Gemeenteblad van West Maas en Waal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
West Maas en Waal | Gemeenteblad 2023, 537936 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
West Maas en Waal | Gemeenteblad 2023, 537936 | beleidsregel |
Beleidsregels lokaal minimabeleid 2024
Vastgesteld bij collegebesluit van 12 december 2023, kenmerk Z.86834/ 271715
Burgemeester en wethouders van West Maas en Waal;
de algemene uitgangspunten, benoemd in hoofdstuk 3.1 van de notitie “Uitgangspunten lokaal minimabeleid 2024” zoals die al jaren van toepassing zijn, onverminderd van kracht blijven. Hiermee wordt de integraliteit naar de andere gemeentelijke speerpunten van beleid gewaarborgd. Het gaat daarbij om de volgende aspecten:
Gelet op de van toepassing zijnde artikelen in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de Gemeentewet;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Computer(s): Een computer is een machine of apparaat dat processen, berekeningen en bewerkingen uitvoert op basis van instructies van een software- of hardwareprogramma. Het is ontworpen om applicaties uit te voeren en biedt een verscheidenheid aan oplossingen door geïntegreerde hardware- en softwarecomponenten te combineren. Als computer worden o.a. aangemerkt een desktop, een laptop, een tablet of een 2-in-1 device;
Inkomen: het in aanmerking te nemen inkomen conform hoofdstuk 3 van de Participatiewet; of totaal van het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand. Niet tot het inkomen wordt gerekend de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet. De kostendelersnorm op grond van artikel 19a en 22a van de wet is van toepassing;
Ten laste komend kind: een kind tot 18 jaar dat ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen en waarvoor de ouder kinderbijslag ontvangt zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e van de wet, of het pleegkind jonger dan 18 jaar waarvoor een pleegvergoeding wordt ontvangen op grond van artikel 5.3, lid 1, van de Jeugdwet;
HOOFDSTUK 2. DOEL, UITSLUITINGSVOORWAARDEN EN VERGOEDBARE KOSTEN
Het doel van de beleidsregels lokaal minimabeleid 2024 is, door het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor sociale, culturele, sportieve, educatieve activiteiten of noodzakelijke behoeften, voorkomen of doorbreken dat inwoners van de gemeente West Maas en Waal met een laag inkomen in een sociaal-maatschappelijk isolement raken als gevolg van het om financiële redenen niet kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
HOOFDSTUK 3. PARTICIPATIE 0 TOT 18 JARIGEN
Artikel 5 Onderdelen participatie 0 tot 18 jarigen
maatschappelijke participatie jeugd: onder kosten voor maatschappelijke participatie worden in ieder geval geacht inbegrepen te zijn kosten gerelateerd aan school (bijv. oudervereniging, kosten van deelname aan (buiten)schoolse activiteiten), noodzakelijke behoeften zoals kleding en vervoerskosten (ook voor deelname aan activiteiten), een fiets (of onderhoud daarvan), vakantie- en kinderactiviteiten door het jaar heen, lidmaatschap van een vereniging die zich richt op sociale, culturele of educatieve activiteiten (zoals muziek- of, toneelvereniging en de kosten van benodigdheden/attributen die daarmee verband houden) en
Artikel 6 Doelgroep en voorwaarden participatie 0 tot 18 jarigen
In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
HOOFDSTUK 4. MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE VOLWASSENEN
Artikel 8 Doelgroep en voorwaarden maatschappelijke participatie volwassenen
Indien de aanvrager een (thuiswonend) gezinslid van 18 jaar en ouder is, wordt het nettomaandinkomen van de aanvrager getoetst aan de jongerennorm (voor 18 tot 21 jaar), de kostendelersnorm (21 tot 27 jaar) en de bijstandsnorm voor een alleenstaande, allen verhoogd met 20%. Het vermogen van het gezinslid van 18 jaar en ouder mag niet meer bedragen dan 125% van de toepasselijke vermogensgrens van een alleenstaande.
In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
HOOFDSTUK 5. COMPENSATIE ZORGKOSTEN
Artikel 10 Doelgroep en voorwaarden compensatie zorgkosten
In afwijking van het tweede lid onder A of B, heeft eveneens recht de inwoner van 18 jaar en ouder die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend. Aanvrager of de persoon waarvoor de aanvraag wordt ingediend, dient wel te voldoen aan 1 van de voorwaarden genoemd onder 1 tot en met 3 van artikel 10, 2e lid.
