Gemeenteblad van Beek
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beek | Gemeenteblad 2023, 545236 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beek | Gemeenteblad 2023, 545236 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Treasurystatuut gemeente Beek 2023
2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie 7
2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer 9
2.10 Vervroegde aflossing leningen 9
2.11 Borgstellingen en garanties 9
2.15 Saldo- en liquiditeitenbeheer 11
3 Administratieve organisatie en interne controle 11
3.1 Algemene uitgangspunten 11
3.2 Taken en Verantwoordelijkheden 12
4.1 Beleidsmatige informatie 16
4.2 Operationele informatie 16
4.3 Verantwoordingsinformatie 16
5.1 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule 16
TOELICHTING BIJ HET TREASURYSTATUUT 18
2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie 18
2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer 20
2.11 Borgstellingen en garanties 20
Voorwaarden beoordelingsproces lening, borgstelling, garantie 21
Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie 22
2.17 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 24
Voor u ligt het Treasurystatuut 2023. Dit statuut vervangt het eerder door de gemeenteraad vastgestelde statuut uit 2014. Aanleiding voor deze gewijzigde versie zijn naast het periodiek beoordelen van de beleidskaders op actualiteit o.a. de door de commissie BBV genomen besluiten, waaronder de notitie rente 2017.
Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende wetgeving. Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in:
De onderliggende regelingen zijn:
De uitoefening van de treasuryactiviteiten van de gemeente Beek staat beschreven in dit treasurystatuut en dient minimaal te voldoen aan het wettelijk bindende kader.
In de Financiële verordening gemeente Beek ex. artikel 212 van de Gemeentewet regelt de gemeente het raamwerk van het bestuursinstrumentarium en de inrichtingseisen van de financiële functie. Artikel 19 stelt de kaders voor de uitoefening van de financieringsfunctie:
Dit document bevat de nadere uitwerking van artikel 19: financieringsfunctie.
In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) worden de kaders gesteld voor een verantwoorde en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:
het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
De gemeente Beek onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.
De gemeente heeft twee instrumenten op het gebied van treasury:
In het Treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente Beek geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: treasurytransacties, risicobeheer, relatiebeheer en kasbeheer; risicobeheer, en gemeentefinanciering. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Hierbij ligt het accent op de eenduidigheid van de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
In de toelichting worden de kaders die in dit statuut zijn opgenomen nader toegelicht.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Drempelbedrag het bedrag dat buiten het verplicht schatkistbankieren gehouden mag worden. Dit wordt bedraagt volgens de landelijke richtlijnen 2,0 % van het begrotingstotaal met een minimum van € 1.000.000. Hoewel het drempelbedrag enigszins hoger ligt, houden wij om praktische redenen dit minimum bedrag aan;
Treasuryfunctie Dit omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:
De gemeente neemt in beginsel een terughoudende opstelling in bij het verstrekken van leningen en garanties. De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak verstrekken. Per geval is een expliciet besluit hiertoe nodig door de gemeenteraad, waarbij vooraf de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij wordt beoordeeld. In het raadsvoorstel wordt gemotiveerd welk publiek belang wordt gediend en welke zekerheden de gemeente verwerft ter afdekking van de risico’s.
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen van dit treasurystatuut.
Het beleid betreffende de financiering is gericht op spreiding van toekomstige renterisico’s. Hierdoor wordt voorkomen dat een ongewenste budgettaire belasting kan ontstaan in een jaar waarin voor een substantieel deel van de leningenportefeuille hoogrentende leningen c.q. leningconversies moeten worden gesloten c.q. plaatsvinden.
Voor het renterisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:
Nieuw aan te trekken leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. Daarbij worden de rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening zoveel mogelijk afgestemd op de liquiditeitenplanning, de actuele rentestand en rentevisie. De gemeente streeft naar spreiding in de rentetypische looptijden van aan te trekken geldleningen binnen deze kaders.
