Wijziging Verordening domein sociaal gemeente Raalte (3e wijziging)

De raad van de gemeente Raalte,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2023

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Verordening domein sociaal gemeente Raalte (3e)

Artikel I  

De Verordening domein sociaal gemeente Raalte wordt gewijzigd als volgt:

 

A. 1.1 wijzigt als volgt: de ‘Wet inburgering 2021’ wordt toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

1.1 Waarom deze regels?

[..]

 

Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

[..]

1.1 Waarom deze regels

[..]

 

Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Wet inburgering 2021;

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

[..]

 

B. 1.5 wijzigt als volgt: de zinsnede ‘of die/hen/hun’ wordt toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Vanwege de leesbaarheid wordt in deze verordening steeds ‘hij’ en ‘zijn’ gebruikt. Waar ‘hij’ en ‘zijn’ staat, kan ook ‘zij’ en ‘haar’ worden gelezen.

[...]

Vanwege de leesbaarheid wordt in deze verordening steeds ‘hij’ en ‘zijn’ gebruikt. Waar ‘hij’ en ‘zijn’ staat, kan ook ‘zij’ en ‘haar’ of ‘die/hen/hun’ worden gelezen.

[..]

 

C. Hoofdstuk 14 wijzigt als volgt. Het begrip ‘vervoersvoorziening’ wijzigt en de volgende begrippen worden op alfabetische volgorde nieuw ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

 

Jobcoaching : hulp door een erkende deskundige aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en aan hun werkgevers, om hen te ondersteunen bij het vinden en behouden van werk.

-

Overige voorzieningen: andere hulpmiddelen zoals vermeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de Participatiewet.

-

Persoonlijke hulp bij werk: hulp zoals beschreven in artikel 10, eerste en derde lid, van de Participatiewet, en begeleiding op de werkplek volgens artikel 10da van de Participatiewet.

Vervoersvoorziening : de hulp van de gemeente die ouders kunnen krijgen bij het vervoer van hun kind naar school. Het kan gaan om een vergoeding voor het gebruik van de fiets, een vergoeding voor het openbaar vervoer, aangepast vervoer dat wordt geregeld door de gemeente of een vergoeding als de ouders het kind zelf vervoeren (eigen vervoer).

Vervoersvoorziening: gaat het om leerlingenvervoer? Dan betreft het de hulp van de gemeente die ouders kunnen krijgen bij het vervoer van hun kind naar school. Het kan gaan om een vergoeding voor het gebruik van de fiets, een vergoeding voor het openbaar vervoer, aangepast vervoer dat wordt geregeld door de gemeente of een vergoeding als de ouders het kind zelf vervoeren (eigen vervoer).

Gaat het om een vervoersvoorziening Werk? Dan betreft het de hulp van de gemeente die een inwoner kan krijgen bij het vervoer van huis naar werk als de inwoner door een beperking niet zelfstandig kan reizen of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

-

Voorziening bij werk: een voorziening die de gemeente noodzakelijk vindt en gericht is op arbeidsinschakeling, inclusief persoonlijke ondersteuning bij het uitvoeren van taken.

-

Werkgever: iemand die op basis van een arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft om een werknemer gedurende een afgesproken periode in zijn organisatie te laten werken.

-

Werknemer: een persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst werk verricht bij de werkgever, inclusief een persoon zoals bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet, met wie de werkgever een dienstverband heeft of van plan is aan te gaan.

 

D. 3.4.2 wijzigt als volgt, aan lid 1 wordt een zin toegevoegd en ná lid 2 wordt een nieuw lid 3 toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.2 Sociale activering

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die een kleine kans heeft op werk zinvolle activiteiten aanbieden die de inwoner dichter bij werk brengen. Dit heet sociale activering. Vrijwilligerswerk is hier een voorbeeld van.

  • 2.

    Het doel van sociale activering is om inwoners te helpen weer grip op hun leven te krijgen, sociale contacten op te bouwen en/of moeilijkheden op weg naar werk te overwinnen. Hierdoor wordt de kans op betaald werk uiteindelijk vergroot.

3.4.2 Sociale activering

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die een kleine kans heeft op werk, zinvolle activiteiten aanbieden die de inwoner dichter bij werk brengen. Dit heet sociale activering. Vrijwilligerswerk is hier een voorbeeld van. Hoelang dit duurt hangt af van de mogelijkheden en vaardigheden van de inwoner.

  • 2.

    Het doel van sociale activering is om inwoners te helpen weer grip op hun leven te krijgen, sociale contacten op te bouwen en/of moeilijkheden op weg naar werk te overwinnen. Hierdoor wordt de kans op betaald werk uiteindelijk vergroot.

  • 3.

    Het werk mag niet leiden tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en mag ook geen oneerlijke concurrentie met andere organisaties veroorzaken.

 

E. 3.4.4 vervalt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.4 Ontwikkeltraject

(PW, IOAW, IOAZ)

 

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner een ontwikkeltraject aanbieden.

  • 2.

    Het doel van een ontwikkeltraject is om de inwoner op een werkplek werkervaring op te laten doen in combinatie met een intensief begeleidingstraject.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst worden afspraken gemaakt over de ontwikkelmogelijkheden en de intensieve begeleiding.

  • 4.

