die mogelijkheid niet, dan kan een persoon niet worden verplicht gebruik te maken van een dergelijke voorziening.
Zie wat hierover is opgemerkt bij artikel .3.
De Participatiewet biedt de mogelijkheid personen uit de doelgroep een dienstverband aan te bieden om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In de verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden.
Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het college zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. Ten tweede worden In de overeenkomst tussen werknemer en inlener afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk.
Het derde lid is vervallen, omdat een bepaling over verdringing is opgenomen onder algemene bepalingen (artikel .3).
Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument waarbij het moeilijk is in een model algemene richtlijnen te geven. Wel is het noodzakelijk om op het niveau van de verordening een aantal randvoorwaarden te formuleren. Waaraan een scholingstraject dan in ieder geval moet voldoen, is in het tweede lid vastgelegd.
Onder startkwalificatie wordt verstaan een havo of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau twee. Scholing kan worden aangeboden aan personen met of zonder een dergelijke startkwalificatie. Vooral voor personen zonder startkwalificatie kan scholing noodzakelijk zijn voor de re-integratie.
Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet). Dit is voor de volledigheid opgenomen in het derde lid.
Wij hebben de Participatieplaats als vorm van additionele arbeid eerder niet in de verordening opgenomen wegens lastige uitvoerbaarheid. De gemeente is onder de gewijzigde wet verplicht om een bepaling op te nemen over de premie bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Pw.
Wegens het belang van een helder onderscheid tussen additioneel en regulier werk hebben wij lid 1 en 2 ook opgenomen.
De hoogte van de premie is bepaald op € 100 per 6 maanden (lid 3).
Artikel 9 Participatievoorziening beschut werk
Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon:
van wie het college heeft vast gesteld dat deze uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De voorziening wordt ambtshalve of op verzoek aangeboden.
Advies Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet).
Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist de gemeente of iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kan de gemeente besluiten het advies niet te volgen.
Dienstbetrekking 'beschut werk'
Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat (artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Er wordt nader bepaald hoe de dienstbetrekking door het college wordt georganiseerd. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.
Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken (derde lid). Tevens is in deze verordening vastgelegd op welke wijze de gemeente de omvang van het aanbod van beschut werk, het aantal beschikbare plekken, vaststelt. Gemeenten kunnen het werk zelf organiseren via bijvoorbeeld een aan de gemeente gelieerd bedrijf zoals een SW-bedrijf. Ook kunnen zij afspraken maken met andere reguliere werkgevers over de voorwaarden waarop zij deze mensen een dergelijke dienstbetrekking aanbieden.
De voorziening beschut werk kan gecombineerd worden met andere voorzieningen.
De gemeente kan in de verordening een keuzemogelijkheid opnemen om het minimum aantal te realiseren dienstbetrekkingen voor beschut werk uit te breiden. Gemeenten kunnen voor deze extra dienstbetrekkingen zelf toewijzingscriteria opstellen. Hier is niet voor gekozen, omdat het minimum aantal te realiseren plaatsen in de praktijk niet wordt ontstegen. Mocht dat wel het geval zijn kan alsnog worden besloten om wel een beschut werkplek aan te bieden.
Wij kiezen er niet voor om een bepaalde groep voorrang te geven op beschutte werkplekken. Wel kan het college nadere regels vaststellen over de wijze waarop wordt bepaald welke personen in aanmerking komen voor een ambtshalve vaststelling, over de voorzieningen die geboden worden en over de wijze waarop de omvang van het aanbod van de voorzieningen wordt vastgelegd.
Artikel 10 Ondersteuning bij leer-werktraject
Personen uit de doelgroep kunnen in aanmerking komen voor de voorziening ondersteuning bij leer-werktrajecten. Het college moet dan wel van oordeel zijn dat een leer-werktraject nodig is en de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van dat leer-werktraject. Dit is geregeld in artikel .10 en volgt uit artikel 10f van de Participatiewet.
Artikel 10f van de Participatiewet bepaalt voorts dat het college uitsluitend ondersteuning bij een leer-werktraject kan aanbieden aan personen:
De voorziening ondersteuning bij leer-werktrajecten is inzetbaar voor jongeren van zestien of zeventien jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer/werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van achttien tot 27 jaar die door een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.
