Gemeenteblad van Apeldoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2023, 546813 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2023, 546813 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening op de heffing en de invordering van leges 2024 gemeente Apeldoorn
De raad van de gemeente Apeldoorn;
Gelezen het voorstel van het college,
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet en artikel 13.1a van de Omgevingswet;
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van leges 2024 gemeente Apeldoorn.
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Leges worden niet geheven voor:
het in behandeling nemen van een aanvraag voor het plaatsen van kramen op de openbare weg door instellingen, die een politiek, en/of godsdienstig, en/of wereldbeschouwend, en/of sociaal, en/of educatief, en/of enig ander ideëel doel uitdragen, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële activiteit;
De leges worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur, of een kennisgeving langs elektronische weg. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving of langs elektronische weg aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 9 Vermindering of teruggaaf
Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst, besluit of handeling wordt verleend met betrekking tot die dienst, besluit of handeling in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel opgenomen bepaling.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende paragrafen of artikelen van hoofdstuk 1 van de tarieventabel betreft:
een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 9 november 2023.
De raad voornoemd,
S.M. Stam
waarnemend raadsgriffier
A.J.M. Heerts
voorzitter
Tarieventabel leges 2024, behorende bij de legesverordening 2024
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college;
gelet op artikel 2 van de Legesverordening 2024;
vast te stellen de navolgende Tarieventabel, behorende bij de legesverordening 2024
Hoofdstuk 1 Algemene dienstverlening
Paragraaf 1.1 Burgerlijke stand
Paragraaf 1.2 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart
Paragraaf 1.4 Verstrekkingen in het kader van de basisregistratie persoonsgegevens
Paragraaf 1.6 Vastgoedinformatie
Paragraaf 1.7 Overige publiekszaken
Paragraaf 1.9 Bijzondere wetten
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Paragraaf 2.3 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken en gebruik van bouwwerken en percelen
Paragraaf 2.4 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed
Paragraaf 2.5 Milieubelastende activiteiten
Paragraaf 2.6 Lozingsactiviteiten
Paragraaf 2.7 Aanlegactiviteiten
Paragraaf 2.8 Overige activiteiten
Paragraaf 2.9 Maatwerkvoorschriften bij bouwactiviteiten
Paragraaf 2.10 Gelijkwaardigheid
Paragraaf 2.11 Overige tarieven
Hoofdstuk 3 Europese dienstenrichtlijn
Paragraaf 3.4 Organiseren evenement of markt
Paragraaf 3.6 Huisvestingswet 2014
Paragraaf 3.7 In deze titel niet benoemd besluit
HOOFDSTUK 2 DIENSTVERLENING EN BESLUITEN IN HET KADER VAN DE OMGEVINGSWET
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Paragraaf 2.3 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken en gebruik van bouwwerken en percelen
Paragraaf 2.4 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed
Paragraaf 2.5 Milieubelastende activiteiten
Paragraaf 2.6 Lozingsactiviteiten
Artikel 2.21 Lozingsactiviteit niet afkomstig van milieubelastende activiteit |
|
Artikel 2.22 Lozingsactiviteit afkomstig van milieubelastende activiteit |
|
Paragraaf 2.7 Aanlegactiviteiten
Paragraaf 2.8 Overige activiteiten
Paragraaf 2.9 Maatwerkvoorschriften
Paragraaf 2.10 Gelijkwaardigheid
Paragraaf 2.11 Overige tarieven
Hoofdstuk 3 Europese dienstenrichtlijn
Behoort bij raadsbesluit van 10 november 2023.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 9 november 2023
Toelichting behorende bij de legesverordening en de bijbehorende tarieventabel 2024
De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Op grond daarvan kunnen gemeenten rechten heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges. In de modelverordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Het staat gemeenten vrij de rechten anders te noemen.
De legesheffing voor reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart berust niet op artikel 229 van de Gemeentewet, maar op artikel 7 van de Paspoortwet, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van die wet (wijziging Paspoortwet per 9 maart 2014).