    Het ontwikkeltraject duurt maximaal zes maanden en kan eenmalig met zes maanden worden verlengd.

  • 5.

    De inwoner kan tijdens het ontwikkeltraject een premie ontvangen. De gemeente heeft in beleidsregels vastgelegd wat de hoogte hiervan is en welke voorwaarden er gelden.

  • 6.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

 

-

 

 

F. 3.4.5 wijzigt als volgt: lid 1, 3, 4 en 5 wijzigen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.5 Participatieplaats

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud die een kleine kans heeft op werk en voorlopig niet aan het werk kan, een participatieplaats aanbieden. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn.

[..]

  • 3.

    De participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de gemeente, de werkgever en de inwoner. De participatieplaats duurt maximaal twee jaar.

  • 4.

    De inwoner kan na iedere zes maanden een premie van € 100,- ontvangen. Een voorwaarde voor de premie is dat de inwoner voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op werk. De gemeente beoordeelt dit.

  • 5.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

3.4.5 Participatieplaats

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    Als een inwoner een bijstandsuitkering voor levensonderhoud heeft, maar een kleine kans heeft op werk en voorlopig niet aan het werk kan, kan de gemeente hem een participatieplaats aanbieden. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn.

[…]

  • 3.

    De gemeente, de werkgever en de inwoner leggen de participatieplaats vast in een schriftelijke overeenkomst. De participatieplaats duurt maximaal 2 jaar.

  • 4.

    De inwoner kan na iedere periode van 6 maanden een premie van € 100,- ontvangen. Een voorwaarde voor de premie is dat de inwoner voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op werk. De gemeente beoordeelt dit.

  • 5.

    Het werk mag niet leiden tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en het werk mag ook geen oneerlijke concurrentie met andere organisaties veroorzaken.

 

G. 3.4.6 wijzigt als volgt, lid 1 wijzigt, lid 4 en lid 6 komen te vervallen en lid 5 wordt vernummerd tot lid 4:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.6 Beschut werk

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner een beschutte werkplek aan, als het UWV heeft vastgesteld dat deze inwoner alleen kan werken als het werk en de werkplek zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inwoner. Daarbij gelden de voorwaarden die in de Participatiewet zijn genoemd.

[…]

  • 4.

    De inwoner die geen beschutte werkplek kan krijgen omdat de gemeente het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken voor dat jaar al heeft bereikt, komt op een wachtlijst. Deze inwoner krijgt in het volgende kalenderjaar met voorrang een beschutte werkplek. Zolang er in dat volgende jaar nog geen geschikte werkplek voor de inwoner beschikbaar is, is het mogelijk dat een andere persoon voorgaat.

  • 5.

    De gemeente biedt de volgende voorzieningen aan, zodat een inwoner beschut kan werken:

    • a.

      aanpassing van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in het werktempo, de arbeidsduur of de werkbegeleiding.

  • 6.

    De gemeente biedt inwoners die in aanmerking komen voor beschut werk voorzieningen aan tot het moment dat de inwoner kan beginnen op de beschutte werkplek. Het gaat om de volgende voorzieningen:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding;

    • b.

      vrijwilligerswerk; of

    • c.

      andere vormen van maatschappelijke participatie of werk.

3.4.6 Beschut werk

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    Als het UWV heeft vastgesteld dat een inwoner alleen kan werken als het werk en de werkplek zijn aangepast aan zijn mogelijkheden, biedt de gemeente een beschutte werkplek aan. Hierbij gelden de voorwaarden uit de Participatiewet.

[..]

  • 4.

    De gemeente biedt de volgende voorzieningen aan, zodat een inwoner beschut kan werken:

    • a.

      aanpassing van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in het werktempo, de arbeidsduur of de werkbegeleiding.

 

H. 3.4.7 wijzigt als volgt: lid 1 tot en met 4 worden aangepast.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.7 Indienstnemingssubsidie

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een werkgever die een inwoner in dienst neemt een indienstnemingssubsidie geven.

  • 2.

    Het doel van deze subsidie is om werkgevers te stimuleren inwoners met een kleine kans op werk in dienst te nemen en werkgevers een vergoeding te geven voor productieverlies.

  • 31.

    De subsidie is maximaal 50% van de loonkosten (exclusief werkgeverslasten) voor de duur van de arbeidsovereenkomst, maar voor maximaal twaalf maanden. De subsidie wordt gedurende het jaar afgebouwd.

  • 4.

    Voor de indienstnemingssubsidie gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      De werkgever moet de subsidie aanvragen voor de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst;

    • b.

      De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt minimaal zes maanden;

    • c.

      Het werk leidt niet tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en leidt ook niet tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties, en

    • d.

      Tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst heeft de inwoner voldoende inkomen, waardoor hij geen gemeentelijke uitkering nodig heeft.

3.4.7 Loonkostensubsidie buiten de wettelijke doelgroep

(PW, IOAW, IOAZ)

 

 

  • 1.

    Als de gemeente het noodzakelijk vindt, kan de gemeente een loonkostensubsidie verstrekken aan inwoners die buiten de wettelijke doelgroep vallen en geen recht hebben op loonkostensubsidie (artikel10c en 10d Participatiewet).

  • 2.

