Toelichting artikel 6.1 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen
In dit onderdeel wordt geregeld dat wanneer de gemeente ervoor kiest om een eigen bijdrage te heffen, voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s en voor bij verordening aangewezen voorzieningen het abonnementstarief van maximaal € 19,00 geldt (artikel 6.1). Het CAK stelt de eigen bijdrage vast en int deze. Welke voorzieningen bij verordening worden aangewezen moet worden opgenomen in de verordening. De wet maakt een uitzondering voor het collectief vervoer, zowel in de vorm van een maatwerkvoorziening als in de vorm van algemene voorziening. Het collectief vervoer valt niet onder het abonnementstarief, maar de gemeente kan ervoor kiezen het wel onder te brengen onder het abonnementstarief. De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde maatwerkvoorzieningen en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen vrij te stellen van een eigen bijdrage. Voorts kan de gemeente ervoor kiezen om bepaalde inkomenscategorieën vrij te stellen van een eigen bijdrage. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om het maximale bedrag van € 19,00 per maand voor alle cliënten neerwaarts bij te stellen. De maximale bijdrage van € 19,00 per maand geldt niet voor niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens. Voor die groep is de eigen bijdrage op nihil vastgesteld (zie het vierde lid van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).
Uitgezonderd van het abonnementstarief zijn de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Hiervoor blijven de inkomensafhankelijke eigen bijdragen gelden die door het CAK worden vastgesteld. Sinds 1 januari 2019 is de vermogensinkomensbijtelling naar beneden bijgesteld van 8% naar 4%.
Artikel 4 geeft uitvoering aan artikel 2.1.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in artikel 2.1.4, tweede lid, aanhef, van de Wmo geboden mogelijk om de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen verschillend vast te stellen (eerste lid). Ook wordt gebruik gemaakt van de in artikel 2.1.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de wet geboden mogelijk om te bepalen dat voor bepaalde groepen een korting op de bijdrage van toepassing is (tweede lid). De hoogte van de bijdragen wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de Prijsontwikkeling BBP en prijsmutatie overheidsconsumptie lonen en salarissen die gepubliceerd worden door het Centraal Plan Bureau.
Verder ligt het voor de hand dat daarnaast met de aanbieders afgesproken wordt dat cliënten, voordat zij gebruik maken van een algemene voorziening, op de hoogte worden gesteld van de bijdrage die zij daarvoor verschuldigd zullen zijn.
Artikel 4 geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en het derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid, van de Wmo.
|
Toelichting artikel 6.1 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen
In dit onderdeel wordt geregeld dat wanneer de gemeente ervoor kiest om een eigen bijdrage te heffen, voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s en voor bij verordening aangewezen voorzieningen, de hoogte van de eigen bijdrage wordt geregeld in de desbetreffende wetsbepalingen (artikel 2.1.4, 3e lid Wmo 2015 (algemene voorzieningen) en 2.1.4a, 4e lid, Wmo 2015 (maatwerkvoorzieningen).
Het CAK stelt de eigen bijdrage vast en int deze. Welke voorzieningen bij verordening worden aangewezen moet worden opgenomen in de verordening. De wet maakt een uitzondering voor het collectief vervoer, zowel in de vorm van een maatwerkvoorziening als in de vorm van algemene voorziening. Het collectief vervoer valt niet onder het abonnementstarief, maar de gemeente kan ervoor kiezen het wel onder te brengen onder het abonnementstarief. De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde maatwerkvoorzieningen en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen vrij te stellen van een eigen bijdrage. Voorts kan de gemeente ervoor kiezen om bepaalde inkomenscategorieën vrij te stellen van een eigen bijdrage. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om de eigen bijdrage voor alle cliënten neerwaarts bij te stellen. De eigen bijdrage geldt niet voor niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens. Voor die groep is de eigen bijdrage op nihil vastgesteld (zie het vierde lid van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).
Uitgezonderd van het abonnementstarief zijn de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Hiervoor blijven de inkomensafhankelijke eigen bijdragen gelden die door het CAK worden vastgesteld. Sinds 1 januari 2019 is de vermogensinkomensbijtelling naar beneden bijgesteld van 8% naar 4%.
Artikel 4 geeft uitvoering aan artikel 2.1.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in artikel 2.1.4, tweede lid, aanhef, van de Wmo geboden mogelijk om de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen verschillend vast te stellen (eerste lid). Ook wordt gebruik gemaakt van de in artikel 2.1.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de wet geboden mogelijk om te bepalen dat voor bepaalde groepen een korting op de bijdrage van toepassing is (tweede lid). De hoogte van de bijdragen wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de Prijsontwikkeling BBP en prijsmutatie overheidsconsumptie lonen en salarissen die gepubliceerd worden door het Centraal Plan Bureau.
Verder ligt het voor de hand dat daarnaast met de aanbieders afgesproken wordt dat cliënten, voordat zij gebruik maken van een algemene voorziening, op de hoogte worden gesteld van de bijdrage die zij daarvoor verschuldigd zullen zijn.
Artikel 4 geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en het derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid, van de Wmo.
|