HOOFDSTUK 6. Computer Primair Onderwijs
Artikel 12 Doelgroep en voorwaarden
In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 400,-. Indien naast de computer software wordt aangeschaft, (software)licenties worden verworven en/of tegen vergoeding worden gebruikt, trainingen digitale vaardigheden worden gevolgd, etc., komen deze alleen voor vergoeding in aanmerking indien het hiervoor vernoemde bedrag van € 400,- nog niet ten volle is besteed;
HOOFDSTUK 7. Computer VO / MBO / HBO / WO
Artikel 14 Doelgroep en voorwaarden
In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 600,- per kind. Indien naast de computer software wordt aangeschaft, (software)licenties worden verworven en/of tegen vergoeding worden gebruikt, trainingen digitale vaardigheden worden gevolgd, etc., komen deze alleen voor vergoeding in aanmerking indien het hiervoor vernoemde bedrag van € 600,- nog niet ten volle is besteed;
HOOFDSTUK 8 Bijdrage in kosten voor- en vroegschoolse educatie
Artikel 16 Doelgroep en voorwaarden
In afwijking van het derde lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
Bij de aanvraag dient overgelegd te worden het bewijs van inschrijving / deelname aan zowel de peuteropvang (voor 2 dagdelen) als een programma voor Voor- en Vroegschoolse educatie (voor 2 dagdelen). Het recht op een bijdrage ontstaat op de 1e dag van deelname (doch niet gelegen voor de dag waarop het kind waarvoor de aanvraag wordt ingediend de leeftijd van 2 jaar heeft bereikt) en eindigt op de laatste dag van deelname doch niet later dan de dag waarop het kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt.
HOOFDSTUK 9 Duurzame gebruiksgoederen
Artikel 18 Doelgroep en voorwaarden
In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
Om in aanmerking te komen voor de bijdrage is aan de aanvrager in de afgelopen drie jaar na een eerdere toekenningsdatum door de gemeente West Maas en Waal, niet eerder een bijdrage ten behoeve van de aankoop van een duurzaam gebruiksgoed aan aanvrager verstrekt, tenzij de eerder gedane aanvraag de maximaal uit te keren tegemoetkoming het bedrag van € 500,- niet heeft overschreden;
Artikel 20. Doelgroep en voorwaarden
In afwijking van het derde lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.
Voldoet belanghebbende aan het criterium in artikel 20, lid 4 bedraagt de geldwaarde van de waardebonnen € 75,- per kind in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en daarnaast € 50,- per gezinslid van 18 jaar en ouder. Niet als gezinslid 18+ worden aangemerkt de aanvrager en/of haar/zijn partner (de ouders/verzorgers). Zij hebben geen recht op een vergoeding.
Bepalend voor het recht op waardebonnen is verder de leefsituatie van de aanvrager op 1 januari van het kalenderjaar. De samenstelling van het huishouden (zowel qua omvang als leeftijd) bepaalt het aantal waardebonnen dat wordt verstrekt. Verhuizingen (inkomend of uitgaand) en wijziging van de (gezins)situatie (geboorte, sterfte) gedurende het kalenderjaar hebben geen invloed op de hoogte van de tegemoetkoming.
Besteding van de waardebon(nen) kan uitsluitend plaatsvinden bij de deelnemende ondernemingen in de gemeente West Maas en Waal. Door de deelnemende ondernemers wordt géén geld uitgekeerd indien de waarde van de besteding lager is dan de hoogte van de waardebon. Het staat de deelnemende ondernemer vrij om aanvullende kortingen aan te bieden aan de personen die behoren tot de doelgroep en betalen met een waardebon.
HOOFSTUK 11. WERKWIJZE EN AANVULLENDE VOORWAARDEN
In afwijking van lid 7 kan een tegemoetkoming zoals genoemd in de artikelen 7, 13, 15 en 19 van deze beleidsregel vooraf door de belanghebbende worden gedeclareerd middels een proformanota, of anderszins een bewijsstuk waaruit de hoogte van de kosten blijken, indien de belanghebbende niet in staat is tot betaling of indien betaling vooraf leidt tot financiële problemen voor andere kosten.
Artikel 24 Procedure en controle rechtmatigheid
Als de belanghebbende de besteding van de ontvangen tegemoetkoming naar het oordeel van het college niet of niet volledig aantoont, kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen. Hierbij zijn de bepalingen van hoofdstuk 6.4 van de wet en de daarop gebaseerde handhavings- en/of terugvorderingsbeleidsregel(s) van overeenkomstige toepassing.
De vergoedingen die op basis van de artikelen 7, 9, 11, 13, 15 en 19 van deze beleidsregel worden verstrekt, worden per 1 januari van het jaar aangepast aan het indexatiecijfer voor prijsontwikkeling dat wordt toegepast voor de Gemeentebegroting (vaststelling Voorjaarsnota medio het kalenderjaar voorafgaand). Per 1-1-2024 worden de bedragen vastgesteld die vervolgens als uitgangswaarde dienen voor de passing per 1-1-2025.