    De loonkostensubsidie is maximaal 50% van de loonkosten voor maximaal 12 maanden en kan verlengd worden tot maximaal 24 maanden.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt alleen gegeven als dit geen oneerlijke concurrentie veroorzaakt en er geen medewerkers verdrongen worden op de arbeidsmarkt.

  • 4.

    De loonkostensubsidie wordt niet gegeven als de werkgever al gebruikmaakt van een andere regeling voor financiële hulp bij het aannemen van de werknemer, of als het aannemelijk is dat de inwoner ook zonder loonkostensubsidie voor dat werk kan worden aangenomen.

 

I. 3.4.10 wijzigt als volgt: lid 1, 2, 3, 4, 6 en 7 worden aangepast en ná lid 7 worden een nieuw lid 8 en 9 ingevoegd.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.10 Proefplaatsing

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner bij wijze van proef tijdelijk en metbehoud van uitkering laten werken bij een werkgever.

  • 2.

    Het doel van de proefplaatsing is om te beoordelen of de inwoner geschikt is voor het werk en om de werkgever te helpen een beeld te krijgen van de geschiktheid van de inwoner.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen de inwoner, werkgever en inwoner wordt in ieder geval afgesproken wat het doel van de proefplaatsing is, hoelang de proefplaatsing duurt, wat de werkzaamheden en werktijden zijn en hoe de begeleiding plaatsvindt.

  • 4.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als deze leidt tot een dienstverband van minimaal zes maanden, als de inwoner geschikt blijkt te zijn voor het werk.

  • 5.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever de werkzoekende goed begeleidt tijdens de proefplaatsing. Als de proefplaatsing niet wordt omgezet in een dienstverband, moet de werkgever uitleggen wat hij heeft gedaan om de werknemer te begeleiden.

  • 6.

    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden.

  • 7.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

3.4.10 Proefplaatsing

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner voor een proefperiode tijdelijk laten werken bij een werkgever, terwijl de inwoner zijn uitkering behoudt.

  • 2.

    Het doel van de proefplaatsing is om te zien of de inwoner geschikt is voor het werk en om de werkgever te helpen een indruk te krijgen van de geschiktheid van de inwoner. Tijdens deze proefperiode blijft de inwoner zijn uitkering ontvangen.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen de inwoner, werkgever en de gemeente wordt in ieder geval afgesproken wat het doel van de proefplaatsing is, hoelang de proefplaatsing duurt, wat de werkzaamheden en werktijden zijn en hoe de begeleiding plaatsvindt.

  • 4.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als deze leidt tot een dienstverband van minimaal 6 maanden, als de inwoner geschikt blijkt te zijn voor het werk.

  • 5.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever de werkzoekende goed begeleidt tijdens de proefplaatsing. Als de proefplaatsing niet wordt omgezet in een dienstverband, moet de werkgever uitleggen wat hij heeft gedaan om de werknemer te begeleiden.

  • 6.

    De proefplaatsing duurt maximaal 2 maanden. De proefplaatsing kan eenmalig met maximaal 4 maanden worden verlengd als dit noodzakelijk is voor de werkgever om een goed beeld van de geschiktheid van de inwoner te krijgen.

  • 7.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en dat er geen oneerlijke concurrentie ontstaat met andere organisaties.

  • 8.

    De gemeente weigert de toestemming voor de proefplaatsing als kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing voor het werk kan worden aangenomen.

  • 9.

    Als het werk tijdens de proefplaatsing wordt onderbroken vanwege ziekte, wordt deze periode niet meegerekend in de maximale proefperiode.

 

J. 3.4.11 wijzigt als volgt: lid 1 en 2 wijzigen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.11 Hulp bij een leer-werktraject

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die een leer-werktraject nodig heeft om de stap richting werk te zetten, hulp aanbieden die nodig isvoor het volgen van een leer-werktraject. Het moet gaan om inwoners van:

    • a.

      16 of 17 jaar van wie de leerplicht of kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

    • b.

      18 tot 27 jaar die geen havo- of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben gehaald.

  • 2.

    Er wordt alleen extra ondersteuning ingezet als de ondersteuning die al door school of door de werkgever wordt geboden, onvoldoende is.

3.4.11 Hulp bij een leer-werktraject

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die een leer-werktraject nodig heeft, helpen om de stap richting werk te zetten (artikel 10f van de PW). Deze hulp is bedoeld voor:

    • a.

      jongeren van 16 of 17 jaar ouddie nog onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallenvolgens de Leerplichtwet 1969; of

    • b.

      jongeren van 18 tot 27 jaar oud die geen havo- of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben gehaald.

  • 2.

    Extra hulp wordt alleen geboden wanneer de hulp die de school of werkgever al biedt niet voldoende is.

 

K. 3.4.12 wijzigt als volgt: Het opschrift en lid 3 wijzigen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

3.4.12 Persoonlijke hulp

(PW, IOAW, IOAZ)

[..]

  • 3.

    De gemeente kent drie vormen van persoonlijke hulp. Dit zijn:

    • a.

      Jobcoaching /begeleiding: deze hulp is intensief en voor een langere periode.

    • b.

      Trajectbegeleiding: deze hulp is intensief, maar wel tijdelijk.

    • c.

      Overige hulp: deze hulp is minder intensief en tijdelijk.

      De gemeente legt in beleidsregels vast in welke situaties welke vorm van hulp wordt ingezet.