Bijstandsgerechtigden jonger dan 27 jaar die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen, zijn uitgesloten van ondersteuning op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet. Voor de conclusie dat een jongere uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen is vereist dat de jongere uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of daarvoor in aanmerking komt. In het kader van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet betekent dit dat het college vanaf het moment dat de jongere uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen geen ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan bieden.
In artikel 10f van de Participatiewet is bepaald dat het college onder omstandigheden ondersteuning kan bieden aan personen jonger dan achttien jaar en aan personen van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald en voor wie een leer-werktraject nodig is. Er wordt vanuit gegaan dat het mogelijk is een leer-werktraject aan te bieden aan personen die voldoen aan het bepaalde in de artikelen 10 en 10f van de Participatiewet, in afwijking van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet.
Artikel 11 Persoonlijke ondersteuning bij werk
In artikel 11 wordt de voorziening persoonlijke ondersteuning nader geduid. Het gaat dan om een voorziening zoals een jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Er is voor gekozen om de tekst uit de modelverordening over te nemen, omdat deze beter de bevoegdheid van het college en de toepasselijkheid van de nieuwe artikelen 16 tot en met 29. weergeeft.
Artikel 12 Loonkostensubsidie als re- integratievoorziening
Doel van het instrument “loonkostensubsidie als re-integratieinstrument” is het leveren van een bijdrage om de afstand tot de arbeidsmarkt van de gemeentelijke re-integratiedoelgroep te verkleinen. De voorziening wijkt zodoende af van de loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking (art. 10d Participatiewet) waarbij sprake is van compensatie van een lagere productiviteit.
Deze brede doelstelling biedt het college de mogelijk om maatwerkafspraken met werkgevers te maken. Zo kan bijvoorbeeld de loonkostensubsidie berekend worden op basis van een gemiddelde verdiencapaciteit of kan rekening worden gehouden met een te verwachten oplopende verdiencapaciteit.
Als loonkostensubsidie wordt ingezet voor anderen dan die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie dan moet de volgende Europese regelgeving in acht worden genomen:
De Verordening 651/2014 bevat bepalingen over de loonkostensubsidie ten behoeve van kwetsbare, uiterst kwetsbare en gehandicapte werknemers. De verordening spreekt in dit verband overigens van loonsubsidie.
Een kwetsbare werknemer is op grond van artikel 2 lid 4 van de Verordening 651/2014 een persoon die:
geen diploma van hoger middelbaar onderwijs heeft behaald of geen beroepsopleiding heeft gevolgd op het niveau ISCED 3 (International Standard Classification of Education) of haar/zijn opleiding in het voltijdonderwijs minder dan 2 jaar voordien heeft voltooid, en die haar/zijn eerste reguliere betaalde betrekking nog niet heeft gevonden, of
werkzaam is in een sector of beroep in een lidstaat waar een gebrek aan evenwicht bestaat tussen mannen en vrouwen dat ten minste 25% groter is dan de gemiddelde verhouding tussen mannen en vrouwen in alle economische sectoren in die lidstaat indien die persoon tot de ondervertegenwoordigde geslachtsgroep behoort, of
De groep werknemers bedoeld onder b niet overgenomen in onze verordening omdat deze deels buiten de doelgroep van de Participatiewet valt en omdat voor de groep vanaf 18 jaar het behalen van een startkwalificatie voorwaardelijk gesteld kan worden aan het recht op bijstand.
De groep werknemers onder f zijn niet opgenomen omdat bevordering van evenwicht tussen mannen en vrouwen geen doel is van de Participatiewet.
De groep werknemers onder g. is niet opgenomen, omdat de gemeente Rhenen geen doelgroepenbeleid op basis van etniciteit kent.
Op grond van artikel 2 lid 99 van de Verordening 651/2014 is de uiterst kwetsbare werknemer de persoon die:
Vrijstelling aanmeldingsplicht
Een voorziening in de vorm van loon(kosten)subsidie ten behoeve van deze werknemers is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting door de lidstaat aan de Europese Commissie.
