Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas 2024

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

 

Gelet op het raadsvoorstel 2023-

Zaaknummer: 1894/2023/2806071

 

Gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

 

Gehoord de beraadslagingen

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas 2024

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • 1.

    een afvalstoffenheffing;

  • 2.

    reinigingsrechten

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • 2.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

  • 3.

    klein chemisch afval (k.c.a.): de van particuliere huishoudens afkomstige chemische afvalstoffen;

  • 4.

    herbruikbare afvalstoffen: de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezen afvalstoffen (o.a. oud papier, karton, glas, textiel, oud ijzer/metalen en elektrische en elektronische apparatuur).

  • 5.

    grof huishoudelijk afval: bouw- en sloopafval (o.a. hout, dakleer, asbest, gips). Inclusief zakken restafval en exclusief matrassen.

  • 6.

    kofferbaktarief: tot 0,5 m3 én aanleveren in kofferbak van auto.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven voor het gebruikmaken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van:

    • a.

      degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel;

    • b.

      degene op wiens aanvraag afval wordt opgehaald;

    • c.

      degene die afvalstoffen achterlaat op één daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    Het aantal personen dat deel uitmaakt van een huishouden aan het begin van het belastingjaar of zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht, is bepalend voor de tariefstelling van een éénpersoonshuishouding of meerpersoonshuishouding.

  • 6.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.

Over de rechten is B.T.W. verschuldigd.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van de diensten of gemeentebezittingen gebruik maakt

Hoofdstuk 4 Nadere bepalingen

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De in hoofdstuk 2 van de tarieventabel opgenomen bedragen moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 21 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 17 Aanslaggrens

  • 1.

    Belastingbedragen als bedoeld in Hoofdstuk 1 Afvalstoffenheffing en Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend voor de in hoofdstuk 1 van de tarieventabel opgenomen onderdelen 1.1 en 1.2.1.

Artikel 19 Overgangsrecht

De Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas 2023 vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas 2024”

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 12 december 2023

De raad van de gemeente Peel en Maas,

de griffier,

drs. E.J.C. Apeldoorn-Feijts

de voorzitter,

W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening reinigingsheffingen Peel en Maas 2024

 

Deze bijlage omvat de in de verordening aangehaalde tarieventabel per 1-1-2024

 

Hoofdstuk 1 Afvalstoffenheffing

1.

Basisbedrag

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 190,00

1.2.

Toeslag

1.2.1

Indien het in onderdeel 1.1 bedoelde perceel, wordt gebruikt door meer dan één persoon, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag verhoogd met:

€ 50,00

1.2.2

Indien het in onderdeel 1.1 bedoelde perceel wordt voorzien van een extra gft-container, wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag per gft-container verhoogd met

€ 95,00

 

Hoofdstuk 2 Overige maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

2.

Het toegangstarief voor het milieupark Peel en Maas bedraagt:

2.1

Voor grof huishoudelijk afval en bouw- en sloopafval:

  • Één tas of zak

€ 2,50

  • Kofferbaktarief (tot 0,5 m3)

€ 7,50

  • Tot 1 m3

€ 15,00

  • Tot 2 m3

€ 30,00

  • Iedere m3 extra

€ 15,00

2.2

Voor puin:

  • Kofferbaktarief (tot 0,5 m3)

€ 5,00

  • Tot 1 m3

€ 10,00

  • Tot 2 m3

€ 20,00

  • Iedere m3 extra

€10,00

2.3

Voor banden met velg en overige banden, per stuk

€ 5,00

2.4

De belasting genoemd onder 2.1.t/m 2.3 wordt niet geheven voor het achterlaten van:

  • a.

    Klein chemisch afval

  • b.

    Per soort gescheiden herbruikbare afvalstoffen (textiel, alle soorten glas, elektra, oud papier, frituurvet, tl-lampen, oud ijzer, PMD, luiers, harde kunststoffen, piepschuim enz.).

  • c.

    Personenautobanden zonder velg (max. 4 stuks).

  • d.

    Tuinafval

  • e.

    Matrassen

2.5

Voor het op aanvraag aan huis ophalen van afval (geen bouw- en sloopafval) genoemd onder 2.1 en 2.3 t/m 2.4 bedraagt

2.6.1

het voorrijdtarief:

€ 30,00

2.6.2

vermeerderd met het tarief per m3 afval (maximaal 2 m3 per keer) of het tarief per stuk genoemd onder 2.1 en 2.3 t/m 2.4

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

3

Bedrijven en (niet commerciële) instellingen kunnen meeliften met het inzamelsysteem voor de huishoudens. Voorwaarde is dat de aard, samenstelling en hoeveelheid van de aangeboden afvalstoffen vergelijkbaar is met die van een huishouden.

De vermelde tarieven zijn exclusief B.T.W.

Het tarief bedraagt per perceel per belastingjaar voor:

3.1.1

verenigingen en niet commerciële Instellingen die meeliften met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

€ 190,00

3.1.2

de overige gebruikers (niet-natuurlijke personen) van een perceel die meeliften met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

€ 240,00

3.2.1

Het tarief als bedoeld in artikel 3.1.1 en 3.1.2 wordt voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van een gft-container van 140 liter, per container verhoogd met

€ 95,00

 

Behoort bij besluit van 12 december 2023

 

De griffier

Naar boven