3.4.12 Persoonlijke hulp bij werk

(PW, IOAW, IOAZ)

[..]

  • 3.

    Persoonlijke hulp bij werk als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt overeenkomstig de bepalingen van 3.4A

 

L. Na artikel 3.4.15 wordt een nieuw artikel toegevoegd, 3.4.16:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

 

3.4.16 Uitstroompremie

(PW, IOAW, IOAZ)

 

 

  • 1.

    De gemeente kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een inwoner die langdurig werkloos is en duurzaam uitstroomt naar werk dat algemeen geaccepteerd is. Hierdoor heeft de inwoner geen recht meer op een uitkering van de gemeente.

  • 2.

    Langdurig werkloos betekent dat iemand gedurende 12 maanden of langer afhankelijk is geweest van een uitkering van de gemeente.

  • 3.

    De gemeente beschouwt de uitstroom als duurzaam wanneer de inwoner minimaal 6 maanden geen uitkering nodig heeft gehad.

  • 4.

    De hoogte van de uitstroompremie is als volgt:

    • a.

      € 500,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 600,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 750 voor een echtpaar.

  • 5.

    De premie kan worden aangevraagd vanaf de 7e maand na het begin van het nieuwe werk en moet binnen 18 maanden na het begin van het nieuwe werk zijn aangevraagd.

  • 6.

    Als de persoon binnen de termijn van lid 3 naar een andere gemeente verhuist, blijft de gemeente verantwoordelijk voor de betaling van de uitstroompremie

 

M. Na hoofdstuk 3.4 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, paragraaf 3.4A:

 

3.4A Bijzondere regels bij voorzieningen – werk

3.4A.1 Administratief proces loonkostensubsidie

 

3.4.17 Aanvraagproces loonkostensubsidie

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    De gemeente geeft uit zichzelf of op verzoek loonkostensubsidie aan werkgevers die van plan zijn een dienstverband aan te gaan met een inwoner die valt onder de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 10d Participatiewet). Als een aanvraag wordt gedaan, zijn de punten 2 tot en met 5 van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    Bij een beschikking op aanvraag stuurt de gemeente de beslissing naar de aanvrager (de werkgever of de persoon) en naar andere betrokkenen (werkgever of de persoon die niet de aanvraag heeft ingediend).

  • 3.

    Als het gaat om een inwoner die nog niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, wordt een aanvraag voor loonkostensubsidie ook gezien als een aanvraag om te bepalen of de persoon ervoor in aanmerking komt (artikel 10c, eerste lid, onder a van de Participatiewet).

  • 4.

    De gemeente bepaalt de loonwaarde binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij er in overleg met de werkgever gebruik wordt gemaakt van artikel 10d lid 5 Participatiewet.

  • 5.

    De gemeente neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het preferente proces loonkostensubsidie in acht.

 

3.4A.2 Procedure persoonlijke hulp bij werk en overige voorzieningen

 

3.4.18 Voorwaarden toekenning persoonlijke hulp bij werk en overige voorzieningen

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan persoonlijke hulp bij werk en andere voorzieningen bieden aan een inwoner met een arbeidsbeperking.

  • 2.

    Bij het bieden van persoonlijke hulp bij werk en overige voorzieningen gelden extra voorwaarden, namelijk:

    • a.

      De inwoner moet tot de doelgroep behoren en minimaal 18 jaar oud zijn, tenzij hij naar het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs is gegaan.

    • b.

      De inwoner kan niet werken zonder deze hulp.

    • c.

      De werkgever biedt een dienstverband aan van minimaal 6 maanden, met een werktijd van minimaal 12 uur per week of er is zicht op zo'n arbeidscontract.

    • d.

      Het is geen taak die onder de verantwoordelijkheid van de werkgever valt volgens de Arbowet.

    • e.

      Het betreft geen normaal hulpmiddel dat kan worden meegenomen of normaal is binnen een organisatie.

    • f.

      Er is volgens de gemeente geen sprake van een werkplekaanpassing die normaal gesproken van de werkgever kan worden verlangd; en

    • g.

      De kosten van de voorziening(en) zijn volgens de gemeente redelijk. Dit betekent dat de kosten in verhouding staan tot de maatschappelijke voordelen van uitstroom naar werk.

 

3.4.19 Aanvraagprocedure persoonlijke hulp bij werk en overige voorzieningen

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    Een aanvraag voor persoonlijke hulp bij werk en andere voorzieningen kan worden ingediend bij de gemeente door de inwoner zelf of door zijn werkgever. De gemeente kan hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar stellen.

  • 2.

    De gemeente bespreekt met de inwoner (en als het nodig is met de werkgever) welke hulp of voorziening(en) nodig is om aan het werk te kunnen gaan.

  • 3.

    De gemeente onderzoekt zo snel mogelijk, maar op zijn laatst binnen 4 weken na de aanvraag, de mogelijkheden en behoeften aan hulp van de inwoner.

  • 4.

    Als het nodig is voor de inwoner, onderzoekt de gemeente ook de mogelijkheden om samen te werken met andere organisaties, zoals op het gebied van gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen. Dit is om ervoor te zorgen dat er een goed afgestemde hulpverlening wordt geboden die gericht is op het kunnen gaan werken.

  • 5.