Artikel 13.1a van de Omgevingswet bepaalt dat gemeenten rechten kunnen heffen voor het in behandeling nemen van aanvragen om een omgevingsvergunning, wijzigen van voorschriften van een omgevingsvergunning of intrekking van een omgevingsvergunning.
Voor de heffing op grond van de Paspoortwet en de Omgevingswet is het begrip ‘dienst’ niet aan de orde. Voor andere aanvragen dan de hierboven genoemde die betrekking hebben op de Omgevingswet is artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet wel de heffingsgrondslag en dus het begrip ‘dienst’ wel van belang.
In verband met artikel 10 van de modelverordening leges (overdracht van bevoegdheden) is in de aanhef eveneens artikel 156, eerste en tweede lid, onder h, van de Gemeentewet genoemd.
De verordening leges bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.
Voordeel van deze opzet is dat wijzigingen van tarieven op eenvoudige wijze in de tarieventabel zijn te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat.
Wijzigingen ten opzichte van de legesverordeningen 2023
De verordening 2024 is ten opzichte van de verordening 2023 puur redactioneel en op grond van de modelverordening aangepast. De meeste wijzigingen zijn aangebracht vanwege de invoering van de omgevingswet. Tevens zijn de vrijstellingen die niet meer van toepassing waren, verwijderd.
Toelichting op de tarieventabel
De tarieventabel is als gevolg van de invoering van de omgevingswet ingrijpend veranderd. Deze wijzigingen zijn bij de modelverordening toegelicht.
2 Toelichting op de hoofdstukken, indien van toepassing
Hoofdstuk 1 Algemene dienstverlening
Dit hoofdstuk is ‘algemene dienstverlening’ genoemd ter onderscheiding van de twee andere hoofdstukken. Binnen dit hoofdstuk bestaat beleidsruimte om kruissubsidiëring of het profijtbeginsel toe te passen, ook met diensten buiten hoofdstuk 1. Zie HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:282. Wel moet rekening worden gehouden met diensten die onder Europese Dienstenrichtlijn vallen. Zie de toelichting op artikel 5 van de verordening.
Veel van de tarieven in dit hoofdstuk bevatten wettelijke tarieven.
Artikelen 1.1 en 1.2 Huwelijksvoltrekking, registratie partnerschap en omzetting
Artikel 5, tweede lid, van de Wet rechten burgerlijke stand schept de mogelijkheid leges te heffen voor het voltrekken van een huwelijk, registratie van een partnerschap of omzetting van een partnerschap op andere dagen en uren dan waarop is bepaald dat dit kosteloos kan (zie Kosteloze voltrekking huwelijk, registratie partnerschap en omzetting).
De artikelen 1.1 en 1.2 van de tarieventabel hebben dus betrekking op de huwelijken of registraties van partnerschappen, onderscheidenlijk omzettingen van partnerschappen die niet kosteloos geschieden. Van de mogelijkheid is gebruik gemaakt om de hoogte van de te heffen leges afhankelijk te stellen van de dag en het uur waarop het huwelijk of de registratie van het partnerschap wordt voltrokken of de omzetting van het geregistreerd partnerschap plaatsvindt.
Artikel 1.7 Annuleren of wijzigen datum
Partners maken het voornemen om in het huwelijk te treden of het geregistreerd partnerschap aan te gaan doorgaans ruim van tevoren kenbaar aan de gemeente/ambtenaar van de burgerlijke stand (vergelijk artikel 46, artikel 62, eerste lid, en artikel 80a, vijfde lid, Boek 1 BW). De dienstverlening waarvoor leges worden geheven zijn de voltrekking van het huwelijk of de registratie van het partnerschap. De gemeente Apeldoorn en de ambtenaar van de burgerlijke stand treffen de nodige voorbereidingen. Het is dan uiterst vervelend als kort voor de bewuste datum de (aanstaande) partners de gemeente verzoeken om een gereserveerde datum te annuleren of te wijzigen. Voor ons als gemeente brengt dat kort voor de gereserveerde datum kosten met zich. Daarom is een tariefbepaling voor dit soort verzoeken opgenomen. De hoogte van het tarief dient tevens om annuleringen en wijzigingen te ontmoedigen (mits de tarieven op verordeningenniveau niet meer dan 100% kostendekkend zijn).