Deze vorm van loonkostensubsidie kan worden verstrekt voor zover de werknemer voor wie de werkgever deze subsidie ontvangt kan worden getypeerd als een kwetsbare of zeer kwetsbare werknemer als bedoeld in genoemde Europese verordeningen.
In principe wordt de voorziening niet langer dan een jaar toegekend. In die gevallen dat dit wel langer wordt toegekend, wordt na maximaal 12 maanden gekeken of het verstrekken van de loonkostensubsidie nog steeds bijdraagt aan het verkleinen van de afstand van belanghebbende tot de arbeidsmarkt.
Dit artikel is geharmoniseerd met de Arbeidsmarktregio Food Valley. Lid 2 is gewijzigd vanwege deze harmonisatie. Het percentage is nu opgenomen in het Beluit Re-integratie en kan daar dus vervallen. De tijdsbeperking van 24 maanden geeft geen inperking van de huidige uitvoeringspraktijk.
Lid 6 is eveneens ten behoeve van de harmonisatie toegevoegd. Deze bepalingen zijn opgenomen in het Besluit Re-integratie en kunnen daar vervallen.
Het verstrekken van een uitstroompremie is alleen mogelijk als een persoon die algemene bijstand ontving, uitstroomt.
Het college stelt de hoogte en de voorwaarden voor toekenning van de uitstroompremie vast. In de Participatiewet is geregeld dat jaarlijks een eenmalige premie kan worden verstrekt. (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet). Voor personen jonger dan 27 jaar is deze premie vrijgelaten (artikel 31, zevende lid, van de Participatiewet).
De titel van dit artikel is gewijzigd, omdat de voorziening nu in de wet geborgd is onder de naam proefplaats.
In lid 1 is ten opzichte van de huidige verordening verduidelijkt dat het college niet zelf de proefplaats aanbiedt.
De voorziening is van belang om belanghebbende en de betrokken werkgever actief met elkaar kennis te laten maken en draagt zo bij aan een succesvolle matching. Het instrument kan worden ingezet als de verwachting gerechtvaardigd is dat een plaatsing bij een reguliere werkgever binnen 2 maanden kan worden bewerkstelligd. De periode van 2 maanden kan telkens met periodes van maximaal 2 maanden worden verlengd tot een maximale duur van de proefplaats van 6 maanden indien dit in het belang van belanghebbende is.
In overleg met werkgever en belanghebbende kan ervoor worden gekozen om de termijn zo nodig te bekorten als het wenselijk is eerder tot een dienstverband te komen. In het belang van belanghebbende dient in die gevallen te worden beoordeeld of de proefplaats omgezet kan worden naar een dienstverband, bijvoorbeeld met een forfaitaire loonkostensubsidie.
Teneinde voor iedereen duidelijkheid te verschaffen over invulling van de proefplaats en de intentie van de werkgever om belanghebbende, bij gebleken geschiktheid, ook daadwerkelijk een reguliere baan aan te willen bieden worden schriftelijke afspraken gemaakt.
Uitgangspunt is dat – vanwege het doel van de proefplaats - het aantal werkzame uren tijdens de proefplaats gelijk is aan het aantal werkzame uren in het dienstverband. Hierdoor wordt voorkomen dat belanghebbende meer uren met behoud van uitkering aan de slag gaat dan het aantal uren waarvoor hij uiteindelijk in dienst wordt genomen. Het kan echter voorkomen dat tijdens de proefplaats blijkt dat belanghebbende niet in staat is het aantal werkzame uren ook daadwerkelijk te werken. In dat geval kan het aantal werkzame uren op basis van het dienstverband, in het belang van belanghebbende, lager worden vastgesteld hetgeen vervolgens de werkgever niet is aan te rekenen.
Voorkomen moet worden dat misbruik wordt gemaakt van de voorziening. Vandaar dat de werkgever op basis van lid 3 sub c moet verklaren dat er geen sprake is van verdringing of het onverantwoord beïnvloeden van de concurrentieverhouding. In dat kader dient door de werkgever te worden verklaard dat belanghebbende de werkzaamheden zal verrichten conform de voor die functie en werkzaamheden geldende voorschriften en wettelijke bepalingen. In artikel .3 is al geregeld dat voorzieningen de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mogen beïnvloeden en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Hier gaat het echter om de van de werkgever vereiste verklaring.