    Als het nodig is voor de beoordeling van de aanvraag, kan de gemeente advies vragen aan een deskundige.

  • 6.

    De gemeente maakt zo snel mogelijk na afronding van het onderzoek een verslag van de resultaten van het onderzoek.

  • 7.

    Op basis van het onderzoek neemt de gemeente een besluit en stuurt dit naar de inwoner en, als het van toepassing is, naar de werkgever.

 

3.4.20 Inhoud beschikking persoonlijke hulp bij werk en overige voorzieningen

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    De gemeente geeft in een beschikking voor persoonlijke hulp of een andere voorziening in ieder geval aan:

    • a.

      Welke persoonlijke hulp of andere voorziening wordt verstrekt.

    • b.

      Als er subsidie wordt verstrekt, wat het bedrag van de subsidie is.

    • c.

      Hoelang de hulp wordt gegeven en in welke hoeveelheid.

    • d.

      Op welke momenten de hulp of voorziening wordt gegeven.

    • e.

      Als de toekenning anders is dan wat is aangevraagd, wat de reden hiervan is.

    • f.

      Welke andere hulp of voorziening belangrijk is en hoe de inwoner hierbij kan worden geholpen.

  • 2.

    Als de gemeente een aanvraag voor persoonlijke hulp of een andere voorziening afwijst omdat er al een andere voorziening bestaat, wordt in de brief vermeld om welke voorziening het gaat.

 

3.4A.3 Bijzondere regels bij persoonlijke hulp bij werk

3.4.21 Persoonlijke hulp bij werk

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    De gemeente kan persoonlijke hulp bieden bij werk in de vorm van jobcoaching als dienst (in natura). Dit betekent dat er een jobcoach kan worden ingezet, die ofwel in dienst is van de gemeente, of werkzaam is bij een andere organisatie waar de gemeente de jobcoaching heeft ingekocht.

  • 2.

    De gemeente kan ook persoonlijke hulp bij werk aanbieden in de vorm van een subsidie (geldbedrag) aan werkgevers voor:

    • a.

      Jobcoaching door een jobcoach, die zowel binnen of buiten het bedrijf werkt; of

    • b.

      Werkbegeleiding door iemand die al in het bedrijf werkt.

  • 3.

    Deze persoonlijke hulp bij werk kan ook aangeboden worden bij een proefplaatsing, een leer- werktraject of om aan het werk te kunnen gaan in een betaalde baan.

 

3.4.22 Bijzondere regels toekenning persoonlijke hulp bij werk

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De aanvraag voor persoonlijke hulp bij werk moet worden ingediend binnen 8 weken nadat de inwoner is begonnen met werken. Dit hoeft niet als op dat moment de noodzaak voor deze hulp met een geldige reden nog niet bekend is.

  • 2.

    De gemeente neemt een besluit op basis van de persoonlijke situatie van de inwoner, waarbij gekeken wordt naar de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke hulp die nodig is.

 

3.4.23 Jobcoaching

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    Een jobcoach die persoonlijke hulp bij werk biedt, moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:

    • a.

      De jobcoach heeft minimaal Hbo werk- en denkniveau.

    • b.

      De jobcoach heeft een opleiding gevolgd voor jobcoaching.

    • c.

      De jobcoach is geregistreerd in het Register Loopbaancoach (voormalig Noloc Jobcoach) of het NVS-Beroepenregister voor jobcoaches en/of is werkzaam bij een organisatie met een Blik op werk of Oval Keurmerk, of heeft een jobcoach erkenning van het UWV.

    • d.

      De jobcoach heeft ervaring op het gebied van jobcoaching.

    • e.

      De jobcoach heeft kennis van de specifieke doelgroep met een arbeidsbeperking, (de ontwikkelingen op) de regionale arbeidsmarkt en de regionale sociale kaart.

    • f.

      De jobcoach zorgt ervoor dat zijn kennis en vaardigheden up-to-date blijven en investeert in na- en bijscholing.

  • 2.

    Er is een uitzondering op de gestelde voorwaarden in lid 1 voor situaties waarin een werknemer met een baan en bijbehorende jobcoach bij de gemeente komt, bijvoorbeeld door verhuizing of vanuit een stageplek vanuit het VSO/PRO onderwijs. De jobcoach moet binnen 1 jaar alsnog voldoen aan de eisen zoals gesteld in lid 1.

  • 3.

    De inzet van jobcoaching wordt bepaald op basis van de volgende begeleidingsregimes:

    • -

      Licht: het eerste jaar 6% van de overeengekomen werkuren, het tweede jaar 3%, en vanaf het derde jaar en daarna 3%.

    • -

      Midden: het eerste jaar 10% van de overeengekomen werkuren, het tweede jaar 5%, en vanaf het derde jaar en daarna 3%.

    • -

      Intensief: het eerste jaar 15% van de overeengekomen werkuren, het tweede jaar 7,5%, en vanaf het derde jaar en daarna 6%.

  • 4.

    De gemeente kan afwijken van de in lid 3 bedoelde maximale percentages als de ondersteuning in verhouding staat tot het doel dat wordt bereikt met de inwoner die een baan aanneemt.

  • 5.

    Als de gemeente zelf jobcoaches in dienst heeft of gecontracteerd heeft, biedt de gemeente deze als eerste aan.