Voor kredietrisicobeheer (of debiteurenbeheer) geldt het volgende uitgangspunt:
Ter beperking van het kredietrisico stelt het college aanvullende eisen zoals:
de aanvrager mag het object waarvoor de garantstelling/gemeentelijke lening is verstrekt, met al zijn toebehoren niet zonder schriftelijke toestemming van de gemeente van aard of bestemming veranderen, vervreemden, met andere hypotheken of andere zakelijke lasten hoe ook genaamd bezwaren, noch geheel of gedeeltelijk in verhuur of gebruik geven. De gemeente behoudt zich het recht voor om aan voornoemde toestemming voorwaarden te verbinden;
Binnen zes maanden na het einde van ieder exploitatiejaar moeten de jaarstukken met het controleverslag, alsmede alle bescheiden die burgemeesters en wethouders nodig achten ter beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager, bij de gemeente worden ingediend. In het geval de gemeente op grond van haar garantieverplichtingen betalingen heeft verricht, behoeven de hierboven genoemde stukken de goedkeuring van het college.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
2.11 Borgstellingen en garanties
Aanvragen voor garanties/leningen worden alleen in behandeling genomen als de aanvrager past binnen de doelgroep van de gemeente Beek. De hier bedoelde doelgroep bestaat uit nutcreërende organisaties die hetzelfde maatschappelijk belang nastreven als de gemeente en winstcreërende organisaties als uit een zogenaamde maatschappelijke kosten-batenanalyse aangetoond wordt dat de betrokken investering in een bepaald project maatschappelijk gezien de juiste keuze is.
Er wordt slechts een garantstelling/leningverstrekking verstrekt ter financiering van een (on)roerende zaak. Een garantstelling/gemeentelening wordt niet verleend indien de te financieren (on)roerende zaken onvoldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie/gemeentelening. Als de te financieren zaak een onroerende zaak is, zal aan de gemeente het recht van (eerste) hypotheek worden verleend en voor roerende zaken zal een recht van pand worden verleend. Dit gebeurt op kosten van de aanvrager.
2.15 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
De gemeente draagt met inachtneming van het drempelbedrag binnen schatkistbankieren zorg voor tijdige overheveling van overtollige liquiditeiten naar de met het Rijk overeengekomen werkrekening en vise versa (dit laatste uiteraard slechts voor zover het schatkistsaldo van gemeente Beek voldoende is). De dagelijkse uitvoering van deze taak is binnen onze organisatie toegewezen aan afdeling BMO team administratie.
3 Administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
Eenduidige schriftelijke vastlegging van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten. De door het college gemandateerde bevoegdheden zijn in het mandaatbesluit 2020 (vastgesteld op 12 december 2019) of diens opvolgers nader schriftelijk vastgelegd. Voor zover dit niet het geval is dient dit mandaatbesluit middels een apart collegebesluit aangepast te worden, waarbij het betreffende mandaat pas ingaat op de datum inwerkingtreding van dat aparte collegebesluit.
3.2 Taken en Verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd, gerangschikt op volgorde van de bevoegde functie of orgaan.
Het vastleggen van taken en bevoegdheden start vanuit het College. In onderstaande matrix zijn voor de belangrijkste treasury activiteiten bevoegdheden opgenomen.
Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een functiescheiding tussen: voorbereiden, beslissen, uitvoeren, administreren en controleren van de treasury activiteiten. De volgende afkortingen worden hierbij gebruikt:
Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:
Het treasurystatuut geeft de kaders weer, waarbinnen de treasuryfunctie dient te worden uitgevoerd. Het college stelt daarnaast jaarlijks de paragraaf financiering bij de begroting op. In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken vindt verantwoording plaats conform de eisen die in artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten aan de paragraaf worden gesteld.
Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van de afdeling BMO. De belangrijkste operationele informatie die te allen tijde beschikbaar moet zijn:
Daarnaast dient de afdeling BMO rente-informatie te vergaren met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt om op deze wijze zicht te houden op de renteontwikkeling.
De verantwoording over het uitgevoerde treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere Planning & Control-cyclus. Zo wordt in de paragraaf financiering bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In deze evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen. Tevens worden hierin de door het college nieuw verstrekte garanties en/of leningen uit hoofde van de publieke taak vermeld, met een deugdelijke onderbouwing dat hierbij sprake is van verstrekking uit hoofde van de publieke taak.
Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie zoveel mogelijk aan te sluiten bij de paragraaf financiering van de begroting van het betreffende jaar.
TOELICHTING BIJ HET TREASURYSTATUUT
In hoofdstuk 1 wordt het wettelijk kader geschetst op grond waarvan een gemeente haar treasuryfunctie uitoefent.
De wettelijke grondslag ligt in de Wet financiering decentrale overheden (fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de Wet Integraal schatkistbankieren decentrale overheden.
De Wet fido, die op 15 december 2013 in werking trad, bepaalt aan welke voorwaarden gemeenten moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen kunnen uitzetten en garanties kunnen verlenen.
Uitzettingen mogen sinds 1 juni 2012 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat (Wet Integraal schatkistbankieren) plaatsvinden. Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico.
De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten) en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. De wet Hof moet ervoor zorgen dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% blijft.
Als algemene norm geldt dus dat openbare lichamen alleen lenen, middelen uitzetten of garant staan voor zover dat direct dient ter behartiging van hun publieke taak. Bankachtige activiteiten, met het oogmerk geld te verdienen (ook al is dat om de publieke taak te bekostigen) zijn niet toegestaan. De invulling van het begrip “publieke taak” is een eigen verantwoordelijkheid van de gemeente.
2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Invulling term “publieke taak”
De publieke taak wordt in ieder geval gediend als er sprake is van een maatschappelijk belang.
Of er sprake is van een maatschappelijk belang zal mede samenhangen met wettelijke taken die de gemeente moet uitvoeren en met de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft op bepaalde gebieden. Daarnaast zal door de raad vastgesteld beleid ook een belangrijke indicatie zijn voor een publieke taak. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat iets een publieke taak is, wanneer het als prioriteit is benoemd in het vastgestelde beleid en zonder gemeentelijke bemoeienis niet kan worden gerealiseerd.
Het doel van de kasgeldlimiet is een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar). Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed kan hebben op de rentelasten.
De kasgeldlimiet wordt berekend met een vast percentage van 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 300.000. In de Wet fido wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.
De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van renterisico’s op de vaste schuld. Dit kan door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningenportefeuille. De renterisiconorm wordt berekend door een het wettelijk bepaalde vaste percentage van 20% te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.
Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de herfinancieringen van de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt getoetst aan het bedrag van de renterisiconorm.
De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.
De Wet fido stelt in artikel 6 lid 2 geen eisen aan de kwaliteit van debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak.
Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad in dit kader geaccepteerde partijen. Teneinde het kredietrisico bij dit soort instellingen te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden geëist van die instellingen. Daarnaast moet de gemeente de jaarstukken van de instellingen beoordelen, om een actuele risicoanalyse te maken. Hierbij spelen de financiële positie en de kredietwaardigheid van de instelling een rol.
Het is mogelijk om voor de financiering van de publieke taak als gemeente een lening te verstrekken. Hierbij is het mogelijk om aan een lening een zekerheidsstelling te verbinden, zoals het vestigen van een hypotheekrecht.
Aan de leningverstrekking kunnen ook meer beleidsinhoudelijke eisen worden verbonden. Denk hierbij in termen van openstelling, toegankelijkheid, programmering, werkgelegenheid et cetera. Door de koppeling van de geldverstrekking aan deze afspraken krijgt de gemeente echte zeggenschap en kan bij niet nakomen van de afspraken ook gesanctioneerd worden.