Artikel 1.8 Trouwboekje of partnerschapsboekje
In artikel 1.8 van de tarieventabel is een tarief opgenomen voor het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapsboekje, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen een trouwboekje of partnerschapsboekje in een normale uitvoering en een trouwboekje of partnerschapsboekje in een luxe uitvoering. De leges genoemd in artikel 1.8 kunnen worden geheven naast de leges die ingevolge de artikelen 1.1 t/m 1.7 geheven worden. Voor het luxere boekje wordt een hoger bedrag geheven omdat de aanschafskosten ook hoger zijn.
Ook in het geval van een kosteloos huwelijk of registreren van een partnerschap is legesheffing voor het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapsboekje toegestaan. Het betreft hier een dienst van de gemeente die wordt verleend naast het voltrekken van het huwelijk of de registratie van een partnerschap zelf. Een verplichting tot het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapsboekje bestaat immers niet.
Artikel 1.15 Verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen
In onderdeel a is voor het verstrekken van gegevens een tarief opgenomen per verstrekking. Een gedifferentieerd tarief is opgenomen voor de wijze van aanvragen: digitaal, aan de balie of schriftelijk. Naar gelang de aanvraag meer tijd/handelingen kost Ook is een degressief tarief opgenomen voor het doen van meer dan één verstrekking, hier worden immers minder kosten voor gemaakt.
HOOFDSTUK 2 DIENSTVERLENING EN BESLUITEN IN HET KADER VAN DE OMGEVINGSWET
In dit hoofdstuk zijn tariefbepalingen opgenomen die een relatie hebben met de Omgevingswet. De Omgevingswet bundelt wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, erfgoed, milieu, natuur en water. De wet vormt de basis voor de samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. De wet beoogt een versterking van de positie van decentrale overheden, volgens het principe ‘Decentraal, tenzij’. De bedoeling van de Omgevingswet is bovendien om passende ontwikkelingen meer mogelijk te maken (‘nee, tenzij’ moet veranderen in ‘ja, mits’).
Omgevingswet en bijbehorende regelgeving
Voor een goed begrip van dit hoofdstuk is enige kennis van de Omgevingswet en bijbehorende regelgeving onontbeerlijk. De volgende regelgeving is van belang:
Omgevingsbesluit (Stb. 2018, 290, nadien gewijzigd): is een nadere uitwerking van de Omgevingswet, werkt bijvoorbeeld uit wie bevoegd gezag is. Bevat ook overgangsrecht. In de modelverordening leges staan alleen (enkelvoudige) activiteiten waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is.
(NB. In het bovenstaande staat in veel gevallen ‘nadien gewijzigd’. Dat is gebeurd bij aanvullingswetten, aanvullingsbesluiten en aanvullingsregelingen en bij het ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen. De geconsolideerde versies van de meeste regelgeving staan op de website https://iplo.nl/regelgeving/. De Staatsbladen en de Staatscouranten van amvb’s en ministeriële regelingen bevatten een initiële toelichting.)
In dit hoofdstuk gebruiken we de volgende afkortingen:
Een gemeente moet voor haar gehele grondgebied één omgevingsplan vaststellen (artikel 2.4 van de Ow). Het omgevingsplan is een gebiedsdekkende regeling met alle regels voor de fysieke leefomgeving. Daarin staan in ieder geval regels over activiteiten die de fysieke leefomgeving wijzigen (artikel 2.7 van de Ow in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, van het Ob) en regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2, eerste lid, van de Ow). Activiteiten die de fysieke leefomgeving wijzigen zijn activiteiten die een blijvende en tastbare verandering van de fysieke leefomgeving teweegbrengen, zoals bouwactiviteiten, sloopactiviteiten, milieubelastende activiteiten, maar ook het plaatsen van een woonwagen of het aanmeren van een woonboot (niet bestemd voor de vaart).
