Gemeenteblad van Noordoostpolder
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordoostpolder | Gemeenteblad 2023, 550099 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordoostpolder | Gemeenteblad 2023, 550099 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening fysieke leefomgeving gemeente Noordoostpolder
Artikel 2.2.1 Bestrijding iepziekte
Indien op een terrein één of meer iepen staan die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, als die daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht om binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Paragraaf 3.1 Gebruik openbare wegen
Artikel 3.1.1 (Omgevings)vergunning voor het veranderen of aanleggen van een weg of uitweg
Het verbod is ook niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.1.8 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Paragraaf 3.2 Gebruik water(wegen)
Artikel 3.2.1 Steigers en andere voorzieningen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.2.2 Ligplaats vaartuigen
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
HOOFDSTUK 4 Gebruik openbare ruimte
Paragraaf 4.1 Voorwerpen in openbare ruimte plaatsen
Artikel 4.1.1 Voorwerpen alleen overeenkomstig publieke functie
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedsactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 4.1.2 Hinderlijke of gevaarlijke beplanting
Het is verboden om beplanting of voorwerpen op zodanige wijze aan te brengen of te hebben dat die het vrije uitzicht van het wegverkeer belemmert of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 4.1.4 Fietsen en bromfietsen
Het is verboden om op een openbare plaats een fiets of een bromfiets of soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Paragraaf 4.2 Activiteiten in de openbare ruimte
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Paragraaf 4.3 Verontreinigen openbare ruimte
Artikel 4.3.2 Sloten en putten veilig houden
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 5.1.4 Intrekking en schorsing marktvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1.3, vijfde lid, kan het bevoegd gezag een marktvergunning, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;
Paragraaf 6.2 Begraven en grafuitgifte
Artikel 6.2.1 Begraven en asbezorging
Het openen en sluiten van een graf en het bedienen van de hulpmiddelen mag alleen worden gedaan door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij dat uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben doorgegeven. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Begraven of bijzetten in een particulier graf, waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden als gelijktijdig de uitgiftetermijn met een zodanige periode wordt verlengd dat de uitgiftetermijn daarna ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De rechthebbende moet deze verlenging aanvragen.
Artikel 6.2.3 Overschrijven of opzeggen van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 6.3.2 Onderhoud en verwijdering grafbedekking
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college vooraf bekend aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking bekend gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats.
Artikel 6.3.3 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf bekend gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan de asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
HOOFDSTUK 7 Erfgoed, monumenten & uiterlijk van bouwwerken
Artikel 7.2.1 Gemeentelijk erfgoedregister
Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen in de gemeente gelegen cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Paragraaf 7.3 Gemeentelijke monumenten
Artikel 7.3.4 Vervallen aanwijzing gemeentelijk monument of beeldbepalend element
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Paragraaf 7.4 Gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
Artikel 7.4.1 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- dorpsgezicht
Dit artikel is niet van toepassing op een beschermde stads- en dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 7.4.2 Wijziging, intrekking en vervallen stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 7.3.6, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 7.3.6, tweede, derde en vierde lid, zijn hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 7.5.1 Vangnet archeologie
Het is verboden om de bodem te verstoren in een archeologisch monument of in een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving of artikel 3.16, vijfde lid van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij:
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of van een verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring, of
Paragraaf 8.3 Aanbieden huishoudelijk afval
Artikel 8.3.1 Huishoudelijke afvalstoffen voor inzameling aanbieden
In afwijking van artikel 10.21 van de Wet milieubeheer, vindt de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen in Noordoostpolder niet door of vanwege de gemeente plaats in gedeelten van het grondgebied die het college als zodanig heeft aangewezen en waarvoor een alternatieve gelegenheid wordt geboden, zoals bedoeld in artikel 10:27 van de Wet milieubeheer.
HOOFDSTUK 9 Kabels en leidingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
kabels en leidingen: kabels of leidingen in openbare ruimte, behalve riolering, bedoeld voor transport van gas, water, stroom, data of overige gassen of vloeistoffen, met de daarmee verbonden (bovengrondse) transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, ook omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken;
Paragraaf 9.2 Werkzaamheden aan kabels en leidingen
Artikel 9.2.8 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.1.5 kan het bevoegd gezag een vergunning weigeren in het belang van:
Artikel 9.2.11 Medegebruik van voorzieningen en vooroverleg
Een grondroerder maakt op verzoek van het college bij de aanleg van kabels en leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde, zoals telecommunicatievoorzieningen. Deze verplichting geldt als dit technisch haalbaar is en als het medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.
Als een grondroerder een marktconform aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van vooraangelegde telecommunicatievoorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is een grondroerder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.
HOOFDSTUK 11 Toezicht en handhaving
Paragraaf 11.1 Naleving van deze verordening
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
Artikel 11.1.3 Strafbepalingen
HOOFDSTUK 12 Overgangs- en slotbepalingen
Paragraaf 12.1 Intrekken oude regelingen en overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen, met de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen, die zijn verleend krachtens één van de verordeningen of artikelen die genoemd zijn in artikel 12.1.1, gelden vanaf de datum waarop de Verordening fysieke leefomgeving in werking treedt, als verleend op grond van deze verordening.
Aanwijzingsbesluiten, uitvoeringsbesluiten en besluiten inhoudende de vaststelling van nadere regels die zijn genomen op grond van een verordening of artikel bedoeld in artikel 12.1.1. en waarvoor een rechtsgrond is opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving, berusten vanaf de inwerkingtreding van de Verordening fysieke leefomgeving op deze verordening. Hieronder vallen in ieder geval de volgende besluiten:
De aanwezigheid van kabels of leidingen in of op openbare gronden, voor zover deze zijn aangelegd op basis van andere aantoonbare en gelegaliseerde afspraken met de gemeente die golden tot de inwerkingtreding van deze verordening, vallen met ingang van de Verordening fysieke leefomgeving onder de regels van deze verordening.
Besluiten inhoudende de vaststelling van beleidsregels die zijn vastgesteld op grond van een verordening genoemd in artikel 12.1.1 en waarvoor een vergelijkbare bevoegdheid in de Verordening fysieke leefomgeving is opgenomen, berusten vanaf de inwerkingtreding van de Verordening fysieke leefomgeving, op deze verordening.
Hieronder vallen in ieder geval:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-550099.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.