Een proefplaats wordt niet ingezet indien de werkgever en belanghebbende, bijvoorbeeld op basis van een stage of eerdere werkzaamheden bij de werkgever, al een goede inschatting kunnen maken van de geschiktheid van de medewerker. Tenzij er een wijziging optreedt in de situatie van belanghebbende. Van een dergelijke wijziging kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende zijn houding en gedrag wijzigt of indien de werkzaamheden gewijzigd zijn.
Daarnaast wordt er geen proefplaats ingezet indien de werkgever en belanghebbende, bijvoorbeeld op basis van een stage of eerdere werkzaamheden bij de werkgever, al een goede inschatting kunnen maken van de geschiktheid van de medewerker. Tenzij er een wijziging optreedt in de situatie van belanghebbende. Van een dergelijke wijziging kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende zijn houding en gedrag wijzigt of indien de werkzaamheden gewijzigd zijn.
Dit artikel is geharmoniseerd in de Arbeidsmarktregio Food Valley.
Specifieke bepalingen doelgroep breed offensief (artikel 15 tot en met artikel 24)
Bij het opstellen van de regels, medio 2023, in de navolgende artikelen is rekening gehouden met de mogelijkheid dat een aantal van de hierin geregelde zaken op grond van artikel 10e van de Participatiewet ook nader geregeld kunnen (gaan) worden bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur. Bij het opstellen van de regels was hier, met uitzondering van regels voor de te hanteren loonwaardemethodiek bij het vaststellen van de doelgroep loonkostensubsidie, nog geen sprake van.
Deze artikelen zijn geharmoniseerd in de Arbeidsmarktregio Food Valley.
Artikel 15 Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie
De wijze waarop het administratieve proces met betrekking tot het verstrekken van loonkostensubsidie is vormgegeven, moet op grond van artikel 8a, tweede lid, onder c, van de Participatiewet in de verordening worden bepaald. Het verstrekken van loonkostensubsidie is een vorm van subsidieverlening. Dit betekent dat de bepalingen met betrekking tot de subsidieverlening uit titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing zijn.
Met de bepaling van de termijn in het vierde lid is aansluiting gezocht bij de Algemene wet bestuursrecht.
Vanuit het oogpunt van transparantie is in het vijfde lid het administratief proces voor het verstrekken van de loonkostensubsidie benoemd. De gemeenten in de arbeidsmarktregio Food Valley hebben gekozen voor het preferente proces loonkostensubsidie zoals dat over het land is uitgerold en waarvan gemeenten inmiddels gebruik maken. In dat geval kan in de verordening worden volstaan met een verwijzing naar het preferente proces van “De normaalste zaak” (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 3, p. 54-55).
Artikel 16 Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen. Een aantal voorwaarden zal nader worden uitgewerkt in beleidsregels.
Artikel 17 Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
In dit artikel wordt de aanvraagprocedure weergegeven. Hoewel lid 3 en 4 niets toevoegen aan het wettelijk kader zijn deze wel overgenomen vanuit de modelverordening, omdat daarmee de aanvraagprocedure volledig in beeld gebracht wordt.
Het zevende en achtste lid regelen de mogelijkheid om de onderzoeksresultaten in een los verslag op te nemen en dit toe te zenden aan de persoon of zijn gemachtigde en, indien van toepassing, aan de werkgever.
Artikel 18 Inhoud beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Juridisch is er geen noodzaak voor dit artikel, omdat deze bepalingen voortvloeien uit wetgeving. Toch is dit artikel voor het overzicht opgenomen.
Artikel 19 Persoonlijke ondersteuning bij werk
De gemeente Rhenen heeft geen jobcoaches in dienst. Voor de inzet van jobcoaches is in de arbeidsmarktregio Food Valley een Open House toelatingsprocedure gevolgd, lopend van 1 april 2023 tot 1 april 2027. De individuele gemeenten zijn vervolgens raamovereenkomsten aangegaan met organisaties die hebben ingeschreven en voldoen aan de vereisten in het Programma van Eisen.
