Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020

Besluit van de raad van de gemeente Renkum tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020.

 

de raad van de gemeente Renkum;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2023;

 

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

besluit vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020.

 

 

Artikel I

De algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

a. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

b. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

c. bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Renkum daaronder wordt verstaan;

d. bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

e. college: het college van burgemeester en wethouders;

f. gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

g. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

h. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

i. openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

j. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

k. parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

l. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

m. voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen

n. weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet.

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

a. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

b. beperkingengebiedactiviteit : hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

c. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

d. bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

e. bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

f. college: het college van burgemeester en wethouders;

g. gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

i. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

j. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

k. openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

l. parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

m. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

n. voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

o. weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 4:11.

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

 

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

 

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

a. ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c. de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

e. de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

a. ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c. de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d.van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

e. de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:9 Lex silencio positivo niet van toepassing

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

Artikel 2:25 Vergunning evenementen;

Artikel 2:39 Exploitatievergunning speelgelegenheid;

Artikel 3:4 Vergunning seksinrichting.

 

Artikel 1:9 Lex silencio positivo niet van toepassing

(vervallen)

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoel in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

2. De kennisgeving bevat:

a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

b. het doel van de betoging;

c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

 

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoel in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

2. De kennisgeving bevat:

a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

b. het doel van de betoging;

c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

 

Artikel 2:4 Betaald voetbal

(vervallen)

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

 

 

Artikel 2:5 Indienen aanvraag

(vervallen)

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

b. niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang van 1,50 m wordt gelaten op voetpaden en van 3,50 m op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg.

4. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

5. De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28;

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

d. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

7. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement Gelderland.

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

b. niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,50 strekkende meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,50 strekkende meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg.

4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5. Het verbod is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28;

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

d. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

 

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Provinciale wegenverordening Gelderland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Renkum.

 

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

 

 

 

 

 

2. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

3. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

a. een uitweg te maken naar de weg;

b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. Onder uitweg als bedoeld in dit artikel wordt verstaan: een in-/uitritconstructie om een perceel ten behoeve van een woonhuis, een bedrijf, landbouwgrond dan wel een privé parkeerplaats voor particulieren en/of bedrijven te ontsluiten.

3. In afwijking van artikel 1:8 wordt de vergunning als bedoeld in het eerste lid slechts geweigerd:

a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

b. indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c. indien door de uitweg het openbaar groen of het uiterlijk aanzien van de omgeving op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of;

d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

4. Een vergunning moet worden geweigerd indien als gevolg van de aanleg van de uitweg voor wat betreft het gebruik van de aan de uitweg grenzende gronden strijdigheid met het geldende bestemmingsplan optreedt.

5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Provinciale wegenverordening Gelderland.

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

a. een uitweg te maken naar de weg;

b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; of

c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. Onder uitweg als bedoeld in dit artikel wordt verstaan: een in-/uitritconstructie om een perceel ten behoeve van een woonhuis, een bedrijf, landbouwgrond dan wel een privé parkeerplaats voor particulieren en/of bedrijven te ontsluiten.

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

b. alsde uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c. alsdoor de uitweg het openbaar groen of het uiterlijk aanzien van de omgeving op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d. als er sprake is van een uitweg van een

perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

 

4. Een vergunning moet worden geweigerd indien als gevolg van de aanleg van de uitweg voor wat betreft het gebruik van de aan de uitweg grenzende gronden strijdigheid met het omgevingsplan optreedt.

5. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening .

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

 

 

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

(vervallen)

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

1. Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan

a. te roken gedurende een door het college aangewezen periode.

b. voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

2. De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

3. De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

1. Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

a. te roken gedurende een door het college aangewezen periode;

b. voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

3. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 

1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 

1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

 

 

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

(vervallen)

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:24 B egripsbepaling

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoop- en theatervoorstellingen, niet zijnde voorstellingen die in de open lucht plaatsvinden;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39 van deze verordening;

g. sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;

d. een feest, muziekvoorstelling, toertocht of wedstrijd op of aan de weg;

e. een straatfeest of buurtbarbecue;

f. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s;

g. een snuffelmarkt.

3. In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement dat niet of slechts in zeer ondergeschikte mate een commerciële doelstelling heeft, waarbij:

a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 300 personen, en;

b. de activiteiten plaatsvinden binnen de volgende tijden op

I. maandag tot en met donderdag tussen 07.00 en 23.00 uur;

II. vrijdag en zaterdag tussen 09.00 en 24.00 uur;

III. op een zondag tussen 13.00 en 23.00, en;

c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 75 dB(A) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden, en;

d. de activiteiten niet plaatsvinden op een weg van de hoofdwegenstructuur volgens bijgevoegde kaart, dan wel op een (brom)fietspad of parkeerplaats, en;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object.