Overgangsr rondslagen voor model-tariefbepalingen
De tariefbepalingen in hoofdstuk 2 betreffen zowel dienstverlening als andere handelingen op aanvraag. Deze formulering houdt verband met de heffingsgrondslagen. Artikel 13.1a van de Ow geeft een grondslag voor het heffen van rechten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning, het wijzigen van voorschriften van een omgevingsvergunning en het intrekken van een omgevingsvergunning. Deze grondslag laat onverlet de bevoegdheid van gemeenten om rechten (leges) te heffen voor dienstverlening op aanvraag. Tariefbepalingen die niet de in artikel 13.1a van de Ow genoemde handelingen betreffen, zijn dus gebaseerd op artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Kruissubsidiëring en profijtbeginsel
Binnen dit hoofdstuk bestaat beleidsruimte om kruissubsidiëring of het profijtbeginsel toe te passen. In het kader van het kabinetsplan aanpak administratieve lasten en in relatie tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) – de voorganger van de Ow – heeft de minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer geschreven dat het kabinet er bij de omgevingsvergunning van uitgaat ‘dat de totale legesomvang voor deze vergunning niet de totale kosten van verlening van deze vergunning mag overschrijden’ (Kamerstukken II 2005- 2006, 29515, nr. 140, pag. 26). Kruissubsidiëring bij de Wabo had ook de bijzondere aandacht van de Tweede Kamer (Handelingen II 2008–2009, 31953, nr. 24, pag. 27).
Weliswaar is er sprake van een wens van de wetgever, die door plaatsing in een apart hoofdstuk beter inzichtelijk kan worden gemaakt, maar dat dit onverlet laat dat kruissubsidiëring tussen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 wettelijk niet verboden is. Zie ook HR 13 februari 2015, nr. 14/00655, ECLI:NL:HR:2015:282, waarin de Hoge Raad oordeelt dat er voor de toets aan de opbrengstlimiet geen strengere eisen zijn gaan gelden door de komst van de Wabo. De Ow brengt hierin geen verandering. Artikel 13.1a van de Ow verklaart artikel 229b van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Daarmee wordt bedoeld dat voor het berekenen van de opbrengstlimiet de ‘Ow-leges’ en de overige leges tezamen mogen worden genomen. Alleen bij de vergunningstelsels genoemd in hoofdstuk 3 van de tarieventabel kan door werking van de Europese dienstenrichtlijn geen kruissubsidiëring plaatsvinden in die zin dat de tarieven in hoofdstuk 3 per paragraaf meer dan kostendekkend worden vastgesteld ter compensatie van andere, niet-kostendekkende tarieven in de verordening. Overigens kan in sommige gevallen de Dienstenrichtlijn ook van toepassing zijn op omgevingsvergunningen, bijvoorbeeld bij de omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten. (zie de toelichting op artikel 5 van de verordening en Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, pag. 228/229).
Voor de toets aan de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet blijven echter de op basis van alle vastgestelde tarieven totaal geraamde baten en lasten van belang (toets op verordeningenniveau).
Dit artikel geeft aan hoe het tarief moet worden bepaald. Het eerste lid is daarvoor de basis. De tarieven voor de belastbare feiten die in artikel 2.2 zijn genoemd, zijn opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk.
Als er sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten, is het tarief de som van de verschuldigde leges voor elke activiteit, inclusief eventuele modaliteiten (toeslagen) en vermindering (tweede tot en met vierde lid). Omdat er maar één aanvraag is, is er ook maar één belastbaar feit: het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning (artikel 2.2, aanhef en onder b).
Dat een aanvraag meer legesplichtige activiteiten kan omvatten, hebben wij ter verduidelijking ook tot uitdrukking gebracht door bij elke vergunningplichtige activiteit te bepalen dat de daar bedoelde leges verschuldigd zijn onverminderd de verschuldigdheid van leges voor andere activiteiten als tevens van die andere activiteiten sprake is. Deze verduidelijking houdt verband met HR 16 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:48 (Woudrichem). Via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is voor de aanvrager vooraf duidelijk voor welke activiteiten hij een omgevingsvergunning nodig heeft. Ook het aan de aanvraag eventueel voorafgaande omgevingsoverleg zal leiden tot duidelijkheid.