Het is mogelijk om, door middel van een renteopslag een risicoreserve te vormen voor de risico’s die verbonden zijn aan de leningverstrekking.
2.6 lid 7 Renteherziening van reeds bestaande door de gemeente verstrekte leningen
Verzoeken van instellingen om een renteherziening (lees: verlaging) van een reeds verstrekte (of nog te verstrekken) gemeentelijke lening dienen in beginsel te worden afgewezen in verband met het nadelige budgettaire effect voor de gemeentelijke begroting.
Wel kan de gemeente meewerken aan herfinanciering bij een bank, ook als hiervoor geen bepalingen zijn opgenomen in de overeenkomst tot geldlening. Hiermee verlaagt de gemeente het aantal leningen en vermindert daarmee het risico.
2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer
Om (meerjarig) inzicht te krijgen in de inkomende en uitgaande geldstromen van de gemeente stelt zij een liquiditeitsprognose op. Naast de kasstromen op basis van de exploitatie zijn belangrijke componenten de geldstromen die voortkomen uit grondexploitaties, het meerjarenplan buitenruimte en andere investeringen, zoals bijvoorbeeld scholen en sportaccommodaties. Deze geldstromen volgen uit de begroting.
2.11 Borgstellingen en garanties
Gemeentegarantie is een zekerheid voor de geldgeefster (veelal een bank) dat de in de overeenkomst van geldlening aangegane verplichtingen worden nagekomen. Indien de geldnemer niet aan zijn/haar verplichtingen op grond van de overeenkomst kan voldoen neemt de gemeente deze verplichtingen van de geldnemer over. Hiermee loopt de gemeente een risico voor de betaling van zowel de rente als de aflossing.
In het geheel van de gemeentegarantie heeft de bank een bijzondere rol. Een bank stelt een bedrag in de vorm van een lening ter beschikking aan de instelling en brengt een percentage van dit bedrag in rekening in de vorm van rente. In dit rentepercentage is het risico van de bank verrekend. Door middel van een gemeentegarantie wordt het financiële risico naar de gemeente verschoven. De bank geeft een (geringe) korting op het rentepercentage. De gemeente ontvangt niets voor het risico dat ze draagt. Het is voor de gemeente niet goed mogelijk om aan een garantstelling eisen te verbinden anders dan een financiële verantwoording. Nadere afspraken kunnen wel in een convenant worden vastgelegd, maar de gemeente kan het niet nakomen van die afspraken moeilijk sanctioneren.
In de volgende situaties gaat de gemeente in ieder geval niet over tot verstrekking van gemeentegarantie of een gemeentelijke lening:
In geval van herfinanciering c.q. overname van bestaande leningen wordt geen borgstelling verleend, indien bij de aanvankelijke financiering ook geen borgstelling is verleend.
Dit om te voorkomen dat risico’s die al door de geldgever werden geaccepteerd zonder borgstelling aan de gemeente worden overgedragen.
De gemeente heeft het recht om geen garantie te verlenen indien zij op grond van de marktsituatie tot de conclusie komt dat het rentepercentage te hoog is of de leningcondities ongunstig zijn.
De lening dient tegen zo gunstig mogelijk voorwaarden afgesloten te worden zodat het gemeentelijke risico zo veel als mogelijk wordt beperkt.
Indien ten behoeve van de geldgever het recht van eerste hypotheek en/of pandrecht kan worden gevestigd wordt geen borgstelling verleend.
Indien er onderpand verleend kan worden is het niet nodig dat de gemeente garant staat. Immers, bij het niet nakomen van de verplichtingen kan het pandrecht worden uitgeoefend.
Een gemeentegarantie wordt niet verleend als de omvang van de lening dusdanig hoog is dat de hieraan verbonden risico's in alle redelijkheid voor onze gemeente niet verantwoord zijn. Het is volgens de wet Fido niet geoorloofd voor de gemeente om grote financiële risico's te lopen. De redelijkheid van de omvang van de financiële risico’s dient te worden gemotiveerd.