4. Onder snuffelmarkt wordt verstaan een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.

 

Artikel 2:24 Definities

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoop- en theatervoorstellingen, niet zijnde voorstellingen die in de open lucht plaatsvinden;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39 van deze verordening;

g. sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;

d. een feest, muziekvoorstelling, toertocht of wedstrijd op of aan de weg;

e. een straatfeest of buurtbarbecue;

f. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s;

g. een snuffelmarkt.

3. In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement dat niet of slechts in zeer ondergeschikte mate een commerciële doelstelling heeft, waarbij:

a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 300 personen, en;

b. de activiteiten plaatsvinden binnen de volgende tijden op

I. maandag tot en met donderdag tussen 07.00 en 23.00 uur;

II. vrijdag en zaterdag tussen 09.00 en 24.00 uur;

III. op een zondag tussen 13.00 en 23.00, en;

c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 75 dB(A) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden, en;

d. de activiteiten niet plaatsvinden op een weg van de hoofdwegenstructuur volgens bijgevoegde kaart, dan wel op een (brom)fietspad of parkeerplaats, en;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object.

4. Onder snuffelmarkt wordt verstaan een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:25 Evenement

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

3. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement als de organisator tenminste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

4. De burgemeester kan binnen 7 dagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

3. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement als de organisator tenminste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

4. De burgemeester kan binnen 7 dagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

5. Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

6. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

 

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

(vervallen)

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:28 Terrassen

1. Het is verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning indien:

a. de exploitatie van het terras in strijd is met een ter plaatse geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

b. de aanvrager niet voldoet aan de in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank-en Horecawet 1999 gestelde eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden, of;

c. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning vermelde in overeenstemming zal zijn.

3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

a. als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een terras bij de openbare inrichting.

4. Bij de toepassing van de in het derde lid, sub c, genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door het terras.

5. Terrassen zijn gesloten uiterlijk om 23.00 uur.

 

Artikel 2:28 Terrassen

1. Het is verboden een terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning indien:

a. de exploitatie van het terras in strijd is met het omgevingsplan.

b. de aanvrager niet voldoet aan de in het Alcoholbesluit gestelde eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden, of;

redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning vermelde in overeenstemming zal zijn.

 

 

 

3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

a. als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een terras bij de openbare inrichting.

4. Bij de toepassing van de in het derde lid, sub c, genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door het terras.

6. Terrassen zijn gesloten uiterlijk om 23.00 uur.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn gesloten:

-van zondag op maandag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van maandag op dinsdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van dinsdag op woensdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van woensdag op donderdag tussen 01.00 en 07.00 uur;

-van donderdag op vrijdag tussen 01.00 en 07.00 uur;

-van vrijdag op zaterdag tussen 02.00 en 07.00 uur;

-van zaterdag op zondag tussen 02.00 en 07.00 uur

 

(sluitingstijd).

 

2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

3. De burgemeester kan incidenteel ontheffing verlenen van de sluitingstijd voor een afzonderlijke openbare inrichting en/of een daartoe behorend terras.

4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn gesloten:

-van zondag op maandag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van maandag op dinsdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van dinsdag op woensdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur;

-van woensdag op donderdag tussen 01.00 en 07.00 uur;

-van donderdag op vrijdag tussen 01.00 en 07.00 uur;

-van vrijdag op zaterdag tussen 02.00 en 07.00 uur;

-van zaterdag op zondag tussen 02.00 en 07.00 uur.

 

 

 

2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

3. De burgemeester kan incidenteel ontheffing verlenen van de sluitingstijd voor een afzonderlijke openbare inrichting en/of een daartoe behorend terras.

4. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:34 Regulering paracommerciële rechtspersonen

1. In dit artikel wordt verstaan onder een paracommerciële rechtspersoon: een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet.

2. Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden sterke drank te verstrekken.

3. Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die uitgeoefend wordt in verband met de statutaire doelen van de paracommerciële rechtspersoon, met een maximum eindtijd van 24.00 uur.

4. Een paracommerciële rechtspersoon mag geen alcoholhoudende drank verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

5. In afwijking van het vierde lid mag er hoogstens zes keer per jaar door dorpshuizen en andere paracommerciële rechtspersonen die zich hoofdzakelijk richten op het organiseren van activiteiten waarbij sociale interactie een voorname rol speelt, alcoholhoudende drank verstrekt worden tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en/of bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van die rechtspersoon betrokken zijn.

6. Uiterlijk 14 dagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het vijfde lid wordt hiervan melding gedaan bij de burgemeester.

7. Op verzoek kan de burgemeester ontheffing verlenen van de in het derde lid genoemde eindtijd.

 

Artikel 2:34 Regulering paracommerciële rechtspersonen

1. In dit artikel wordt verstaan onder een paracommerciële rechtspersoon: een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet.

 

2. Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden sterke drank te verstrekken.

3. Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die uitgeoefend wordt in verband met de statutaire doelen van de paracommerciële rechtspersoon, met een maximum eindtijd van 24.00 uur.

4. Een paracommerciële rechtspersoon mag geen alcoholhoudende drank verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

5. In afwijking van het vierde lid mag er hoogstens zes keer per jaar door dorpshuizen en andere paracommerciële rechtspersonen die zich hoofdzakelijk richten op het organiseren van activiteiten waarbij sociale interactie een voorname rol speelt, alcoholhoudende drank verstrekt worden tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en/of bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van die rechtspersoon betrokken zijn.

6. Uiterlijk 14 dagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het vijfde lid wordt hiervan melding gedaan bij de burgemeester.

7. Op verzoek kan de burgemeester ontheffing verlenen van de in het derde lid genoemde eindtijd.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:39 Speelgelegenheden 

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de Kansspelen.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, weigert de burgemeester de vergunning als

a. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

4. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het tweede lid weigeren dan wel intrekken in het geval en onder voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

Artikel 2:39 Speelgelegenheden 

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

a. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

 

4. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren dan wel intrekken in het geval en onder voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

5. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet;

c. situaties waarin artikel 45 van de Drank- en Horecawet voorziet.

 

 

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

c. situaties waarin artikel 45 van de Alcoholwet voorziet.

 

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

a. de persoonsgegevens van de exploitant;

b. de persoonsgegevens van de beheerder;

c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

d. het aantal werkzame prostituees;

e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:100;

f. de plattegrond van de inrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

g. een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

h. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting; en

i. een verklaring van de GGD, waaruit blijkt dat de inrichting voldoet aan de door de GGD te stellen eisen in het kader van de hygiëne en volksgezondheid, c.q. welke aanpassingen moeten worden gepleegd om de inrichting aan de eisen te laten voldoen.

 

 

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

a. de persoonsgegevens van de exploitant;

b. de persoonsgegevens van de beheerder;

c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

d. het aantal werkzame prostituees;

e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:100;

f. de plattegrond van de inrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

g. een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

h. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting; en

i. een verklaring van de GGD, waaruit blijkt dat de inrichting voldoet aan de door de GGD te stellen eisen in het kader van de hygiëne en volksgezondheid, c.q. welke aanpassingen moeten worden gepleegd om de inrichting aan de eisen te laten voldoen.

3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 3:5 Definitie

1. De exploitant en de beheerder:

a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

 

Artikel 3:5 Definitie

1. De exploitant en de beheerder:

a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 3: 13 Weigeringsgronden

1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

c. de veiligheid van personen of goederen;

d. de verkeersvrijheid of -veiligheid;

e. de gezondheid of zedelijkheid;

f. de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

3. De burgemeester kan de vergunning weigeren dan wel intrekken in het geval en onder voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

Artikel 3: 13 Weigeringsgronden

1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan;

 

c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

c. de veiligheid van personen of goederen;

d. de verkeersvrijheid of -veiligheid;

e. de gezondheid of zedelijkheid;

e. de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

3. De burgemeester kan de vergunning weigeren dan wel intrekken in het geval en onder voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

 

 

 

 

 

a. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

b. gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

c. gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer

d. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

e. incidentele festiviteit: festiviteit als bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, onder b van het Besluit;

f. inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4.2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op de inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer

 

 

 

g. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

 

Artikel 4:1 Definities 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

b. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

c. gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

d. gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

e. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

f. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

g. inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek 

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder;

 

 

 

 

d. bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

2. Tabel

3. Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en of artikel 4:3.

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek 

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

d. bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

2. Tabel

 

3. Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

 

5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening Gelderland.

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 

1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

 

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer .

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

2. Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:17 Definitie 

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Artikel 4:17 Definitie 

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.

2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

a. natuur en landschap;

b. een stadsgezicht.

 

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

a. natuur en landschap; of

b. een stadsgezicht.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken 

1. Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

2. Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken 

1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e .a.

 

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg;

b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing in situaties waarin wordt voorzien door de Provinciale caravan- en tentenverordening, het Provinciaal wegenreglement of de provinciale landschapsverordening.

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen 

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg;

b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Het college weigert de vergunning als sprake is van strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als

a. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

 

b. een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Het college weigert de vergunning als sprake is van strijd met het omgevingsplan.

 

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

a. de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

b. een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 

1. Artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

 

 

 

 

2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 

1. Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen 

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Vaarwegenverordening Gelderland of de Provinciale landschapsverordening Gelderland.

 

 

 

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

 

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen 

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;

beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteitenmet betrekking tot een waterstaatswerkwaarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordeningof op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

 

Bestaande tekst

 

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

 

 

 

2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

 

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel II

Deze verordening tot wijziging van de algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020 treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 29 november 2023.

De raadsgriffier,

Dr. J. (Juul) Cornips

De voorzitter,

A.M.J. (Agnes) Schaap

Naar boven