Het derde lid is facultatief omdat de persoonlijke ondersteuning in het kader waarvan op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel e, van de Participatiewet bij verordening regels moeten worden geformuleerd, zich beperkt tot opgedragen taken die worden verricht in het kader van een dienstverband bij een werkgever. Het staat gemeenten vrij dit toepassingsgebied uit te breiden. Als voorbeelden worden genoemd jobcoaching tijdens een proefplaats of een leer-werktraject. Jobcoaching kan echter ook nog breder worden ingezet, bijvoorbeeld in het voortraject bij het zoeken naar een passende werkkring voor een persoon met een arbeidsbeperking.
Artikel 20 Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk
In het eerste lid is de termijn waarbinnen de aanvraag moet zijn ontvangen gesteld op acht weken, gerekend vanaf de ingangsdatum van de dienstbetrekking.
In het eerste lid is opgenomen dat een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt voldoet aan een aantal kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria zijn opgenomen in bijlage 1 van de verordening. Deze kwaliteitscriteria zijn ook opgenomen in het Programma van Eisen voor de Open House toelatingsprocedure voor de externe jobcoachvoorziening.
Het tweede lid verwijst naar de bepaling van verschillende zwaarteregimes voor de in te zetten jobcoaching die in bijlage 1 is opgenomen en die ook in het Programma van Eisen voor de Open House toelatingsprocedure voor de externe jobcoachvoorziening terugkomt.
Artikel 22 Jobcoaching in natura
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 23 Subsidie voor het organiseren van jobcoaching
Voor zover jobcoaching niet ambtshalve wordt toegekend kunnen zowel werkgever als werknemer subsidie aanvragen voor jobcoaching. De bepalingen in de artikelen .16 tot en met .21 zijn hierop onverkort van toepassing.
In het tweede lid is een aantal voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor persoonlijke ondersteuning, in de vorm van subsidie voor jobcoaching. Bij het formuleren van de voorwaarden is aansluiting gezocht bij artikel 12 van het Reïntegratiebesluit van het UWV.
Het college kan een beleidsregel voor de subsidieverlening vaststellen.
De Algemene subsidieverordening Rhenen is op deze subsidie niet van toepassing, omdat de regels voor deze subsidieverstrekking in dit artikel van de verordening zijn opgenomen (zie artikel 2 lid 1 ASV).
Artikel 24 Interne werkbegeleiding
Om voor subsidie voor interne werkbegeleiding in aanmerking te kunnen komen mag de gemeente eisen stellen aan de kwaliteit van de begeleiding. Hierbij kan gedacht worden aan het vereisen van een training. In afstemming met de overige regio’s kiezen we ervoor om deze kwaliteitseisen nu nog niet te stellen, maar in de komende periode te bezien welke vereisten passend en effectief zouden zijn.
Het tweede lid bevat de mogelijkheid dat de gemeente ook subsidie verstrekt voor het volgen van de training door de interne werkbegeleider. Dit is redelijk als het gevolgd hebben van de training een verplichting is om voor de subsidie in aanmerking te komen. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van een training waar voor de werkgever geen kosten aan verbonden zijn. Als dit verandert biedt het tweede lid de mogelijkheid om hiervoor subsidie te verlenen.
Artikel 25 Specifieke voorwaarden vervoersvoorziening
Voor de vervoersvoorziening worden nog nadere regels opgesteld ten aanzien van de vergoedingensystematiek en het hanteren van drempelbedragen. Voor inwoners die nu al een vervoersvoorziening hebben moet overgangsrecht worden geregeld.
Artikel 26 Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap
Deze bepaling is opgesteld op basis van de, medio 2023, geldende wetgeving. Het is echter de bedoeling van de wetgever dat de voorzieningen die zich richten op de intermediaire activiteit in verband met een visuele handicap per 1 januari 2024 zullen worden verstrekt, beoordeeld en bekostigd door het UWV. Het voorstel hiertoe is op 27 september 2022 ter advisering aangeboden aan de Raad van State (https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK012682).