Ad. 1 (Landelijke) waarborgfondsen
Er zijn landelijk verschillende waarborgfondsen werkzaam. Bekend zijn:
Er is geen landelijk waarborgfonds ten behoeve van sociaal-culturele instellingen (jongerenwerk, musea, dorpshuizen, bibliotheken e.d.).
Voorwaarden beoordelingsproces lening, borgstelling, garantie
Elke keer dat een instelling een beroep doet op financiële ondersteuning door de gemeente moet per geval worden beoordeeld of een aanvraag valt onder de uitoefening van de publieke taak, waarbij de gemeenteraad uiteindelijk het besluit zal moeten nemen om al dan niet over te gaan tot financiële ondersteuning.
De stukken die een aanvrager daartoe dient over te leggen zijn onder “Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie” opgenomen.
Daarnaast mag er geen sprake zijn van de uitsluitingsgronden zoals hiervoor in deze toelichting benoemd.
Zolang als niet aan de in dit statuut gestelde voorwaarden wordt voldaan legt het college geen voorstel voor aan de gemeenteraad.
Hiervoor is onder 2.3 al toegelicht dat het lastig is een eenduidige en houdbare definitie te geven van de term “publieke taak”. Daarom is hierna een afwegingsproces geformuleerd. Op deze wijze wordt geborgd dat elke aanvraag op gelijke wijze getoetst wordt volgens een vaste procedure. De uitkomst van de afweging zal telkens beïnvloed worden door de maatschappelijke en politieke realiteit.
De volgende aspecten worden gewogen:
Ad a. Is er sprake van een maatschappelijk belang?
Deze vraag moet bij elke aanvraag voor een gemeentegarantie of een gemeentelijke lening als eerste beargumenteerd beantwoord worden. Documenten als de programmabegroting, het coalitieakkoord, een eventueel raads- of collegeprogramma en vastgestelde beleidsnotities dienen als kader bij de beantwoording van deze vraag.
Vervolgens is het van belang dat vastgesteld wordt welke rol de gemeente wil spelen: regisserend, initiërend, handhavend of faciliterend. Afhankelijk van de rol kan bepaald worden of financiële ondersteuning het geëigende middel is.
Een maatschappelijk belang wordt pas een publieke taak, als de markt of samenleving die taak zelf niet goed kan organiseren. Is er geen publiek belang, dan kan het maatschappelijk belang aan de private sector worden overgelaten.
Ad b. In welke mate wenst de gemeente zeggenschap?
Als de gemeente afdwingbare voorwaarden (over hoogte tarief, bezettingsgraad, doelgroep, programmering, et cetera) wil stellen aan de financiële ondersteuning dan ligt het voor de hand om zelf een lening te verstrekken onder condities die een waarborg vormen voor het nakomen van die voorwaarden.
De voorwaarden moeten haalbaar en meetbaar zijn en de voorwaarden moeten op grond van de leningsovereenkomst afgedwongen of gesanctioneerd kunnen worden.
Als de gemeente geen zeggenschap wenst dan kan ook worden gekozen voor het verstrekken van een garantstelling.
Ad c. Welke risico’s zijn aan de garantstelling of lening verbonden en is het mogelijk om deze te verkleinen?
Belangrijk bij de risico-inschatting is het besef dat iedere lening of garantstelling budgettaire gevolgen heeft. Risico’s dat leningen niet worden terugbetaald moeten bij de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit worden betrokken. Dit soort risico’s kunnen gedeeltelijk worden afgedekt door zekerheidsstellingen te vragen. Dit kan door hypotheekrecht te vestigen, maar kan ook bijvoorbeeld door verpanding van huurinkomsten. Per geval moet worden bekeken wat de mogelijkheden zijn. Naast financiële risico’s moeten ook andere risico’s worden afgewogen. Denk hierbij aan termen als politieke geloofwaardigheid, precedentwerking, et cetera.