Het vijfde lid bepaalt dat de tarieven voor aanvragen om maatwerkvoorschriften (artikel 4.5 Ow) of toestemming voor een gelijkwaardige maatregel (artikel 4.7 Ow) alleen van toepassing zijn als geen sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Als sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning maken maatwerkvoorschriften of een toestemming voor een gelijkwaardige maatregel namelijk deel uit van de omgevingsvergunning.
Elke activiteit waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft en de modaliteiten vormen afzonderlijke grondslagen voor de heffing van de leges. Doorgaans zullen de leges hiervoor als som, dat wil zeggen in één keer, via een schriftelijke kennisgeving worden geheven. Maar omdat het verschillende grondslagen betreft, is het ook mogelijk om per grondslag een bedrag te vorderen. Het is namelijk toegestaan naar elke grondslag afzonderlijk een aanslag op te leggen (HR 7 februari 1973, nr. 16885, BNB 1973/69). Wij hebben dat uitdrukkelijk in het zesde lid bepaald. Wij geven echter in overweging te streven naar een heffing in één keer.
Paragraaf 2.3 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken
Paragraaf 2.3 betreft de bouw- en sloopactiviteiten. Deze is onderverdeeld in drie artikelen:
De splitsing die plaatsvindt tussen de artikelen 2.5 en 2.6 heeft te maken met de Wkb die voor gevolgklasse 1 de bouwtechnische toets door een private kwaliteitsborger laat doen. De regeling van de ruimtelijke aspecten blijft bij de gemeente berusten. Zij kan in het omgevingsplan aan de bouwactiviteit een vergunningplicht koppelen, maar kan ook volstaan met algemene regels of een meldingsplicht.
Artikel 2.46 Achteraf ingediende aanvragen
Achteraf ingediende aanvragen conform artikel 2.46 worden verhoogd met 200%. Deze verhoging is ingevoerd om het achteraf indienen te ontmoedigen.
Artikel 2.5 Bouwactiviteit (bouwtechnische deel)
Dit artikel betreft de aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Ow voor een bouwactiviteit. Het gaat hier om het bouwtechnische deel van de bouwactiviteit. De vergunningplicht is nader uitgewerkt in paragraaf 2.3.2 van het Bbl: de bouwactiviteit is vergunningplichtig, tenzij het bouwwerk onder de opsomming vergunningvrij valt. Bouwwerken in gevolgklasse 1 zijn bijvoorbeeld niet vergunningplichtig voor het bouwtechnische deel (als gevolg van de Wkb).
Als heffingsmaatstaf is gekozen voor een bedrag voor elke € 500 aan bouwkosten. Voorzien is in een minimumtarief en een maximumtarief. Vooral bij grote infrastructurele bouwwerken kunnen de bouwkosten zo hoog zijn dat de toepassing van zelfs een degressieve tariefstelling ertoe leidt dat het legesbedrag in geen verhouding staat tot de te verrichten werkzaamheden. Gelet hierop en gelet op de maatschappelijke discussie rond de bouwleges, hebben wij gekozen voor een maximumtarief.
Bij de tijdelijke bouwwerken is gekozen voor een degressieve berekening van de leges omdat de meeste tijdelijke bouwwerken vergunningsplichtig zijn en vaak een maatschappelijk karakter hebben. Ook komt het bijna nooit voor en is de toets niet ingewikkeld.