Het tweede lid van de modelverordening bevat een facultatieve mogelijkheid om vanuit het oogpunt van transparantie te wijzen op de criteria die door het college in beleidsregels nader kunnen worden uitgewerkt. De bepaling is facultatief omdat de bevoegdheid van het college om beleidsregels op te stellen al voortvloeit uit artikel 4:81, van de Algemene wet bestuursrecht. Gekozen is daarom deze bepaling niet op te nemen.
Artikel 27 Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen
Onder noodzakelijkheid (lid 1 sub a) wordt verstaan dat de belanghebbende zonder de voorziening in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Onder aard- en nagelvast wordt verstaan een voorziening die niet vastzit aan een gebouw. Denk aan bijvoorbeeld orthopedische schoenen, voorleesapparatuur, spraakversterkers of een aangepaste bureaustoel. Onder meeneembare voorziening vallen ook de kosten die gemaakt worden voor bijvoorbeeld een training die nodig is voor de belanghebbende om de voorziening te kunnen gebruiken. De gemeente is niet verantwoordelijk voor voorzieningen die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoren.
Bij een voorliggende voorziening (lid 1 sub c) kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de (basis, aanvullende) ziektekostenverzekering (en waar een eigen bijdrage voor wordt gevraagd), Wmo of UWV.
Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn (lid 1 sub e), wordt onder andere betrokken: de kosten van de meeneembare voorziening, de duur van de arbeidsovereenkomst in termen van looptijd (aantal maanden/jaren/bepaalde tijd/onbepaalde tijd), de omvang van de arbeidsovereenkomst in termen van het aantal uren per week dat de belanghebbende gaat werken, de opbrengsten in termen van besparing op de uitkeringslasten en eventuele andere lasten (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo) in relatie tot de kosten van de meeneembare voorziening.
Een medewerker van de gemeente bepaalt op basis van maatwerk waar behoefte aan is: is het logisch of wenselijk om de meeneembare voorziening wel of niet in bruikleen te geven (lid 3). Daarnaast maakt de professional een redelijkheidsoverweging. De kosten van de voorziening moeten in redelijke verhouding staan tot de baten. Hierover kunnen afspraken gemaakt worden in de (arbeids-) overeenkomst.
Dit artikel is geharmoniseerd in de Arbeidsmarktregio Food Valley.
Artikel 28 Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen
Deze bepaling is als facultatief opgenomen omdat de wettelijke regeling (artikel 8a, tweede lid, onder f, onderdeel 3, van de Participatiewet) uitsluitend toeziet op meeneembare voorzieningen en niet op werkplekaanpassingen. Het is, gelet op de memorie van toelichting bij de Wet Uitvoeren Breed offensief, echter wel een logische stap om deze voorzieningsvorm in de verordening op te nemen.
In dit artikel is beschreven op welke onderdelen het college nadere regels kan vastleggen.
Bijlage 1 Kwaliteitseisen, voorwaarden en regimes Externe Jobcoaching
Om de doelgroepen van de Participatiewet goed te ondersteunen, is het voor gemeenten gewenst werkvoorzieningen in te kunnen inzetten. De gemeenten in de arbeidsmarktregio Foodvalley kunnen een jobcoachvoorziening inzetten als een inwoner zonder deze persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.
Bij het inzetten van de externe jobcoachvoorziening is het leidend dat de primaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding van een werknemer bij de werkgever ligt. Ondersteuning van de jobcoach is er steeds op gericht om –via de kortste weg- te bereiken dat de werknemer zonder deze begeleiding zelfstandig zijn taken bij de werkgever kan uitvoeren.
De geboden jobcoachvoorziening levert een bijdrage aan de arbeidsparticipatie en ontwikkeling van het arbeidsvermogen van de werknemer door het bieden van begeleiding en ondersteuning aan de werkgever én werknemer voor een toereikend aantal begeleidingsuren per week. De inzet van de begeleiding is gericht op:
Het realiseren van de doelstelling(en) zoals beschreven in het door het college opgestelde plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de PW. Beoogde doelen kunnen onder andere zijn (niet limitatief):
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-551752.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.