Het is niet wenselijk dat de gemeente risico loopt over iets waar haar inwoners geen voordeel van hebben. Dit is vooral van belang voor de verdediging van het besluit tot verlening indien de gemeente op een garantie wordt aangesproken. De gemeente moet in dat geval voor de kosten opdraaien, terwijl haar inwoners, instellingen en/of ondernemers geen baat hebben gehad van het initiatief. De risico’s zullen worden afgewogen tegen het maatschappelijk belang wat gediend is met een lening of garantstelling. De zwaarte van het maatschappelijk belang zal mede bepalen hoeveel risico de gemeente wenst te accepteren.
Wanneer eenmaal is besloten tot het vertrekken van een gemeentegarantie of gemeentelijke lening zal jaarlijks getoetst moeten worden of de instelling voldoende solvabel is. Op deze wijze wordt het risico niet verkleind, maar wel gevolgd, zodat dit op een juiste manier betrokken kan worden bij de bepaling van de gemeentelijke weerstandscapaciteit.
Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie
Om aanvragen op alle relevante aspecten te kunnen beoordelen is het van belang dat een aanvraag voor gemeentegarantie of een gemeentelijke lening ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:
Om een goede inschatting te maken van alle aan de mogelijke verstrekking verbonden risico’s overlegt de aanvrager daarnaast de volgende stukken:
Jaarrekeningen (indien van toepassing met accountantsverklaringen) van de afgelopen 3 jaar, inclusief de notulen van de (algemene leden)vergaderingen waarin deze worden vastgesteld. (Bij het aangaan van deze leningen wordt ook gekeken naar kengetallen zoals liquiditeit en solvabiliteit. Met als doel het zeker stellen dat de exploitatie voldoende draagkrachtig is om de financieringskosten te kunnen dragen.)
Schatkistbankieren houdt in dat gemeenten hun overtollige middelen bij het rijk moeten uitzetten. Hiermee wordt beoogd dat de Staat minder geld leent op de financiële markten en de staatsschuld daalt. Daarnaast wordt beoogd dat financiële risico’s voor gemeenten worden verminderd. Het drempelbedrag is het maximale bedrag dat een decentrale overheid over een heel kwartaal gezien gemiddeld op dagbasis buiten de schatkist mag houden. Het drempelbedrag wordt berekend door een vast percentage (2,0%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1.000.000 bedraagt. Zie de regeling schatkistbankieren decentrale overheden https://wetten.overheid.nl/BWBR0034336/2022-01-01
2.18 Inflatievergoeding eigen vermogen (bespaarde rente)
Het BBV staat toe dat er een rentevergoeding over het eigen vermogen (reserves) mag worden toegerekend – als ware het een rentelast - aan de taakvelden. Hierdoor wordt een “vergoeding” berekend over het eigen vermogen (= een eigen financieringsmiddel) van de gemeente. De gemeente heeft de keuze om deze rente als baten op te nemen in de begroting – ook wel aangeduid als bespaarde rente. Of de gemeente kan ervoor kiezen deze rentevergoeding toe te voegen aan de reserves/het eigen vermogen. Wanneer een bedrag gelijk aan deze vergoeding daadwerkelijk wordt toegevoegd aan het eigen vermogen kan dit ook worden beschouwd als een “inflatievergoeding” om “de waarde” van het eigen vermogen (koopkracht) in stand gehouden.
Deze systematiek creëert een fictieve rentelast en leidt tot het (onnodig) opblazen van de programmalasten en gaat daarmee ten koste van de eenvoud en transparantie. Om die reden doet de commissie BBV daarom de aanbeveling om geen rente over het eigen vermogen te berekenen. Deze aanbeveling is in dit treasurystatuut overgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-545236.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.