Het college kan jaarlijks afzien de hoogte van de bijdragen te indexeren zoals bedoeld in lid 1 tot en met 3. Het besluit daartoe wordt genomen gelijktijdig met het vaststellen van de Voorjaarsnota en de daarin benoemde kaders en uitgangspunten voor het daaropvolgende begrotingsjaar (uiterlijk medio juli).
Artikel 28 Onvoorziene omstandigheden
In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.
In bijzondere gevallen kan ten gunste van de aanvrager afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 30 Intrekking en overgangsrecht
Op bezwaarschriften tegen een besluit die zijn ingediend op of na de ingangsdatum van de beleidsregel maar betrekking hebben op een besluit genomen op grond van de onder lid 1, onder A tot en met J genoemde regelingen, worden afgehandeld op basis van de van toepassing zijnde wetgeving en gemeentelijke (beleids)regels zoals die golden voor inwerkingtreding van deze beleidsregel.
Met de Participatiewet zijn de mogelijkheden voor gemeenten om categoriaal bijzondere bijstand te verstrekken beperkt. Voor de gemeente West Maas en Waal houdt dat op het gebied van maatschappelijke participatie in dat om de mogelijkheden ter bevordering van maatschappelijke participatie in stand te houden, we de bewuste keuze hebben gemaakt om op basis van de gemeentewet een regeling in te zetten. Deze beleidsregel(s) dient/dienen hiervoor. Op basis van artikel 108 (en artikel 121) Gemeentewet kan de gemeente regels stellen, en op basis van artikel 149 Gemeentewet heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om een beleidsregel te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. De gemeenteraad kan daarbij bepalen hoe, voor welke doelgroep, en voor welke uitgaven deze regels dienen, gericht op maatschappelijke participatie.
Het doel is het stimuleren van het maatschappelijk participeren van inwoners met een laag inkomen. Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan het deelnemen aan activiteiten waardoor contacten met anderen in de samenleving worden gestimuleerd met als doel sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Het sluit aan bij het uitgangspunt van de Participatiewet, waarbij geldt dat iedereen een steentje kan bijdragen aan de maatschappij en dat ondersteuning vanuit de lokale overheid gericht moet zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, de onderlinge solidariteit van burgers en sociale cohesie. Door invoering van deze beleidsregel wordt hier expliciet aandacht aan besteed.
Tevens wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen, bijvoorbeeld voor schoolgaande kinderen, ten behoeve van deelname op het voortgezet onderwijs. Te denken valt dus aan het deelnemen aan sociaal-culturele of sportieve activiteiten, maar ook kan onder voorwaarden een pc worden aangeschaft voor schoolgaande kinderen.
Hoewel het mogelijk blijft voor gemeenten om met de gemeentewet als wettelijke basis, bepaalde groepen aan te wijzen, zal er wel sprake zijn van een individuele beoordeling. Hiervoor moet een aanvraag worden ingediend, en iedere aanvraag dient individueel beoordeeld te worden. Een ander belangrijk verschil is dat categoriale bijzondere bijstand geen vergoeding was van daadwerkelijk gemaakte kosten, maar een tegemoetkoming (vooraf) daarin. Ondanks dat werkelijke kosten voor verschillende activiteiten wellicht hoger kunnen liggen, hebben we wel een maximum bijdrage ingesteld.
Door de inkomensgrenzen boven het sociaal minimum te leggen kan een persoon die werk heeft of inkomen heeft uit een sociale zekerheidsuitkering ook aanspraak maken op een voorziening ter voorkoming van sociaal isolement. Voor de uitvoering van de beleidsregel is het college verantwoordelijk. De beleidsregel geeft houvast om effectief beleid te kunnen maken en uitvoering te geven aan het voorkomen van sociaal isolement als men om financiële redenen niet kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Begrippen die in de Participatiewet, Awb of de gemeentewet voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in deze wetten. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de beleidsregel moet worden gewijzigd. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in deze wetten staan, is een definitie gegeven in deze beleidsregel.
HOOFDSTUK 2. DOEL, UITSLUITINGSVOORWAARDEN EN VERGOEDBARE KOSTEN
Dit artikel spreekt voor zich. Zie ook de algemene toelichting hierboven.
Artikel 3. Uitsluitingen doelgroep
Dit artikel beschrijft welke personen geen aanspraak kunnen maken op een financiële tegemoetkoming. Het gaat naast personen in detentie, om studenten die een beroep (kunnen) doen op de Wet Studiefinanciering 2000 en vreemdelingen zonder rechtsgeldige verblijfstitel.