  • 6.

    Voordat de gemeente de jobcoaching stopt, wordt onderzocht of dit mogelijk is. Als de werkgever en de inwoner het eens zijn met het stopzetten van de jobcoaching, hoeft er geen onderzoek te worden gedaan.

 

3.4.24 Jobcoaching als dienst (in natura)

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    De gemeente kan op eigen initiatief of op verzoek jobcoaching als dienst (in natura) aanbieden.

  • 2.

    Bij aanvragen voor jobcoaching als dienst en bij de voorbereiding van een besluit op de aanvraag gelden ook de regels zoals beschreven in de artikelen 3.4.18 tot en met 3.4.23.

 

3.4.25 Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    De gemeente kan op aanvraag een subsidiebedrag geven aan de werkgever voor het organiseren van jobcoaching.

  • 2.

    Het bedrag voor het organiseren van jobcoaching kan worden gegeven met gebruik van de artikelen 3.4.18 tot en met 3.4.23, als;

    • a.

      De jobcoaching bestaat uit een individueel trainings- of inwerkprogramma en een gestructureerde begeleiding van de persoon die tot de doelgroep behoort, met als doel hem te helpen bij het uitvoeren van zijn taken. Dit wordt vastgelegd in een coachingsplan.

    • b.

      De omvang en kwaliteit van de jobcoaching moet passend zijn.

    • c.

      De continuïteit van de jobcoaching wordt gegarandeerd.

    • d.

      De persoon voor wie de subsidie wordt aangevraagd, is hiervan op de hoogte en stemt schriftelijk in met het organiseren van jobcoaching door de werkgever.

  • 3.

    De gemeente kan voor jobcoaching een maximumbedrag per uur gebruiken, dat voldoende is om een jobcoach in te schakelen. De tarieven voor het betreffende jaar worden door het college bekendgemaakt.

  • 4.

    Met goedkeuring van zowel de werkgever als de inwoner voor wie de subsidie wordt verleend, kan de jobcoach ook:

    • a.

      Hulp bieden gericht op het vinden van werk; of

    • b.

      Samen met andere voorzieningen hulp bieden bij de overgang van werk naar werk en van werk naar onderwijs.

 

3.4.26 Werkbegeleiding in het bedrijf (interne werkbegeleiding)

(PW, IOAW, IOAZ)

 

  • 1.

    Als een inwoner uit de doelgroep extra begeleiding nodig heeft om goed te kunnen werken, kan de gemeente een subsidiebedrag geven aan de werkgever. Dit bedrag dekt de extra kosten die nodig zijn voor het organiseren van werkbegeleiding in het bedrijf.

  • 2.

    De gemeente kan op eigen initiatief of na aanvraag van de werkgever een training aanbieden om een of meer medewerkers te leren hoe ze werkbegeleiding kunnen bieden aan inwoners die behoren tot de doelgroep.

 

3.4A.4 Bijzondere voorwaarden bij andere voorzieningen

 

3.4.27 Vervoersvoorziening voor mensen met een beperking

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    Als iemand vanwege een beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen, kan de gemeente een vervoersvoorziening toekennen. Deze voorziening kan zowel in de vorm van een dienst (in natura) als een vergoeding in geld worden gegeven.

  • 2.

    De gemeente biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      De inwoner kan vanwege zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruikmaken van het openbaar vervoer.

    • b.

      Het vervoer is beperkt tot het reizen tussen huis en werkplek.

  • 3.

    Het bedrag hangt af van het aantal werkdagen en is gebaseerd op het in de markt gangbare tarief voor een taxi of ander vervoermiddel.

  • 4.

    Als de werkgever al een vergoeding voor het vervoer aan de werknemer betaalt, dan wordt dit bedrag afgetrokken van het bedrag voor de vervoersvoorziening.

 

3.4.28 Bijzondere voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

(PW, IOAW, IOAZ)

De gemeente kan inwoners met arbeidsvermogen die moeite hebben met zien, horen of bewegen een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen, zoals een doventolk of voorleeshulp.

 

3.4.29 Bijzondere voorwaarden meeneembare voorzieningen

(PW, IOAW, IOAZ)

  • 1.

    De gemeente kan een meeneembare voorziening toekennen als dit nodig is voor de inwoner om te kunnen werken.

  • 2.

    Er is geen vaste lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde ervan voor het werk aantoonbaar is.

  • 3.

    De meeneembare voorziening wordt normaal gesproken in bruikleen verstrekt. In bijzondere gevallen kan de gemeente besluiten de voorziening in eigendom te geven.

 

3.4.30 Bijzondere voorwaarden werkplekaanpassingen

(PW, IOAW, IOAZ)

De gemeente kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een inwoner als dit nodig is om zijn of haar werk te doen.

 

N. 6.4.2 wijzigt als volgt: lid 2 en 4 sub c worden aangepast:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

6.4.2 Hoogte van de vervoersvoorziening

(Llv)

 

[..]

2. De vergoeding voor het gebruik van de fiets wordt berekend op basis van een kilometervergoeding voor de fiets. De hoogte van deze vergoeding is € 0,09 per kilometer (schooljaar 2019-2020).

[..]