Artikel 2.7 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk
De gemeente kan op grond van artikel 3.3, aanhef en onder b, en 3.38, derde lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan of in de beheersverordening bepaald hebben dat een omgevingsvergunning om bouwwerken te slopen alleen wordt verleend als vervangende bouw plaatsvindt om gaten in de bebouwing te voorkomen. Dit is een louter planologische maatregel.
rijksmonumentenactiviteit: activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Een teruggaaf is een voorzienbare hardheid die zich bij toepassing van de verordening kan voordoen. Bij onvoorziene
Hoofdstuk 3 Dienstverlening vallend onder Europese Dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2
Ter bevordering van de vrijheid van vestiging en de vrije verrichting van grensoverschrijdende diensten streeft de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) naar:
(Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376.)
Eind 2006 is de EDR in werking getreden. De EDR is geïmplementeerd in de Dienstenwet (Stb. 2009, 503). De EDR heeft consequenties voor de legesheffing voor díe vergunningstelsels die onder haar reikwijdte vallen.
Wanneer valt vergunningstelsel onder de EDR?
Een vergunningstelsel valt alleen onder de EDR als het vergunningstelsel specifiek is gericht op dienstverrichters of dienstverleners. Een algemeen vergunningstelsel (bijv. de omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten) valt niet onder de EDR omdat dit zich niet uitsluitend richt op dienstverrichters/dienstverleners, maar ook op particuliere burgers. Ook bevat de EDR een aantal uitgezonderde gebieden. Alle modelverordeningen zijn gescreend op toepassing van de EDR. Daaruit is een aantal vergunningstelsels naar voren gekomen, die onder de EDR vallen. Wij hebben die ‘afgezonderd’ in hoofdstuk 3 van de tarieventabel leges. Als een gemeente nog andere vergunningstelsels kent dan die in de modelverordeningen zijn opgenomen, zal zij deze zelf moeten toetsen aan de EDR. Als het vergunningstelsel daaronder valt en de gemeente heft hiervoor leges, dan moet deze ook in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden opgenomen. Een omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten valt ook onder de EDR. Maar omdat deze is gebaseerd op de Omgevingswet hebben wij deze in hoofdstuk 2 opgenomen. Wij hebben daarom aan de benaming van hoofdstuk 3 toegevoegd: en niet vallend onder hoofdstuk 2. Voor de kostentoerekening heeft dit geen gevolgen.
De EDR heeft geen betrekking op belastingen. Artikel 13, tweede lid, EDR bepaalt dat eventuele kosten voor de aanvragers in verband met hun vergunningaanvraag redelijk zijn en evenredig met de kosten van de vergunningsprocedures in kwestie en de kosten van de procedures niet mogen overschrijden. Dit betekent dat legesheffing mogelijk is. De kostentoerekening hoeft niet op individuele basis plaats te vinden. De EDR laat toe dat vaste (forfaitaire) bedragen voor dienstverlening in verband met vergunningprocedures worden gehanteerd, mits die forfaitaire kosten zijn gebaseerd op gemiddelde kosten. Wij merken hierbij nog op dat de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie heeft gesteld over het al dan niet van toepassing zijn van de Europese Dienstenrichtlijn op de legesheffing, meer in het bijzonder of de leges in dezen ook als belastingen in de zin van de EDR moeten worden aangemerkt (HR 5 juni 2015, nr. 13/03931, ECLI:NL:HR:2015:1467). Het Europese Hof van Justitie heeft die vraag echter onbeantwoord gelaten (HvJEU 30 januari 2018, C-360/15 (Amersfoort), ECLI:EU:C:2018:44).
Door de formulering van de artikel 13, tweede lid, van de EDR is kruissubsidiëring alleen nog toegestaan binnen clusters van sterk samenhangende vergunningstelsels. Dit betreft alleen de diensten aan dienstverrichters waarop de EDR van toepassing is. Wij hebben die in titel 3 opgenomen. Elke paragraaf van hoofdstuk 3 dient de gemeente te controleren op kostendekkendheid. Indien uit controle blijkt dat er op het betreffende vergunningstelsel of samenhangende vergunningstelsels winst wordt gemaakt, dienen de tarieven te worden aangepast tot of onder 100% kostendekkendheid.
Bijlage 1 Normkostensystematiek bij LEGESVERORDENING
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-546813.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.