Naast de sociale, culturele, sportieve en educatieve activiteiten, kunnen via de beleidsregels eventueel ook noodzakelijke behoeften zoals kleding en vervoer worden vergoed voor zover zij bijdragen aan het bereiken van het doel zoals omschreven in artikel 2.
HOOFDSTUK 3. PARTICIPATIE 0 TOT 18 JARIGEN
Artikel 5. Onderdelen Participatie 0 tot 18 jaren
In dit artikel wordt beschreven voor welke kosten een vergoeding voor het kind tot 18 jaar kan worden aangevraagd. Wat verstaan we nu onder maatschappelijke participatie. En welke kosten kunnen worden gerekend tot sport- en beweegkosten. Het is geen limitatieve opsomming. Ook andere niet benoemde kosten kunnen vallen binnen de begripsomschrijving. Verder is aangegeven dat als iemand ten behoeve van zijn kind een aanvraag doet voor een enkele voorziening, dan behandelen we deze aanvraag als ware het een aanvraag voor het geheel. Hiermee wordt bevorderd dat kinderen krijgen waar ze recht op hebben.
Artikel 6 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven wie tot de doelgroep. In dit geval gaat het om kinderen van 0 tot 18 jaar. Ook wordt benoemd aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Het inkomen mag niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Hierin wordt omschreven de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat het kind woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 4. MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE VOLWASSENEN
Artikel 8 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd. Wat verstaan we nu onder maatschappelijke participatie. Het is geen limitatieve opsomming. Ook andere niet benoemde kosten kunnen vallen binnen de begripsomschrijving. Verder wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Zo mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 9 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat de inwoner woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 5. COMPENSATIE ZORGKOSTEN
Artikel 10 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt in de leefsituatie van de inwoners. Verder wordt aangegeven wat wordt verstaan “aantoonbare zorgkosten”. Ook wordt vermeld wanneer een aanvragen wordt aangemerkt als chronisch ziek of gehandicapt. Ook wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. Ook nu weer mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 11 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Voldoet de aanvragen aan de inkomens- en vermogensgrens én is hij/zij chronisch ziek of gehandicapt dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 350,-. Is betrokken niet chronisch ziek of gehandicapt maar heeft hij/zij wel een basisverzekering met een aanvulling of aantoonbare zorgkosten hoger dan € 385,- dan kan recht bestaan op een vergoeding van € 250,-. Ook nu weer is de hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat de inwoner woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 6. C omputer P rimair O nderwijs
A rtikel 12 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven waarvoor een vergoeding kan worden aangevraagd. Natuurlijk wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 13 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Nadrukkelijk wordt vermeld welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 400,- per gezin/huishouden. Er kan slechts eenmaal in de 5 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren binnen 3 maanden na toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 7. C omputer VO / MBO / HBO / WO
Artikel 14 Doelgroep en voorwaarden
Uiteraard wordt ook in dit artikel aangegeven waarvoor een vergoeding kan worden aangevraagd. Ook wordt weer aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 15 beschrijft weer de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Uitdrukkelijk wordt vermeld welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 600,- per kind. Er kan slechts eenmaal in de 4 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Ook wordt weer vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren binnen 3 maanden na toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 8 Bijdrage in kosten voor- en vroegschoolse educatie
Artikel 16 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd Verder wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. Ook nu weer mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
In dit artikel wordt beschreven hoe de tegemoetkoming wordt bepaald. De bijdrage is niet meer dan het verschil tussen het uurtarief van de peuteropvangorganisatie en de door de Belastingdienst toegekende kinderopvangtoeslag of de door gemeente verstrekte bijdrage in de kosten van peuteropvang. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFDSTUK 9 D uurzame gebruiksgoederen
Artikel 18 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven wie waarvoor een vergoeding kan aanvragen. In artikel 1 wordt aangegeven wat onder een duurzaam gebruiksgoed wordt verstaan. Ook wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 19 beschrijft weer de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Het gaat niet alleen om de kosten van aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed maar ook de economisch verantwoorde reparatie. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 500,-. Er kan slechts eenmaal in de 3 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Ook wordt weer vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren in het kalenderjaar van toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
Artikel 20 Doelgroep en voorwaarden
In dit artikel wordt aangegeven wie tot de doelgroep behoren en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Bepalend is de gezinssituatie op 1 januari van het kalenderjaar. Ook nu mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.