 

4.De vergoeding die ouders ontvangen als zij het kind zelf vervoeren (eigen vervoer), wordt als volgt berekend:

  • a.

    op basis van een kilometervergoeding voor de fiets als de gemeente vindt dat het kind kan fietsen naar school, maar toch toestemming aan de ouders heeft gegeven om het kind zelf te vervoeren.

  • b.

    op basis van de kosten van het openbaar vervoer als de gemeente vindt dat het kind met het openbaar vervoer naar school kan reizen, maar toch toestemming aan de ouders heeft gegeven om het kind zelf te vervoeren; of

  • c.

    op basis van een kilometervergoeding voor de auto in alle andere gevallen. De hoogte van deze vergoeding is € 0,37 per kilometer (schooljaar 2019-2020).

[..]

6.4.2 Hoogte van de vervoersvoorziening

(Llv)

 

[..]

2. De vergoeding voor het gebruik van de fiets wordt berekend op basis van een kilometervergoeding voor de fiets. De hoogte van deze vergoeding is € 0,10 per kilometer (schooljaar 2023-2024).

[..]

 

4. De vergoeding die ouders ontvangen als zij het kind zelf vervoeren (eigen vervoer), wordt als volgt berekend:

  • a.

    op basis van een kilometervergoeding voor de fiets als de gemeente vindt dat het kind kan fietsen naar school, maar toch toestemming aan de ouders heeft gegeven om het kind zelf te vervoeren.

  • b.

    op basis van de kosten van het openbaar vervoer als de gemeente vindt dat het kind met het openbaar vervoer naar school kan reizen, maar toch toestemming aan de ouders heeft gegeven om het kind zelf te vervoeren; of

  • c.

    op basis van een kilometervergoeding voor de auto in alle andere gevallen. De hoogte van deze vergoeding is € 0,42per kilometer (schooljaar 2023-2024).

[..]

 

O. 6.4.3 wijzigt als volgt: lid 1, 2 en 3 worden aangepast:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

6.4.3 Bijzondere regeling vervoer naar basisschool

(Llv)

 

1. Is het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar hoger dan € 27.000 (schooljaar 2019-2020)?

[..]

2.[..] De hoogte van de eigen bijdrage wordt per kind per schooljaar berekend en hangt af van het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar:

3. De gemeente past de bedragen van de inkomensgrenzen in het eerste en derde lid en de bedragen van de eigen bijdrage in het derde lid, jaarlijks aan (indexering). De gemeente volgt daarbij de wijzigingen die de VNG aan de gemeente doorgeeft. De gewijzigde bedragen gaan in vanaf het nieuwe schooljaar.

[..]

6.4.3 Bijzondere regeling vervoer naar basisschool

(Llv)

 

1. Is het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar hoger dan € 28.800 (schooljaar 2023-2024)?

[..]

2.[..] De hoogte van de eigen bijdrage wordt per kind per schooljaar berekend en hangt af van het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar:

3. De gemeente past de bedragen van de inkomensgrenzen in het eerste en tweede lid en de bedragen van de eigen bijdrage in het tweede lid, jaarlijks aan (indexering). De gemeente volgt daarbij de wijzigingen die de VNG aan de gemeente doorgeeft. De gewijzigde bedragen gaan in vanaf het nieuwe schooljaar.

[..]

 

P. Na 9.2.8 wordt een nieuw artikel 9.2.8A ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

 

9.2.8A Niet meewerken aan het financieel ontzorgen

(PW, Awb)

 

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die moet inburgeren op grond van de Wet inburgering 2021 en die niet (voldoende) meewerkt aan het meewerken aan financieel ontzorgen, zoals bedoeld in artikel 56a lid 2 van de Participatiewet. Financieel ontzorgen betekent dat zes maanden lang vaste lasten worden ingehouden op de uitkering. Meewerken betekent dat de inwoner de gemeente toestemming geeft om de betalingen van vaste lasten te doen uit de bijstandsuitkering. De verlaging duurt een maand en wordt vastgesteld op 5%.

  • 2.

    De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner als de inwoner binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd op grond van het eerste lid weer niet (voldoende) meewerkt aan het financieel ontzorgen, zoals bedoeld in artikel 56a lid 2 van de Participatiewet. De verlaging duurt een maand en wordt vastgesteld op 10%.

  • 3.

    De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner telkens als de inwoner binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd op grond van het tweede of dit lid weer niet (voldoende) meewerkt aan het financieel ontzorgen, zoals bedoeld in artikel 56a lid 2 van de Participatiewet. De verlaging duurt telkens een maand en wordt vastgesteld op 20%.

 

 

Q: Na 9.2.14 wordt een nieuw artikel 9.2.15 ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

 

9.2.15 Verrekenen boete Wet Inburgering 2021 met de uitkering

(Wet inburgering 2021, Awb)

 

  • 1.

    De gemeente kan de boete die op grond van de Wet Inburgering 2021 aan de inburgeringsplichtige wordt opgelegd, verrekenen met de uitkering.

  • 2.

    Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

 

R. 2.1 en 2.1.1 wijzigen als volgt: het opschrift van 2.1 wijzigt. 2.1.1 lid 1 wijzigt, lid 2 komt te vervallen en lid 3 en 4 worden vernummerd tot lid 2 en 3:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

2.1 Meldingbij de gemeente

2.1 Contact opnemen met de gemeente

2.1.1 Indienen hulpvraag

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

  • 1.

    Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner kan deze melding op de volgende manieren doen:

    • Schriftelijk;

    • Mondeling;

    • Telefonisch;

    • Digitaal, via een e-mail.

 

  • 2.

    Het is ook mogelijk dat iemand anders een melding namens de inwoner doet.

  • 3.

    Een melding voor een bijstandsuitkering voor levensonderhoud of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal worden gedaan bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) via Externe link: www.werk.nl.

  • 4.

    Een melding voor een IOAZ-uitkering en een melding voor een uitkering en/of bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) moeten bij het Regionaal bureau zelfstandigen (Rbz) Zwolle worden gedaan.

2.1.1 Stellen hulpvraag

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

  • 1.

    Inwoners die hulp nodig hebben kunnen contact opnemen met de gemeente. De inwoner kan contact opnemen op de volgende manieren:

    • Schriftelijk;

    • Mondeling;

    • Telefonisch;

    • Digitaal, via een e-mail.

  • 2.

    Een melding voor een bijstandsuitkering voor levensonderhoud of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal worden gedaan bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) via Externe link: www.werk.nl.

  • 3.

    Een melding voor een IOAZ-uitkering en een melding voor een uitkering en/of bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) moeten bij het Regionaal bureau zelfstandigen (Rbz) Zwolle worden gedaan.

 

S. 2.1.2 wijzigt als volgt: lid 1, 2 en 3 wijzigen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

2.1.2 Uitnodiging gesprek

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

  • 1.

    In het geval van Wmo- en jeugdhulp registreert en bevestigt de gemeente de ontvangst van de hulpvraag.

  • 2.

    Na de melding neemt de gemeente de hulpvraag van de inwoner in behandeling. De gemeente nodigt de inwoner uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging staat waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn (huisbezoek), als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag. Het gesprek kan ook telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is. Als de hulpvraag en de persoonlijke situatie van de inwoner voldoende bekend zijn bij de gemeente, kan de gemeente beslissen dat een gesprek niet nodig is.

  • 3.

    Als het gaat om een hulpvraag op het gebied van de Jeugdwet kan het Centrum voor Jeugd en Gezien (CJG) Raalte de hulpvraag in behandeling nemen. De gemeente werkt met het CJG samen.

[..]

2.1.2 Uitnodiging gesprek

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

  • 1.

    In het geval van Wmo- en jeugdhulp registreert en bevestigt de gemeente de ontvangst van de hulpvraag en neemt deze in behandeling.

  • 2.

    De gemeente nodigt de inwoner uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging staat waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn (huisbezoek), als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag. Het gesprek kan ook telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is. Als de hulpvraag en de persoonlijke situatie van de inwoner voldoende bekend zijn bij de gemeente, kan de gemeente beslissen dat een gesprek niet nodig is.

  • 3.

    Als het gaat om een hulpvraag op het gebied van de Jeugdwet kan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Raalte de hulpvraag in behandeling nemen. De gemeente werkt met het CJG samen.

[...]

 

T. 2.2.3 wijzigt als volgt: lid 3 wijzigt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

2.2.3 Verslag

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

[..]

3. Als het gaat om Wmo- of jeugdhulp, stuurt de medewerker het verslag naar de inwoner. De inwoner ondertekent het verslag en stuurt dit naar de gemeente. Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij dat daarop aangeven en het voor gezien ondertekenen. Als de inwoner hulp-op-maat van de gemeente wil ontvangen, kan hij dit aangeven op het ondertekende verslag. De gemeente ziet het verslag dan als een aanvraag. Als het gaat om Wmo-hulp,is het verslag twee maanden geldig. De feiten en omstandigheden mogen dan in de tussentijd niet veranderd zijn.

[..]

2.2.3 Verslag

(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Gemeentewet)

 

[..]

3. ls het gaat om Wmo-hulp, stuurt de medewerker het verslag naar de inwoner. De inwoner ondertekent het verslag en stuurt dit naar de gemeente. Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij dat daarop aangeven en het voor gezien ondertekenen. Als de inwoner hulp-op-maat van de gemeente wil ontvangen, kan hij dit aangeven op het ondertekende verslag. De gemeente ziet het verslag dan als een aanvraag. Het verslag is twee maanden geldig. De feiten en omstandigheden mogen dan in de tussentijd niet veranderd zijn.

[..]

 

U. 11.4 wijzigt als volgt: ‘Overijsselse Ombudsman’ wordt vervangen door ‘Nationale Ombudsman’:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

11.4 Overijsselse Ombudsman

(Awb, Gemeentewet)

 

Als de inwoner niet tevreden is over de afhandeling van de klacht door de gemeente, kan hij de klacht, met de reactie van de gemeente, voorleggen aan de Overijsselse Ombudsman.

11.4 Nationale ombudsman

(Awb, Gemeentewet)

 

Als de inwoner niet tevreden is over de afhandeling van de klacht door de gemeente, kan hij de klacht, met de reactie van de gemeente, voorleggen aan de Nationale ombudsman.

 

Artikel II Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    De onderdelen C tot en met M (Verordening breed offensief) treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 juli 2023.

 

Aldus besloten in de vergadering van 7 december 2023.

de griffier

Karin Zomer

de voorzitter

Arco Hofland

Naar boven