Artikel 11 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Voor de kinderen van 0 tot 18 jaar (op 1 januari) in gezinnen met een laag inkomen bestaat recht op een bedrag van € 75,- per kind. Wanneer er sprake is van een schuldhulpverleningstraject dan bestaat recht op een vergoeding van € 75,-- voor de kinderen van 0 tot 18 jaar en daar bovenop een bedrag van € 50,- voor de medegezinsleden 18+. De aanvrager (ouders/verzorgers) en of zijn/haar partner hebben geen recht op een vergoeding. Besteding van de waardebonnen kan plaatsvinden bij de aangesloten ondernemers/winkeliers. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.
HOOFSTUK 11. WERKWIJZE EN AANVULLENDE VOORWAARDEN
Artikel 22 Voorliggende voorziening
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
In artikel 8 wordt nadere informatie gegeven over het aanvraagtraject. Wie kan er aanvragen, hoe kun je aanvragen, welke informatie moet aan een aanvraag worden toegevoegd, binnen welke termijn wordt er op een aanvraag beslist, etc. Uitgangspunt is laagdrempeligheid van het aanvraagproces (niet meer vragen dan nodig is / alleen die zaken die echt noodzakelijk zijn om zijn situatie te beoordelen.). Het uitgangspunt is, naast de laagdrempeligheid, voorkomen van onnodige bureaucratie voor zowel inwoner als medewerker van de gemeente.
Het kan voorkomen dat de aanschaf van een voorziening of product waarop op basis van deze beleidsregels een tegemoetkoming mogelijk is, voor een belanghebbende een dusdanige financiële impact heeft op de bekostiging van het dagelijks leven, dat de belanghebbende niet in staat is vooraf de voorziening of het product te kopen. In dat geval kan een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel ook vooraf worden verstrekt. De belanghebbende zal daarbij wel moeten aantonen om welke kosten het gaat, bijvoorbeeld middels een proformanota of een vergelijkbaar bewijsstuk. Achteraf zal de belanghebbende wel een definitief bewijsstuk van de kosten dienen in te leveren. Dit wordt steekproefsgewijs gecontroleerd (lid 8).
Artikel 24 Procedure en controle rechtmatigheid
De inwoner die een toekenning krijgt, wordt geïnformeerd over het bewaren van bonnen en dergelijke in verband met mogelijke verantwoording. Deze verantwoording kan steekproefsgewijs worden uitgevoerd binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar.
Artikel 25 Intrekking/wijziging
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
De vergoedingen die op basis van deze beleidsregels worden verstrekt, worden per 1 januari van het jaar aangepast aan het indexatiecijfer voor prijsontwikkeling dat wordt toegepast voor de Gemeentebegroting (vaststelling Voorjaarsnota medio het kalenderjaar voorafgaand). Per 1-1-2024 worden de bedragen vastgesteld die vervolgens als uitgangswaarde dienen voor de aanpassing per 1-1-2025.
Afronding verbruiksgerelateerde vergoeding: deze normvergoedingen worden naar boven afgerond op € 5,-- naar boven. Daarbij wordt uitgegaan van het niet-afgeronde normbedrag van het voorafgaande jaar (T-1) verhoogd met het indexatiecijfer.
Afronding gebruiksgerelateerde vergoeding: ook deze vergoeding wordt naar boven afgerond maar dan op een veelvoud van € 25,-. Ook nu weer wordt als basis genomen het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande kalenderjaar (T-1)verhoogd met het indexcijfer voor prijsontwikkeling
Het bijzondere karakter van de regeling Waardebonnen maakt dat hier geen sprake kan zijn van indexatie. De vouchers hebben immers een vaste waarde van € 25,-Desgewenst / indien noodzakelijk vindt bijstelling plaats van het aantal vouchers waarop recht bestaat.
Voorbehoud: De financiële positie van de gemeente kan noodzaken tot het niet of niet volledig door vertalen van het indexatie-principe voor het daaropvolgende kalenderjaar. Een besluit daartoe zal – vanwege de uitvoeringsactiviteiten die daaruit voortvloeien – genomen moet worden gelijktijdig met het vaststellen van de Voorjaarsnota en de daarin benoemde kaders en uitgangspunten voor het daaropvolgende begrotingsjaar (uiterlijk medio juli). Wanneer eerst bij de behandeling van de Begroting (in de 1e helft van november) het besluit wordt genomen tot het niet (of gewijzigd) toepassen van de indexatie, worden deze in het jaar T+1 toegepast (voorbeeld: november 2025 besluit tot wijziging indexatiecijfer anders dan benoemd in de Voorjaarsnota voor 2026 – doorwerking eerst per 1-1-2027).
Artikel 2 8 Onvoorziene omstandigheden
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 30 Intrekking en overgangsrecht
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-537936.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.